Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1932
(1932)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 595]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Wuustwezelsche Dorpskeuren (XVe-XVIIe eeuw)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 596]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
erfscheiding, weezen, mombers, enz., moet men hoofdzakelijk in de costumen zoeken. Nochtans vindt men niet zelden bepalingen uit het keurboek in de costuymboecken opgenomen en omgekeerd, zooals b.v. te Hoogstraten. Best kunnen we onze dorpskeuren vergelijken bij politiereglementen, die echter slechts gelden voor een zekeren tijd, en van streng localen aard zijn. Deze keuren wijden ons veel intiemer in 't volksleven in, dan de rechten en de costuymen. Inderdaad, ze zijn geen vrucht van rechtsgeleerdheid, geen uitvloeisel van eenig juridisch schrift, het zijn meestal maatregelen door de gemeentenaren zelf getroffen, tot goede regeling van hun dagelijksche onderlinge betrekkingen. In die keuren zien wij het dorpelij k landbouwleven van vroeger tijd weerspiegeld: de heiningen tot afsluiting der hoven en velden, de vekens aan weiden en akkers, de dieren die op een anders eigendom gaan, de benuttiging der gemeentelijke heide, de maten en gewichten, het ruimen van de waterloopen, het onderhoud van de wegenis, de ziekte van de schapen, het tappen onder de Mis, het nakomen van den veldvrede tijdens de veertien dagen van den graanoogst, het kenneven van de honden in den tijd dat de konijnen moeieren, de beschutting tegen de pest, de vrijwaring van de heiliggeesttafel tegen de onvermogende vreemden, die in het dorp zouden komen, het luiden der stormklok, het slaan van turf, het steken van zoden, enz.Ga naar voetnoot(1) Deze gedeeltelijke opsomming der voornaamste punten, die meest in al de dorpskeurboeken voorkomen, geeft reeds een beeld van de groote verscheidenheid, die we erin ontmoeten. Veelal schijnt er hoegenaamd geen orde te heerschen in de rangschikking der artikelen. Het gebeurt, dat een en ander omtrent een bepaalde stof op vijf, zes plaatsen van het keurboek te zoeken is.Ga naar voetnoot(2) ‘Al dit getuigt echter van den ootmoedigen, volkschen oorsprong van de keurboeken. Minstens het laatste gedeelte van elk dier keuren heeft een chronologische rangorde, d.i. de artikelen zijn er in terug te vinden naar de jaren waarop ze | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 597]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werden opgesteld en toegevoegd aan het oudere stuk. Immers, meest al deze keuren zijn opgesteld naar oude Frankische gewoonte, bij aanwezigheid en met de medewerking van alle de oudere gemeentenaren.’Ga naar voetnoot(1) Op den jaarlijkschen rechtsdag, (als men ‘voechtgeding’ hield), opgelezen, werden ze behouden, gewijzigd of vermeerderd, naar gelang de omstandigheden het vereischten.Ga naar voetnoot(2) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 598]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nu stellen we de vraag: ‘Hoe oud zijn deze keuren?’ We moeten het juiste antwoord schuldig blijven. Dat wordt begrijpelijk als we zeggen, dat het oudste jaartal op de keuren vermeld, niets te beduiden heeft om den ouderdom der getroffen maatregelen vast te stellen. De bepalingen, die voortkomen uit het aloude ongeschreven recht, werden oorspronkelijk op een perkamenten rol (rotulus) aangeteekend. Bij voortdurende aanvulling en wijziging bleek deze totaal ondoelmatig. Dan begon men de perkamenten te plooien en bijeen te naaien, zoodat er werkelijk keurboeken ontstonden. De keuren, die eerst mondeling overgeleverd, later op rollen werden vastgelegd, pende men nu neer op de boekvormige bladen. De jaartallen onzer keurboeken voor zoover ze niet slaan op een aanvulling of een wijziging, zijn dus gewoonlijk niets meer dan verwijzingen naar den datum der vastlegging in de boeken of der overschrijving van vroeger bestaande bepalingen. En zóó wordt ons deze tekst duidelijk: Keurboeck van Wuystwesele, die begonnen was ende ghecopieert... Dat woord ‘begonnen’ slaat op het boek, niet op den ouderen inhoud. Het jaartal 1500 der Wuustwezelsche keuren beteekent, dat alsdan het boek werd opgesteld aan de hand van veel oudere voorschriften, die reeds opgeteekend waren. Dr. J. Van Gorp is ook deze meening toegedaan, waar hij zegt: ‘De meeste ons bekende dorpskeuren dateeren uit de XVIe, enkele uit de XVIIe eeuw, nadat door Keizer Karel en opvolgers bevel gegeven was om die keurboeken te doen homologeeren (o.m. in 1540, 1569, 1611). Maar, zooals we uit den aanhef of het slot van vele keurboeken vernemen, was dat opteekenen enkel het vastleggen van een recht, dat sinds onheuglijke tijden zoo bestond.’Ga naar voetnoot(1)
B. - Als een der voornaamste eigenaardigheden onzer keurboeken kunnen we noemen den eenvoudigen volkschen toon, die in elk artikel tot uiting komt. Het oude volksleven straalt er overal in door. Daarom heeft de folklore zoo ontzaglijk veel te putten uit die oude bronnen. Naast hetgeen men nog vindt aan oude gebruiken en geplogenheden, is er tienmaal meer verloren gegaan en in den vergeethoek gesukkeld. Onze dorpskeuren zijn gelukkiglijk nog rijke schatkamers, die in globo bezorgen wat anders, na verduldig zoeken en zanten, nog maar gedeeltelijk kan verzameld worden. De vergelijking van het glasraam (het geheel) en de scherven (de deelen) komt hier volledig tot haar recht. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 599]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waar folkloristen aan 't pluizen gaan, is er eveneens voor taalkundigen buit te maken. En werkelijk, geen enkel philoloog zal ongeloond een dorpskeurboek openslaan. Immers daarin vindt hij de landstaal van eeuwen her, trouw weergegeven naar klank en vorm. Tevens zijn die teksten als musea, waarin lang verdwenen woorden en uitdrukkingen, zorgvuldig bewaard, in hun kader vereenigd en op typische wijze uitgestald zijn. Nu kan met meer klem nog gewezen worden op het historisch-juridisch en het historisch-economisch belang. Toen de ‘Commission royale’Ga naar voetnoot(1) in 1846 haar werkzaamheden aanvatte, werden de locale keuren op 't achterplan geschoven, omdat ze zoo simpel aandeden naast de meer voorname ‘costuymen’. Doch naarmate men de keuren beter leerde kennen, stegen ze in waarde, in zooverre, dat enkele keurboeken werden gepubliceerd, voorafgegaan van een inleiding, waarin de belangrijkheid der teksten werd voorgestaan.Ga naar voetnoot(2) Er zijn van die oude servituden, gewoonten en gebruiken, die zoo vast zitten ingeworteld, dat ze nog immer als voorheen worden nageleefd. De rechters, die thans over al die kleine geschillen en overtredingen te oordeelen hebben, kunnen uit onze keurboeken veel vernemen aangaande de leest waarop hun politiereglementen zijn geschoeid.Ga naar voetnoot(3) Als men thans spreekt van vredegerecht en simple police, dan is dat toch niets anders dan een samenvatting van het doel der oude keurboeken: observantie van goede politie, correctie vande gebreken en onderhoudinge der onderzaeten in rust en vrede... Het historisch verband tusschen de huidige en de vroegere rechtspraak is daar te zoeken en sterker komt daardoor uit, het steeds groeiende belang der eeuwenoude dorpskeuren voor de rechtshistorische studie.Ga naar voetnoot(4) Daar is nu nog het economisch- en het kultuur-historisch belang. Door de studie der keuren wordt een groot gedeelte opgelicht van den dichten sluier, die dit gebied der historische navorsching omhult. De geschiedenis onzer landelijke beschaving, die nog niet werd geschreven en die onze historiekers schijnt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 600]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onverschillig te laten, kan opgemaakt worden steunend op de keur-teksten. Immers in die teksten weerspiegelt zich met een wonderbare nauwkeurigheid een sociaal regiem, dat thans grootendeels verdwenen is. Aldus getuigde G. Kurth, toen hij, in 1907, bij de commissie tot het uitgeven der oude wetteksten aandrong op het publiceeren der keurboeken. Terzelfdertijd wees hij er op, hoe soortgelijke documenten in Duitschland en in het Groot-Hertogdom Luxemburg hun eigen ‘corpus’ hebben, terwijl men hier bij ons nauwelijks hun bestaan kent.Ga naar voetnoot(1) Kurth zelf zette er meê in, en, hetzelfde jaar nog, publiceerde hij de XVIIe eeuwsche dorpskeuren van Schockweiler.Ga naar voetnoot(2) Als elk keurboek op zichzelf reeds zoo belangrijk is, dan wordt dat belang nog verhoogd, wanneer we niet blijven bij één localiteit, doch er de naburige dorpen bij betrekken. We vermeerderen aldus de hoeveelheid studiemateriaal en geven tevens de mogelijkheid een ruimer gebied te overschouwen. We meenen nu voldoende het overgroot belang der keuren te hebben doen uitschijnen. Dat zal nog duidelijker worden, als men de hiernavolgende teksten zal hebben ingezien en vergeleken. Vooraf hebben we echter ter inleiding eerst nog eenige noodzakelijke medededlingen aan te bieden betreffende de Wuustwezelsche keurboeken en die der omliggende plaatsen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. - De Wuustwezelsche keurboeken.Het keurboek van 1500
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 601]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sint-Andries, waarop die van Sint-Niklaas volgt.Ga naar voetnoot(1) Van de twaalf ingebonden folio's bleef het eerste onbeschreven, zoodat er feitelijk slechts elf in aanmerking komen. Ze waren niet genummerd, we zullen in onze uitgave er telkens naar verwijzen, waarom we ze gemakkelijkheidshalve genummerd hebben van 1 tot 11. Vóór dit keurboek in voege kwam, moeten de keuren reeds opgeteekend zijn geweest, zooals we hiervoren aanstipten. De bepalingen van vóór 1500 werden gecopieerd, meer dan waarschijnlijk, door sekretaris Denijs van Tyghelt, van wiens hand ook de teksten van 1510-13 zijn. Later werden regelmatig nieuwe artikelen bijgevoegd, andere werden geschrapt of gewijzigd, doch er werd geen vaste orde gevolgd. Men heeft tusschengeschreven waar men ruimte vond en artikelen van de XVIIe eeuw werden ingelascht tusschen teksten van haast honderd jaar te voren. Al de artikelen, die we vinden in het eerste keurboek, zijn ouder dan 1607, behalve één wijziging van 1617. Vermoedelijk is er een gedeelte van dit keurboek verloren gegaan. Immers, het register van 1628 vermeldt een lange reeks beslissingen, die, vóór dat jaar genomen, niet terug te vinden zijn in keurboek I. De artikelen in kwestie zijn uit de jaren 1607-22. Een los blad, vreemd aan het boek, bevat eenige voorschriften, die nochtans deel uitmaken van onze keurteksten. Dat blad heeft men immer bij het boek bewaard, want in 1628, bij het aanleggen van het nieuwe register, werden de teksten van het los blad mede opgenomen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het keurboek van 1628.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 602]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit boek bevat de bepalingen van het oude keurboek, al of niet gewijzigd, daarbij gevoegd nieuwe artikelen en ordonnantiën van na 1628. Dat is het eigenlijke keurboek (32 eerste bladen). Daarna zijn eenige bladen wit gebleven en vanaf folio 41 krijgen we de Paelsteden met heel den aanhang van notulen over ommeganck en visitatie, de informatiën en de kopijen der oorkonden betreffende de grensafbakening der gemeente.Ga naar voetnoot(1) Vervolgens komen afschriften van een drietal belangrijke plakkaten alsmede de Maniere van procederen inden Leenhove van Brabant. Op bladen 56-59 werd de beruchte copye uiten rescriptie aengaende den dorpe genoteerd, waarover we verder zullen handelen.Ga naar voetnoot(2) Wederom zijn twee folio's wit gelaten, terwijl de laatste gebruikt werden om lijsten van schepenen in te boeken (1691-94). Om te sluiten lezen we op blz. 64 en 65 den Eedt van de Schepenen. 2. - Nu bestaat er van dit keurboek een kopie uit de jaren 1628-30 en die geen aanvullingen van na dien tijd bevat. Dit afschrift behoort tot de verzamelingen van het Staatsarchief te Antwerpen.Ga naar voetnoot(3) We hebben het handschrift vergeleken met de twee, die we reeds kenden en het is duidelijk, dat we hier te doen hebben met een kopie van het keurboek van 1628. Het is een net register, ongeschonden bewaard: 68 bladen zijn ongelijk verdeeld over drie katernen in perkament gebonden, 59 folio's ervan zijn beschreven met sierlijk en zeer regelmatig schrift. Op den perkamenten omslag staat Keurboek van het dorp van Woestwezel, waaronder het cijfer 3. Moeten we nu veronderstellen, dat deze kopie eertijds behoord heeft tot een of andere verzameling?Ga naar voetnoot(4) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 603]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 603]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De aanvang komt overeen met dien van keurboek II, behoudens een paar afwijkingen in de spelling. Het woord ridder, dat schout Blyens in het oorspronkelijke boek toevoegde achter den naam van Willem van der Ryt, is hier niet te vinden, waarschijnlijk was het nog niet ingelascht toen het register gecopieerd werd. De inhoud is eensluidend met dien van het keurboek van 1628, zonder dat echter een bepaling van na dat jaar werd opgenomen.Ga naar voetnoot(1) De drie plakkaten, de ‘maniere van procedeeren’ en de eed van de schepenen ontbreken, voor het overige is alles compleet. We besluiten: de twee keurboeken van het gemeentelijk archief te Wuustwezel zijn de oorspronkelijke, waarin naast de grondteksten al de aanvullingen en wijzigingen werden opgeteekend. Het exemplaar van het Staatsarchief te Antwerpen is slechts een kopie van het jongste Wezelsche keurboek. Voor onze studie werden natuurlijk de origineele teksten gebezigd. Ter verwijzing naar beide registers gebruiken we de Romeinsche cijfers I en II. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. - De heeren van Wuustwezel.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Heeren van Wuustwezel en Westdoorn (1500-1667).Wouter II van der Noot had in 1499 de heerlijkheid geërfd van zijn vader. Hij zou er echter slechts korten tijd genot van hebben. In 1506, na zijn dood, gingen de goederen over op zijn dochter, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 604]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maximiliana van der Noot. Deze huwde ridder Philips van der Meeren, die reeds in 1524 overleed. Maximiliana stierf in 1559. Gedurende meer dan een halve eeuw heeft deze hoogstaande vrouw op voortreffelijke wijze haar heerlijkheid bestuurd, ook tijdens het leven van haar man, wiens naam we zelden aantreffen.Ga naar voetnoot(1) Onder haar beheer herleefde de moer- en turfindustrie in het noordelijk deel van Wuustwezel, wat blijkt o.m. door een geschil met de inwoners in 1530 aangaande de moerneringGa naar voetnoot(2), het graven der Rozendaalsche vaart in 1536Ga naar voetnoot(3) en verkoopen van moer in 1552Ga naar voetnoot(4). Maximiliana werd opgevolgd door haar zoon,
Philips II van der Meeren, in 1560. Deze was domheere van Luydick en verbleef van jongsaf te Wuustwezel. In 1547 vinden we hem als toecomende grontheer in het keurboek aangeteekend. Eenmaal, dat hij de heerlijkheid in handen had, scheen hij er zich niet veel om te bekommeren, in zooverre, dat zijn neef, Pauwel van der Meeren, zich in 1571 aanstelde alsof hij hier heer en meester wasGa naar voetnoot(5). Nadat Philips II ongeveer twintig jaar de heerlijkheid in leen had gehad, gaf hij ze over aan zijn naamgenoot, Philips III van der Meeren (1579) en na diens overlijden, kwam zijn broer,
Karel van der Meeren, canonick van S. Gommaerts tot Lyere in de plaats (1585). Ook wederom voor korten tijd, want na enkele jaren was hij overleden. Ingevolge zijn testament kwamen de Wuustwezelsche goederen in handen van zijn neef,
Karel van Berlo, kanunnik der kathedraal van Luik (1596). Met dit heerschap konden onze vroede vaderen niet al te best over de baan. In 't jaar 1600 hadden ze 't nog al erg met hem aan den stok en wel in verband met het dorpskeurboek, zooals we verder zullen zien. Gelukkiglijk was Karel's heerschappij maar van korten duur, want vijf jaar daarna kregen we een anderen neef van Karel van der Meeren op het kasteel, eveneens volgens het testament, nl. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 605]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willem van der Meeren, heer van Zaventem.Ga naar voetnoot(1) Nu komt er eene heele familietwist ten berde, waarmede we ons niet hebben in te laten. De erfeniskwestie, die aanleiding had gegeven tot veel geharrewar, liep uit op een overeenkomst tusschen Karel van Berlo en Willem Adriaan de Hornes, baron van Kessel, die gehuwd was met Elisabeth van der Meeren. Na betaling van elfduizend gulden verwierf de Hornes de volledige rechten op de heerlijkheid.Ga naar voetnoot(2)
Willem Adriaan de Hornes, baron van Kessel, werd hier plechtig als heer ingehaald (1611), na de gebruikelijke eedwisseling tusschen hem en de dorpsregeerdersGa naar voetnoot(3). Al spoedig verkeerde de nieuwe heer in financieele moeilijkheden en, noodgedwongen, stelde hij de heerlijkheid te koop. Reeds in 1620 had de baron vanwege de aartshertogen de toelating bekomen om zijn leengoed te verkoopen, doch er bood zich geen enkel liefhebber aan. Eindelijk, na vier jaar, vond hij een kooper. De zaak werd geklonken te 's Gravenhage op 1 April 1624 voor de som van 38.000 guldenGa naar voetnoot(4). De nieuwe eigenaar was
Willem I van der Ryt, gezegd van Broechem, ridder, rentmeester en drossaard van Bergen op Zoom. ‘Nieuwe heeren, nieuwe rechten’, luidt het spreekwoord, dat was hier ook het geval. Het is onder dezen heer, dat het nieuwe keurboek werd aangelegd (1628). Hij werd na zijn dood opgevolgd door zijn zoon, Willem II van der Ryt (1643). Deze verbleef meestal op het Wezelsche hof, nam werkdadig deel aan het dorpsleven en richtte in 1661 het Kolveniersgild opGa naar voetnoot(5). Hij overleed te Endegeest (Leiden) in 1663 en werd begraven te Bergen op Zoom. Zijn weduwe, Elisabeth van Berchem, overleefde hem nog enkele jaren, ze stierf op het kasteel alhier en werd in de kerk begraven (1674). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 606]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Scheldinus van der Ryt erfde in 1663 de heerlijkheid. Hij was geboren in 1646 en had, als petekind van de regeering van Bergen op Zoom, den naam Scheldinus ontvangenGa naar voetnoot(1). Het was te voorzien, dat deze vechtersbaas, die zich niet bemoeide met zijn heerlijkheid, geen natuurlijken dood zou sterven. In een gevecht tegen de Franschen sneuvelde hij op de Lek voor Vianen in 1672. Zijn jongere broeder, Jacob, volgde hem op in het bezit der heerlijkheid, doch, in verband met de periode, die we behandelen, moeten we ons niet verder op dit terrein bewegen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Meiers en Schouten.Het past, dat we na de heeren hun plaatsvervangers en vertegenwoordigers, de meiers en de schouten, even oproepen. En meteen raken we dan een paar twistpunten aan, die we onmogelijk onverlet konden laten. Ter zake. In de opschriften onzer beide keurboeken wordt, in het eene een meier (1500), en in het andere een schout (1628) vermeld. Wanneer we de keurboeken, rechterlijke rollen en schepenbrieven doorpluizen, dan vinden we tot rond het jaar 1566 overal een meier vernoemd, zonder dat er spraak is van een schout. Na dat jaar zien we wel eens aangemerkt schouteth metten meyer, tot in 1567 Maximiliaan Beyers van Voxdael de twee ambten op zijn naam vereenigt en zich noemt schouteth ende meyer. Hetzelfde vinden we onder Jonker van Asseliers, die duidelijker zijn dubbele functie aangeeft: Schouteth criminel ende Meyer van Middele ende Leege Jurisdictie.Ga naar voetnoot(2) Later vinden we meestal alleen nog het ambt van schout vermeld. Verschillende vragen dringen zich hier op. Schout en meier zijn beiden plaatsvervangers van den heer. Welke rechtsmacht heeft elk onder zijn speciale bevoegdheid? Hebben we hier een schout voor de hooge jurisdictie, terwijl de meier, naast het Leenhof, ook nog de middele en lage rechtsmacht in handen heeft? Hadden onze heeren wel een schout noodig? We weten, dat ze tot in de jaren 1560 regelmatig hier verbleven en vele zittingen der schepenbank bijwoonden, hebben ze dan misschien zelf de voornaamste zaken beredderd, terwijl ze voor de kleinere overtredingen en voor de leenrechterlijke zaken een meier aanstelden? Hoe was het gesteld met hun rechtsmacht? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 607]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op al deze vragen kan men niet in een omzien antwoorden Over de rechtsmacht spreken we verder. Vooreerst willen we de functies van schout en meier wat nader onderzoeken. Prof. Mr. van der Hoeven, in zijn Geschiedenis van Zundert en Wernhout, zat ook met deze kwestie geplaagd. Deze jurist wil het doen doorgaan alsof ‘meier en mannen van leen’ de oudste benaming is voor de regenten, wier Hollandsche titulatuur ‘schout en schepenen’ is, welke laatste titulatuur later ook wel in Brabant gevolgd werd. Mr. Smit acht het in beginsel beter, tegenover elkander te stellen de beide Brabantsche rechtscolleges, namelijk schepenen (civielrechterlijk) en Mannen van Leen (leenrechterlijk). Wat de namen schout en meier aangaat, altijd nog volgens Mr. Smit, die hebben althans in den ouden tijd geen verschillende beteekenis, behoudens, dat in den alleroudsten tijd de meier wel een domaniaal beambte zal geweest zijn. Maar in de 14e eeuw is de meier ook reeds een civielrechterlijk ambtenaar.Ga naar voetnoot(1) Als we er nu Verwijs en Verdam op naslaan, komen we, ondanks de vele teksten, waarover deze taalkenners beschikten, toch nog tot zeer vage bepalingen, die ons brengen tot verschillende beteekenissen. Meest bruikbaar is bij hen: ‘Schout was ook vooral rechterlijk ambtenaar, die in civiele zaken rechtsprak als voorzitter der schepenbank’; en de meier zou dan zijn: ‘de vertegenwoordiger van den heer in het emuniteitsgerecht.’Ga naar voetnoot(2) Bovendien blijkt uit andere werken, dat het onmogelijk is een algemeen gangbare bepaling te geven, vermits de bevoegdheden van schout en meier verschilden, niet alleen volgens de plaats, doch ook nog volgens tijd en omstandigheden.Ga naar voetnoot(3) Een tekst van 1611 brengt ons voor Wuustwezel wel wat klaarte. Het is de eedsformule van den schout bij de huldiging van W.A. de Hornes als heer van Wuustwezel. Jonker Arnold van Vlierden zweert: te zijne zijnen Schouteth ende Officier tot Wuestwesel, omme aldaer alle zijne gerechticheyt voor zooverre in my is te bewaeren ende te beschermen, dage van rechte te houden en te rechte te sittene, schepenen te manen om rechtveerdige vonnissen, ende tgewijsde ter executie te stellen, weduwen en weesen, kercken en cluysen te helpen houden in hunnen goeden rechte ende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 608]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
allen parthyen recht ende justitie versoecken, recht te administreren....’Ga naar voetnoot(1) Steunend op gegevens uit keurboeken, scabinale bescheiden, registers van het leenhof en rechterlijke akten, kunnen we voor Wuustwezel den toestand aldus schetsen: We maken onderscheid tusschen strafrecht en leenrecht. Het eerste werd uitgeoefend door de Schepenbank (zeven schepenen met hun klerk of sekretaris) waarbij de heer of zijn plaatsvervanger optrad als strafvorderaar en -uitvoerder. Het leenrecht viel onder de bevoegdheid van het leenhof, bestaande uit den heer met een veranderlijk aantal leenmannen. Men zou nu geneigd zijn te besluiten, dat de plaatsvervanger van den heer in het eerste geval de schout zou zijn en in het tweede de meier. Dat is zoo in groote trekken, behoudens merkwaardige afwijkingen. Vóór 1566 hebben we geen schout gevonden, zooals we hooger aanstipten. Later vinden we vaak beide ambten vereenigd op één persoon. En zelfs werd soms de rechtsmacht in drie verdeeld: schout (hooge jurisdictie), meier (lage) en stadthouder van den Leen (leenhof). Deze drie functies werden dan vervuld door één persoon. (1569) Van eigenlijk beroep op de Hoofdbank van Zandhoven, waaronder de schepenbank van Wuustwezel ressorteerde, is weinig te vinden. Er werd meestal verwezen naar de Hoofdbank als de plaatselijke rechter met het geval geen blijf wist en dan bleek Zandhoven eerder raadgevend te werken. Eveneens in zaken, die door de plaatselijke ordonnantiën niet waren geregeld, handelde men volgens de costuymen der Hoofdbank.Ga naar voetnoot(2) Sommige zware misdrijven, als b.v. mansdoede ende vrouvercrachte, vielen onder de bevoegdheid van den ‘overheer’, den hertog van Brabant, zooals we verder zullen zien. In zulke gevallen was het de schout van het land van Rijen, die als strafvorderaar bij de schepenbank optrad.Ga naar voetnoot(3) Ook in onze keurboeken vinden we dezen schout vermeld.Ga naar voetnoot(4) Nader is nu nog te onderzoeken wanneer juist de heeren hier de hooge rechtsmacht uitoefenden en hoe ze die verworven hadden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 609]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over al deze punten is het laatste woord nog niet gezegd. Door grondig onderzoek van het overvloedige materiaal, onderling vergeleken en methodisch uitgewerkt, kan men komen tot een betrekkelijk klaar begrip van het oude recht in het vroeger hertogdom Brabant over 't algemeen en in een bepaalde gemeente in 't bijzonder. Zulke studie is een werk voor specialisten in zake rechtshistorie. Voor ons kwam het er hier slechts op aan, de uitoefening der plaatselijke rechtsmacht in grove trekken te schetsen, als noodzakelijk onderdeel eener inleiding tot onze keurboeken. Ziehier nu de lijst der gekende meiers en schouten van Wuustwezel uit de behandelde periode.Ga naar voetnoot(1)
Gielis de Weerdt (1500-1517), meyer van Wouter van der Noot (1505).
Arnold vander Vloet (1517-1521), meyer.
Jan Beyers van Voxdael (1521- ± 1560), stadhouder van mynder Vrouwen vander Meeren... (1532) - meyere (1559).
Jan Groof (1652), meyer.
Jan Lodewycx (± 1560-1566), meyer (1566), datzelfde jaar is er spraak van schouteth metten meyer, doch zonder vermelding van namen.
Maximiliaan Beyers van Voxdael (1566-1590), schouteth (1566) - schouteth ende meyer (1567) - schouteth, meyer ende stadthouder vanden leen (1569).
Petrus Jordaens (1590-1605), schouteth, (1600).
Willem van Ostaeyen (1605-1611), schouteth.
Arnold van Vlierden (1611-1614), id.
Jan Jacob Geerts (1614-1616), id.
Jonker Antoon van Asseliers (1616-1628), schouteth criminel ende meyer van middele ende leege jurisdictie (1618) - meyer ende schouteth (1621).
Willem Blyens (1628-1640), schouteth.
Marten de Beer (1640-1653) ...schouteth ende Rentmeester van Wuestwezel... (Grafschrift).
Petrus Maesmans (1653-1695), schouteth deses dorps ende heerlyckheyt van Wuestwesel ende Westdoorne (Grafschrift). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 610]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Sekretarissen.Van overgroot belang voor onze studie is de naamlijst der sekretarissen, die de notulen der rechtsdagen opstelden, de bepalingen in het keurboek neerpenden en het overige schrijfwerk der schepenbank verrichtten. Van hun hand zijn dus ook de aanvullingen en wijzigingen in de keurboeken. Waar een jaartal ontbreekt, kunnen we het zeer gemakkelijk bij benadering vaststellen; we hebben slechts te zien door welken sekretaris de nieuwe tekst werd ingeschreven, het geschrift verraadt zulks. Van dit hulpmiddel hebben we nuttig gebruik kunnen maken. Al de niet-gedateerde teksten hebben we voorzien van de beginletters van den naam der inschrijvers, zooals we hieronder nauwkeurig aanduiden. Aan de hand van de vele oorkonden, die we raadpleegden in de archiefdepots te Wuustwezel en te Antwerpen, kunnen we de sekretarissen uit de periode 1500-1667 aldus rangschikken: (De letters vooraan den naam van den sekretaris zijn die, welke we gebruikten om de door hem geschreven teksten te kenmerken.)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. De Rechtsmacht.De rechtsmacht over de heerlijkheid Wuustwezel en Westdoorn was bijna volledig in handen der grondheeren en zulks van in de 13e eeuw. Hendrik van WilreGa naar voetnoot(2), die de heerlijkheid erfde van zijn vader, Willem van Wilre (+ vóór 1273) was in de jaren | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 611]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1290 in twist, met wien is onbekend, over de leenen, die hij te Wuustwezel van den hertog van Brabant verhief. Den 18 Januari 1291 (n.s.) bevestigde hertog Jan I hem in deze, hem er tevens de hooge en de lage heerlijkheid van schenkend, uitgenomen in moordzaken en eenige andere bijzondere rechten.Ga naar voetnoot(1) De opvolgende heeren oefenden allen op dezelfde manier de rechtsmacht uit: Het strafrecht in handen van een rechtscollege, bestaande uit zeven schepenen, waarbij de heer of zijn plaatsvervanger optrad als strafvorderaar en -uitvoerder, zoowel in crimineele als in civiele zaken. De gevallen behoorend tot de geburlecke gerechte (lage jurisdictie) werden behandeld volgens de bepalingen van het keurboek. Tusschen haakjes weze aangestipt, dat men als lagere rechten aanzag, die waarvan de boet beneden 27 schellingen bleefGa naar voetnoot(2) en zoo heeft dat wondere getal ook zijn belang voor onze locale rechtspraak. Het leenrecht, uitgeoefend door het Leenhof, was hier totaal van gescheiden. Twee eeuwen nadat Jan I Hendrik van Wilre in zijn rechten had bevestigd, wilde de toenmalige heer, Wouter I van der Noot, zekerheid hebben nopens den ouden bevestigingsbrief. Den 20 Juli 1498 ontbood hij een openbaar notaris om er een vidimus van te laten opstellen, waarvan dan ook een afschrift werd ingeboekt in het register der Wuustwezelsche schepenbrievenGa naar voetnoot(3) (Bijlage I). Het volgend jaar, in 1499, overleed heer Wouter. Zijn zoon, Wouter II, kwam in bezit der heerlijkheid. Onder dezes bestuur werd dan in 1500 het oudst gekende keurboek opgemaakt. Na van der Noot kwamen van der Meeren en., van Berlo. Dank aan een geschil tusschen dezen laatste en den dorpe van Wuestwesele in 1600, krijgen we heel wat te vernemen over de plaatselijke rechtsmacht ofte jurisdictie. Karel van Berlo beweerde kort en goed, dat de heerlijkheid van Wuustwezel nooit ordonnantiën of keuren gehad had. Doch heel de gemeente kwam in verzet. Met klem werd geprotesteerd tegen het machtsmisbruik van den heer. Zijn poging om nieuwe keuren en ordonnantiën in te voeren werd beslist afgekeurd. De bewijsvoering der gemeente kwam hierop neer:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 612]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Als bijlage II geven we den volledigen tekst van dit verweerschrift.) Daarmee kon heer Karel het stellen. Het was een rake zet vanwege de Wuustwezelaren hun heer te wijzen op de plechtige belofte, die hij bij zijn huldiging onder eed had afgelegd. Toen, 4 September 1596, had hij immers tot de vergaderde dorpelingen gezegd: ‘Wy, Caerele van Berlo, heer tot Wuestwezel ende Westdeurne' zweere den ingesetenen van Wuestwezel ende Westdeurne te zijn een goedt ende getrouw heer ende beloeve den ingezetenen te houden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 613]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende doen houden in eere hueren goede ende oude rechten ende previlegien, zoo onze voirheeren die ingesetenen daerinne gehouden hebben, met ende op alsulcken cueren ende bruecken ende previlegien den goeden ingesetenen gegunt ende verleent bij tyden heeren Jannen van Assche ende Cornelia van Bergen, syn wettighe geselinne, soo die van ouden tyden onderhouden ende gebruyckt syn geweest, sonder deselve eenichsints in te breken oft minderen, noch deselve ingesetenen directelijk oft indirectelyck buyten de voorseyde previlegien te belasten ofte beswaeren in geender verstande, soe verre als van de previlegien gebleken kan worden ende deselve waer bevonden sullen worden, ende naer rechte bevonden ende verder nyet, ende beloeve deselve te behoeden ende te beschermen naer myn vermogen ende voirts al te doen dat een goet heer syne ingesetenen schuldich is te doene; soo moet mij Godt helpen.’Ga naar voetnoot(1)
Dat men, in dien tijd, stoutweg den heer durfde voorhouden, wat hij nu juist als goet heer schuldich was te doene, is meer dan men verwachten zou. Heel het gemeentelijk verweerschrift is een kranige uiting van welbewust rechtvaardigheidsgevoel en onbevangen rechtsopvordering. Bij de latere huldigingen van W.A. de Hornes (1611)Ga naar voetnoot(2) en W. van der Ryt (1624)Ga naar voetnoot(3) zwoeren die heeren denzelfden eed als hun voorganger van Berlo. Nooit hebben de inwoners iets afgestaan van hun goed oud recht en, ondanks het geschil van 't jaar 1600, hebben ze hun eeuwenoude keur-wetten ongeschonden kunnen handhaven. Betreffende de rechtsmacht der heeren, kunnen we tenslotte, nog dit bijvoegen: Wanneer Willem van der Ryt de heerlijkheid aankocht in 1624, werd hem de hooge jurisdictie zonder beperking toegewezen en in de verkoopakte beschreef men de rechtsmacht aldus: .. de heerlyckheit van Woestwesel, met hooge, middele ende laege jurisdictie, versterff van bastaerden, keuren, breucken ende heerlycke rechten...Ga naar voetnoot(4) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage I.20 Juli 1498. Vidimus van den bevestigingsbrief van 18 Januari 1291 (n.s.) waarbij Jan I, hertog van Brabant, Hendrik van Wilre | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 614]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bevestigt in zijn rechten op Wuustwezel en hem er de hooge en lage heerlijkheid schenkt.
Condt ende kenlyc sy allen denghenen, die dese presente letteren ende vidimus sullen sien oft hoeren lesen, dat voer my openbaer notarys apostolyck hier onder genoemt, heer Wouter vander Noot, ridder, raedt ende ordinaris in Brabant, heere van der Ryst, grontheer van Wesele, etc. Ende heeft aen iny versocht, dat ic soude willen autoriseren eenen brief in francine gescreven, daer ane hangende de segele der wapenen van hertoge Jannen, saliger memorie, gedruct oft geprint in witten wasse, gedateert vander daten duysent twee hondert ende negentich. Welcken brieff ende privelegie hy verleent, gegont ende gegeven heeft ende insgelycx geoctroyeert heeren Heinricken van Wilre, saliger gedachten, doen ter tyt grontheer van Wezele synde ende synen nacomelingen, verclaerende die voergaende heer Woutere de redene waeromme dat hy aen my versochte dat was, mits dien dat de selve heer Wouter nu ter tyt grontheer van Wezele was, gelyck heer Henrick van Wilre in synder tyt Wezele besittende was. Ende dat hy den principaelen brieff onder hem woude laten berusten totter tyt toe dat noot ware den selven brieff ende privilegie te openbaren. Ende dat men dit tegenwoordich vidimus oft copie des briefs soude moogen ostenderen, thonen ende kondigen in substantie d'inhout der selver privelegien daer menen te doen hadde. Welcke privilegie geconfirmeert is sint der tyt van hertoge Jannen van grade te grade, van princen te princen, ende insgelyck metter confiermatien ons genadichs heeren ertshertoghen Philips nu ter tyt synde. Welcken brieff ende privilegie ten versuecke des voergaenden heeren Wouters gheere ghedaen hebbe ende geautentiseert, daer aff den principaelen brieff verclarende inhoudende ende luydende es van woerde te woerde, soe hiernae bescreven staet ende beginnende aldus: Wy Jan, bider gratien ons Heeren, hertoge van Lothrycke, van Brabant ende van Limborch, ontbieden u, onse scouteten van Antwerpen, dat wy dat besuec hebben gesien, dat gedaen es van den rechte dat heere Henrick van Wilre eisscende was te Wezele ende hoe dat besuec gelopen es. Wy willen dat hy ende syne nacomelinge van allen stryde ende van alrehande gerechten totter bloede, hebbe ende heffe alle dat recht ende alle die misdade die daer aff vallen, vuytgenomen van huyssuecking, van mincken, van mansdoede, van moerde, van dieften ende van vrouwen te vercrachten. Ende omdat wy willen dat vast blyve ende gestade, hebben wy onsen segel gehangen aen dese letteren. Dit was gemaect in Heeren jaeren MCC ende negentich des Donderdags nae den andach van dertiendage. Actum te Bruessele, ten huyse van voergaenden heeren Wouters op een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 615]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eytcamer aldaer, den twintichsten dach Julij anno duysent vierhondert en de acht ende negentich.
(Staatsarchief Antwerpen, Fonds Wuustwezel. Schepenbrieven 1518-26, fo 16 vo) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage II.Gemeentelijk verweerschrift in den twist met Karel van Berlo. 1600.
Copye uiten Rescriptie aengaende den Dorpe.
Wy, Schepenen, Wethouderen, Bedesetteren ende gemeyne ingesetenen van Wuestwesele, rescribenten, gesien hebbende de requeste des heeren Charles de Berlo, heere van Wuestwesele, den 8 Juny lestleden gepresenteert ende hun by besloten briefven gecommuniceert, daertegens rescriberende volgende appoinctementen vanden hove seggende:
Voir d'eerste wel expresselyck te ontkennen, dat de voors. heerlyckheyt, daertoe de suppliant by beleeninge is gecomen, altyt soude geweest sijn sonder eenige ordinantie oft cuerboeck, dwelck is abuselyck ende onwaerachtich.
ij. Want ter contrarien van dyen soo blyckt promptelyck vuyt den cuerboeck vande voors. heerlyckheyt, hiermede by copie authentyck gaende, dat by den rescribenten nu meer dan hondert jaeren den selven cuerboeck is onderhouden ende stichtelyck geobserveert geweest ende gemaeckt opden iersten Mey, duysent ende vyffhondert, ten tyde Gielis de Weerdt alhier meyer was. Hebbende geconserveert allen de cueren ende breucken, de leege ende middele jurisdictie vande selve heerlyckheyt, mits dat de hooge jurisdictie doen ter tyt toequam die Keyserlycke Majesteyt, als Hertoge van Brabant, ressorterende onder den landen van Ryen, onder d'Amanye van Antwerpen.
iij. Welcke kueren ende breucken alle jaer opt voichtgedinghe worden vuytgelesen metten paelgenoten vanden selven dorpe, opdat nyemandt vanden ingesetenen ignorantie en soude pretenderen, maer dat een ygelyck hem daernae soude hebben te reguleren; dye oversulx oock ten aencompste des suppliants als heer van Wuestwesele altyt syn geweest ende gebleven in viridi observantia ende jaerelyx opt voichtgedinge vuytgelesen ende met vonnisse bevesticht jae oock geordineert deselve immer cloeckelyck te achtervolgen.
iiij. Maer belangende andere amenden ende civilen breucken, daer bloet is geresen ende gestort, concernerende de hooge jurisdictie ende voorts alle hetgene dat criem is raeckende, syn alleen de delinquanten ende over- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 616]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
treders der selven gestrafft ende gepunieert geweest van ouden tyden aff, achtervolgende dye Lantscaerten van wylen hooger memorien Hertoge Jan, als Hertoge van Brabant. Daernae dat dye Schouteth vanden Landen van Ryen als overheere van Syne Majesteyt tot Wuestwesele hem was regulerende. Waeraff dat hier ten Hove schriftelyck is geadnoteert geweest den 18 Juny 1570 naer vuytwysen der copye vanden Costuymen ende Usantien van Wuestwesele hiermede overgegevene, daerinne allen tselve naerder staet verclaert, daertoe sy hen refereren.
v. Blyckende hier vuyt, dat de voors. Rescribenten altyts hebben geobserveert ende doen observeren den voors. Cuerboeck ende hen oude Costumen ofte Usantien, dyemen in civile ende criminele saken gewoon is geweest te achtervolgen ende daaromme, soo en heeft die suppliant als heere van Wuestwezele nyet vermocht vuyt syn eygen autoriteyt te maken ende stellen eenige nieuwe ordonantie gelyck hy dat met groote nieuwichheyt heeft gedaen, dye de rescribenten nyet schuldich syn te approberen.
vi. Is oversulx onwarachtich ende wordt ontkent, dat Schepenen, Leenmannen, Bedesetters, Kerckmeesters, Heylich Geestmeesters ende andere regeerders van den dorpe van Wuestwesele souden hebben overgeslaen, daer die pretense nieuwe ordonantie is geraemt ende vuytgegeven geweest, des nimmermeer blyken en sal ende oock allersins is buyten alle apparentie.
vij. Want byaldyen, dat sulx warachtich ware des neen, soo en souden ontwyffelyck die rescribenten egeen redenen noch fundamenten hebben hen tegens deselve pretense nieuwe ordinantie partye te maken als die soude syn geraemt ende vuytgegeven geweest met henne consent ende overstaen, soo sy in sulcken gevalle tegen hen eygen consent ende feyt nyet en souden vermogen yet te doene.
viij. Maer ter contrarie is warachtich ende sal blycken ist noot, dat de Schepenen, Bedesetters, Kerckmeesters, Heylich Geestmeesters ende d'Ingesetenen van Wuestwesele opt leste jaergedinge oft voichtgedinge in Meie lestleden, gehouden tegen die pretense nieuwe ordinantie, by den suppliant doen ter tyde hebben doen oplesen, wel expresselyck hebben geprotesteert ende verclaert, die selve niet te willen advoyeeren noch van weerde houden, maer dat sy begeren te blyven by haere oude privilegien, curen ende breucken by hen hier voormaels gemaeckt ende tot nochtoe geobserveert ende die den suppliant int hullen vanden selven dorpe, nu geleden ontrent drye jaeren heeft geheft ende gesworen te onderhouden ende t' achtervolgen.
ix. Waer vuyt het hoff wel can verstaen ende gemercken, dat de voors. Ingesetenen van Wuestwesele nyet en syn geweest sonder cuerboeck ende oude ordinantie, soo wel aengaende civile als criminele saken, maer dat sy altyt stichtelyck hebben onderhouden de curen ende breucken hier voren | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 617]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
breeder verhaelt, daeraff sy al noch nyet en begeren te scheyden, maer wel de selven in alle punten nae te gaen, gelyck sy oock int hullen van hunnen heer hebben belooft ende gesworen, die selve te onderhouden, ende daeromme nyet van noode hebben eenige nieuwe ordinantie van cueren ende breucken in te brengen, ofte daertoe authorisatie aenden hove te versoecken.
Mits allen dewelcken ende meer andere redenen hiertoe van rechte ende officie wegen te vuegen ende te suppleren, soo sustineren de voors. rescribenten, dat op de Requeste des suppliants sal worden gestaet nihil ende dat die supplieck sal worden verclaert nyet ontfanckbaer, maer dat den voors. ouden cuerboeck, costumen ende ordinantien hier mede overgegeven ende by den suppliant als heere van Wuestwesele ende by den Rescribenten gesworen ende gelooft tachtervolgen ende tonderhouden, des noot synde sullen by den hove worden geaggregeert, geapprobeert, ende geconfirmeert, sustinerende tselve alsoo te behooren. Inplorerende in ende op alles. Onder stont aldus Vanden Water, 1600.
(Gemeente-archief Wuustwezel) Keurboek II, 1628-67, fo 56-58) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. - Keurboeken uit het omliggende.De inwoners der naburige dorpen hadden zich eveneens te gedragen naar hun plaatselijke reglementen. We hadden al spoedig ondervonden, hoe belangrijk het was, die teksten ter vergelijking naast de onze te kunnen leggen. Menig duister woord of zinsdeel werd er door opgeklaard, toestanden en gebruiken, die op 't eerste zicht vreemd schenen, werden er begrijpelijk door. We hadden dan nog slechts even verder te kijken, om te bemerken, dat sommige bepalingen weer te vinden zijn in haast al de keurboeken onzer streek, terwijl andere slechts op een of twee plaatsen voorgeschreven werden. Een voorbeeld zal duidelijker het belang der vergelijking doen inzien. Nemen we b.v. het onderhouden der wegenis, dan zien we in onze keurboeken, dat zulks geschiedt per wijk en dat de thuisblijvers op hun kosten vervangen worden. Te Brecht moeten degenen, die gespan hebben, jaarlijks drie vrachten zavel op de straat voeren en de daglooners moeten helpen graven. Voor Ekeren vinden we dat elkeen tegen zijn eigendom de straten moet onderhouden, opdat de priester met het H. Sakrament een behoorlijken weg zou hebben en de geloovigen droogvoets ter kerk zouden kunnen gaan. Te Hoogstraten, Kalmthout en Esschen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 618]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komen de voorschriften overeen met die van Wuustwezel, doch in den Polder slaat de verplichting op het onderhouden der dijken. Door in globo al deze eigenaardige bepalingen te beschouwen, krijgen we een veel klaarderen kijk op de aloude dorpsgebruiken. We hebben daarom achter elk artikel uit de Wuustwezelsche keurboeken laten volgen een verwijzing naar of een vergelijking met gelijkaardige bepalingen uit de keurregisters der omliggende gemeenten. Wie een of ander punt nader wil bestudeeren, beschikt daardoor reeds over een zekere hoeveelheid geordend materiaal. Volgende gemeenten werden aldus met de onze en onderling in verband gebracht:
Zoo kunnen we een vergelijking maken der keur-bepalingen van een gebied, dat twintig huidige gemeenten beslaat. (Zie bijgaande kaart). Het is oprecht jammer, dat we voor onze twee naaste buren, Loenhout en Zundert-Wernhout, verstoken bleven van keurboeken. Waar de onderscheiden bepalingen niet genummerd waren, hebben we, gemakkelijkheidshalve, elk artikel van een nummer voorzien. Als er volstrekte overeenstemming bestond tusschen de vreemde en onze bepaling, hebben we ter verwijzing alleen de betrokken nummers vermeld. Van varianten en niet-gelijkaardige teksten geven we, zoo noodig, het gedeelte van het artikel, dat de andersluidende bepaling bevat. We laten hier nu over elk keurboek enkele inlichtingen volgen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Brecht.Alvorens hun keuren te laten bekrachtigen, hadden de Brechtsche ingezetenen uit elke wijk twee inwoners gekozen vanden notabelsten persoonen, om namens de gemeente te maken alsulcke coeren, statuten ende regulen als henlieden nutte-profytelyc ende orberlyc duncken souden te wesene voir deselve gemeynte. De | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 618]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 619]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alsdan vastgestelde tekst werd aan de verzamelde inwoners medegedeeld op 25 Oktober 1495, nadat schouten en schepenen op voorhand hun goedkeuring hadden gegeven. Daarvan werd, op 19 November daarnavolgend, acte genomen en door de schepenen bezegeld. De tekst dezer keuren (56 ongenummerde artikels) werd, volgens een kopie uit de eerste helft der XVIe eeuw, gepubliceerd in Oudheid en KunstGa naar voetnoot(1) door Jozef Michielsen. In 1601 werden gansch nieuwe keuren gegeven door de beide heeren, Anthonis de Lalaing, graaf van Hoogstraten, en Maximiliaan de Bailleul. Deze omvatten veertig artikels, waaraan door Schoutethen, Schepenen ende geswornen des dorps van Brecht, by advyse van eenigen goede ondersaten deser Juridictie van Brecht, den 24 April 1601, nog acht en twintig punten werden toegevoegd. In Oudheid en KunstGa naar voetnoot(2) bezorgde J. Ernalsteen een tekstuitgave. Bij onze vergelijking hebben we deze boeken betiteld met de letters A (1495) en B (1601) om onderscheid te maken bij de verwijzing. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Ekeren.De oude heerlijkheid Ekeren omvatte het grondgebied der huidige gemeenten Brasschaat, Ekeren, Hoevenen en Kapellen, zooals die waren vóór de jongste grenswijzigingen der stad Antwerpen. Toen de keuren van Ekeren werden opgesteld (1534-48) was het grondgebied in bezit van twee heeren: 1o Antoon van Lalaing, graaf van Hoogstraten, bezat Ekeren-Dorp, Kapellen en Brasschaat; 2o François, heer van Bailleul, van Eeckeren, van Brecht, had voor zijn deel Hoevenen (Ettenhoven). In 1714 echter kwam geheel de heerlijkheid Ekeren aan den hertog van Hoogstraten. De keuren van Ekeren kennen we door een kopie uit de XVIIIe eeuw, die berust op het Staatsarchief te Antwerpen.Ga naar voetnoot(3) De eerste reeks der keuren (Nrs. 1-52) werd vastgesteld den 27 Juli 1534 op verzoek der ingezetenen, door Elisabeth, gravinne van Hoogstraten, vrouwe van Bailleul, van Brecht, van Eeckeren, etc.Ga naar voetnoot(4) De Ekerenaren hadden reeds van te voren zekere statuten, keuren ende ordonnantien gemaeckt, tot observantie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 620]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van goede politie, correctie vande gebreken ende onderhoudinge derzelve onderzaeten in rust en vrede....Ga naar voetnoot(1) Deze werden dan door de gravin nagezien en bezegeld, onder voorbehoud, dat ze steeds de volle vrijheid behield, de keuren te wijzigen, als haar dat zou goeddunken. Enkele jaren later (1548) waren de inwoners wederom bij hun heeren, ditmaal om enkele punten aan hun keuren te laten toevoegen (Nrs. 53-60). De beide heeren elck voor zulke partye ende quantiteyt als hen toekomt, hechtten hun goedkeuring aan deze puncten ende articulen, tot rust ende welvaert vande gemeyne ingezetenen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Hoogstraten.In 1519 kreeg deze aloude vrijheid eigen ‘costuymen’, die, volgens de begeerte van den graaf, gegrosst ende beschreven werden door de schepenen ende gesworen der poert ende vryheit.Ga naar voetnoot(2) Naast de regels, die men bij het uitoefenen der rechtspraak in acht moest nemen, zijn er artikelen in vermeld, die eigenlijk in een keurboek thuishoorden en die daardoor voor onze studie van belang zijn.Ga naar voetnoot(3) Antoon van Lalaing, eerste graaf van Hoogstraten, gaf in 1534 by goetduncken vanden schepenen, gezworen ende gemeyne ingesetenen zyner vryheit van Hoochstraten, de keuren, statuyten ende ordonnancien tot onderhoudinge van goeder policie. In 1546 vernieuwde de gravin-weduwe de keuren en bracht er de noodige wijzigingen aan toe. Eindelijk in 1555 werd alles ordelijk opgeteekend om afgekondigd te worden in de vrijheid en in de omliggende dorpen, die ervan afhingen.Ga naar voetnoot(4) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 621]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze keuren bevatten 135 artikelen, aldus ingedeeld: Tappers oft herbergiers. - Vanden Luyden schade te doen. - Van breucke. - Provisi opten brandt. - Aengaende de merctdagen. - Keerssen. - Van vreden. - Dit zijn moortwapen. - Van den backers. - Aengaende de Vischcoopers. - Van den vleeschhouwers. Na dit laatste kapittel komen eenige bepalingen, die, waarschijnlijk later bijgevoegd, niet meer onder samenvattende hoofdingen werden geplaatst. Ter vergelijking gebruikten we zoowel de costuymen als het keurboek. We duiden zulks in onze uitgave aan door de verkortingen Cost. en K. Keurboek en ‘costuymen’ werden gepubliceerd door Edw. Adriaensen.Ga naar voetnoot(1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Schoten - Merksem - Dambrugge.Op 6 Mei 1545, waren te Merksem samengekomen: Hendrik van Nassau, drossaard van 's Gravenwezel, schout van Mevrouw de Markiezin van Bergen op Zoom, Merksem en Schoten, en Peeter Boonecroy, stadhouder van den heer van Villers in Schoten en Merksem. Daarbij hadden zich gevoegd vele leenmannen en talrijke ingezetenen. Ze waren daar bijeengeroepen om samen de keuren vast te stellen en er wederzijds hun goedkeuring aan te hechten. Deze keuren omvatten 62 artikels, ingedeeld in volgende hoofdstukken: van heyninghe, van akkerschade, van schutten oft schoeten, van verckenen, van schade te doen met opzetten wille, van sheeren breucken, vanden keure van broode, bier ende anderssins, vande boden ende werckluyden, vanden dienst voor de gemeynte, vande thienden, van byen, van borchtochte op coopdagen, van kerckenrechten ende andere dyen aengaende, van dese keuren te lesene. Bij de publicatie dezer keuren door Dr. Fl. PrimsGa naar voetnoot(2) werd verwezen naar het keurboek van de polderlanden van Steenborgerweerd, Schijnbroek en Loobroek van 1404-1528, dat op het Antwerpsche stadsarchief berust en nog onuitgegeven is, doch later kon de E.H. Dr. Prims nog beschikken over een manuscript van het begin der XVIIe eeuw, maar bevattend meestal teksten uit de XVIe. Dit hs. werd tot heden evenmin gepubliceerd. Daarin staat nu, na een bepaling van het neerlant met Dambrugge nog een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 622]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Out Keurboeck van Merxem ende Dambrugge. Er was dus naast het keurboek van Schoten en Merksem van 1545 ook nog een keurboek van Merksem en Dambrugge alleen geldend voor den polder of het dijkgraafschap. We maakten gaarne gebruik van het aanbod van E.H. Dr. Prims om ook deze teksten bij onze vergelijkende studie te benuttigen. Zoo konden we, benevens onze keuren uit de schrale Kempen, ook gegevens plaatsen uit de naburige polderlanden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Esschen - Kalmthout - Huibergen.Oorspronkelijk behoorde deze heerlijkheid tot het grondgebied van Nispen, waarover de heer van Breda de hooge heerlijkheid bezat. De grondheerlijkheid met lage en middele jurisdictie ging over op de abdij van Tongerloo te samen met de schenking door Arnold Brabant (XIIe eeuw). Karel V kocht de hooge rechtsmacht in 1521 met geld, dat hij van den abt van Tongerloo geleend had. In 1651 bekwam de abdij de volledige rechtsmacht over dit uitgestrekte gebiedGa naar voetnoot(1). De keuren zijn zeer eigenaardig. Er bestaat een kopie van 1613, die uitgegeven werd door P.J. VerhoevenGa naar voetnoot(2). Deze doet het origineel dezer keuren dagteekenen van vóór 1541. Doch nu blijkt het, dat deze keuren niet volledig werden gepubliceerd. Een bepaling uit het jaar 1557 dient nog bijgevoegdGa naar voetnoot(3), evenals een viertal artikels, die we kennen uit een kopie, die bewaard wordt op het archief der abdij van Tongerloo. Het hs. dat Verhoeven voor zijn uitgave gebruikte, zou het oorspronkelijk register zijn. (?) Het heeft een heele geschiedenis achter den rug. Het werd reeds op een veiling verkocht voor enkele centen en, na hier en daar geresideerd te hebben, is het thans in privaat bezit. Het Tongerloo'sche hs. draagt als opschrift: Costumen ende gebruiken Calmpthout-Esschen. De inhoud ervan is zeer verschillend met dien van het door Verhoeven gepubliceerde hand- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 623]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrift. Vooraf gaan de Oude Costumen, Usantien ende Landrechten (56 Nrs.), dan komen de Ordonnantien, Conditien ende keuren van HuybergenGa naar voetnoot(1), en als derde deel enkele afzonderlijke hoofdstukken, die deze opschriften dragen: Eenen brief van messen te trecken. - Eenen brief roerende van Lakenhalle. - Id. van Wisselcramen. - Sommige privilegien aengaende den poorteren van Bergen (op Zoom) met sekere confirmatien. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Polderlanden van Merksem en Dambrugge.(Zie Schoten-Merksem-Dambrugge, blz. 621). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Noord-Brabantsche Keurboeken.We hadden gehoopt bij onze buren te Zundert, de noordelijke grensgemeente van Wuustwezel, eveneens een keurboek aan te treffen. Het was ons reeds opgevallen, dat de schrijver der Bijdragen tot de kennis der Geschiedenis van Zundert en Wernhout,Ga naar voetnoot(2) Prof. Mr. H. van der Hoeven, in zijn werk nergens iets liet doorschemeren over het bestaan van een Zundertsch keurboek. In dit lijvig boek van 420 blz. lezen we hoogst interessante hoofdstukken over Bestuur en Rechtspraak en over de Schouten. Aan een jurist als Prof. van der Hoeven zou het bestaan van dorpskeuren zeker niet ontsnapt zijn, te meer daar de kapittels, daarmee in verband, grondig werden uitgediept. Aan de hand van een nota betreffende de verpanding van de heerlijkheidsrechten van den hertog van Brabant over Groot- en Klein-Zundert, kon de schrijver menige opheldering verschaffen omtrent de vrij ingewikkelde bestuursinrichting der drie jurisdicties ende gerechten, waartoe Wernhout en Zundert behoorden.Ga naar voetnoot(3) Een ander geschiedschrijver over Zundert, H.J.M. Kunst, die een bundel schetsen uitgaf betiteld Oud-ZundertGa naar voetnoot(4), kon ons evenmin op het spoor helpen van een Zundertsch keurboek. Dan maar verder gezocht en zoo kwam Rijsbergen aan de beurt. Voor deze plaats konden we rekenen op de dienstvaardigheid van den heer J.W.A. Gommers die een degelijke Beschrijving van RijsbergenGa naar voetnoot(5) publiceerde. Deze deelt mede: ‘Van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 624]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een keurboek in Rijsbergen is mij niets bekend, evenmin als van Zundert. Dat laat zich echter goed verklaren. De baronnen van Breda, die de hooge, lage en middelbare jurisdictie bezaten over de baronie van dien naam, stelden de keuren, reglementen, ordonnantiën, enz. vast, niet alleen voor de stad Breda, maar die tevens geldig waren voor alle dorpen, die tot de baronie behoorden. Daardoor konden Rijsbergen, Zundert en de andere dorpen geen afzonderlijke keurboeken hebben. De drossaard, schout en schepenen van Breda hadden echter wel de macht om zaken van weinig belang zelf te regelen, doch uitsluitend voor Breda alleen, niet voor de dorpen. In het Markiezaat van Bergen op Zoom geschiedde het op dezelfde manier door den markies. In de Meierij van 's Hertogenbosch werden de keuren bepaald door den hertog van Brabant, later door den koning van Spanje. Slechts in die dorpen welke een afzonderlijken heer hadden, kon deze keuren vaststellen. Dit alles samengenomen zal het duidelijk zijn, waarom men in Noord-Brabant zoo weinig keurboeken aantreft’Ga naar voetnoot(1) Te Breda vinden we eindelijk keuren. Het zijn hoofdzakelijk ordonnantiën met een stedelijk karakter, zoodat ze voor onze studie slechts gedeeltelijk in aanmerking kunnen komen. Men bewaart aldaar op het Stadsarchief: Oude keuren der stad Breda, genaamd het houte Boeckxke geschreven omtrent het jaar 1373. Een boek getiteld Oud Keurboek, inhoudende verscheiden privilegiën, ordonnantiën en andere akten rakende de stad Breda. Het boek schijnt oorspronkelijk geloopen te hebben tot 1530. Een op perkament geschreven register: Oude keuren ende privilegien der stadt Breda. De resolutie om dit boek te schrijven is van 1579. Ten slotte: 't Groot keurboek der stadt Breda, gecopieert bij Peeteren van den Broeck in anno XVeLXV, doen dien langh gedurenden vorst was, soe dat men Tantwerpen over de Schelde ginck ende alderhande waeren daerop verkocht. Daarin vanaf folio 39 ‘Statuten, ordonnantiën, geboden van Johan, grave van Nassau, 23 Augustus 1455.’ De laatste ordonnantie is van 1552.Ga naar voetnoot(2) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 625]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Te Bergen op Zoom bewaart men op het gemeentelijk archief een XVe-eeuwsch afschrift der stadskeuren van 1313. Het register, behoudens enkele toevoegingen uit de XVIe eeuw, is geschreven door één en dezelfde hand in cursief, terwijl de beginletters met prachtige ‘cadeaux’ versierd zijn.Ga naar voetnoot(1) Een systematische orde is ook in dit keurboek ver te zoeken. De meest uiteenloopende zaken worden gewoon naast elkaar behandeld, zonder eenige indeeling in kapittels. Alhoewel stedelijk getint, bevatten deze keuren toch voorschriften, die in overeenstemming te brengen zijn met het landelijk karakter onzer dorpskeuren. Dergelijke bepalingen hebben we daarom ook ter vergelijking in onze studie opgenomen. Op het gebied van oude rechtsstudie werd in Noord-Brabant weinig werk geleverd. De oorzaak dezer passiviteit dient gezocht in het feit, dat het aantal locale wetteksten er zeer beperkt is en zich hoofdzakelijk bepaalt tot de steden. In het groote synthetische boek van Prof. Dr. H. Brugmans, Het Staatkundig en Maatschappelijk Leven der Nederlandsche Steden, komt een kaart voor, welke de Nederlandsche stadsrechtfamiliën aangeeft. Noord-Brabant blijkt grootendeels ‘terra incognita’ te zijn. Voor de landelijke keuren en ordonnantiën is er om zoo te zeggen niets in te vinden, dat was ook de bedoeling niet. We kunnen nog verwijzen naar het werk van Mr. W. Bezemer, Oude rechtsbronnen van Steenbergen, - id. der stad BredaGa naar voetnoot(2). Evenzeer in stedelijk verband is ook de fraaie studie van Prof. Huizinga over dat onderwerp in Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en OudheidkundeGa naar voetnoot(3). Te vernoemen is nog het standaardwerk van Prof. E.M. Meyers, Het Ligurische Erfrecht in de Nederlanden, waarvan deel I handelt over het West-Brabantsch erfrecht. Natuurlijk slaat dit maar op een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 626]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onderdeel onzer gewone keur-wetteksten en nadert het meer nog het gebied der ‘costuymen’. Waar we te rade gingen bij algemeene Nederlandsche werken, leerden we immer, dat de daarin behandelde toestanden gansch verschillend waren met de onze. Voor Holland passende verklaringen gelden niet voor Brabant of voor de Kempen. En duidelijker wordt het dan, zooals we deden uitschijnen, dat elke periode en elke plaats afzonderlijk en zelfstandig te beschouwen zijn. Zoo kon het gekende werk van Fockema AndreaeGa naar voetnoot(1), dat we herhaaldelijk raadpleegden, ons slechts in een paar uitzonderlijke gevallen van nut zijn, omdat deze rechtshistorieker specifiek Noord-Nederlandsche gebieden tot studieterrein had genomen. Al is de oogst aan studiemateriaal langs gene zijde der rijksgrens uiterst schaarsch geweest, toch kunnen we niet nalaten onzen dank te uiten tegenover onze Noord-Brabantsche vrienden en briefwisselaars, wegens de hulpvaardigheid, waarmede ze onze opzoekingen vergemakkelijkten en in de eerste plaats noemen we dan de heeren Bevin, Levelt en Slootmans (Bergen op Zoom), Kunst (Zundert), Gommers (Rijsbergen) en de heeren conservators van het Rijksarchief te 's Hertogenbosch en van het Stadsarchief te Breda. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. - Wijze van bewerking.Bij de uitgave onzer keurboeken stonden we voor de keuze ofwel alleen de teksten geven, ofwel de teksten voorzien van nota's. We hebben getracht beide doenwijzen te vereenigen, door onze publicatie zoodanig te regelen, dat in de bewerking de teksten der keurboeken volledig, overzichtelijk en zonder moeite weer te vinden zijn. De bedoeling was: zooveel belangstellenden mogelijk van dienst te zijn en daarom was het noodzakelijk de tekstuitgave te laten volgen door verklarende en vergelijkende nota's en aanteekeningen. Elk artikel zou aanleiding kunnen geven tot beschouwingen in verband met velerlei takken der wetenschap. Een philoloog, een historicus, een jurist, een folklorist, een economist en zooveel anderen zouden elk op hun beurt zeer belangrijke kantteekeningen kunnen plaatsen, die duidelijker dan welk betoog ook, het belang van deze locale keuren zouden doen inzien. Daarnaast zouden we | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 627]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de twee richtingen, tijd en ruimte, de ontwikkeling en de verbreiding der behandelde gebruiken kunnen nagaan.Ga naar voetnoot(1) We hebben ons slechts beperkt bij een aanstippen van 'vergelijkings- en aanknoopingspunten met de keurboeken onzer naaste omgeving. De hoofdzaak, het leveren van studiemateriaal en dat zoo bruikbaar mogelijk aan te bieden, mochten we niet uit het oog verliezen.
Rangschikking en indeeling leverden groote moeilijkheden op. Als richtsnoer hebben we hierin, zoowel als in heel deze studie voor oogen gehouden, dat de uitgave zooveel mogelijk het origineele moest benaderen, naast bijvoeging van noodige en nuttige nota's. Daarom namen we grootendeels de volgorde van het keurboek zelf (zooals trouwens de folio-aanduiding zal uitwijzen), behoudens een paar uitzonderingen: een viertal artikels waren oorspronkelijk slechts aanvullingen in het oude keurboek, doch bij latere overschrijving in het nieuwe register, werden ze als zelfstandige artikels aanzien. Deze vier bepalingen (nummers 13, 16, 18, 28) werden verschoven naar de plaats, die hun chronologisch toekwam. Door aldus de orde van het keurboek te volgen, kwamen we tot een chronologische classificeering, die we dan ook doorgevoerd hebben. Een andere rangschikking was moeilijk om volhouden en leverde geen praktisch nut op. Bovendien kan een alphabetische index hier zeer gepast een niet-chronologische ordening vervangen. Deze rangschikking geldt natuurlijk alleen voor de grondteksten, want het spreekt van zelf, dat de aanvullingen, wijzigingen, enz. niet losgemaakt werden van de hoofdteksten, waarmede ze één geheel uitmaken. In het tweede keurboek (II) heeft men de nieuwe artikelen voortdurend achteraan bijgevoegd, doch in het eerste register heeft men geschreven, daar waar plaats beschikbaar was, en zoo komt het, dat aldaar eenige artikelen, door hun jaartal, een andere plaats vereischten, dan die ze in het oude keurboek (I) bekleedden. De artikelen zonder jaarmerk hebben we tusschengevoegd, ofwel op hun plaats van inschrijving in keurboek II, ofwel volgens het benaderend jaartal naar gelang de sekretarishand, die het artikel neerpende. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 628]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoodoende hebben we de chronologische volgorde, naar ons beste weten en kunnen, zoo konsekwent mogelijk doorgedreven, zonder aan het globale uitzicht van onze keurboeken te schaden. De indeeling van onze bewerking vloeit voort uit de rangschikking. Voor zoover een indeeling noodig bleek, werd die aldus opgevat:
Het is duidelijk, dat in de twee laatste deelen geen bepalingen meer staan, voortkomend uit het keurboek van 1500. Trouwens bij elk artikel hebben we aangestipt waar men het kan terugvinden in het handschrift.
Ziehier wat we voor elk artikel geven:
Vooreerst de grondtekst met de aanvullingen en wijzigingen, vervolgens de verklaring der woorden, die zulks vereischen, alsmede enkele nota's ter opklaring van duistere teksten en eindelijk de vergelijking met de keurboeken uit het omliggende. Waar een eenvoudige verwijzing kan volstaan, geven we slechts het volgnummer van het artikel aan. Van eigenaardige varianten, die op zichzelf typisch zijn of een verklaring daarstellen voor onze keuren, geven we den bewusten tekst uit het buiten-dorpsche keurboek. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 629]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We onderscheiden dus voor elk artikel vier deelen:
Teksten uit het keurboek { a) grondtekst - (vet) Teksten uit het keurboek { b) aanvullingen en wijzigingen - (cursief). c) Woordverklaring en nota's. } (Kleinere karakters.) d) Verwijzing naar vreemde keurboeken. } (Kleinere karakters.)
Daar we voor elk deel een verschillend lettertype hebben uitgekozen, kan men ze gemakkelijk onderscheiden.
We hebben hier ten slotte onzen dank te betuigen aan allen, die ons nuttige inlichtingen bezorgden, in 't bijzonder aan E.H. Dr. Fl. Prims, die herhaaldelijk in studiën en bijdragen het veelzijdig belang der lokale keuren onderlijnde en die ons met raad en daad bijstond, aan de heeren Rijksarchivaris-Generaal Dr. J. Cuvelier, Kan. Dr. A. Erens (Tongerloo), Ernalsteen (Antwerpen), Kanora (Ekeren), E.H. Lauwerys (Hoogstraten) en Meeusen (Esschen). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verkortingen.(I) = Keurboek Wuustwezel 1500. (HS) (II) = id. id. 1628. (HS) BRECHT: A = Keurboek Brecht 1495 (uitgave Michielsen). B = id. id. 1601 (uitgave Ernalsteen) HOOGSTRATEN: Cost. = ‘Costuymen van Hoochstraten’ (uitg. Adriaensen). K. = Keurboek (id.) V.V. = VERWYS EN VERDAM ‘Middelnederlandsch Woordenboek.’ W. = WEILAND. ‘Nederduitsch taalkundig Woordenboek’ (11 dln.) [Amsteldam. - Allart (1799-1811)].
N.B. - 1. Waar er merkelijk verschil is tusschen de teksten uit keurboek I en II hebben we de bepalingen in twee kolommen naast elkaar geplaatst In het ander geval beteekent (I-II) dat men de teksten haast ongewijzigd weervindt in beide keurboeken. 2. Bij de vergelijking met de teksten uit vreemde keurboeken duiden de getallen tusschen haakjes het artikel aan van het keurboek in kwestie. 3. Voor de verkortingen der namen van de sekretarissen verwijzen we naar blz. 610 der inleiding. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 630]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deel I
|
(I) Dit es den Kuerboeck des dorps van Wuystwesele, die begonnen was ende ghecopieert in den Jare doen men screeff duysent ende vyfhondert, opten iersten dach van Meye, in presentien van Gielys de Weert, meyere, ende scepenen hier naegenoempt, te weten: Jan Aerts, Jan van Eecle, Cornelis Jan Nys, Jan Peter Gorys, Henrick van Tyghelt, Heyn Cornelis, Jan Meeus Coppens, opt voeght gedinge. | (II) De Kuerboek des Heeren des Dorps van Wuestwesele, dye begonnen was ende gecopieert in den Jaere doen men schreeff 1500 op den iersten Maij ter presentien van Gielis de Weerdt, Meyer. |
Nu wederomme gecopieert ende vernieut uiten ouden, by tyden vanden Edelen Wel geboren Heere [ridder] Hr Willem vander Ryt de Brochum, Heere van Wuestwesele, Westdorne etc. Drossaert van Bergen op den Zoom. | |
[I, fo 1, ro] | Inden jaere doen men schreeff 1628 den vierentwintichsten dach van Mey. Present: Guilliam Blyens, Schouteth, Schepenen Jan Lodewyx, Lambrecht Cornelissen, Willem van Wouw, Huybrecht Janssen, Adriaen Verheyden, Peter Anthonissen, Jacob van Ostaeyen. |
Het woord ridder werd tusschengevoegd door Blyens, den schout. | |
[II, fo 1, ro] |
Wuystwezele - de officieele schrijfwijze van den gemeentenaam, in de XVe en XVIe eeuw.
1.
(I) Soe wye scapen haelt buyten dorps ende inne brinct sonder aensien van den bezienders, die zal verbueren te weten. xxvij s. | (II) Soo wie schapen haelt buyten dorps ende inbrengt sonder besindere, dye sal verbeuren te wetene xxvij st. |
Elcken schellinck gerekent eenen halven grooten Brabants. | [II, fo 1, ro] |
[I, fo 1, ro] |
besienders, besindere = degene die beziet, keurmeester, keurder.
bezien = keuren van vee of waren (V.V.). (inspicere bij Kiliaen).
BRECHT. | De ingebrachte schapen moeten onderzocht worden door de vier naaste geburen. (A. 3) |
Elk jaar worden in ieder gehucht twee mannen gekozen om de schapen te ‘besiene’ (A. 7). | |
Alvorens schapen op de straat of op de vroente te brengen moet men ze eerst laten bezien door de naaste geburen, twee aan beide zijden. (B. 63). |
(I) Dit syn dieghene, die byder gemeynten geordineert syn de schapen te besiene.Ga naar voetnoot(*)
Opt Goereynde ende Dorne:
(1500.) | Willem van Ostayen
ende Petrus vanden Broecke Ende Thoen Jan Heyns. |
(D.) | Peeter Thoens
Anthonis Mathys Coels Neel Thoen Thyssen. ..... Pullekens. |
Later: | Henric Geerts Verheyden
Peer Jan Thoens Mathys Jan Mertens × |
(1610.) | Anthonis Cornelis Coels ×
Franck Loduwycx × Andries Dominicus × Cornelis Bruers Gabriel Adr. Huybes × |
Op Brekelen ende Kerchooff:
(1500.) | Jan van Eecle
ende Petrus vanden Broeke |
(D.) | Geert Neel Claeys
Jan van Ostaeyen |
Later: | Cornelis Ghyssels
Lambrecht Mattheeussen Jan Aert Rombauts Augustijn de Bij Matthys Thoen Thys. |
[I, fo 6, ro]
Te Ghinnoven, Velthoven ende ter Eycken:
(1500.) | Gabriel vanden Bleeken
Jan vanden Eycken Ende Cornelis Willem Beckers Goesen Claeys Goesens Michiel Verstraeten |
(D.) | Anthonis Dyel Symons
Jacop Huybrecht Coppens |
Later: | Cornelis Goessens ×
Peer Anthonis Dyel Symons Adriaen van Hove × Jan Cornelis Goes |
Dorn:
(1500.) | Willem van Wou
Jan Luycx ende Henrix de Bye |
(D.) | Symon Luycx (vervangt W. van Wou)
Claeys Dictus |
(P.B.) | Peeter Jan Thoens (vervangt vorige)
Goris van Brockhoven × (vervangt Symon Luycx) |
Over de Heye:
(1500.) | Lambrecht Matheussen
Jacop de Clerck Adriaen Nuyt Coppens |
ende Nout Jan Diwouts | |
(D.) | Jan Adriaen Lauwers
Herman Janssen Jacop Aert Rommens Geert Braems Anthonis.... Zymons Jan.... Janssens Jan Vermeulen |
Later: | Anthonis Peeter Geens
Jan Adr. Lauwers × Jan Huybrecht.... × |
[I, fo 6, vo]
2.
(I-II) Item, soe wie syn scapen ontgaen buytenGa naar voetnoot(*) andere seer scapen ende weder inne haelt, die sal verbeuren xxvij s.
[I, fo 1, ro; II, fo 1, vo]
seer scapen = zieke schapen.
zeer = besmettelijke uitslag (W.).
ESSCHEN-KALMTHOUT, | ‘Ongaeve zeere schaepen’ op de vroente of in de heide; (44) de zieke schapen wegvoeren. (45) Uitzondering wordt gemaakt voor de onderzaten van den heer van Bergen (op Zoom) ‘die moghen waeter ende weye haelen binnen die twee schutstaecken met haere ongaeve zeere schaepen, ende niet voordere, maer quaemen die ongaeve seere schaepen buyten die schutstaecken, soo souden sy geschut wordden...’ (46) |
HUIBERGEN. | ‘Item die wetende seere, ongaeve ende uytgebreke schaepen opt heeren willart staen en weyden...’ |
3.
(I-II) Item worden scapen zeer ende een ghebuerman dat den heere eer condichde eer de principael selve dat
dede, hy en dorste ghewaregen aen den heyleghen dat hyt niet en wiste, op xxvij s.
[I, fo 1, vo; II, fo 1, vo]
principael = hoofdpersoon in een zaak uit rechterlijk oogpunt beschouwd.
dorste ghewaregen aen den heyleghen = (slaat op de eedsformule) durfde voor waarheid verklaren met de heiligen tot getuigen.
BRECHT. | Naast het verbod van zieke schapen te bewaren is voorgeschreven, dat men ‘mach vuytsteken, tot drie scapen toe, daer hem aen twyvelt.’ (A. 4. 5) |
4.
Item soe wie leem graeft oft doet graven opter straten oft andere onredelijcke putten ende die niet en vuylt binnen xiiij daghen daernae, sal verbueren....... xxvij s. | (II) Deze tekst is letterlijk overgenomen in het Keurboek van 1628, doch in andere volgorde: eerst staat de tekst van P.B., dan komt de oude grondtekst (1500) en eindelijk het bijvoegsel van D. Feitelijk is elk alinea een nieuw artikel geworden. |
D. voegde hieraan toe: Soe wye dat den heere aenbrengt, dat die putten gegraven syn, die sal hebben ij sch. ende dat sal geven die de putten gemaect heeft. | |
Naast den ouden grondtekst staat aangeteekend: Bij memorie dat nyemant opde straet graven en mach. (v.B.) | |
Al het bovenstaande werd doorgehaald en P.B. schreef er boven: Item wort verboden, dat nyemant hem en sal vervoorderen eenich leem te graven oft putten te maecken opter heeren straten op ........ xxvij s. | |
[II, fo 1, vo en 2 ro] | |
[I, fo 1, vo] | |
BRECHT. | ‘Item zoe wye leem ofte savel graeft opter Heeren strate dye zalt moeten doen by drie oft vier van den naesten gebueren...’ (A. 55) |
HOOGSTRATEN. | (K. 16). |
SCHOTEN-MERKSEM. | ‘Wie des anders leem ontvuert...’ (33) |
Die leem graven willen, moeten graven op vier voeten van den weg en de putten terug vullen. (34) |
ESSCHEN-KALMTHOUT. | Zoden steken op de straten ‘oft putten te maecken oft graeven. (54) |
POLDER. | Wat bij ons bepaald is voor de straten geldt hier voor de dijken, ‘,,, in den dyck groeve oft steeckte’ enz., alsook ‘naerder den dyck saeyde (= zoden steken) dan 14 voeten, die moet tselve cusbaerlyck weder repareren tot synen coste...’ (20) |
5.
(I-II) Item soewie dat hincktsperden opter straten laet gaen onghehemelt, op ............... vj s.
D. voegde er tusschen: en alle peerden.
[I, fo 1, vo; II, fo 2, ro]
ongehemelt = ongeleid, ongebonden, los.
hemelen komt voor in de beteekenis van afscheiden, omheinen enz. (V.V.), hemelyc = tam, mak.
Te verstaan: ‘Hengsten mag men niet op de straten laten gaan, tenzij aan den toom.
HOOGSTRATEN. | Men moet de paarden spannen ‘met eenen spanzeele’ (K. 13). |
ESSCHEN-KALMTHOUT, | ... ‘beesten te hemelen...’ (29) |
6.
(I-II) Item alle herdechtige beesten voir haren herde, op ........................ vj s.
[I, fo 1, vo; II, fo 2, vo]
herde = herder, doch herde beteekent ook kudde.
herdechtig moet dus beteekenen herde-achtig = kudde-achtig, dieren die men in kudden rondstouwt. (V.V.) Herde = herder. (W.)
De Brechtsche tekst van 1495 geeft ons twee beteekenissen: ‘zal een yegelyck zyn scape houden voir den herdde...’ (= herder.) en het volgende artikel: ‘een yegelyck zyn scapen herdden (= werkwoord) in den ackere ende hueden op zyns selfs...’ (Oudheid en Kunst, II, (1906) 77).
Onze bepaling is dan: ‘Alle dieren, die men in kudden rondstouwt, moet men vóór den herder doen gaan.’
BRECHT. | In de straten moet eenieder zijn schapen houden vóór den herder. (A. 29-30) |
HOOGSTRATEN. | Wie met beesten over eens anders grond ‘weegt’ moet de dieren een muilkorf aanbinden om schade te vermijden. (Cost. XLV) |
ESSCHEN-KALMTHOUT. | ‘die beesten te gaene ongehert te vrointen oft ellewaerts’. (29) |
7.
(I.) Item schot van scuttene by daghe van binnen dorps, op vj s. | (II) Item schot van schuttene by daege inde ackeren, beesten van binnen dorps, is ........... vj st. |
Later bijgevoegd (D.) Item schot van schuttene bij nachte van binnen dorps, op .... vj s. | |
Item schot van schuttene bij nachte inde ackeren, beesten binnen dorps, is... xij st. | |
De twee vorige bepalingen werden doorgehaald en vervangen door: Item schutten schot van schuttene by daghe inde ackeren binnen dorps....... vj s. | |
Dan volgt de aanvullende tekst uit het oude keurboek, doch er werd naast geschreven: ex usum, per memorie (R.) en onder den tekst: wort niet meer geobserveert. (v.B.) | |
Item schot van schuttene bij nachte inde ackeren binnen dorps............ xij s. | |
[II, fo 2, vo] | |
Aanvullende tekst: Item es geordineert apt voechtgedinge den xvien May anno lxvi, met consent vanden gemeynten, dat schutten vuytten duyne sal wesen gelyck schutten vander ackeren boven gescreven ende gestaet metten vonnis ende sal men als boven de scapen mogen schutten gaende opt sant sonder herder oft zij inde duynen gingen. | |
[I, fo 2, ro] |
schutten = het schutten of opsluiten van vee, dat anderer eigendom beschadigt; opvangen en in een besloten ruimte brengen. (V.V.) Het woord ‘beschot’ is nog in gebruik,
schot: de te betalen som voortspruitend uit het schutten van het vee. Over het algemeen beteekent schot: belasting, omslag en is dan verwant met schatten (schatting).
De schutter is de beambte, die losloopend vee, dat andere eigendom men beschadigt, opvangt en opsluit. (V.V.) (Hetzelfde bij Weiland.)
EKEREN. | (49) |
HOOGSTRATEN. | ‘Item dat sich de Vorsters oft Roeydragers zullen mogen schutten overal daer zij bevinden zullen beesten, peerden, koeien, schapen, enz. op ander luyden erven ten principalen nyet toebehoirende oft zonder consent elders bevonden zullen worden.’ (K. 93.) |
SCHOTEN-MEKSEM. | ‘Van Schutten oft Schoeten’ (20-26).
De eigenaars mogen zelf schutten, doch moeten aangifte doen aan den schutter. (22) |
ESSCHEN-KALMTHOUT. | Zie nr 9. |
POLDER. | ‘Item de schutter oft vorster is schuldich alle beesten te schuttene, die onbehoirlyck gaen ofte wayden op synen loon ende salaris...’ (26) Zooals men bemerkt wordt hier het schutten uitgeoefend door den vorster. |
Schutten binnen den dijk in afgegraven weiden. (27) | |
Schutten van verkens (29). Ontjagen van beesten aan den schutter (30). ‘Dyckmeyer, schutter ende elcken rekenaer mogen elck van hen indifferentelyck schutten...’ (31) | |
Worden gerekend voor één beest: ‘een soegh met viggen, een merrie met een veulen, oye met lammeren,’ (33) | |
Als iemand anders dan de schutter schut, krijgt hij de helft van de vergoeding. (39-40) | |
BERGEN OP ZOOM. | Eenieder mag zelf schutten en panden ‘op onrechten wech’ op zijn eigen goed. (Keurb. 1313, fo 7, ro). |
8.
(I-II) Item dat deen aenden anderen heynen mach met eenen thuyne sonder syn schade ende wie daer teghen seyde oft dade, op ............... xxvij s.
Behoudelijk daer een grachte leyt tusschen partyen erven ende boomen, by alsoe verre als dye ghene dye grachte schlechten wille die se toebehoort, dat hy schuldich sal syn wederomme daer dye grachte gelegen heeft eenen thuyn oft andere ware, daer dye andere gebuere wederomme vrede hebben mach, gelyck hy van te voren gedaen heeft ende, oft hy dat niet en doet, zal dye heere dat doen maken te twyschat, tot den gheenze cost dye de gracht schuldich is te maken thuyn oft ware (D).
[I, fo 2, ro; II, fo 3]
heynen = afsluiten, omtuinen. (Vgl. omheining.) Heining = heg. (W.)
thuyne: ‘Heg, omheining, haag, heining, vooral tot afsluiting van landerijen en niet zoozeer van doornstruiken gegroeid, maar met staken en daarom heen met teen gevlochten scherpe voorwerpen gemaakt, waardoor het moeilijk werd er over te klimmen. Zoo begrijpt men ook dat men den “tuyn” verbrandt en dat men hem kan stelen en in huis hebben, hetzij dan dat er de teenen mede bedoeld worden en de staken.’ (V.V.) Tuinen: beteekent in de Betuwe teenen vlechten. (W.)
In sommige plaatsen o.a. te Esschen heet een haag rondom een hof nog ‘tuin.’
ware = dergelijk. Dus: ‘een thuyn’ of iets dergelijks.
BRECHT. | ‘Item zoe zal deene aen den anderen moegen heynen met tuynen om malcanderen vrede te doene sonder deene des anders hole te graven.’ (A. 24)
‘Item dat een yegelyck sal mogen heynen in malcanderen hoel (= gracht, sloot), met eenen tuyn aen malcanderen hoel’ (B. 67). |
EKEREN. | ‘Item dat niemand en zal eens anders dam, thuynen oft schorden, damhouten oft planken wegvoeren oft draegen.’ (33) |
HOOGSTRATEN. | Hoofdstuk ‘Van Heyninge.’ (Cost. CXV-CXVII) ‘Zoo wie tuynen breket...’ (K. 26)
Als men niet weet wie de ‘heyning’ schuldig is te maken moeten beide partijen elk de helft bekostigen. (K. 60) |
POLDER. | Grachten als scheiding tusschen eigendommen moet men graven op gemeene kosten (48) en zijn door beide partijen te onderhouden (49). Niemand mag zulken waterloop stoppen of verleggen (50). |
Maat der grachten: ‘een gemeyne gracht moet wijt syn ende blijven, boven, seven voeten ende onder, drye voeten ende en half, ende diep vier voeten’, ten ware dat beide partijen de gracht ‘wyder ende enger, dieper ende ondieper’ hadde. (52). De dykmeiers mogen de grachten visiteeren (53).
Wegvoeren of afhouwen van ‘haegen, tuynen, heymsels oft andere plantagie’ (86). |
|
SCHOTEN-MERKSEM. | (1, 3, 5). |
9.
(I) Item tscot van schuttene by nachte van binnen dorps o.......... vj s. | (II) Item sal het schutten inde beemden ingaen te halff Meerte ende weder uitgaen op Alderheyligenavondt. |
Ende des sal tscutten in de bempde innegaen te halff meerte ende weder vuytgaen op alderheylegenavont. | |
(Op zand: memoria) | |
Is geordineert, dat men alle beemden sal mogen schutten. | |
Is geaccordeert by heeren Philips vander Meeren allet jaer door alle bempden sullen vry staen - 16 May 1563. | [II, fo 3, vo] |
Het vorige werd doorgehaald en vervangen door: Is geordineert dat men allet jaer dore in alle bempden sal mogen schutten. (J.B. II) | |
[I, fo 2, ro] | |
BRECHT. | (A. 6). |
SCHOTEN-MERKSEM. | (20). |
ESSCHEN-KALMTHOUT. | ‘Item van allen verdoolden en gevonden beesten die waeter ende weye haelden opten Eygendom voorsz., die is den jegelyck schuldich te brenghene aen den meyere oft synen schutter, ende alsdan beesten te bestedene met rechte, dat sy van honger niet en bederven...’ (39-42). |
POLDER. | ‘Item die schuttingen die gedaen worden des nachts oft des avonds nae oft smorgens voor der sonnen, daeraff is men schuldich dobbel gelt.’ (32) |
10.
(I-II) Item dat die eene over den anderen niet weghen en mach daer hy gheen weghe en heeft met rechte, sonder consent van den anderen op ............... iiij s.
J.B. schreef bij: iiij. s. vlaems telcker reyse.
[I, fo 2, ro; II, fo 4, ro]
De uitdrukking ‘over iemand wegen’ = wegenis hebben over andermans eigendom, is nog in gebruik.
POLDER. | Men is schuldig eenieder wegenis te geven en den weg te openen ‘ten naesten velde ende minster schaede’ ten ware, dat degene die wegenis geven moet, kon aantoonen, dat de weg van ouds elders gelegen heeft, in welk geval men den ouden weg moet behouden (57). |
BERGEN OP ZOOM. | Gaan op ‘onrechte weghe’ t.t.z. wegen waar men geen recht op heeft. (Keurb. 1313, fo 72o). |
11.
(I-II) Item soe wie dat eyckelen smit van myns Jonckren boomen op ................ xxvij s.
Eerst werd Jonckeren vervangen door mynder vrouwen (D.) en later kwam myns heeren in de plaats (P.B.)
[I, fo 2, vo; II, fo 4, ro]
smit = afsmijt.
ESSCHEN-KALMTHOUT | .... ‘in de eycken hoomen te slaene, te schuddene nae die eeckelen.’ (29) |
12.
(I-II) Item dat alle diegene, die binnen Wezele woenachtich syn, sullen helpen weeren ende scutten tsant daer men hem dat by den heere vuyter kercken gebieden sall, vuyt elcken huyse een. Ende die daer aff ghebreckelyck syn sal, sall betalen den werckman van dien daghe ende daer toe verbueren ............... xxvij s.
Bijgevoegd: en sullen gehouden weesen te comen opt werck tot alsulcken ure als inder kercken aengenoempt worden op pene als boven (P. B).
Op den rand: Item alle slaghtorff met saeyen vande vroenten gedeckt, sal de gemeynte moegen aenveerden sonder misdoen oft toeseggen oft vroente waere (P.B.).
In II: Naast het eerste deel (grondtekst + P.B.) werd geschreven: ex usum bij ouden tyt, ergo pro memoriam.
Het tweede gedeelte, de vroegere tekst op den rand, vormt een nieuw artikel.
[I. fo 2, vo; II, fo 4]
Scutten. Dit ‘schutten’ beteekent hier tegenhouden, keeren, stuwen. ‘Iets opsluiten, door middel van een schut, dat men daarom of voor schiet, ... eertijds bijzonder wegens het stuiten en ophouden van water gebruikelijk.’ (W.) In deze beteekenis ook bij Kiliaen.
ESSCHEN-KALMTHOUT. | ....‘ende 't sant te schuttene...’ (32) |
BRECHT. | (A. 8-9). |
13.
(I) Item wat scapen oft besten datter bevonden worden tusschen de palen, die de Schouteth stellen sal achter en voor tsant, sonder herder, sal verbueren xx s. (later verminderd op x). Daeraff dat daenbrenger sal hebben x (later v) s. ende den vorster voor tschutten ende bewaeren dander thien (v) stuyvers (P.B.) | (II) Item wat scapen oft beesten datter bevonden worden tusschen de palen die de Schouteth stellen sal achter ende voort sant, sonder herder, sal verbueren... xx st. |
Daeraff dat daenbrenger sal hebben thien st. ende de vorster voort schutten ende bewaeren dander thien st. Ende salmen schutten de schapen, die bevonden worden binnen de suytwaert comende vanden hoeck van Kivitsvenne nade molen ende soo voorts strekende naden Holgoir | |
Bijgevoegd: Ende salmen schutten de scapen, die bevonden worden bynnen de zuytwaert staecken naerden Langereyt (later doorschrapt) naer Holgoor. (P.B.) | |
[I, fo 2, vo] | In margine ‘Memorie’ (B). |
Onder het artikel: ‘Ende wort niet meer geobserveert’ (v.B.). | |
[II, fo 4, vo] |
14.
(I-II) Item de verckene te rigghene alst gheboden es inder kercken, op ................ iiij s.
[I, fo 2, vo; II, fo 4, vo]
rigghene = ringen, van een ring voorzien, vooral gezegd van sommige dieren, in het bijzonder van varkens, hun een ring door den snuit doen om het wroeten te beletten. (V.V.)
BRECHT. | De verkens moeten geringd zijn om de straten niet om te wroeten. (A. 26) |
HOOGSTRATEN. | (K. 14, 15). |
SCHOTEN-MERKSEM. | ‘Van Verckenen’ (27-29).
Verkens kenneven en ringen als 't geboden wordt, ter kerken uit (27). Niemand mag zijn verkens op de Plaats of op 't Kerkhof laten gaan ongekennefd. (28) Verkens thuis stouwen door den schutter (29). |
ESSCHEN-KALMTHOUT. | ‘Vercken te ringhene’ (29). |
HUIBERGEN. | ‘Item dat alle verkenen moge gaen op de straete ofte vroente, wel geringt en gekenmst, maer wat verkenen dat byden vorster gevonden worden, ongeringt oft ongekennist machse calengieren alsoo dickwils als hyt gebreckelyc vindt op eenen grooten Brabants.’ |
BERGEN OP ZOOM. | ‘Soe wat verkene niet geringet en es binnen der poert verboert 12 d. ende buten der port 6 penninge (Keurb. 1313, fo 7, ro). |
EKEREN. | (25-26). |
15.
(I-II) Item es van myns Jonckeren wegen gheordineert, oft syn dieners buyten dorps waren, dat alle leenmannen, die eedt hebben ghedaen, oft scepenen moeghen nemen vrede van werden tusschen partien.
Jonckeren werd vervangen door Heeren (P.B.).
[I, fo 2, vo; II, fo 5, ro]
vrede van werden: vrede van waarde.
Vrede in vrede nemen en in vrede doen is een rechtsterm. In dit geval hier beteekent zulks, zich beroepen op den plaatsvrede. Dat ieder leenman of schepen, waar hij getuige is van twist, mag vrede doen, beteekent, dat hij mag optreden als vrederechter.
16.
(I-II) Item is geordineert als van sheeren wegen geboden wordt om het Moerken ende tGoorken te maken, dat vuyt elcken huyse een sal comen om te helpen maken. Die peerden houden met wagen oft kerren, soe nootelyck sal wesen. Ende sullen gaen van Cornelis Jan Huybes tot die Gooreinde toe aent Goorken. Ende die van Ginhoven ende Heerstrate mette Plaetse aen het Moerken opde verbuerte van elck te verbueren ................ xx st.
(J. II B.)
In Keurboek II werd van Brekelen tusschengevoegd.
.... Ende sullen gaen van Brekelen van Cornelis Jan Huybes, enz.....
[I, fo 2, vo; II, fo 5, ro]
17.
(I) Item dat niemant torff steken en mach [noch saeyen (D.)] noch heye mayen die onder de vierscharen van Wezele niet en woent op de verbuerte van ........ xxvij s. | Item dat neymant torff steken en mach noch saeyen, noch hey meynen, noch plucken (R.) die onder de vierschaer van Wesele nyet en woont op de verbuerte van xxvii gulden. |
Ende soe wye dat aenbringen sall, sal hebben den torff die daer gesteken es oft de heye die daer gemaeyt es ende de mayere de boeten als voire. | Ende soo wie daenbrengen sal, sal hebben den torff die daer gesteken es oft de heye, die daer gemaeyt oft gepluckt (R) is en de Meyere de boete als voor. |
De boete werd veranderd in 2 gulden (P.B.). | |
Is geordonneert opt voichtgedinge 1652 den 16n April, desen articule geobserveerd te worden. (v.B.) | |
[I, fo 3, ro] |
Saeyen. Sade is de Friesche vorm van sode, (zode) doch die ook buiten de Friesche streken in gebruik is geweest. (V.)
In de keuren van Esschen-Kalmthout vinden we ook: ‘russchen saeyen steecken’ (54) in de beteekenis ‘zoden steken’.
De huidige term te Wuustwezel is ‘rossen’ (russchen) voor graszoden en ‘vlaggen’ voor heizoden (plaggen, schadden). Vergelijk Nederduitsch ‘flagge’.
Vgl. Keurboek Kasterlee: ‘Soo wie op de gemeynte oft aerde russen of saeten staecke...’ (Bijdr. XVIII (1927), 444) en Aartbrief Terloo ‘maeven oft vlaggen’ (id. 443.)
EKEREN. | (19). - Turf en heide op de vroente gehaald verkoopen aan ‘uitgezetenen’ (Cfr. 20 en 22.) (53). Degenen, die men vindt op de vroente bezig met turf te steken of heide te maaien, zal men opleiden en losgeld eischen alsmede een boete van tien stuivers. |
ESSCHEN-KALMTHOUT. | Als de meier of een zijner mannen in de heide of op de vroente gaat en daar vindt ‘heemers, torfsteeckers...’ (44).
[‘Heemers’ beteekent volgens Verhoeven heimaaiers. (Oudh. en Kunst, 1910, 58)]. Hei en turf wegvoeren (45). Ingezetenen ‘torff steecken, torff slaen o russchen saeyen steecken oft dergelycken opter vrainten oft opter straeten...’ (54) |
18.
(I) Item is geordineert, dat alle de gene die tot Wouwe nyet en hebben geweest pionieren, dat die elck sal geven tot dorps behoeff, dat den borgemeester sal collecteren, elck xxx st. voir die twee daghen, des heeren actie daeraff gereserveert (J. II B.)
(Werd doorgehaald).
[I, fo 3, ro]
pionieren = schansen graven, versterkingen opwerpen.
des heeren actie = het aandeel van den heer.
tot Wouwe = Het Kasteel van Wouw, een versterkt slot in de naaste buurt van Bergen op Zoom, werd ingenomen door den Franschen Maarschalk de Biron in 1583. Van toen af was het een voortdurend heen en weer trekken van krijgslieden, die alles opeischten, verwoestingen aanrichtten en de inwoners dwongen aan de versterkingen te werken. In 1586 had men ‘van
u eghen syne Majestevts leger’ verschansingen gemaakt in de buurt van Kalmthout, waarschijnlijk nabij Wouw, om te dienen bij het beleg van Bergen op Zoom. (Schepenbrief v. Esschen-Kalmthout dd. 4 Sept. 1593 - uitgegeven door P.J. Verhoeven in ‘Bijdragen’ VI (1907), blz. 225-27).
Deze tekst werd in ons Keurboek ingelascht door Jan Beyers van Voxdael, den tweeden van dien naam, sekretaris van ± 1590-1610 We mogen gerust aannemen, dat het versterkingswerk thuis hoort bij de krijgsverrichtingen rond Bergen op Zoom op het einde der 16e eeuw.
19.
(I) Item daer men straten maect in elcken heertganck alst vuyter kerken wordt gebooden ende wie niet en compt, dat hy verbueren sall ......... xxvij s. | (II) Item daer men straten maeckt in [elcken heertganck alst uitter Kercken wort geboden ende wie nyet en compt, dat hy verbueren sal. xxvij st.] |
Ende de heere sal besteden te makene voir die ghene die thuys blyven te twyschat, het zy van hantwerkers, van waghene ende van peerden op haren cost die thuysblyven. | Ende de heere sal besteden te makene voor de gene, die thuys blyven te twyschatte, het sy van hantwerkers, van wagens ende van peerden, op haren cost die thuys blijven. |
Ende is geconsenteert by de gemeynte soe wye nyet en compareert op alsulcken wegen als... (oningevuld) (P.B.). | Ende is geconsenteert by de gemeente, soo wie nyet en compareert op alsulcke wegen. |
Item is noch geordineert ende geconsenteert opt voeghtgedinge anno XL dat men Peeters Dyck sal maken als die heere dat ter kercken vuyt sal doen gebieden te maken opte verbuerde als boven ende daer zyn schuldich te comen die ghene die te Doren woenachtich zijn, te weten alsoe verre als die gebueren er moeten gebeden worden de dooden te begraven.(D). | Item is noch geordineert ende geconsenteert opt voichtgedinge ao XL. |
In plaetse van dese drye puncten is geordineert, dat elck dye straten sal maken elck tegen syn erve, volgende de placcaten vanden hove gesonden ende opde penen daernaer staende actum den xxiiij Meye 1610. | |
Naast al het voorgaande werd in den rand geschreven: In plaetse van dese iii poincten is | |
Op den rand: Dit artikel compt te cesseren midts de placka- |
geordineert dat elck die straten sal maken elck tegen syn erve, volgende die placcaten vanden hove gesonden, ende opde penen daerinne staende. Actum xxiiijen Meye 1610. | ten vanden coninck. (P.v.B.). |
[II, fo 5, vo] | |
Nota: Het stuk tusschen [ ] komt niet voor op de kopie van het Staatsarchief te Antwerpen. | |
Deze laatste bepaling werd op hare beurt geschrapt met de aanwijzing: goet anno 1616 zoodat de oude voorschriften wederom van kracht werden. | |
[I, fo 3, ro] |
heertganck = wijk, gehucht, dorpsgedeelte. Schutjes in zijn ‘Geschiedenis van het bisdom 's Hertogenbosch’ (V, blz. 303) oordeelt aldus: ‘Hertgang beteekent wellicht haardgang, vermits men in de Meierij ‘nog steeds hert in plaats van haard uitspreekt. Het oude woord hart of hert beteekent bosch, zoodat de uitgestrekte gemeente in de vroegste tijden naar verschillende bosschen kan ingedeeld zijn.’
Verdam leidt af van ‘herde’ en komt tot ‘Het deel van een dorpsgemeente, waarop het vee gezamentlijk weidt.’ Doch in het volgende woord ‘hertgelt’ gebruikt hij de beteekenis ‘haard’.
Bij Vercoullie is een overgang ‘haard - hert’ mogelijk.
Te Zundert (N. Br.) bestaat een gehucht, dat vroeger den naam ‘hertganck’ droeg en thans als ‘haardgang’ op de Nederl. Topografische stafkaarten voorkomt.
We meenen, dat de verklaring hert = herde = kudde best aannemelijk is. De oudste beteekenis zou dan geweest zijn het gezamenlijk hoeden van het kuddevee van een dorpsgedeelte, later zou dan de beteekenis overgegaan zijn op het grondgebied, t.t.z. op het dorpsgedeelte zelf.
twyschat = het tweevoudige, het dubbele der geldsom.
dyck = hier bedoeld als hoog liggende straat, die opgehoogd werd om de overstrooming der baan te beletten.
BRECHT. | Degenen die gespan hebben moeten elk jaar in de straten voeren ‘drie voeyer savels’ (A. 8). De ‘cossaten’ (daglooners, handwerkers) moeten helpen graven (A. 9).
Die wagen en peerden houden moeten komen met een kar zavel en de ‘hantwerkers oft cossaten’ elk met een mutsaard. (B. 54). |
EKEREN. | (50) Eenieder moet in zijn wijk de heerbanen, binnen- en kerkwegen, watergangen en -scheidingen, dijken en halfdammen onderhouden ‘soodat der priester met den heyligen sacramenter en andere luyden drooge te kerke gaen mogen.’
(51) Bij kerkgebod bepaalden dag: ‘eenyegelyk tegens 't zyn’ wegen, waterloopen enz. te maken of te herstellen. |
HOOGSTRATEN. | (Cost. XLIII) ‘Item den gemeyenen heerwech, molenwech, brugwech ende sywech, die doet die heer in de kercke gebieden met eenen sondaechs gebode.... die wagen hebben met wagen ende die cassetten hebben met hantwerckene...’
Als geboden wordt de wegen te maken, moeten de ‘cossaten’ en de wagens present zijn. (K. 144) |
ESSCHEN-KALMTHOUT. | ‘Item van allen straeten te maecken...’ (32) |
POLDER. | Bepalingen rakende het maken der dijken: de plaats waar men de aarde halen moet, betalen van ‘lantgelt oft dyckagie,’ enz. (21-23) |
20.
(I-II) Item dat alleman, die onder de vierscharen van Wezele gheseten syn, mach graven ende mayen op de vroente voir hem selven ende niet voerdere op eender kooer van ........................ xxvij s.
[I, fo 3, ro; II, fo 6, ro]
21.
(I-II) Item soe wie dat houdende es banheyminghe oft boschheyminghe daer op dat ligghen meengaten daer die luyden doer vuyt moeten varen, daer sall dieghene, die de banheyminghe toe behoirt, houden voir dat meengat een cusbaer veeken oft hoort met drie ringhen oft wissen, dat men op ende toe doen mach. Ende waer de heere de contrarie bevint, dat mach hy begaen ende besteden vander heerelicheyt wegen te twyscat ende wie daer dore gaet oft vaert binnen vreetyde endie die veekene niet weder toe en set op ......................... iij s.
[I, fo 3, vo; II, fo 6, 1o]
banheyminghe, boschheyminghe = Afsluiting, afscheiding, afheining van een erf, door een muur, schutting, heining, enz. ook door een greppel of sloot.
Het woord heining heeft de bepaalde beteekenis van haag, heg, aangenomen. (V.V.).
Ban is bij V.V. (6e beteekenis) rechtsgebied en ook landstreek. Mogelijk is het hier ook in de beteekenis van grondgebied gebruikt.
meengat = Rijweg over het land van een ander. (V.V.) In de Kempen is het woord ‘mennegat’ nog in gebruik, echter niet meer te Wuustwezel.
cusbaer = in goeden staat; dat voldoet aan een bepaalde verordening (V.V.)
veeken = hek, sluitboom (draaiboom?) aan de akkers, weiden, enz.
vreetijde = tijd, gedurende denwelke men niet op het land mag. Zulks wordt aangeduid door een ‘vreewisch’ een stok waaraan een busseltje stroo bevestigd is.
Als de graanoogst van de akkers verwijderd was, hadden de schaapherders het recht hun kudde op de stoppels te laten grazen. Hij, die dit niet wilde toestaan, stak eenvoudig nabij den ingang op den akker een stok, die boven gespleten was en een boschje stroo omkneld hield ofwel een groenen tak. Oudtijds gaf men deze teekens den zinrijken naam van ‘vredewisch’, daar zij dienden om geschillen te voorkomen. Het wegnemen ervan werd in sommige keuren met geldboete gestraft. Geen enkel schaapherder zou het dan gewaagd hebben zijn kudde op dien akker te zenden. Het gebruik van ‘stoppelweide’ en ‘stoppelgang’ herinnert nog aan den tijd van het gemeenschappelijk grondbezit. (J.W.A. Gommers, in ‘Ste Geertruydtsbronne’ Bergen op Zoom, VII, 1930, blz. 157).
HOOGSTRATEN. | (Cost. XLIIII). - De eigenaar van den eigendom, waarover een ander ‘weegt’ moet de stijlen zetten en de gebruiker van den weg moet ‘tgat stoppen, cusbaerlyck datter den anderen geen schade bij en hebbe...’ |
SCHOTEN-MERKSEM. | ‘...dat een yegelyck syn heyminge maecken sal cusbaerlyck, soo wel buyten den ommeganck als daerbinnen, dat daer geen gekennefde verckenen, gespannen peerden, noch gecoppelde beesten over en gaen...’ (1) (zie nr 6) |
POLDER. | Als eigenaars samen eigendom hebben in één stuk, dan moet degene die vóór ligt den andere, die achter hem ligt, met zijn vruchten laten wegen over 't zijn. Degene, die achter ligt moet zijn weg nemen, ‘ten naesten velde ende minster schaeden’, Wanneer het hooi of de vruchten weggevoerd zijn, mogen geen beesten gestouwd worden in 't gemeen stuk zoolang |
de medeëigenaar zijn vruchten nog niet weggehaald heeft. (95) | |
[Te vergelijken met de teksten van nr 30]. |
22.
(I) Item alle die ghene, die heytoorff slaen op de vronte, die moeten den toorff die sy geslaghen hebben afdoen van der heyden altoes voer den heylegen Paesdach ierstwerven volgende nae den selven somere, dat zy den toorff hebben geslagen, ende dat op .............. xxvij s.
Ende den torff verbeurt tot sheeren behoeff (P.B.) oft tot behoeff van andere gemeyntenaeren die denselven aenveerden. (R.)
[I, fo 3, vo]
(II) Heel 't voorgaande (grondtekst + aanvullingen).
[II, fo 6, ro]
vronte = vroente = gemeene dorpsweide en -heide; gemeenschappelijke gronden. Waarschijnlijk vroonlanden t.t.z. landen die den vrone = heer toebehoorden, dus cijnsplichtige gronden in gemeen gebruik.
(Dr J. Floren, die in Oudh. en Kunst, (XVI, 1925, blz. 38) ook de vraag stelde: ‘Wat is een Vroente of Vrunte?’ komt ongeveer tot vorige verklaring, naast nog andere beteekenissen).
Te Wuustwezel hadden de ingezetenen van hun heeren in 1440 een ‘vroentebrief’ gekregen. We hebben die oorkonde gepubliceerd in ‘Wesalia’ (I, 1926, blz. 24). In 1530 ontstond er twist tusschen Maximiliana van der Noot en de inwoners aangaande het gebruik van den moer op de vroente gedolven. Hier kwam de ‘vroentebrief’ van 1440 de zaak uitwijzen in het voordeel der ‘grondtvrouwe’. (‘Wesalia’, IV, 1929, blz. 24).
In den ‘vroentebrief’ (1440) spreekt men van ‘die aert ende wruente’ en zulks brengt ons tot den ‘Aartbrief van Terloo’ en de studie door Dr J. Van Gorp daarover gepubliceerd in de ‘Bijdragen’ (XVIII, (1927), 436-448). Uit zijn besluit halen we overeenkomstige punten voor onze vroente:
‘1o De aart was een uitgebreid perceel grond, bestaande uit heide en veengronden;
2o De gemeentenaren hadden het recht er binnen zekere voorschriften, hun beesten (vooral schapen) op te hoeden; er torven of schadden te steken...
3o Het gebruik van den aart was streng persoonlijk. Men mocht er andermans vee niet opbrengen; den torf op de heide mocht men niet verkoopen aan anderen, enz.’
SCHOTEN-MERKSEM. | ‘Wie op der gemeynten yemant synen torff or tvuert...’ (35) |
HUIBERGEN. | Niemand mag op de vroente turf steken of hei maaien. |
23.
(I) Item die straten te gadere setten oft legghen ende wech voeren op ................ xxvij s.
Aldus gewijzigd: Dat nyemant des heeren straten te gadere setten of wech voeren en sal. (P.B.).
[I, fo 3, vo]
(II) Alleen de nieuwe tekst (van P.B.) werd opgenomen.
[II, fo 6, vo]
HOOGSTRATEN. | In de gemeene straten dragen: ‘mesch, vellen oft andere onsuyvere dingen’, ‘mooswater of messiewater’ (K. 17).
Alle Zaterdagen van Bamis tot Paschen moet elk voor zijn huis den steenweg opvegen ‘van der middelt ten houdt toe’ (K. 96). |
BERGEN-OP-ZOOM. | Stedelijke bepalingen ‘van straten schoen te maken’. Alle veertien dagen de straat reinigen ‘toter halver straten voir sijn huus’. - Vuilnis, mest, kruid op eens anders weg, enz. Mest moet drie dagen nadat het ‘uut gedaen is’ van de straat verwijderd zijn. Kramen mogen 's nachts niet op de markt blijven staan. (fo 7, vo Keurb. 1313). |
24.
(I) Item alsoe verre als gemeyn wegen ligghen in die ackeren, die sal een iegelyck maken tegen syn selfs erve ende die wegen mach de heere begaen ende besteden gelyck banheyminghen, als sy vuyter kercken geboden wordden te makene.
Dies sal men de gemeyn ackerweghen, die gemeyn liggen en daer geheel de gemeynte over weeght, die salmen maken bij de gebueren alsoe men andere gemeyn weghen maect ende wie contrarie dede
sal verbueren, alsoe men de herstraten begaet ende de pene daertoe staende van ................ xxvij s. (P.B.)
Is geordineert opt voichtgedinghe den laetsten Aprilis ao 76 dat die vanden Kerckhoeffve sullen den wech naden Cruyswech maken totten Dorenboom toe ende den Lyckwech by Meeus van Broeckhoven totter Quaeckelen toe ende die vanden Cruyswech voirts, ende die van Geinhoven voirts tot Ackerveken toe ende soe verre alsmen de gebueren ter lyck bidt op pene als boven.
J. II B. schreef ernaast: Nyet, mits dat elck tegens tsyne moet maken, wat echter later werd doorgehaald.
[I, fo 4, ro]
(II) De drie alinea's werden opgenomen - alleen naast het derde werd aangemerkt memorie (B.)
[II, fo 6, vo]
begaen en besteden = de heer doet zijn omgang om de wegen na te zien, d.i. begaan. De wegen, die niet in goeden staat zijn doet hij maken, hij besteedt ze.
... ter lijck bidt... = Bij het afsterven wordt heel het gebuurt aangezegd. Door die aanzegging worden de geburen uitgenoodigd op de gebeden (rozenkrans) die in het sterfhuis worden gebeden zoolang de doode ‘boven aarde ligt’ alsmede op de begrafenis en de uitvaart. Dat aanzeggen of uitnoodigen heet men ‘te lyck bidden’.
HOOGSTRATEN. | ‘Elck man zal zyn anthooft (= dam, waterkeering, ophooging) ruymen ende graven voir zyn beemde ende zyn landt, ende besundert aen de herstraet als tselve geboden wordt.’ (K. 141). |
25.
(I-II) Item soe wie dat gaet oft vaert door een ackerveken ende dat open laet staen op ......... iij s.
[I, fo 4, ro; II, fo 7, ro]
(Men vergelijke met nr 79).
ackerveken = Hek, sluitboom aan de akkers (V.V.). Vgl. ‘draaiboom’.
BRECHT. | (A 10; B 31, 56). |
HOOGSTRATEN. | (Cost. XCIIII) ‘Item nyemant en mach zijn |
veken open laten oft doen gaen op ander luyden erffve, ten waer voir een sheere strate...’ | |
SCHOTEN-MERKSEM. | De vekens moeten Winter en Zomer aan den akker blijven hangen (6). Niemand zal de akkervekens open laten staan (7). |
26.
(I) Item soe wiens beesten wordden gescut vuyt andere lieden goede, soe wes schade daer inne geschiet es, die schade sall men schatten by de twee naeste gebueren ende oft de gebueren dat niet doen en willen sullen verbueren ........... xiiij s. | (II) Item soo wyens beesten e-g schut werden vuyt andere lieden goede, soo wes schade daerinne geschiet is, dye schade salmen schatten bij de twee naeste gebueren ende oft de gebueren dat niet doen en willen sullen verbueren .......... xiiii st. |
Behoudelyck dye de schade gedaen is sal schuldich syn die gebueren te vergaderen om dye schade te schatten. Ende dat de Heer die beesten besteden sal tot dat die schade betaelt is oft diegene tevreden gestelt is, die de schade gehat heeft. Ende tselve moet geschat worden binnen twelff uren, ten ware die beesten geschut werden inden avont, sal tselve geschat worden tsanderendaags voor den noene. | |
De naaste geburen werden nader bepaald: te weten die naeste gebueren vanden ghenen, die de schade gedaen is ende naeste gebueren vanden ghenen die de schade gedaen heeft. (D.) Deze bepaling werd echter doorgehaald en aldus gewijzigd: die naest den goede woenen, behoudelijck dye de schade gedaen is, die sal schuldigh sijn die gebueren te vergaderen om die schade te schatten. Ende dat die heere die beesten besteden sal tot dat die schade betaelt is oft die ghene te vreden gestelt is, die de schade gehad heeft. (D.) | |
[II, fo 7, ro] | |
Ende tselve moeten geschat wordden bynnen xii uren. Ten waere de beesten geschut werden inden avont sal tselve geschat worden tsanderendaechs voerder noenen. (P.B.) | |
[I, fo 4, ro] |
BRECHT. | Beesten in eens anders eigendom wordt maar beboet ‘alsoe verre de heyninge cusbaer is ende was it oft in dagen te voren’ (A. 42). En niemand mag zijn beesten uit den ‘schutbocht’ halen vooraleer de berokkende schade geschat is. (A, 43) |
EKEREN. | (48) ‘Item zoo wie d'een den anderen akkerschaede doet in 't koren of gras zal schuldig zijn zulke schaede op te rigten ter taxatie van goede mannen, zoo verre de beesten daer omme geschut zijn ende zullen partijen dat bevde by goede mannen beleyden binnen vier en twintig ueren naer de beesten zullen geschud oft verborgt zijn en wes de mannen taxeren, daer zullen partijen mede tevreden zijn.’ |
SCHOTEN-MERKSEM. | (10) Uit den schutbocht halen na betaling der schade of borgstelling - betaling binnen 14 dagen (25, 26). |
ESSCHEN-KALMTHOUT. | ‘Van den beesten inden lieden goet te gaene’. |
POLDER, | Verkoopen van geschutte beesten (34).
Schade door beesten ‘in yemants anders weyde, gersch ofte vruchten’ moet betaald worden door den eigenaar ‘ten waere dat de propietaris van de beesten die dorffde minderen met eedt.’ (35) Wanneer iemand weet dat zijn beesten iemands weide of vruchten doorgebroken of overgesprongen zijn en ze niet terstond terughaalt betaalt hij dubbele schade. (37) En in dat geval moet hij ‘syne beesten daernae alsoo spannen ende versien, dat se van dyen jaere nyet meer daerin en connen breken oft springen’. (38) Schade moet geschat door ‘ten minste drye goede eerlycke mannen van goeden naeme ende faeme, nyet partiael noch suspect synde...’ (44) Als het goed waarop de schade geschied is ‘open ende ongeheynt’ is of het land niet ‘cusbaerlyck is begraefft oft en beheympt’, is geen schadeloosstelling te betalen. (45) Schadeloosstelling moet men eischen vóór Kerstmis. (71) |
27.
(I-II) Item dat men gheen schapen van buyten halen noch aennemen en sall om te houdene op de vroente om de koetelen, ende dat op .............. xxvij s.
[I, fo 4, ro; II, fo 7, vo]
koetelen = meervoud van ‘kotel’ (= keutel), drek van sommige dieren. Weiland noteert: ‘Waarschijnlijk komt het woord van het hoogd. ‘Koth’ en den uitgang ‘el’.
Het artikel zou aldus te verstaan zijn: Men zal geen schapen van buiten 't dorp op de vroente halen of aannemen om den mest door deze dieren achtergelaten.
EKEREN. | (21) ‘uytgezetenen des dorps van Eeckeren de gemeyne vroente gebruyken met schaepen ofte een der beesten’.
(53) De vorsters moeten samen rondgaan ‘in de heyden en op andere paelen rondomme Eeckeren’ om de beesten, schapen, koeien, peerden, ossen, enz., toebehoorende aan ‘buytengezetenen’ te vangen en te schutten. |
SCHOTEN-MERKSEM. | ‘Item soo wie eenige beesten aanneempt te weyden van buytendorps op de vrunte...’ (14). |
HUIBERGEN. | Degenen, die ‘der heeren Willart en vroente’ gebruiken met schapen of verkens, moeten in vergelding een dag per jaar komen werken voor den heer, ofwel ‘iemandt in haer stede stellen’. |
28.
(I) (D.) Item soe waer eenige beemde liggen, die affgesloot ende geteekent zijn, ende daer yemant anders op sthout oft op hoet, dan die ghenen diese toebehooren [ten waere dat gemeyn bemden waren ingesloot] die persoenen sullen die beemde gebruycken ende niemant anders. Ende soe wye contrarye dede, die sal verbueren ......................... xx st.
(Het gedeelte tusschen haakjes werd later uitgeschrapt.)
Deen helft totten aenbrenger ende dander helft totten officier voer den brueck. (P.B.)
[I, fo 4, ro]
(Hiervan werd niets overgenomen in II)
afgesloot - afgeteekend bij middel van een sloot; vgl. afgepaald.
SCHOTEN-MERKSEM. | Beesten in eens anders beemden, weiden aarden (11), noch hoeden op andermans spurrie (12) noch op landen waar vredewisschen op steken (13).
Als iemand beesten vond op zijn eigendom en ze wegdreef in 't koren of de vruchten van dengene wien ze toehooren... (15). Beesten in korenstoppelen, enz. (18, 19). |
ESSCHEN-KALMTHOUT. | ‘Soo wie duer eens andermans erve vaert oft stout ende egheen recht daertoe en heeft...’ (55). |
29.
(I) Item soe wie dat eerde schiet vuyte grachten aen de straten gheleghen [dat hy die niet voeren en mach tenzy dat hy brinct een voeder eerden oft zavels weder in de steede op] ......... xxvij s. | (II) Item soo wie dat eerde schiet uit grachten aende straten gelegen, sal deselve moeten inde strate scheeden. sonder die wech te vueren. |
Ende diese neyt scheeden willen sullen deselve opden cant moeten laten liggen te hoop op de pene van. xxvij st. | |
De tekst tusschen haakjes werd doorgehaald en in de plaats kwam: sal deselve moeten inde straten scheeden sonder die wech te vueren (J.B.) ende diese nyet scheeden en willen, sullen deselve opden cant moeten laten liggen te hoope. (P.B.) | |
[II, fo 7, vo] | |
[I, fo 4, vo] |
schieten = werpen, aarde uitsmijten; wegwerpen.
‘een veld onderschieten’ wordt nog gebruikt en beduidt greppels
maken doorheen het veld terwijl men de uitgedolven aarde over de panden ‘schiet’ of smijt.
scheeden = scheiden, uitspreiden over de straat.
BRECHT. | A, 23; B, 66. |
30.
(I) Item men sal die banheyninghen en boschheyninghen begaen altoos in de weeke nae sinte Gheertruydendagh ierstweerff ende anderwerff binnen merte.
Sinte Geertruidendag werd vervangen door Sint Ambrosiusdach (D.) en er werd bijgevoegd: ende anderwerff ende derdewerff binnen Aprillis (D.) oft by bequamen tyde. (P.B.).
(II) Al het voorgaande.
[I, fo 4, vo; II, fo 7, vo, 8 ro]
Ste Geertruidendag = 17 Maart.
St Ambrosiusdag = 7 December.
BRECHT. | De heer zal eens omgaan op zijn boet en de volgende maal ‘op twistschat’... (A, 56). |
SCHOTEN-MERKSEM. | Als de schutter ergens gaten vindt, zal hij de eigenaars verwittigen, die drie werkdagen tijd krijgen om de heining te doen herstellen. (2) De schade daardoor berokkend moet door den schuldigen eigenaar betaald worden. (3)
Wegdragen van heiningen. (5) |
ESSCHEN-KALMTHOUT. | Zie nr 32. (Volledige tekst van art. 32 uit het Keurboek dezer plaatsen.)
[Men vergelijke met nr 21]. |
31.
(I) Item dat een iegelycke de clocke slaen oft trecken mach alst noet ware, geconsenteert van den heere.
Op voechtgedinge anno Lxxj es geordineert byden gemeynten, dat [soe wye begheert] datmen over den dooden ende vuytvaerden de groote clocke maer en sal stormen over den syde ende soe wye de groote clocke begeert over hem geluydt te worden zal der kercken
daeraff betaelen x st., dies moetense de Kerckmeesters doen luyden sonder hueren coste.
(Later geschrapt).
[I, fo 4, vo]
(II) Al het vorige werd overgenomen. Voor over den syde staat hier over deen syde.
[II, fo 8, ro]
over deen sijde = waarschijnlijk het luiden met de klok langs één zijde, t.t.z. zonder weerslag.
In Wuustwezel heeft men thans nog twee manieren om de klok te luiden. In gewone omstandigheden (begrafenis, feesten, enz.) luidt men over twee zijden, (de klepel raakt dus de klok langs beide zijden en brengt twee verschillende klanken voort = slag en weerslag).
Bij brand luidt men de stormklok, d.i. dezelfde klok, maar men laat met zeer korte tusschenpoozen een hamer neervallen op één zijde der klok.
Hetzelfde voor de kleine klok. Men kan er mêe luiden, bv. bij begrafenis van een kind, samen met de groote klok als men een doode ‘uitluidt’, om het Angelus te luiden. Doch men klept er mêe op één zijde als men de geloovigen ter kerke roept.
Bij het uitluiden van een doode maakt men onderscheid voor mannen en voor vrouwen. Men luidt met groote en kleine klok, voor de mannen begint men met de groote klok (manliê-klok) en voor de vrouwen met de kleine (vrouwliê-klok).
BRECHT. | ‘Item sal een yegelyck comen ter clocken als hy hoort stormen oft daer men in de gebuerte opte beckens slaet van noode’ (A, 15). |
HOOGSTRATEN | ‘Zoo wanneer men die clocke luydt om noots wille, die daer nyet toe en loopt met zynen wapenen...’ (K., 32). |
(Men mag ze niet luiden zonder nood.) Klokluiden in geval van brand (K, 35). |
32.
(I) Item dat een iegelycke syn beeken ende waterlayen mach maeken binnen meye sonder iemant te beschaden ende daernae mach se de heere ierstwerff begaen op syn boete, ende ander werff |
(II) Item dat een ygelyck syn beeken ende waterloopen mach maken binnen halff Meye, sonder ymant te beschadigen ende daer naer mach se de heer eerstwerff begaen op syn boete ende |
besteden die niet [binnen Meye (D.)] gemaect en zyn te twyschat. | anderwerff besteden dye nyet binnen Meye gemaeckt en syn te twyschat. |
Behoudelijk dat men die beken noch waterlaeyen binnen Meye niet en sal begaen anderwerve dan buyten Meye tsegen den heere van Loenhout. (D.) | (Daarna komt de tekst van D.) |
[II, fo 8, ro] | |
Dit laatste werd doorgeschrapt | |
[I, fo 4, vo] |
BRECHT. | Beken begaan binnen Mei en de ‘waterlayen omtrent Bamisse’ (A, 1, 2). |
Beken ruimen en begaan binnen Mei (B, 57) en de waterloopen binnen September (B, 58). | |
‘Item dat men geenderhande wateringen liggende op heerstraten oft op verchysde velden dye over XL jaren open gelegen hebben, begraven en sal moegen, noch nyemant wye hy zij inde selve wateringen hout of vlas rooten en zal’ (A, 49). | |
EKEREN. | (24) Niemand mag waterloopen, beken of watergangen stoppen. |
HOOGSTRATEN. | (Cost. XXXVI-XLII) ‘Die schouwaterlaten daer hey, wey, daer lant, doer euselen ende doer heynigen begaet men tot halffmeert, die Schouteth met den Scepene mitsgaden den secretaris.’ Verder manier van vonnissen, doen maken van den waterloop na Zondagsch kerkgebod, afpanden der onwilligen, enz. |
Hout leggen in grachten (K, 27). | |
ESSCHEN-KALMTHOUT. | ‘ende die beeckenen, heiningen, grachten, bekens, waterslooten, dat moet den meyer all begaen, ende dat met rechte all doen maecken alsoo verre alst niet banweerdich gemaeckt en is, maer is den meyer daer inne gehouden te doen doene een sondaechs kerckgebot dat hy omgaen sal, om niemant te verachteren oft in schade te comene ende altyt nae t' gebot te hebbene drye werckdaegen, ende als die meyer dan met schepenen omgaet ende en vyndet iet niet wel gemaeckt, soo besteet die meyer dat met rechte cusbaerlyck |
ende banweerdich te maeckene, ende dan comen die persoonen in schaden die dat werck aengaet, ende desgelykcx van acker ende veltschaden ende vanden vonderen ende brugghen ende meer diergelycken’ (32). | |
POLDERS | ...den dyck, waeterlaeten ende andere bruggen, sluysen ende dyergelycke nootsaeckelyckheden... goets tijts te versien ende doen versiene..’ (19). |
Verdeeling der kosten van sluizen maken (25) |
33.
(I-II) Item tschot van schuttene van den beesten van buyten dat sal staen tot alsulcken boeten als zy ons heysschende zyn.
[I, fo 5, ro; II, fo 8, vo]
BRECHT. | ‘Item men zal opt zant schutten de vreempde beesten ende telcken male op vyf stuvers en die van Loenhout x stuvers gelijk zij van ons nemen.’ (A, 52). |
EKEREN. | Voor het schutten van beesten, die niet aan ingezetenen toehooren, zal de vorster hebben ‘gelyck andere dorpen rondomme, en vandaer de zelve beesten zijn, van de ingezetenen van Eeckeren nemen.’ (53) |
SCHOTEN-MERKSEM. | (21). |
POLDER. | Schutten van vreemde beesten kost 3 grooten brabants (26) |
34.
(I-II) Item soe wiens schapen seer wordden, die mach daer vuyt vanghen tot drie scapen toe ende niet meer, ende alsdan soe moeten of moegen die luyden die andere scapen houden op heuren selfs erve sesse weken lanck ende binnen de zesse weeken vercoopen ende die contrarie dede zal verbueren daertoe............... xxvij s.
Item die ghene die gheen erve en hebben oft oeck erve hebben sal men bewysen eenen hoeck op die vroente, daer sy hoeden sullen,
een yegelyck in syn gehuychte ende dat by gebueren, op gelycke pene van................. xxvij st. (M.B.)
[I, fo 5, ro; II, fo 8, vo]
BRECHT.
A, 4-5. [Vergelijk nr 3].
35.
(I) Item dat nyemant schorfte peerden en mach laten gaen opter straten maer een iegelijck mach se houden op syns selfs erve op de verbuerte van..... xxvij st. (D.)
[I, fo 5, ro]
schorfte = aangetast door schurft.
EKEREN. | ‘Item niemand en zal eenige beesten oft peerden die ruyig zyn op de straten oft gemeenten oft in schaeringen van gemeenen ettingen laeten gaen’ (29). |
SCHOTEN-MERKSEM. | ‘Item dat oock niemandt van nu voortaene schorfte peerden oft beesten, die den rydenden worm hebben, doen noch brengen en sal op de vronte ende der gemeyner weyden... (17). |
36.
(I-II) Item dat nyemant sayen steken en sal op de vroente van Wesele die binnen Wesele niet en woenen op de verbuerte van................. xxvij s.
Op den rand van het oude Keurboek schreef P.B. ‘staet hiervoren noch eens’.
[I, fo 5, vo 8, vo]
sayen = (zie nr 17).
EKEREN.
(53).
37.
(I) Item dat nyemant schieten en sall, metten steelen booghen, caloeveren oft metten booll schieten inder straten aent Kerckhooff oft ander straten [oft int Acker (P.B.)] onder de huysen, die sal verbueren........ xxvij s.
Item dat nyemant den bolwerpen en sal inde ackeren ende wie contrarie doet sal verbueren......... x st. (J. II B.)
Onder aan het blad teekende D. op:
Item soe wye dat schiet aende kercke met booghen oft coloveren oft worpt met eenighen dinghen opter kercken ende na de kercke die sal betaelen de kercke de schade ende daertoe noch verbueren tot sheeren behouff................ x st.
Item dies gelyck aen de capelle te Dooren opte selve kuere als voren, ende aen allen capellen als voren.
Op den rand: Dit blyft byden voergaenden verboden hier aff gedaen. (P.B.)
[I, fo 5, vo]
(II) Al het vorige, grondtekst, aanvullingen en randmelding werd overgenomen. Doch waar in het oude keurboek heel duidelijk staat steelen booghen lezen we hier staelen.
[II, fo 9, ro]
Steelen is in het IIe keurboek ‘staelen’.
caloeveren - vuurroer. (Zie ‘Wesalia’, III, blz. 4-5, waar P.v.G., het woord verklaart en toelicht in verband met de St Kristoffels- of busgilde.)
Alhoewel er in 1500 spraak is van ‘caloeveren’ en er een herberg ‘In Sint-Christoffel’ bestond, is het nochtans uitgesloten, dat toen reeds de St. Christoffelsgilde bestond, daar ze in 1661 opgericht werd door Willem II vander Rijt.
BRECHT. | (A, 13) Glazen breken aan de kerk (A. 14). |
EKEREN. | ‘Item niemand en zal schieten 't zij met bogen ofte met bussen op 't kerkhof, oft naer de vogelen op de kerk zittende, ofte in de plaets daer huyzen staen’ (17). |
SCHOTEN-MERKSEM. | ‘... om alle inconvenienten te schouwen niemant den cloot werpen en sol in de plaetse oft opt Kerkhof...’ (37) |
38.
(I-II) Item die honden te bindene alst vuyten kercke gebooden wordt ende wie contrarie bevonden wordt sall verbueren.................. xxvij s.
[I, fo 5, vo; II, fo 9, ro]
BRECHT. | ‘Item van kwaden honden, die loopen achter straten, soe wye syn honden nyet en bonde oft doot en sloege, alsmen dat gebiedt vuyter kercken zal verboeren...’ (A. 33). |
39.
(I) Item men heeft geordineert, soe wanneer eenighe bedesetters van des heeren wegen inder kercken ghecoren wordden, te weten de vyf bedesetters, om van allen schooten ende beeden te settene daer sy toe gecommitteert zyn, ende wie daer niet en compt by zyne medegesellen sal betalen de costen van zynen anderen gesellen ende dit es met consente van den gemeynte geconsenteert, oick op de pene van....................... xx st. (P.B.)
Item het is geordineert inden jaere XVc ende vyftich opt voeghtgedinge by Meyer, Schepenen, Kerckmeesters, Heyligh Gheestmeesters ende eens deelen vande gemeynte tot Wuestwezele als de bede ons genadichs heeren des Keysers al hier geset is byde bedezetters die daertoe gecoren syn naer oude costumen ende vuytgelesen is ende dat schot gegheert wordt het zy dat eenygelycken schotzetter in zijnen heertganck geerende is oft dat vuytbesteet is aen yemanden te geeren, dat een yegelycken syn schot schuldigh sal zijn te betalen binnen ses weken, daer nae dat vuytgelesen is ende soo wie alsoo nyet en beteelt binnen dyen daghe voors. dat die schade, die daerop comen sal, det die sal comen geheel opten ghene die huer schot nyet betaelt en sullen hebben. Ende soo wye dat het schot geerende sal zijn, dat die bedezetters die dat schet geseth hebben sullen daeraf nemen solvente borghen vanden ghene die tgeeren sal, achtervolgende de mandementen vanden Keysers. (D.)
Ende alsmen de rekeninghe vanden Dorpe doet, soe sullen gehouden weesen de nyeuwe bedesetters metten ouden bedesetters te comen vergaeren ende rekenen, ende soo wye daer nyet en compt sal verbueren tot syns anders bedesetters behoeff die daer inne in gebreke en is. Ende en salmen geen foutten passeeren vanden gene die nyet en compt metter andere bedesetters uyt synen hertganck ende doet goet bescheit daeraff, oft anders salmen tselve nyet passeeren. (P.B.)
Desgelyckx oick soe wanneer dat der gemeynte Rekeninge gedaen wordt, dat daer toe gedaecht selen worden, alle die Regeerders, die ondereedt staen en wye niet en compareert sal verbueren xx st.
telcker reyse, ten waere wettige nootsaecken [te wetene Kindersterfte (Dit werd doorgehaald)] (P.B.)
(II) Al het voorgaande met weglating van de laatste woorden te wetene kindersterfte.
[I, fo 6, ro; II, fo 9, vo-10 vo]
schoten = belasting als landrente verschuldigd aan den heer (V.V.). ook het aandeel in de dorpslasten.
beden = vorstelijk verzoek om geld, eigenlijk vrijwillige opbrengst in vervanging van gedwongen belasting.
setten = bepalen welk aandeel elkeen in de gezamenlijke belasting te dragen heeft.
bedesetter = dus, diegene die de belasting verdeelt over de inwoners.
hertganck = (zie nr 19).
SCHOTEN-MERKSEM. | De ingezetenen, die gekozen zijn ‘omme der kercke ende den heyligen geest te dienen oft bedesetter te sijn’ moeten hun dienst aanvaarden zonder zich er tegen te verzetten. (56). |
40.
(I-II) Item men sall doen maken alsoe vele branthaken als daer ghehuchten syn op sdorps cost.
Ende dat elck huys sall houden een leere van x of xij voeten lanck op ten coer van........... xxvij s.
In II werd op sdorps cost gewijzigd in op sdorps last.Ga naar voetnoot(*)
[I, fo 6, vo; II, 11 ro]
HOOGSTRATEN. | Artikels 35-53 handelen over ‘provisi opten brandt’. |
Elke vier huizen, ‘oft die hooren tot eenen bornput’, moeten hebben een brandhaak, een ‘dacleeder ten minsten zess sportten lanch met eenen crommen vseren haeck’ (K, 36). | |
Bornputten in goeden staat houden (K, 37) keurmeesters (K, 38). | |
Elk huis moet hebben een leeder ‘totte wormen toe lanck’ (K, 40). |
Zoodanig stoken, dat de gensters langs de schouw uitvliegen (K, 41). | |
Gebruik van ‘keerssen en lanteernen’ bij dorschen, enz. (K, 49-51). | |
Bij droog en windachtig weder zal men bevelen water en een ladder voor de deur te zetten (K, 53). | |
BERGEN-OP-ZOOM. | Aldaar heeft men uitgebreide en zeer typische brandweer-voorschriften in het keurboek ingelascht. We kunnen ze aldus samenvatten: In elk huis is men verplicht een ‘oesvat ende eenen ketel oft eenen emmer’ te hebben. Degenen die een rijkdom hebben van 200 pond moeten een ladder bezitten van 15 voet lengte en die 100 pond rijk zijn een ladder van 12 voet. |
In geval van brand moet elke man een ‘oesvat’ meêbrengen en elke vrouw een ketel of een emmer. De brouwers, bakkers en verwers moeten een ‘tijn’ (= watervat) aanbrengen alsmede een ‘tijnboem’ (= hout om het watervat mêe te dragen). | |
Het is verboden naar den brand te komen met lansen, pieken, of zwaarden (‘glavien, pijken, staven ofte zweerden’.) | |
Op al deze punten staan de noodige boeten. | |
(Keurboek 1313, fo 10, vo en 11 ro). |
Deel II
1510-1607
(Nrs 41-84)
41.
1510. (I) Item es geordineert by den heere en gemeyn luyden oft gemeynten van Wuystwesele, dat soe wanneer men ter bruylocht geboden wordt te Brecht dat man ende wyff ende met hueren kinderen niet meer en sullen gheven moeghen tsamen dan twee stuvers, ende wie meer gave ofte bevonden wordt meer te gheven dan voirs. es, sal verbueren eenen halven gouden philippus ghulden tot behoeff van den heere ende den aenbrenghere oock eenen halven Philippus ghulden. Ghesteedicht metten vonnisse in den jare xvcx op den xxij dach Aprilis opt voeghtgedinghe.
1571. Opden derden July anno LXXJ is geordineert bij den heer ende der weth ende eensdeels van der anders, datmen tusschen dit en Bamisse egeen bruyloften houden en sal achter Sondach, dan aen elcke syde met xxv persoonen en dat men nyemant van buiten bidden en mach ende insgelycx nyemant buyten gaen op alsulcken boeten als eertyden verboden is geweest, anno XVc ende LIIIJ.
Op een ander voechtgeding werd wederom toegevoegd: Is geconsenteert aengaende de bruyloften als is geordineert anno XVc ende LIIIJ. (P.B.)
Later: Item datmen geen geltbruyloften houden en sal totter tyt toe dat anders by den Heere ende Regeerders vanden Dorpe geconsenteert sal worden, opde verbeurte vanden gelde datter gegeven soude mogen worden. (P.B.)
(II) Volledig overgenomen.
Naast den oudsten tekst werd vermeld memorie (R) en ex antiquitate et usum (v.B.). - Bij den anderen staat alleen memorie. (R.)
[I, fo 7 ro; II, fo 11, vo]
Bamisse = Sr Baafsmis (1 Oktober).
geltbruyloften = feestmalen waarin elk zijn deel betaalt.
Het part dat elkeen te betalen heeft noemt men dan schotelpenning
of schotelgeld. Volgens Verwys en Verdam verstaat men door schotelgeld de geldelijke bijdrage aan bepaalde gilden. Zoo zouden we dan door ‘geldfeesten’ onze gilde-teerfeesten kunnen beduiden. (Zie nr 46).
BERGEN-OP-ZOOM. | Wie eet ter bruiloft ‘ist man oft wijf, ist kinne oft kenne’ hij moet zijn gelag betalen. |
Het geven van ‘cleynoden’ (geschenken) ‘verder dan vader ende suster ofte broeder, man ofte wijf, ofte die twee bruleyders’, is verboden. | |
‘Ende wie dat in brulochten elken mijnstre ofte speelman’ meer gaf dan een belooning in wijn of 't geld daartoe, wordt beboet met 3 lib. (Keurb. 1313, fo 5, ro). |
42.
1510. (I) Item dat nyemant gheen rabbauwen en herberge [ende aenhouden en sal (D.)] des nachts op te verbuerte van eenen Philippus gulden tot myns jonckeren behoeff, ende den anderen tot behoeff des aenbrengers. (D.) | (II) Item dat nyemant geen rabbauwen en herberge en aenhouden en sal des nachts, opte verbeurte van twee Philippus gulden, de helft tots heeren behoeff, dander helft tot behoeff des aenbrengers. |
[II, fo 11, vo] | |
Myns Jonckeren werd vervangen door mynder vrouwen en de boete werd gesteld op twee Philippus gulden. (D.) | |
[I, fo 7, ro] |
rabbauw - landlooper, bedelaar, iemand zonder vast verblijf en middel van bestaan; iemand die van afgeperste aalmoezen leeft, ook nog deugniet, boef, schurk, galgenaas. (V.V.)
BRECHT. | ‘Item zoe wye metteneers, specketers, rabbauwen oft huergouten boven XV jaren ende beneden LX jaren oudt zynde herbergen oft logeren by nachte...’ (A, 54). |
‘Item dat nyemant geen wandeleer oft bedeleers herbergen en sal, ten waren pelgrims eenen nacht.’ (B, 62). |
43.
1510. (I-II) Item van myns jonckeren wegen van der Meeren es verboden eenen iegelicken dat hy binnen desen toecomende jare gheen bruylocht en sal moegen houden oft buyten dorps ter bruylocht gaen opte verbuerte van vyf Rynsgulden de drye tot myns jonckeren behoeff ende die andere tot onser lieve vrouwen behoeff.
Jonckeren vervangen door Myns vrouwen (D.) en later door Myns Heeren. (P.B.)
[I, fo 7, vo; II, fo 12]
44.
1512. (I-II) Item oft gebuerde dat yemant vochte oft twiste ende die dat ierstwerven dede oft berochte ende niet en dede vreden daer sal de heere nae staen als voire den hoechsten broeck. Ghestadicht metten vonnisse opt voeghtgedinghe int jaer xv xij opten xix dach van Aprill.
[I, fo 7, vo; II, fo 12, vo]
BRECHT. | A, 36-41. |
EKEREN. | 25-26-28. |
45.
(I) Item dat nyemant en mach plocken oft doen plocken inde beemden oft ackeren oft in anders luyden erve, sonder consent vanden gheene, die de beemden oft erven toebehoort ende soe wye daerinne bevonden wordt, die salmen nemen de sacken, te weten die de beemden oft erve toebehoort, die mach huer de sacken nemen, ende daertoe noch verbueren tot sheeren behouff... v st. (D.) | (II) Item dat nyemant en mach plocken inde bemden oft acker oft in anders lieden erve sonder consent vanden genen dye de beemden oft erve behoort, ende soo wie daerinne bevonden wordt den selven salmen nemen de sacken ende daerenboven noch verbeuren tot scheeren behoeff........ 2 Rynsg. |
Boete verhoogd tot 2 Rynsgulden (P.B.). | Deen helft tot behoeff vanden aenbrenger, dander helft tot behoeff vanden heere. Te weten dye de beemden oft |
[I, fo 7, vo; II, fo 13, ro] |
erve toebehoort dye moet haer de sacken nemen. | |
Is geordonneert opten 28n Meye 1647 by schepenen, bedesetteren, Kerckmeesters, H. Geestmeesters, den voorschreven articule in alles geobserveert ende onderhouden te worden. | |
BRECHT. | ‘heyde plucken’ (A, 17); plukken in de beemden (A, 35). |
HOOGSTRATEN. | ‘Wie andere luyden thuynen, torf, berninge, rapen, coolen neempt oft oick die ander luyden hagen afhoud...’ (K. 20). |
SCHOTEN-MERKSEM. | Plukken en snijden in koren, beemden, weiden, enz. ‘oock iemants cruyt neemt op mynachten ende andersints...’ (31). |
POLDER. | ‘Item soo wie met sickelen snyt aen den dyck verbeurt de sickele ende den sack.’ (24) |
‘Item soo wie eenen anderen zyn gars ontmayt oft onthoyt oft eenige schaede doet in syne terwe, rogge, gerste, havere, evene, boonen, erweten, hoy, garsch oft andere vruchten...’ (42) | |
Gaan of liggen in eens anders gras, koren of vruchten (61) | |
[Vergelijk, nr 78]. |
46.
1513. (I-II) Copie van den bruylocht brieve die ons jonckere Philips van der Meeren gesonden heeft aen den meyere ende gemeynte van Wuystwesele, inhoudende aldus.
Lieve ende ghetrouwe, wy bevelen U achtervolghende den gheboden in allen myns genadigen heeren landen ende hier tot Breda ghedaen synde dat nyemant voirtane egheen ghelt bruylochten en sall moeghen houden daer een iegelyck mensche meer gheven sall dan twee stuvers tot schotelghelde. Ende indien ghy dat niet en doet soe denken wy onse brueken daervan te nemen daer toe staende. Gescreven tot Breda onder onsen name den xxij dach van Merte anno xvcxiij.
Phs van der Meere heere tot Wuystwezele.
Ghestedicht metten vonnisse van den beghinsele totten eynde opt voeghtgedinghe ao xvcxiij.
[I, fo 8, ro; II, fo 13, vo]
schotelgelde = geldelijke bijdrage voor een feestmaal.
gheltbruylochten = ook ‘geldfeesten’, t.t.z. bruilofts- of feestmalen waarop elk zijn deel van het gelag betaalt.
ghestedicht metten vonnisse = bekrachtigd met het vonnis en aanvaard op de jaarlijksche rechtszitting.
47.
1533. (I-II) Item dat het is geordineert bij Meyer ende Schepenen ende prochyaele kerckmeesters ende heylichgeestmeesters en andere goede mannen van Wuestwezele dat gheen schrobbers oft schrobsters oft die enyghe syecke bewaeren van die syeckte der pestilentie binnen Wezele voors. woenachtigh synde en sullen mogen comen binnen Wezele die buyten Wezele in anderen dorpen oft vryheden oft steden gaen syecken bewaren of graven oft huysen ruymen vande syeckten voors., binnen sesse weeken nae dat die huysen, die vuyl syn gheweest, geruymt syn oft dat sy binnen den tyt voors. by gheen syecke gheweest en hebben, noch gheen syecke begraven en hebben, binnen den tyde voors. ende van de syecten voors. Op die verbuerte van vijfthien Philippus gulden. Te weten die twee gedeelten tot behoeff ons genadighs heeren des Keysers ende Mijne vrouwe vander Meeren ende dat ander deel tot behoeff des aenbrenghers.
Item is noch geordineert byde mannen als voren soe wat schrobbers oft schrobsters dye binnen Wezele syn in vuyl huysen vander syecten der pesten dat sy sullen blyven in die vuyl huysen sesse weeken lanck ende nae die sesse weeken blijven vuyten volcke XIIII dagen op die verbuerte als voren. Ende oft gebuerde dat enighe schrobbers oft schrobsters oft enyghe andere persoene wye sy syn gaen binnen Wezele voors. in enyghe vuyl huysen vande pesten oft dat sy maken enyghe vergaderinghe in enyghe vuyl huysen oft ander syns by nachte ende ontyde dat die persoene elck sullen verbueren aen den brueke als voren ende nochtans gehouden syn te blyve XIIII dagen vuyt den ghemeynen volck.
Ende dit is gheconsenteert opt voechtgedinge vander
gemeynten voor een ghebannen vierschare en metten vonnisse gestaet by Jan Beyers, meyere, Willem Verbooven, Peeter Claes sone, Nout Vervloet, Willem van Wou, Peeter van Staeyen, Heyndrick vander Meeryt ende Meester Adriaen Diericxs, scepenen opten XIIten dach Aprille Ano XVc ende XXXIII. Ende hier heeft Ghysbrecht van Aemstel, Schoutet vanden lande van Ryen consent toe gedragen van ons genadichs heeren den Keysers weghe, als voors. geschreven staet. In presentie van scepenen als voren.
Adriaen Diericxsens.
[I, fo 8, vo; II, fo 14, vo-15]
schrobbers = reinigers van besmette huizen.
pestilentie = pestGa naar voetnoot(*).
vuyl huysen = huizen besmet door de pest.
48.
(Oplezingen 1538, 1544, 1545, 1546, 1550)
(I) Achtervolgens desen Kuerboeck elck poinct ende artyckel in tzyne opgelesen inde gebannen vierschare in presentien van Meyer ende Scepenen van Wuestwezele ende den meestendeel vanden gemeyntenaeren ende oock in presentien van Kerckmeesters ende Heylich Geestmeesters, soe syn sy eendrachtelyck begheert dat gestaet te hebben metten vonnisse. Soe is ter maninge des Meyers Jan Beyerssen van Voxdael ende by wysen van Willem Verboven scepene met vernoeghe van zyne medescepenen: Willem van Wou, Peetere van Eeckele, Adriaen Wouters, Claes vanden Brouke, Peeter van Oestayen ende Wouter Henrick Dyels, vonnislyck gewesen dat men dye poincten ende articulen achtervolgende den Kuerboeck sal houden by de ingesetenen alhier tot den naesten voechtgedinghe, wederomme by alsoo verre als daer yemant is dye contrarye tegens doet, dat hij sal doen tegens tgewysde vonnisse, alsoe dicke ende menigh werve als dat gebueren sal, nochtans altyt houdende dye artykulen van den Kuerboeck, blyvende in synder weerden.
Actum anno XVc ende XXXVIII opten XXIXsten dach aprillis.
Adriaen Diericxsens.
Op den rand aangemerkt: tselve voightgedinge is gehouden den XVIIn dach van Meye anno XLVI en alles gestaet metten vonnisse gelyck voorseyd is.
Oyck gestaet metten vonnisse den XXen Aprilis anno XLIIII, Luydicx Style.
Ende dese voorseyde puncten van desen Kuerboeck syn gestaet metten vonnis opt voichtgedinge anno XLVI present de volle banck.
Ende noch oyck wederomme van desen dage te weten den XXn dach Aprillis anno XLV present de zeven scepenen.
Den XIIIIen dach Aprilis anno vyftich styl Luydicx syn desen poincten in desen Kuerboeck gescreven staende metten vonnisse gestaet opt voichtgedinge vanden Meyer van My vrouwe vander Mere, geconsenteert als grondtvrouwe tot Wuestwezele ende de gemeyne ondersaten van Wuestwezel hebben daerby gebleven, achtervolgende dyen om te onderhouden. Ende soe wye ter contrarie doet dat de Meyer dye corrigeren mach, achtervolgende den Kuerboecke. Present de seven scepenen.
Adriaen Diericxsens.
(II) Slechts de grondtekst werd overgenomen, van de aanvullingen is geen spoor.
[I, fo 9, ro; II, fo 17, ro]
49.
1539. (I-II) Item is noch geordineert als voren, dat nyemant en mach stouwen met scapen oft peerden op andere luydens erve, inde ackere, op die canten oft andersints na halff Meerte, ten ware dat zij erve hadden liggende aen beyde zyden daer zyse hueden, ende soe wye contrarie dede, die sal verbueren.
xxvii st. als voren (later x st.)
[I fo 9, vo; II, fo 17, vo]
BRECHT. | Niemand mag schapen of andere beesten in de akkers halen ‘dan opt sijne’ (B, 55). |
HOOGSTRATEN. | Schade door dieren of wie ‘in ander luyden erve stondt’ (K, 18). |
POLDER. | Niemand mag schapen doen stouwen dan met een goeden herder en dat alleen op den rechten weg, waar de ploeg gaat, zonder iemand schade te doen en zulks niet langer dan tot Meidag toe. (57) |
SCHOTEN-MERKSEM. | (10-11-12) |
50.
1539. (I) Item is noch geordineert als voren dat nyemant varen en mach over Peeters Dyck die binnen Wezele nyet woenachtigh en syn, dan dyer door schuldigh syn te varen en dyer eenen wech doer hebben. Ende soo wye te contrarie dede dye sal verbueren.
x st.
Ende die heere sal daer eenen zetten dyet hem believen sal om dat te bewaren ende aan te brengen.
(Oplezingen 1539, 1543)
Item dese voors. articulen syn geordineert tot den Kuere ende bruecken voors. opt leste voechtgedinge. In presentie vanden Meyer ende scepenen inden jare XVc ende negen en dertich.
Dese voors. articulen zyn gestaet metten vonnis den IXsten dach Aprilis anno XVc ende XLIII.
(II) Al het voorgaande.
[I, fo 9, vo; II, fo 17, vo]
51.
(I-II) Achtervolgende de mandementen ons genadighs Heeren den Keyser, ende inden name van Myvrouwe vander Meeren soe is verboden dat nyemant en mach tappen, oft oyck nyemant en mach drincken in de herberghen voir de missen op Sondaghen ende heylige dagen opte verbueren vande bruecke ende koere achtervolgende de mandemanten des Keysers.
J. II B. veranderde voir de missen in onder de missen.
[I, fo 9, vo; II, fo 18, ro]
EKEREN. | Het is verboden aan degenen die ‘ten heilige Sacramenten geweest hedde op Zondaegen oft hooge Heyligdaegen’ terwijl men de hoogmis |
of het sermoen doet, te staan klappen of te spelen op het kerkhof, op den kerkmuur of elders. (3) | |
Tappen onder sermoen of hoogmis. (18) | |
SCHOTEN-MERKSEM. | Niemand mag in een herberg gaan drinken gedurende den dienst van de hoogmis of onder 't sermoen, tenzij ‘eenen pot ten hoochsten voor den dorst oft dat hy nootsaekelyck te doen hadde met luyden van buyten..’ (38) |
52.
1547. (I-II) Item is geconsenteert bij de gemeynten alhier in presentien van My Vrouwe vander Mere, grondtvrouwe tot Wuestwezele, dat alle tappers, die bier vercoepen, sullen moghen vercoepen elcken pot binnen byers een oort stuvers ende oft zyt dierder gaven, oft vercochten opte verbuerte van............... xxvii st.
(I) Ende daerop mach die Meyer by die vanden dorpe die tappers verhooren aenden heyligen alsoe dicke als hem dat gelieft, en des hebben die vanden dorpe over hen selven weder geconsenteert, dat men teynden den drye dagen hoer gelagen aff panden mach zonder langer recht alsoe verre als die weerde begheren.
(Het 2e alinea komt niet voor in II)
(I, los blad; II, fo 15, vo]
verhooren aenden heyligen = onder eede getuigenis afnemen.
BRECHT. | Brouwer mag winnen 4 stuivers per vat, boven ‘cost en corenwerck’. Tappers mogen rekenen zooveel muiten den pot als 't vat stuivers kostte. (A, 46). |
EKEREN. | (40) Die ‘bier ten tappe verkoopen’ moeten aan de inwoners bier leveren zoolang ze betalen. |
HOOGSTRATEN. | (K, 2) Hier spreekt men van ‘wijn oft mede oft byer’. |
Het heele 1e hoofdstuk bevat bepalingen over ‘tappers oft herbergiers’ (K, 2-11) | |
SCHOTEN-MERKSEM | (12-17) |
53.
1547. (I-II) Ende moeten dye weerden ende weerdinnen hebben daer sy byer mede vercoepen, ghebrande potten ende maten nader stadt van Antwerpen. Ende indyen dat die coermeesters de contrarye bevinden, daer moghen zy die potten oft mate te gader slaen ende dan is die weert oft weerdinne opte verbuerte van....... xxvii st.
Halff voir den heere ende dander helft voir die coermeesters ende den dienaer.
Ende de potten verbueren voegde J. II B. er aan toe - en later Ende insgelycx vande gewichten die vuytwegen ende metten gewichte vercoopen.
[I, los blad; II, fo 16, ro]
BRECHT. | A, 47; B, 35-38 en 41-44. |
EKEREN. | 39. |
HOOGSTRATEN. | 7-9. |
SCHOTEN-MERKSEM. | 43-46-47. |
ESSCHEN-KALMTHOUT. | 29. |
[Aan te vullen met nr 54] |
54.
1547. (I-II) Item is noch geconsenteert in presentien als voren, soe wye dat te coope backt, dat die mach winnen aen elcke viertele ruggen meels boven allen oncosten, die daer op gheloopen zyn........ vi grooten brabants ghelts
Ende aen elcke viertele terwen ix grooten brabants.
Ende daerop mach de meyer by die coermeesteren die backers verhoren aende heyligen. Ende alsoe dicke alsmen die contrarye daerinne bevynt opte verbuerte van xxvii st.
Ende dye verboerte sal staen dye een helft tot des erfsheeren behoeff. Ende dander helft voer den dyenaere ende voir die coermeesteren.
(Oplezing 1547)
Dit is aldus opgelesen inde gebannen vierschare opt voechtgedinge in presentien van heeren Philips vander Meren, toecomenden grondtheer van Wuestwezele ende in presentien vanden Meyer
metten zeven scepenen, kerckmeesters, heyligh Geestmeesters ende eensdeels vanden gemeynen onderzaten van Wuestwezele. Ende op die tyt is geconsenteert, geconcludeert ende metten vonnis gestaet, dese voirseyde punten metten anderen punten achtervolgende desen Kuerbouck te onderhouden ende die contrarie daeraff doet opte verbuerte achtervolgende den Kuerbouck.
Aldus gedaen den xviiisten dach Aprilis anno XLVII sthyl Luydicx.
Adriaen Diericxssens.
In II: Naast eerste alinea bij memorie (v.B.)
[I, los blad; II, fo 16, ro]
(I) Dit syn die cuermeesters vanden broede:
Dries de Schoenmaker
Cornelis Thoen Thijs
Peer Mr. Anthonis. ×
Anthonis Priesterdoncx ×
Pauwels Claes vanden Broecke.
Willem Thoen Thijs.
Dit syn die cuermeesters vanden potten:
Anthonis Cornelis Janssen. ×
Jan de Wijse. ×
Vanden gewichten. - Idem.
[I, los blad]
Nota. - Bij latere aanstellingen werden sommige namen doorgehaald. Alleen die hier met een kruisje gemerkt zijn, bleven open staan.
BRECHT. | Bakkers mogen winnen op elk veertel rogge 4 grooten ‘altijt boven de merci van Antwerpen’ en op elk veertel tarwe 12 grooten. Deze winst mag gerekend worden buiten vracht- en inkoopprijs. Bakkers die niet willen bakken aan die voorwaarden mogen gedurende een jaar niet te koop bakken. (A. 45). Eveneens B, 39. |
De bakkers moeten goed brood bakken van tarwe of rogge meel, zooals het van den molen komt, zonder het te vervalschen (B, 40, 46, 48). | |
In 1601 werd de winst gebracht op 15 stuivers voor de rogge en 30 stuivers voor de tarwe. (B, 45). Te klein brood bakken (B. 47) |
Keuren der maten en gewichten (B, 49, 50). | |
‘Gerechter gebrander maten van Antwerpen’ (B, 51, 52). | |
EKEREN. | Bepalingen nopens gewichten van Antwerpen en keurmeesters die alle acht dagen moeten rondgaan bij de bakkers om de gewichten na te zien. (39-40) |
Statuut der Keurmeesters, o.a. verplicht ambt te aanvaarden (54). | |
HOOGSTRATEN. | Het hoofdstuk ‘Van den backers’ omvat artikelen 98 tot 109. |
De bakkers moeten bakken 36 pond brood uit elk loopen rogge (K. 100). | |
Wit brood bakken ‘naer 't gewicht van Turnhoudt’ (K. 102). | |
Het brood ‘openbaerlich voir de deure zetten ende nyet heymelich vercoopen’ (K. 103). | |
Wie buiten Hoogstraten brood uitverkoopt moet er voldoende thuis laten voor de inwoners (K. 107). | |
Het brood dat te klein bevonden wordt zal uitgedeeld worden aan de armen (K. 108). | |
SCHOTEN-MERKSEM. | Bakken op gewicht van Antwerpen (42-47). |
ESSCHEN-KALMTHOUT. | ‘Van allen natten, drooghen maeten te yekene ende te brandene, ende desgelvcx der gewichten, schalen te vekene’ (29). |
55.
(I) Is geordineert, dat bynnen Wuestwezel dit jaer egeen vercooper bier en sal moegen inleggen dan van acht schellingen vloms, ende tselve vercoopen iii ort. Ende indien dat sy tselve meer vercoopen dan iij oort opde pene van tselven bier.
[I, los blad]
HOOGSTRAETEN. | Over vervalschen van bier ‘homborgerbyer oft ander vreemdt byer vercoopen ende ander byer daertoe doen...’ (K. 6). |
Wijntappers mogen hun wijn niet duurder verkoopen dan zij hem aangaven bij het ‘acchysen’ (K. 11). |
SCHOTEN-MERKSEM. | Prijs van den wijn: ‘een oort stuyvers min den pot day die te Antwerpen gelt’, uitgenomen op papegaaidagen, kermisdagen, of als de gilden hun maaltijd houden (45). |
Prijs van 't bier: ‘zoo menige myte den pot als tvaet stuyvers gecost heeft.’ (44) |
56.
(I) Item dat allen huerlieden ten tyde datter soldaeten bynnen Dorps zyn egeen waeren en sullen moghen opslaen oft dierder vercoopen dan sy van te voren vercocht hebben op pene vanden selve waere. Actum ut supra ende dat op haeren eedt te verclaeren. (P.B.)
Later bijgevoegd: Ende alsoe opt voegtgedinghe gestaet metten vonnisse anno 1578 XIIII Aprilis. (J. II B..)
[I, los blad]
57.
1551. (I-II) Item is geconsenteert opt voechtgedinge inden jaere XVc ende eenende vyftich den XIIIten dach, Aprilis, opt voechtgedinge, dat my die brugghe hier achter de Kercke sal maken en die brugghe tot Doren ende die oncosten daeraf te betaelen metten schote vande gemeynte.
[I, fo 9, vo; II, fo 18, ro]
schoten = (zie nr 39).
ESSCHEN-KALMTHOUT. [Zie tekst onder nr 32].
58.
1553. (I-II) Item is geordineert opt voechtgedinge anno LIII byden Meyer, Schepenen, Kerckmeesters, Heylich Geestmeesters ende eenen deele vande gemeyne ingesetenen der prochie van Wuestwezele, dat nyemant en mach bruyloft houden en mach van huyden desen dach in een jaer daer aen naestcomende, te weten tot den naesten voechtgedinge wederomme comende ende oyck in geen dorpen ter bruyloft gaen en mach tot dat den tyt voers. omgaende is, opte verbuerte van vyf philippus gulden, den helft tot den heeren Keysers behoeff ende dander helft
tot myns Vrouwen vander Meren behoeff ende opde verboerte vanden gelde datter gegeven sal worden.
In II in den rand: memorie (v.B.)
[1, fo 9, vo, II, fo 18]
59.
(I) Item is noch geordineert opt selve voechtgedinge, dat de heere met twee schepenen sal gaen van huyse tot huyse alle Wezele doere. Ende daer sal hem een yegelycken moeten verklaeren wat renten dat hy jaerlycx vuytreyckende is ende wat personen die sy jaerlycx renten vuytreyckende syn van buyten personen ende dat by synen eedt. Behoudelyck dat men elck gehuchte sal zetten eenen dach wanneer dat de Heere comen sal ende soe wye nyet thuys en blyft, die sal verbueren x st. ende indien dat die sommige nootsake hebben, dat sy sullen comen binnen vier dagen nadat de heere omgegaen heeft by huer, opte verbuerte als voren. Ende die op hoeven sitten ende hunne gelden ophouden oock hen selven verclaeren sal als voren opte verbuerte (oningevuld).
(II) De laatste zin werd weggelaten.
In margine memorie (v.B.).
[I, fo 9, vo; II, fo 18, vo]
60.
1553. (I) Item is noch geordineert dat men sal maken vier oft vyff brandthaeken tot behouff vande gemeynten oft brandt ware te besigen
[I, fo 9, vo]
61.
(III) Item is noch geordineert opt selve voechtgedinge, dat nyemant en mach enighe assche dragen op messingen oft daeromtrent ende oft men vier vynt liggen op heuren aschhoop waer dat hy gelegen is, die sal verbueren daerane x st. de een helft tot sheeren behouff ende dander helft tot des aenbrengers behouff; behoudelyck die syn asschen
vuytdraecht opte straeten, die mach putten maken daer hy syn asschen in doet en decken se om gheen peryckel daeraf becomende.
Ende dat een yegelyck zyn hovens selve versiet te bewaeren, datter gheen perykel af en compt ende indyen dat die gebueren daer eenich gebreck aen vynden, dat hy dat den heere te kennen te geven sal en dan soe mach die die heere dat gaen visiteren en slaen dyen hoven ontstucken, dye hy selver inslaet, soe en sal hy gheen schade daeraf hebben, en indyen dat de heeren dyen hoven selver in slaet, dat hy daer aen sal verbueren.......... x st.
[I, fo 9, vo; II, fo 18, vo-19, ro]
(Oplezing 1553)
Achtervolgende dese soe is gestaet metten vonnisse opt voechtgedinge inden jaere LIII styl Luycx ende elck artykel gelyck opt voeghtgedinge opgelesen ende gesonsenteert.
Daer die schepenen af waren Peeter van Eeckele, Willem Verboven, Claes vanden Broecke, Aert Rommens, Anthonis Gielys Zymons, Cornelis Mertens ende Lambrecht Matheeussen, Schepenen.
Aldus gedaen den Xten dach Aprills anno XVc ende LIII styl Luycx.
Adriaen Diericxssens.
[I, fo 10, ro; II, fo 19, ro]
hovens = bedoeld wordt ‘ovens’.
messingen = mesthoopen.
slaen ontstucken = aan stukken slaan, kapot slaan (V.V.).
BRECHT. | Ovens (A, 31). Niemand mag in den omtrek van het dorp 's nachts bakken, tenzij in geval van nood. (A, 32).
Asch (A, 50, 51) (B, 60). Geen ovens binnen den ‘cingel van der plaetssen.’ (B, 59). |
HOOGSTRATEN. | Asch moet ‘ter straten waert’ uitgedragen worden, doch men mag hem niet op turf werpen en moet hem ‘te Paesschen vander straten doen.’ |
Vuur op aschhoopen (K. 44). Ovens (K. 45). | |
‘Schouwen of schoorsteen die geschoort zijn’ en brandgevaar opleveren. (K. 152). | |
SCHOTEN-MERKSEM. | Visitatie van schouwen en ovens (48, 49). Assche dragen een roede van het huis (50). |
‘Elck huysman sal binnen synen huyse ooch schuldich wesen te hebben een cusbaer lanterne om, by avonde ende andersins voor den dage, syn beesten te voederen ende andersints die te gebruycken...’ (51). |
62.
(Oplezing van 1554 met hernieuwing van het verbod bruiloften te houden.)
(I-II) Item is geconsenteert opt voechtgedinge by Meyer ende Schepenen, Kerckmeesters ende Heiligh Gheestmeesters ende eens deels vanden gemeynen ingesetenen der prochie van Wuestwezele, dat alle kueren ende bruecken sullen staen ende blijven na vuytwysen deses Kuerboeck gelyck sy alhier bijden gezworen clerck opgelesen zijn in tjaer van LIII, behoudelyck de bruyloften te houden oft buyten te bruyloften te gaen, dat en is nochter tyt nyet verboden. Ende achtervolgens desen soe ist gestaet metten vonnisse onser bancken recht alhier ende naer oude costuymen, daer de Schepenen aff waeren: Peter van Eeckelen, Aernout vanden Vloet, Willem Verboven, Claes vanden Broeck, Anthonis Gielys Zymons, Cornelis Mertens ende Jan Verhaert.
Aldus gedaen den tweeden dach Aprilis anno XVc ende LIIII styl Luydich.
Adriaen Diericxssens.
[I, fo 10, ro, II, fo 19, vo]
63.
1558. (I-II) Item is geordineert ende geconsenteert by Meyer, Schepenen, Kerckmeesters, Heylich Gheestmeesters ende eens deels vande gemeynten opt voechtgedinge inden jaere van XVc ende LVIII den XVIIsten dach Aprilis, soe wanneer dat enighen last coempt by bevelen van des Coninckx wegen het sy vande wagens vuyt te doene oft van andere lasten van schooten oft andere dingen, daer-
inne die heere doet by den vorster oft dienaere diet aengaen sal die tweten doet, en die personen dan nyet en comen byden andere oft vander gemeynten weghe, dyer dan gebreeckt, dat die sal verbueren xx st. alsoe dick ende menichwerve als daer gebreck aen sal syn en dat tot daer geenre dier vergaeren zullen. Byden heere ende Schepenen ende goede mannen.
Nota: In II werd het woord Meyer weggelaten.
[I, fo 10, ro; II, fo 19, vo-20 ro]
Schooten = (Zie nr 39).
64.
1558. (I-II) Item is noch geordineert ende geconsenteert opt voechtgedinge byde voors. personen, dat mij dit jaer gheen schutterien oft ghilden houden en sal. Ende dat nyemant, daer de peste in eenighen huysen zijn, daer ons Godt almachtich aff behoeden wille, dat my daer eenen stroe bussel sal stellen aent huys, ende die daer in dat huys is ende hij ergens te doen oft te gaen hadde, dat die sal hebben een witte roye in syn handt vier voeten lanck ende dat hy den volcke sal wycken ende besyen af gaen daer hy mach, opten broeke vorens geseyd.
Ende die de siecken bewaert heeft, oft die huysen geruymt sal hebben, die sal moeten blyven vuyten volcke XIIII dagen opte verbuerte als voren,
Ende aengaende de bruyloften, dat men gheen bruyloften en sal houden voordat de gemeyntemannen eerst nader met malkanderen gesproken hebben waer men bruyloft houden sal of nyet.
(Oplezing 1558)
Ende achtervolgens desen soe is den Kuerboeck ende die artykelen hierby geschreven gestaet metten vonnisse nader bancken recht alhier ende naer ouder costumen opt voechtgedinge inden jaere XVc ende LVIII den XXVIIIsten dach Aprilis, styl Luycx, daer de Schepenen aff waren: Peter van Eeckele, Claes vanden Broecke, Anthonis Gielys Zymons, Jan Verhaert, Cornelis Mertens, schepenen.
[I, fo 10, ro; II, fo 20, ro]
In dien tijd bloeiden te Wuustwezel twee gilden: die van St. Joris (kruisboog) en die van St-Sebastiaan (handboog). Hun feesten ontaardden soms in echte braspartijen, niet zelden gevolgd van bloedige messengevechten.
Bij de koningschieting in 1535 ging het er zeer rumoerig toe. De ‘Acten Judiciael’ uit dat jaar vermelden veertien vechtpartijen. Voor het verloop zulker koningschieting raadplege men ons werkje ‘Koningschieting bij de Wuustwezelsche Gilden’ (Brecht, Braeckmans, 1932). Over het rumoerige gilde-jaar 1535 leze men de bijdrage van + P.v.G. - G.G. in ‘Wesalia’, VII (1932), blz. 37 vv.
65.
(Oplezing 1561.)
(I-II) Opten xiiii Maye anno XVc LXI zijn alle poincten voorseyt gelesen vore Heere Philip; vander Meeren ende Meyer ende Schepenen ende alle dander van de gemeynte.
[I, fo 10, ro; II, fo 20, vo]
66.
(Oplezing 1562.)
(I-II) Opten xxviii Aprylis anno XVc LXII es desen cuerboeck metten vonnis gestaet, ter presentien vanden heere Philips vander Meeren, Jan Groof, meyer, ende de ses schepenen.
[1, fo 10, ro; II, fo 20, vo]
67.
(Oplezing 1566.)
(I-II) Opten xvi Mey anno XVc LXVI es desen cuerboeok gestaet metten vonnis als boven geschreven, ter presentien vande seven schepenen enden schouteth metten Meyer.
[I, fo 10, ro; II, fo 20, vo]
68.
(I) Item, de gemijnte consenteert eendrachtelijck, alsdat sy sullen, elck in zijn gehucht, des heeren schepenen tselve bevelen, van sant te voeren alst meest van doene en is, ende dat den heere ende gemeynte daer sincken sal, daer meest ende groot proffyt weesen sal. (P.B.)
Doorgehaald en bijgeschreven: tselfste heeft heeren Philips vanden Meeren gepresenteert. (P.B.)
[I, fo 10, vo]
69.
(Oplezing 1564)
(I) Opten xii Juny anno 64 syn alle poincten van desen Kuerboeck des heerlycheyts van Wuestwesel opgelesen by den secretaris der vierscharen voorseyt ende dat na manissen des Meyers.
[I, fo 10, vo]
70.
1566. (I-II) Item opten xvien May anno XVc LVXI is geordineert op voichtgedinge met consent vanden heere by consent vander gemeynten, dat men egeen soeckwegen oft voetpaden en sal maken over yemandts lant, erffve oft bempt, daer te voiren egeen gegaen oft gelegen en hebben, oft daer egeen van rechtswegen schuldich en zijn te gaen ende dat zoe wie contrarie bevonden wordt te gaene over yemandt lant oft erve op.......... xxvii s.
[I, fo 10, vo; II, fo 21, ro]
soeckwegen = wegen, die ‘dood-loopen’ t.t.z., die dienen om een beemd of veld te bereiken, zonder verder te leiden.
Op de ‘Caerte figuratief’ behoorend bij het groot leenboek (XVIIe eeuw), vinden we naast de wegen, die niet voortloopen, telkens het woord ‘soeckwegh’ aangemerkt.
[‘Caerte figuratief’. Gemeentearchief Wuustwezel, ‘Leenhof’].
SCHOTEN-MERKSEM. | ...‘dat oock niemandt op onrechte wegen vaeren noch stouwen en sal...’ (8). |
POLDER. | (57). |
71.
1567. (I) Opten xiiiien Septembris anno XVc LXVII soe es geordineert by Maximiliaen Beyerssen, Schouteth ende Meyer, mette Scepenen, Kerckmeesters, Heyligh Geestmeesters en eendeels vanden anderen van Wuestwesel datmen achter Zondagh toecomende bynnen Wuestwesel egeen gheltbruyloften en geltfesten en sal houden, tusschen dit en het toecomend voichtgedinge. Opte pene van vijff Philippus gulden. [Daeraff d'een helft tot behoeve vande Conincklycke Majesteit ende dander helfft] tot mijns heeren vander
Meeren behoeve. Daerenboven noch opte verbuerte vanden selven gelde datter gegeven sal worden. Noch dat nyemant vanden voors. dorpe buyten gaen en sal ter bruylofte opte verbuerte als boven noch syn gelt seynden.
Het gedeelte tusschen haakjes werd later doorgehaald.
(II) Alles uitgenomen het gedeelte tusschen [ ]
[I, fo 10, vo; II, fo 21, ro, vo]
72.
1568. (I-II) Opten xen May anno XVc LXVIII int voichtgedinge syn de bruyloften bijden heere ende gemeynten gecontinueert tot ten iersten Rechtdaghe naeder erstcomende opte kueren ende boeten als boven.
Ende dit cuerboeck is ten daghe voors. gestaet metten vonnis in alle poincten als voorschreven staen opt voechtgedinghe.
II.: In margine: bij memorie naast eerste deel (R.).
[I, fo 10, vo; II, fo 21, vo]
73.
1570. (I-II) Aengesien den weeken ende benauden tijt is bij Schouteth, Meyer ende Schepenen, Kerckmeesters, Heylich Geestmeesters, Bedesetteren ende eendeels vanden andere vande gemeynte geordineert, datmen achter heden bynnen Wuestwesel egheen bruyloften oft gelt festen en sal houden tot Wesel-Kermisse naestcomende, ende datter insgelycx achter Sondagh naestcomende nyemant en zal moegen buyten ter bruylocht gaen oft gelt seynden bynnen den voors. tijt. Opte pene van vijff philippus gulden en tgelt datter op de bruylochten gegeven oft gesonden sal worden, en dat tot mijns heeren vander Meeren behoeff als heer van Wuestwesel.
Aldus gesloten ende gepubliceert opten xxviiien May anno 1570.
Onder aan 't blad werd door dezelfde hand geschreven: Dit is gecontinueert voor een jaer den xxviiien Meye 1607.
In II met vermelding by memorie (R.).
[I, fo 10, vo; II, fo 21, vo]
Weeken tijd = wak weder, waardoor de verspreiding der pest toeneemt.
74.
1570. (I-II) Opt voichtgedinge desen xxviiien Mey anno XVc LXX soe is geordineert byde gemeynte van Wuestwesel datmen vanden bynnenlieden van Wuestwezel egeen hoogher bier en moeghen tappen oft vercoopen tsy binnen brouwen of buyten brouwen bier, dan ii oort stuyvers vuytgenomen die op de bane tappen sullen den coopman hoogheren prijs moeghen vercoopen ende de bynnen lieden nyet. Ende soe wie ter contrarie bevonden worden sal telcker reyse verbueren X st. metten bier.
In II: in margine: memorie (R.).
[I, fo 11, ro; II, fo 22, ro]
75.
1573. (I) Is geordineert opt voechtgedinge den xven Juny anno 1573, dat alle backers nyet meer en sullen winnen op elch veertel corens oft terffwen dan vi st. ende sullen alle backers versocht zyn hueren eedt wat sy het coren ende terwen gecocht hebben.
Ende sullen alle de gene, die broot gecocht sullen hebben ende tselve nyet betaelt en hebben, sullen de backers tselve naer xiiii daghen moeghen executeeren met realeteyt sonder eenige besettinge daerover te doene.
Ende insgelycx vanden gehaelden biere. (J. II B.)
[I, los blad]
76.
1578. (I-II) Item es geordineert, datmen vanden gegeven gelde den soldaeten gegeven, tsy uit rantsoenen van syn billet oft oyck den soldaeten (ge)geven die sy houden, voertaene nyet en sullen wordden verrekend. Dan salmen alleenlych de soldaeten betaelen nae taxatie vande bedesetters.
Ende, indyen eenighe soldaeten met andere billetten ghingen in een herberghe, sal deselve daer moeten comen houden ende ingevalle, dat hij tselve nyet en doet, sal die weert den selven daer aff moegen panden, bynnen den derden daege nae de leste taxatie daeraff gedaen. Ende sal elck int overbrengen vande soldaeten moeten zijn billet medebrengen.
Aldus gestaet met den vonnisse desen xiiiien Aprilis anno XVc ende LXXVIIII ter presentien vande (onleesbaar) Schepenen, Bedesetters, Kerckmeesters ende Heylich Geestmeesters ende vele vander gemeynte van Wuestwezel.
In II: in margine: memorie (R.).
Het aantal schepenen is hier ook niet ingevuld.
[I, fo II, ro; II, fo 22, ro]
77.
1580. (I-II) Opt voechtgedinge anno 1580 is geordineert datmen allen renten die weduwen en weesen toecomen die alle anders egeen middel en hebben om haere laesten te betaelen dan van huere voorschreven renten, datmen egeen last ende contributie sal halen met executie opde gene die de selve weduwen en weesen schuldich is en ten achter van renten staen, soo verre dat blijckt vande tachterheyt met executie als andere lasten ende alsoe gestaet metten vonnis.
[I, fo 11, ro; II, fo 22, vo]
78.
(I-II) Is geordineert opt voichtgedinge dat nyemant wie hy sy, eenige meyen en sal mogen halen oft eenige boemen daertoe op yemants goet halen opde verbuerte van elck te verbueren die deselve gehaelt sullen hebben oft bevonden sullen worden, sal elck verbueren... xx s.
Ende dat te mogen verhalen daer de heere tselve sal weten te becomen. (J. II B.).
[I, fo 11, ro; II, fo 22, vo]
meye = mei, meitak, bloeiende tak, ook meiboom (V.V.).
Meer dan waarschijnlijk bedoelt men hier: 1o de meitakken, waarmede de jonggezellen de ongehuwde meisjes vereeren op den vooravond der Meimaand. Dit gebruik is nog in voege en naar gelang den aard der jonge dochter en haar reputatie verschilt de kwaliteit van den ‘mei’. Als voornaamste soort neemt men thans een berkentak. Een bremtak heeft een min goede beteekenis, en wie een erwtrijs of een mutsaard ten geschenke krijgt van de onbekende jongelingschap, is zeker van nimmer uit St Anna-schapraai verlost te wordèn.
2o De meitak, die men plaatst op het nieuwgebouwde huis. Zoohaast het ‘onder dak’ is. De eigenaar is alsdan verplicht den noodigen drank te bezorgen.
3o Benevens deze twee hebben we de meer algemeene beteekenis: elke tak - al of niet versierd - en die bij feestelijke aangelegenheden wordt gedragen of geplaatst. (Voor de vele soorten ‘meiboomen’ verwijzen we naar SCHRIJNEN. ‘Nederl. Volkskunde’, 2e uitg, 1, 202 vv).
EKEREN. | Boomen houwen op der heeren straten. (23) |
Hout of bezemrijs halen op andermans erf. (42) | |
SCHOTEN-MERKSEM. | ‘houdt oft meyen op hagen en bosschen, enz.’. Lange opsomming van allerhande houtsoorten. (30) |
Hout stelen ‘om inder herbergen oft elders te verbernen’. (32) | |
ESSCHEN-KALMTHOUT. | ‘Quaetdoeners oft andere onredelycke persoonen, die heesteren affhouwen ofte boomen’. (3) |
POLDER. | Afhouwen of wegvoeren van ‘hout, boomen, haegen, tuynen, heymsels oft andere plantagie’. (86) |
[Vergelijk nr 45]. |
79.
1597. (I-II) Item opden.... July Ao 1597 is geordonneert datmen de ackervekenen sal doen maken, te weten eerst het veken by Meeus Schoenmaeckers, ten tweede inde strate by thoff achter de woonhuyse van wylen Jan Thys van Berghen, het derde byden Poorthoff byde Gasthuyse hoeve, het vierde inde Biest by Corns Bastiaenssens erffve, het vyffde te Doerne by Willem Peeters van Wouwe, het seste by Quiryn Rommens op 't Gooreynde, het sevenste by Cattegat te Doerne, het achtste tusschen Jan Wellens en Corn. Jan Neel Joos goet opde Heerstrate, het ixe by Huybrecht Heyn Neeffs erffve inde Slyckstrate, het xe int Cattegat achter Anthonis Cornelis Janssens stede te Velthoven, het xie bij d'erffgenaemen Govaerts van Yperen schuere aende plaetse.
Met sulcken verstande dat de erffe, over beyde syden gelegen daer de vekenen gehangen hebben en nu wederom gehangen sullen worden, sullen becostigen style en clapper, met oyck de Heyninge daer toe dienende, ende die metten meswagen daer door wegen en oick die daer door heure erve moeten gebruycken sullen inde vekene becostigen. Ende
die daer gebreckelijkck in valt sal dye heere doen maecken te twyschat, en dat al by provisie totter tyt hier aff naerder bewys ende kennisse sal gebleken worden.
Opt voightgedinge 1617 den iiien Juny is geordonneert, datmen dese vekens sal doen maecken tusschen dit ende Sint Jacopsmisse toecomende 1617, op pene dat de Heere die sal doen maecken op tweeschat (L.R.)
[I, fo 8, ro; II, fo 14]
Nota: In het oude Keurboek werd de datum niet ingevuld, en in het nieuwe lezen we: Item opden derden Julij.... ‘Waar heeft men deze dagteekening gevonden?’ vragen we ons af. Heeft men soms bij het neerschrijven in 1628 nog andere stukken kunnen raadplegen? Best mogelijk.
80.
1606. (I-II) Opden 11n Meye anno 1606 opt voichtgedinge by Schouteth, Schepenen, Bedesetteren, Kerckmeesters ende Heylich Geestmeesters, dat van nu voirtaen alle borgemeesters gehouden sullen syn haeren Rekeninghe te doenen binnen het naeste halff jaer eer den naesten borgemeesters tijt vuyt is op pene van te verbueren........................ X Rynsgulden.
Item indyen sy inde selve pene vervallen vanden ierste, sullen gehouden syn binnen een maent daer nae te doen op gelycke pene ende soo van maende te maende ende dat tot sheeren behoeff.
[I, fo 11, vo; II, fo 23, ro]
Borgemeesters = Niet te verwarren met onze huidige burgemeesters.
Door borgemeesters bedoelt men de pachters der gemeentelijke belastingen, die dan ook alle inkomsten en uitgaven te beredderen hadden. Bij aanvaarding van hun ambt (telkens voor één jaar) moesten ze een behoorlijken borg stellen, in geld of eigendom. Vandaar hun naam Borgemeester. Best zijn ze, voor wat hun bevoegdheid betreft, te vergelijken met de huidige gemeenteontvangers.
81.
1606. (I) Item dat alle borgemeesters te weten Heynric Diercx binnen een maent syn Rekeninghe sal doen, ende Andries Verrijt ende Jan Lodewijcx binnen een maent daer naer ende Cornelis Bastiaens ende Jan Cornelis
Thoens oyck binnen een maent daer naer te weten binnen July ende Anthonis Lambrecht en Peeter Geertssen binnen een maent daer naer, te wetene binnen de maent van Augusti op pene van elcken te verbueren den voirs. tijt overstreven synde te verbueren elck teynden die genoemmeerde maent elck................ x Rg.
[I, fo 11, vo]
82.
1606. (I-II) Item dat elcken Borgemeester voortaen gehouden sal syn alser eenige soldaten comen totte weerts logeeren, dat hy deselve gehouden sal syn telcker reyse opte teekenen. Waer toe de weerts gehouden sullen syn hem te ontbieden oft mits syn absentie een vande weth om die terstont opgeteekent te worden op pene van dat sy by gebreke van dyen nyet en sullen genieten.
In II: op den rand: memorie (v.B.).
[I, fo 11, vo. II, fo 23, ro]
83.
(Oplezing 1606.)
(I-II) Op heden den 11n May anno 1606 opt voichtgeduighe syn dese voirs. poincten en articulen opgelesen ter presentien vande geheele gemeynte ende aldus gestaet metten vonnisse ter manissen van Willem van Ostaeyen, Schouteth ende Peeter Leys, Cornelis Jan Wouters, Cornelis Goossens van Beke, Anthonis Cornelis Coels, Jan Augustyns, Jan Wellens en Jan Loduwycx, schepenen en my tegenwoordigh als secretaris des Dorps van Wuestwesel.
Jan Beyerssen 1606.
In II: Na de namen der schepenen komt: Ende Jan Beyerssen, die alsdoen secretaris was.
[I, fo 11, vo, II, fo 23, vo]
84.
(Oplezing 1607.)
(I-II) Opten xxviiin Meye 1607 opt voichtgedinghe syn dese voors. poincten en articelen opgelesen ter presentien vande geheele gemeynte ende aldus gestaet metten vonnisse
ter manisse van Willem van Ostaeyen, Schouteth, ende Peeter Leys, Cornelis Jan Wouters, Cornelis Goossens van Beke, Anthonis Cornelis Coels, Jan Augustyns, Jan Lodewycx, ende Peeter Anthonis minor, schepenen en my secretaris tegenwoordigh.
In II: Na de schepenen: Ende Jan Beyerssen, aldoen secretaris.
[I, fo 11, vo, II, fo 23, vo]
Deel III
1607-1622
(Nrs 85-106)
85.
1607. (II) Item is oock geordineert opt voechtgedinge dat de bedesetteren voortaen sullen omgaen en elck affvragen hoeveel beesten, schapen ende honinck dat sy hebben en soo wye eenige beesten verswycht sal verbueren de voors. beesten oft schapen oft honinch tot sheeren behoeff en soo wye haer verclaringe nyet en willen doen sullen verbueren elcke reyse............... ij Rynsgulden.
soo dick en menichmael sy daermee weygerich sullen syn. Is gestaet ut supra der presentien als voren den 28 Mey 1607.
[II, fo 23, vo; fo 24, ro]
86.
(II) Item datter voortaen nyemandt van buyten binnen desen Dorpe en sal mogen comen woonen ten sy dat hy eerst en vooral certificatie brenge vanden Dorpe oft plaetse daer hy lest gewoont heeft en borge stelle voor den H. Geest ter somme van 100 Karolusgulden om daer geen schade aff te lyden.
Is opt voichtgedinge anno 1640, 22 Mey geordonneert, den voors. art. geobserveert te worden. (v.B.).
[II, fo 24, ro]
BRECHT. | Men mag geen huizen verhuren aan iemand van buiten 't dorp, zonder toestemming van den Heer en van de naaste geburen (B. 64). Nieuwe inwoners moeten vooraleer ze toegelaten worden een borg stellen van 50 gulden. (B. 65) en daarenboven ‘bescheet brengen van sijn dorpe oft leste woonplaetsse, hoe hij hem aldaar heeft gedragen’ (B. 69) |
EKEREN. | (56) Verhuring van huizen, borgtocht. |
HOOGSTRATEN. | Niemand mag binnen de ‘vrijheid’ komen wonen zonder getuigschrift ‘van zijnen leven ende conversatie’ benevens een borgtocht van 40 Carolus gulden, ‘ende dat elck erme (= arme) sal resideren ter plaetsen van waer hy is.’ (K. 148) |
Volgens keizerlijk mandement moeten de armen vertrekken om te gaan verblijven in hun geboorteplaats (K. 160). |
87.
(II) Item is geordonneert dat alle Kerckmeesters ende H. Geestmeersters dye hare rekeninge nyet gedane en hebben deselve sullen doen binnen den tijt van drye maenden opde pene van te verbueren elcke reyse vi Karolus gulden ende dat aen officier en wedt alhier.
Sy geobserveert als voors. (v.B.)
[II, fo 24, ro]
88.
(Oplezing 1610).
(II) Opden xxiiiin Meye 1610 opt voechtgedinge syn allen dese poincten inden voors. Kuerboeck staende daer de letter g by staet opgelesen ter presentie vande geheele gemeynte en aldus gestaet metten vonnisse ter manisse van Willem van Osteayen, schouteth, en ten wysene van Peeter Leys, Cornelis Jan Wouters, Cornelis Goossens van Beke, Anthonis Cornelis Cools, Jan Lodewycx, Jan Augustyns en Peeter Anthonissen, Schepenen, en my als secretaris tegenwoordigh.
onder stondt
Jan Beyerssen.
[II, fo 24, vo]
89.
1611. (II) Item int voichtgenecht 1611 is geresolveertdatmen met eenen kerckgebode de wegen sal maken, gelyckelyck ende elck in syne wyck, soo het van ouden tyde is geweest.
[II, fo 24, vo]
90.
Memorie
(II) Om te begaen alle waterlaten dye noodigh dienen te begaen ende dyemen weet dat voorden verloopen tyt gebannen waterloopen syn gheweest.
[II, fo 24, vo]
gebannen = toehoorend aan het rechtsgebied, hier waterloopen die bij rechtszitting of door den heer als dusdanig aangeduid zijn.
91.
Item om te letten op tgene den schoolmeesters gagie oft pensioen uit den H. Geest incomen aengaet.
[II, fo 24, vo]
92.
1612. (II) Item is geordineert opt voichtgedinge 1612 dat geen weerts en sullen tappen inden Somer naer thien uren tsavonts opde verbuerte van thien st. van elcken persoon dan voor buytenluyden en elcken buytenman sal vry mogen houden twee binnenluyden.
[II, fo 25, ro]
HOOGSTRATEN. | Drank verkoopen ‘nae slaepolocktyde, ten waere zyne gasten oft ten waere in tegenwoordichede des Richters ende twee Schepenen.’ (K. 4). |
‘Wie naeder sonnenonderganck in andermans huys wil comen drincken oft bevnen sitten tegen des weerdts danck’. (K. 10) | |
Nadat de klok geluid is, te tien uur 's avonds, mogen de herbergiers niet meer tappen ‘tsv wyn, bier oft anderen dranck’. | |
Na dat uur mag niemand over de straat gaan zonder licht. | |
Uitzondering wordt gemaakt voor ‘den wegveerdigen man’. (K. 157-159). | |
BERGEN-OP-ZOOM. | Verboden is bij avond ‘na slaepclocke’ te drinken in taveernen, ten ware dat men den drank haalde om thuis te drinken. (Keurb, 1313, fo 2, ro). |
93.
(II) Item dat de Schapers op de heyde geen torff stuycken en sullen mogen bederven oft daer in schade doen oft hey branden opde verbuerte van thien stuyvers en dat te verhalen opde ouders oft meesters der schaipers.
[II, fo 25, ro]
94.
(II) Dat men sal gebieden te maken allen de wegen en den Dyck van d'Nieuwmoer, want die van Nieuwmoer daertoe sullen helpen
[II, fo 25, ro]
Dyck van Nieuwmoer = Nieuwen Dijk, thans de baan over Nieuwmoer naar Esschen.
95.
1615. (II) Item is geordineert opt voichtgedinge den 14n July 1615 dat alle dingesetenen honne schaephonden en andere honden sullen gehouden syn binnen den tyde de Jachte verboden is, behoorelyck te cennven met een stok aenden hals conforme de placcaeten by hunne Hoochheden daervan gemaeckt en dat opde pene ende breucken inden selve placcaeten vermelt en dat andersinds de schaepwachters hunne honden op de heyden ende velden sullen houden gebonden sonder die los te laeten loopen alles in conformiteyt vanden selve placcaeten, oock dye honden dye de luyden houden om hare huysen te wachten.
[II, fo 26, ro]
kennewe = houten halsbeugel voor runderen (V.V.).
kenneven is dus een dergelijken beugel doen om den hals.
De ring voorzien van een pin, waarmede men een waterafleidingsbuis aan den muur bevestigt, heet nu nog kennef. Mogelijk slaat zulks op den vorm der oude kenneven: een ring met een stok.
96.
(II) Item dat geene vuytgesetenen honne byen binnen de limiten van desen Dorpe tsy op heyden oft andersints
en sullen moghen setten dan met consent vanden Heere oft syne officier opde verbeurde vande Byen.
[II, fo 26, ro]
BRECHT. | Bijen van buitendorps mogen niet binnen 't dorp gebracht worden tusschen Sint-Jansmisse (24 Juni) en Bamisse (1 Okt.) (A, 25). |
SCHOTEN-MERKSEM. | Niemand van buitendorps mag binnen dezen dorpe bijen zetten zonder eerst te hebben ‘het gemoede van den heere, daer hy die nederzetten wille’ (58). |
De ingezetenen mogen geen bijen van buitendorps aannemen ‘naer St. Jansdach Baptisten in midsomer’ = 24 Juni (59). | |
ESSCHEN-KALMTHOUT. | Als iemand komt van buiten met eenige bijen om te staan op de vroente en hun nooddruft te halen in de heibloemen binnen de palen en den eigendom der heerlijkheid, zoo zijn die personen schuldig te geven voor elken stok bijen 12 stooters brabants.. (43). |
97.
(II) Item dat nyemant hem sal vervoorderen eenige myten oft hoopen te maken opde straten sonder consent vanden heere oft oock de straten te usurperen oft eenichsints in te heynen sonder verchynst te hebben, opde pene daertoe staende.
[II, fo 26, ro]
usurperen = door overmacht zich toeeigenen, onrechtmatig gebruiken.
98.
(II) Item, dat nyemant aen de straten eenige holen en sal mogen vullen oft toedoen dan met consent ende voorweten van den Heere ende Wethouderen alhier.
[II, fo 26, vo]
99.
(II) Item en sal nyemant aende straten egeene grachten oft oude heyningen mogen slichten ende weder nieuwe setten, ten sy, dat ter presentien vanden Heere daer ierst palen geleyt worden.
[II, fo 26, vo]
100.
1617 (II) By memorie. Int voichtgedinge 1617 is geordineert dat nyemant wye by sy binnen desen dorpe woonende eenich bier tot Antwerpen en sal mogen halen en op dit Dorp laten veraecsysen en tot Merxem, Brachtschaet oft anderen Dorpen lossen tot defraudatie vanden impost aldaer oft andersints opde pene vanden byer oft soo vele gelts als het byer weerdich is.
[II, fo 26, vo]
101.
1618 (II) Opt voichtgedinge den 16n Junij 1618 is geordineert by Schouteth, Schepenen, Kerckmeesters, H. Geestmeesters ende Bedesetteren.
Inden eersten datmen dit iaer de wegen sal maken elck tegen syn erve ende dat binnen een maent nae desen dach op pene dat de Heer Schouteth nade maent dye te tweeschat sal mogen besteden met een Kerckgebodt ten lasten vanden gebreckelycken oft ten lasten vanden erven daer tegens liggende.
[II, fo 27, ro]
102.
(II) Item alsoo men verstaet dat op eenige omliggende dorpen de siecte der pesten begint te grasseeren soo is geordineert, dat nyemant wye hy sy binnen desen dorpa woonende en sal moghen gaen in eenige vuyl huysen buyten dorps oft oock gaen schrobben oft sullen daer nae twee maenden buyten desen dorpe moeten blijven op pene van L Rynsgulden ende arbitrale correctie. Oock dat nyemandt van vuyle huysen comende en sal mogen huysvestinge doen oft logeeren op gelycke pene.
[II, fo 27, ro]
grasseren = verergen.
103.
(II) Item alle Borgemeesters, Collecteurs vande Beden Kerckmeesters ende H. Geestmeesters sullen van nu voortaen gehouden syn te doen rekeninge binnen dry maenden nae dat honne administratie sal wesen geexpireert ende dye vanden voorgaende geene Rekeninghe en hebben gedaen
sullen deselve moeten affdoen binnen de sesse weken ierstcomende oft ii maenden ten langsten op pene respective van iii Rynsgulden. Dies sullen de Kerckmeesters en de H. Geestmeesters mogen elck van een jaer van Renten mogen de vuystreyckers executeeren nae sommatie van xiiii dagen.
[II, fo 27, ro, vo]
104.
(II) Item dat alle momboirs van Weeskinderen sullen gehouden syn alle drye jaren te doen rekeninge van honne administratie ende alle Directeurs van Sterffhuysen sullen hen moeten reguleren int overbrengen van Momboirs ende toesienders ende oock van staet ende Inventaris te leveren achtervolgende de costuymen der Hooftbancken.
[II, fo 27, vo]
Nota: De Costuymen van Santhoven vindt men o.a. in Christyn. Brabandts Recht, enz. (Antwerpen 1682) I. 657-672.
105.
(II) Item dat de Rentmeester des Heeren van Wuestwesel alle gebreckelycken, dye den chyns opden geboden dach en tyt nyet en connen betalen, de goederen daervoren met dry sondaechse Kerckgeboden sal mogen verbueren en syn gebreck daeraen verhaelen.
[II, fo 27, vo]
106.
1622 (II) Item op voichtgedinge 1622 is geordineert den 25 Mey dat nyemant en sal mogen syne beesten oft schapen hoeden oft doen hoeden inder straten oft ontrent der goeden byden grachten, sulx dat de beesten schade doen in grachten met de grachten aff te loopen oft het schothout te bederven oft heyninghe opde pene dat de goede luyden ende offecieren die sullen mogen schutten ende honne schade daervan beleyden.
[II, fo 28, ro]
EKERÉN. | ‘Niemand en zal in den watergang oft spant reyden met peerden oft andere beesten om die niet te vervullen met aerde.’ (35). |
SCHOTEN-MERKSEM. | (4). |
Deel IV
1628-1667
(Nrs 107-124)
107.
1628 (II) Opt voightgedinge den xxiiiin Mey 1628. Is by Schouteth en Schepenen geordineert dat allen de gene die binnen desen dorpe van buyten syn comen woonen gehouden sullen syn borge te stellen voor de somme van hondert Rynsgulden, Ende dat tot ontlastinge vanden Heylighen Geest ende dat binnen den tyt van veertien dagen ierstcomende ende sal dit alle drye jaeren werden vernyeut ende indien hetselve by alsulcken persoon binnen den voors. tyt nyet en geschiet soo sullen de gene die hen huysen camers oft huysvestinghe hebben verleent oft verleenen voor borge van voors. somme gehouden worden.
In margine: Is mede te verstaen de plaetsen, daer sy lest hebben gewoont. (B.).
[II, fo 28, ro]
108.
(II) Item sullen vordane alle werts ende werdinnen gehouden wesen honne specien van houden van soldaten by heuren eede te gewarigen dat daer geen meer in en syn geset als ter haren huyse hebben geteirt.
[II, fo 28, ro]
109.
(Oplezing 1628.)
(II) Ten voors. dage syn dese poincten ende articulen opgelesen ende dat in presentie vande gansche gemeynte en gestaeft metten vonnisse by tyde heeren Willem vander Ryt, ridder, Heere tot Brochem, Wustwesel ende Westdeurne, drossaert der stadt ende marquisade van Bergen opten Zoom
[II, fo 28, vo]
[Hier eindigt het Keurboek-handschrift berustend op het Staatsarchief te Antwerpen.]
110.
1630 (II) Opt voichtgedinghe inden Jaere 1630 is geordineert dat soo wanneer de clocke sal alarm luyden dat alsdan een yeder Ingesetene van desen Dorpe met syn geweer daer hy op is geseth sal moeten compareeren inde Plaetse oft daer den alarm wesen sal, ende soo wie niet en compareert sal telcke reyse verbueren drye guldens oft ten sy dat sy derven by haeren eede verclaeren dat sy de clocke niet gehoort en hebben.
[II, fo 28, vo]
BRECHT. | ‘Item soe wanneer storm getrocken wordt binnen onsse dorpe van Brecht, sullen alle manspersoonen, binnen desen dorpe geseten, tot huere jaren gecomen synde, oft ten minste vuyt elcke huyse eenen, ten clockenslage sonder verdrach hen laten vinden gewapent ende versien van geweere, inde plaetse vanden dorpe.’ (B. 32). |
HOOGSTRATEN. | ‘Item zoo wanneer de heer oft zyn officier de clocke doet slaen die hem dan nyet en volget met zynen wapenen daer hij op geset is...’ (K. 33). |
SCHOTEN-MERKSEM. | Zoo wanneer in den dorpe last is, zoodat de dorpsklok slaat of klept, dan moet uit elk huis komen een weerachtig man, ten klokslage, ‘met alsulcken wapene als hy syn lyff wil verweiren...’ (39). Als het dorp of een van de ingezetenen wordt overlast van boeven, onverlaten, straatschenders of vagebonden, en als de heer die wil vangen, zal elk moeten komen met goede wapens, zoo hij zijn lijf verweren wil...(40). |
111.
(II) Item alsoo men verstaet dat somighe ingesetenen alsmen heeft gemonstert terstonts haer geweer vercoopen ende alsdan wederom sonder geweer zyn, soo is mede geordineert dat niemant syn geweer en sal moghen vercoopen ten sy dat hy terstont wederom maecke ander te hebben. Ende soo wie sonder geweer bevonden wort alster eenighen alarm is oft met geleent geweer is voortscomende sal telcker
reyse verbeuren gelycke drye gulden. Ende sullen de corporaels aende huyslieden die onder haer corporaelschap syn aff moghen vraegen oft het hen eygen geweer is dat sy hebben hetwelck sy oock gehouden sullen syn by haeren eede te verclaeren, Ende welcke breucken die hiervan sullen comen sullen wesen ten prouffyte vande corporaelschappen daeronder de misbruyckers syn, ende sullen hen de breucken by de corporaels terstonts mogen affgepant worden.
[II, fo 28, vo]
geweer = elk wapen; iets dat dient om zich te weren.
112.
Item is noch geordineert dat de Ingesetenen soo wanneer den Vorster hen sal aenseggen aenden Heere van desen Dorpe hout, torff oft yet anders te voeren tot Bergen opten Zoom als elders daertsyne Edelheyt gelieven sal te seggen, sullen gehouden syn te doen op alsulcken dach als hem den vorster aenseggen sal.
Ende bijaldien hier inne weygerich valt sal tgoet, tgene gevoert moet worden, besteedt worden aen yemandt anders te voeren ende den voerloon aenden onwillighen realyck affgepant moghen worden. Behoudelyck dat hier van notitie sal worden gehouden dat deen niet meer en reyde als dandere.
Ende syn dese poincten ende ordinantien inden Keurboeck staende opgelesen ter presentie vande gansche gemeynte ende alsoo gestaeft metten vonnisse-present tvollecollegie. - Actum ut supra.
[II, fo 20, ro]
113.
(Oplezing 1632.)
Achtervolgende desen Keurboek elck punt ende articule opgelesen inde gebannen vierschare in presentie van Guilliam Blyens, Schouteth, ende Jan Lodewycx, Willem van Wouwe, Huybrecht Janssen Waegemaecker, Lambrecht Cornelissen, Adriaen Verheyden, Jacob van Ostayen, ende Peeter Anthonissen, Schepenen ende aen-
hoorende vande meeste gemeynte ende is gestaejt metten vonnisse opten voichtgedinge vanden xxviien Mey 1632.
[II, fo 29, ro]
114.
1633 (II) Alsoo den voichtgedinge opten xiiien July deses Jaers 1633 waere gelecht ende de vierschaere gebannen synde, en syn nochtans de Keuren van desen Dorpe als lantchaerte niet opgelesen midts de quaede roepen die waeren comende, dan verclaerde velen vanden gemeynte die tot desen eynde vergaedert waeren tevreden te wesen dat men die voors. keuren niet oplesen en soude dan datmen die soude bevonnissen inder voeghen die vanden voorgaenden jaere syn opgelesen ende dien volgens alsoo gedaen int collegie van Schepenen ende meeste vergaderinghe vande gemeynte.
[II, fo 29, ro, vo]
lantchaerte = handvest die geldt voor een bepaalde streek.
115.
1640 (II) Opt voichtgedinge van 22n Mey 1640. Is geordonneert by den heere Schouteth en Schepenen en gemeyne ingesetenen dat nyemant binnen desen Dorpe eenighe goederen van den Armen en sal moghen gebruycken sonder daervan behoorelyck huer te betalen oft by gebreke van dyen alsulcke gebruyckers de voors. huer terstonts aff te panden en tvoors. gebruyck te verbieden ende oock dye daervan eenigh ghelt by-leeninghe over hebben tselve aenden voors. Armen te restitueeren op pene van executie.
[II, fo 29, vo]
116.
1640. (II) Item dat nyemant vande Jongesellen binnen desen Dorpe voortaen hem en sal vervoorderen soo wanneer datter eenighe bruyloften of diergelycke feesten alhier gehouden worden, eenich rybier te haelen ofte comen eysschen midts daerdoor dickwils vechteryen en andere moetwillicheden gebeuren, opde pene van yederen persoon telcker reyse te verbeuren soo wanneer ter contrarien sal worden bevonden de somme van........... iij gulden
Uytgenomen ende behalven de Jongesellen in alsulcken gebuerte of gehuechten woonende daer de bruyloft wort gehouden of gehoulyckte syn woonende.
Door rybier hoeft men te verstaan het bier, dat door bruid of bruidegom wordt aangeboden aan de jongelingschap van het gebuurt, zoohaast de eerste huwelijksafkondiging in de kerk is gedaan. Thans is dit gebruik nog in voege, doch de naam rybier is verdwenen. Men spreekt nu van een vaatje geven, en wee hem of haar, die zich aan deze ongeschreven gebuurte-wet durft onttrekken: op den bruiloftsdag hangen dan langsheen den weg naar de kerk talrijke offerblokken (holsblokken) met passende opschriften, die niet malsch zijn en het gedrag van de familie hekelen. Zoo b.v. een der minst kwetsende:
Op dezen bieravond worden al de jongelingen uitgenoodigd, die hun plechtige (vroeger de eerste) communie gedaan hebben. Te Achtmaal-Zundert- (N. Br.) spreekt men nog van rybier. Vanwaar die naam komt is ons onbekend. Moet er aanknooping gezocht bij rumoer, bij ruig en ruw?
(Oplezing 1640.)
Ende is 'tvoorschr. Kuerboeck alsoo gestaeft metten vonnisse om in alle syne poincten ende articulen geobserveert en achtervolcht te worden ter manisse vanden heere Schouteth de Beer ende wysen van Lambrecht Cornelissen, Adriaen Verheyden, Jacob van Ostayen, Peeter Jan Wellens, Jan Janssen Lodewycx ende Corn. Anthonis Beens, schepenen.
P. van Beeck 1640.
[II, fo 29, vo, 30 ro]
117.
1644. (II) Opt voichtgedinge den 7n Mey 1644 is geordonneert by Stadthouder, Schepenen en der gemeynten, dat nyemant wie hy sy, buiten desen dorpe geboren synde, binnen desen Dorpe en sal mogen comen woonen, tensy hy thoone behoorelyck en goede attestatie vande plaetse daer hy lest gewoont heeft en daerenboven borghe stelle voorde somme van tweehondert guldens, eens, tot ontlastinge vanden Armen enden H. Geest alhier ende en sal nyemandt
aen alsulcken persoon syne huysen of erven mogen verhueren of daerop laeten woonen voor en aleer tgene voors. is voldaen is, op pene dat de voorschr. somme op des verhuerders goederen sal mogen worden verhaelt.
(Oplezing 1644.)
Ende den voorschr. Keurboeck met alle syne puncten en articulen opgelesen synde ten daeghe voorschr. is alsoo gestaeft metten vonnisse ter manisse van Jacob van Ostayen, Stadthouder vanden Schouteth ende wysen van Adriaen Verheyden, Peeter Jan Wellens, Gabriel Cornelis Goossens, Peeter Jan Beyers, Adriaen Cornelis Peeters en Jan Lodewycx schepenen in Wuestwesel, my present synde.
P. van Beeck 1644.
[II, fo 30]
118.
1652 (II) Alsoo dese gemeynte van Wuestwesele dagelyckx meer ende meer wort belast ende datter verscheyden Borgemeesters Collecteurs ende anderen by sloten van Rekeningen als andersints noch verscheyden partyen ende sommen van penningen ten achteren staen en eenighe jaeren gestaen hebben, ende ingevalle daerinne niet en werde versien datmen de goetwillige daerdoor sou verongelycken, jae deselve oock onwilligh int betaelen soude maecken. Soo ist opt voichtgedinge van XVIn April XVIc ende twee en vyftich geordonneert by Schouteth, Schepenen, Bedesetteren, Regeerders ende geheele gemeynte van Wuestwesele dat men alle de restanten tsy van sloten van Rekeningen, pachtingen van Acchynsen oft andersints, hoedanich die syn, den Dorpe eenichsints goetcomende, met alder vlyt ende opt spoedichste sal invoorderen en doen betaelen tusschen dit en halff Oigst of uyterlyck Bamisse ierstcomende en dat soo wel vande armen als vande rycken, en vande rycken als vande armen, sonder daerinne met Iemanden te disimuleren in eenige manieren.
[II, fo 31, ro]
119.
(II) Ende alsoo dickwils gebeurt dat de Borgemeesters, Kerckmeesters, Heilich Geestmeesters ende andere collecteurs onwillig ofte seer negligent syn vallende, int overle-
veren van henne pampieren ende Rekeningen daervuyt gemaect ende gedaen te worden, niettegenstaende hen tselve is belast en geordonneert, soo is mede geordonneert dat alle degene die voorthane belast sal worden de pampieren van henne administratie over te leveren gehouden sullen syn, deselve belastinge oft ordonnantie terstont te obedieren opde pene van 30 st. voorde ierste reyse ende drye gulden voorde tweede reyse tsheeren behoeve, welcke pene hen dadelyck sonder eenich verdrach sullen worden affgepandt.
[II, fo 31, ro, vo]
120.
(II) Item alsoo de ingesetenen ende andere seer negligent syn vallende in het doen oversetten ende scheyden vande erffgoederen die binnen desen Dorpe worden gedeelt, vercocht ende andersints veralieneert, waerdoor den Schotboeck, die over eenighe jaeren is vernieut wederom is verduysterende, dwelck seer groote moeylyckheyt voorde Borgemeesters ende andere collecteurs van den Dorpe is medebrengende, soo is oock expresselyck geordonneert, dat allen degenen die binnen desen Dorpe eenige erffelycke goederen hebben gedeelt, gecocht oft andersints vercregen, gehouden sullen wesen deselve te doen scheyden ende op hennen name over te brengen binnen den tyt van veertien. eerstcomende daeghen ende dat degene die voorthane eenige erffgoederen sullen vercrygen tsy by erffdeelinge, coop oft eenigen anderen titel, insgelycx gehouden sullen wesen deselve goederen te doen scheyden en op hennen name over te brengen als vooren binnen den tyt van xiiii daghen naerde erffdeelinge, goedenisse oft andere contracte daerby sy deselve vercregen hebben, allen opde pene byde gebreckige telcker reyse te verbueren twintich stuyvers tsheeren behoeve als voor, ende opdat de vercoopers daervoor oock te beter sorge souden drage is mede geordonneert datde bormeesters ende collecteurs dienaengaende sullen reguleren naer henne boecken en doen betaelen degene daerop de parcheelen van erve staen bekent, sonder ten respecte van vercoopinge van d'een op d'ander gehouden te worden.
Ende tgene voorschr. staet sal mede geobserveert worden te respecte vande chynsboecken vanden Heere deser Heerlycheit van Wuestwesele.
[II, fo 31, vo, 32, ro]
121.
(II) Item, dat niemandt wie hy sy hem en sal vervoorderen de beken oft waterloopen onder desen Dorpe ende Jurisdictie te steygen met dammen oft andersints onder 't decksel vande wielen ende diepten vuyt te oosen ende vissen, waerdoore niet alleen het water synnen cours en wort benomen, maer de ingesetenen ende eygenaers vande bempden ende erven grootelyckx worden beschadigt met rossen oft sayen te steken en graven. Op pene, soo wie bevonden wort dese ordonnantie te overtreden, telcker reyse by elcken persoon te verbueren, de somme van drye guldens eens tsheeren behoeve als voor.
[II, fo 32, ro]
oosen = scheppen, uitscheppen, leegscheppen.
Brecht. ‘oosten’.
Een ‘wiel uitoosen’ is thans nog een geliefkoosde manier van visschen. Aan de kromming der beek (= een wiel) worden langs beide zijden dammen geplaatst met graszoden, die men in de beemden langsheen de beek afsteekt. Eens het water afgesloten schept men met emmers het wiel ledig. Na uren zwaren arbeid kan men uit het overblijvend slijk en den modder op den bodem van het wiel de visschen (inz. paling) bemachtigen.
BRECHT. | (A. 22). |
EKEREN. | (34) ‘Item niemand en zal in den watergang oft spant oft ander loopende beken netten of korven mogen zetten om te visschen.’ |
POLDER. | ‘Item nyemant en mach eenige korven leggen, netten oft getouwen op veertich voeten nae ontrent de sluysen om palinck oft visch te vangen op de verbeurte van de corven, netten ende getouwen...’ (70). |
122.
(II) Ende opdat den voorschreven articule daer t'gene hier voorens staet nopende het plucken ende gars aff snyden inde bempden te beter soude worden geobserveert, is geordonneert, dat men metten officier ende regeerders van Loenhout sal overcomen, ten eynde van d'een in d'ander aerde te verleennen ende macht te geven dat de vorsters
van wedersyden d'een op ende onder des anders Jurisdictie te calengieren ende te arresteren degene die sy bevinden sullen dese ordonnantien te overtreden.
123.
(Oplezing 1652.)
(II) Den voorschreven Keurboecke ende ordonnantien met alle syne poincten ende articulen opt voichtgedinge voorschreven opgelesen synde. Is alsoo gestaet metten vonnisse ter manisse van Peeter Maesmans, schouteth, ende wyse van Adriaen Verheyden, Jacob van Ostaeyen, Jan Lodewycx, Gabriel Cornelis Goosssns, Gornelis Heuvelmans, ende Adriaen Goossen Aerts, Schepenen in Wuestwesele, my mede present synde.
P. van Beeck 1652.
[II, fo 32, ro, vo]
124.
(Oplezing 1667.)
(II) Opten xixen July 1667 is den voorschreven Keurboecke met alle syne poincten ende articulen opgelesen ende gestaet metten vonnisse onderhouden te worden. Ter presentie ende bywesen van Haer Edelheyt Mevrouwe van Wuestwesele, Westdorne, etc. Ende ter manisse van Peeter Maesmans, schouteth, ende wysen van Adriaen Verheyden, Jan Lodewycx, Gabriel Cornelis Goossens, Geert Janssens Luycx, Adriaen Goossen Aerts, ende Jacob van Ostaeyen, Schepenen, de gemeynte meestendeels vergadert synde.
[II, fo 32, vo]
Alphabetisch index.
Afsluitingen (heiningen) 8, 21, 30, 79, 99, 106. | ||||||
Akkers 7, 45, 49. | ||||||
Akkervekens 25, 79. | ||||||
Alarm 110, 111. | ||||||
Armengoederen 115. | ||||||
Asch 61. | ||||||
Bakkers 54, 75. | ||||||
Beden 39, 85. | ||||||
Bedezetters (Collecteurs) 39, 76, 85, 103, 118, 119, 120. | ||||||
Beemden 9, 28, 45, 121, 122. | ||||||
Beken 32, 121 (zie Waterloopen). | ||||||
Belastingen 77. | ||||||
Bemesting 27. | ||||||
Bieraccijns 100.
|
||||||
Bijen 85, 96. | ||||||
Bolwerpen 37. | ||||||
Boogschieten 37. | ||||||
Borgemeesters 18, 80, 81, 82, 103, 118, 119, 120. | ||||||
Brand 40, 60, 61.
|
||||||
Broodprijs 54, 75. | ||||||
Bruggen (herstelling) 57. | ||||||
Bruiloften 41, 43, 46, 58, 64, 71, 72, 73, 116. | ||||||
Buren 3, 8, 19, 24, 26. | ||||||
Cijns 97, 105.
|
||||||
Dijken (= opgehoogde wegen) 19, 50, 94. | ||||||
Doodsgebruiken 19, 24, 31. | ||||||
Dorpsrekeningen 39, 80, 81, 103, 118, 119. | ||||||
Duinen 7. | ||||||
Eed 3, 52, 54, 56, 59, 75, 108, 111. | ||||||
Eikels 11. | ||||||
H. Geestrekeningen (-meesters) 87, 91, 103, 107, 117, 119. | ||||||
Gehuchten 40, 59, 68 (zie Haardgang, Wijken). | ||||||
Gewichten 53, 54. | ||||||
Gilden 64. | ||||||
Grachten 8, 29, 99, 106. | ||||||
Gras 122. | ||||||
Haardgang 19, 39. | ||||||
Handwerkers 19. | ||||||
Heeren 9, 15, 46, 47, 51, 52, 54, 59, 61, 65, 66, 68, 73, 79, 98, 109, 112. | ||||||
Heide 17, 93, 95, 96. | ||||||
Hengsten 5. | ||||||
Herbergen 51, 52, 53, 76, 82, 108, | ||||||
Herders 6, 13, 93, 95. | ||||||
Honden 38, 95. | ||||||
Hoofdbank 104. | ||||||
Inwijkelingen (Getuigschriften nieuwe inwoners) 86, 107, 117. | ||||||
Jacht 95. | ||||||
Karweien 112. | ||||||
Kenneven 95. | ||||||
Kerkgeboden 12, 14, 24, 38, 89, 101, 105. | ||||||
Kerkmeesters 31, 87, 103, 119. | ||||||
Kerkrekeningen 87, 103. | ||||||
Kermis 73. | ||||||
Keurmeesters:
|
||||||
Klerk (= sekretaris) 62, 69. | ||||||
Klok 31, 110. | ||||||
Korporaalschappen 111. | ||||||
Kudden 6. | ||||||
Leemgraven 4. | ||||||
Leenmannen 15. | ||||||
Meengaten 21. | ||||||
Meier 54. | ||||||
Meitakken, -boomen 78. | ||||||
Mombers 104. | ||||||
Noodklok 110. | ||||||
Ovens 61. | ||||||
Paarden 5, 35, 49. | ||||||
Pest 47, 64, 102, (zie Bruiloften). | ||||||
Pioniers 18. | ||||||
Plakkaten 19, 95. | ||||||
Putten graven 4, 61, 98. | ||||||
Rabauten 42. | ||||||
Renten 59, 77, 103. | ||||||
Rentmeester 105. | ||||||
Rijbier 116. |
Schade door dieren 7, 26, 28, 45, 49, 106.
|
||||
Schapen 1, 2, 3, 6, 13, 27, 34, 49, 85, 106. | ||||
Scheiding der eigendommen 120. | ||||
Schepenen 15, 59, 68, 98. | ||||
Schoolmeester 91. | ||||
Schotelgeld 46, 58, 71, 73. | ||||
‘Schoten’ (belastingen) 39, 57, 63, 120.
|
||||
Schout 13, 101.
|
||||
Schrobbers 47. | ||||
Schurft 35. | ||||
Schutten:
|
||||
Schutterijen 64. | ||||
Soldaten (logeering van krijgsvolk) 56, 76, 82, 108. | ||||
Sterfhuizen (rekening) 104. | ||||
Straten 4, 19, 23, 29, 61, 97, 98, 106 (zie Wegenis). | ||||
Tappers:
|
||||
Teerfeesten (‘geltfesten, geltbruylochten’) 71, 73 (zie Bruiloften). | ||||
Turf (slag- en heiturf) 12, 17, 20, 22, 93, 112. | ||||
Twisten 44. | ||||
Vechten 44, 116. | ||||
Veetelling 85. | ||||
Veeziekten 2, 3, 34, 35. | ||||
Vekens 21, 25, 79 (zie Akkervekens). | ||||
Verkens 14. | ||||
Visschen 121. | ||||
Voetpaden 70. | ||||
Vorster (dorpsdienaar) 13, 15, 53, 63, 112, 122. | ||||
Vrede 8, 15, 44. | ||||
Vreetijd 21. | ||||
Vroente 12, 20, 22, 27, 34, 36. | ||||
Vuurroeren (‘coloveren’) 37. | ||||
Wagens 19, 63, 112. | ||||
Wateringen (waterloopen) 16, 32, 90, 121. | ||||
Weduwen 77. | ||||
Weermacht 111. | ||||
Weezen 77, 104. | ||||
Wegenis (zie Straten):
|
||||
Wijken 89 (zie Gehuchten, Haardgang). | ||||
Woeker 56. | ||||
Zand 7, 13, 68. | ||||
Zoden 12, 17, 20, 36, 121. | ||||
Zoekwegen 70. | ||||
Zondagen 51. |
Inhoud.
Inleiding. | Blz. | |||
I. | Wat zijn Keuren? - Hun Belang | 595 | ||
II. | De Wuustwezelsche Keurboeken | 600 | ||
III. | De Heeren van Wuustwezel. - Hun Rechtsmacht | 603 | ||
1. | Heeren van Wuustwezel en Westdoorn | 603 | ||
2. | Meiers en Schouten | 606 | ||
3. | Secretarissen | 610 | ||
4. | De Rechtsmacht | 610 | ||
IV. | Keurboeken uit het Omliggende | 617 | ||
1. | Brecht | 618 | ||
2. | Ekeren | 619 | ||
3. | Hoogstraten | 620 | ||
4. | Schoten - Merksem - Dambrugge | 621 | ||
5. | Esschen - Kalmthout - Huibergen | 622 | ||
6. | Polderlanden van Merksem en Dambrugge | 623 | ||
7. | Noord-Brabantsche Keurboeken | 623 | ||
V. | Wijze van Bewerking | 626 | ||
Teksten, vergelijkende en verklarende nota's. | ||||
Deel I. | Vóór 1500 (nrs. 1-40) | 630 | ||
Deel II | 1510-1607 (nrs. 41-84) | 665 | ||
Deel III. | 1607-1622 (nrs. 85-106) | 691 | ||
Deel IV. | 1628-1667 (nrs. 107-124) | 698 | ||
Alphabetische Index | 707 |
- voetnoot(1)
- Het woord keure (lat. electio) schijnt te verwijzen naar een tijdperk waarin de politieverordeningen nog gekozen werden door de belanghebbenden der plaats. (Het Keurboek van Antwerpen en het probleem der Stadskeuren, door Dr. Fl. Prims in Versl. en Meded. Kon. Vl. Acad.., 1932, blz. 447).
- voetnoot(2)
- ‘Statuten, keuren ende ordonnantien, gemaeckt tot observantie van goede politie, correctie vande gebreken ende onderhouding der onderzaeten in rust en vrede’. (Keurboek Ekeren. - Opschrift).
- voetnoot(3)
- Bij de uitgave der keuren van Ouwen (Grobbendonk), kwam Baron P. Verhaegen tot gelijkaardige conclusies: ‘Comme on le voit, ce n'est pas un receuil de droit coutumier, au sens strict du mot, qu'ont édicté les autorités communales de Ouwen. Se fiant au droit commun du chef-banc de Santhoven pour tout ce qui concerne le droit civil, le droit criminel et la procédure, elles n'ont guère prévu que les contraventions de police. Leur but est, comme le dit l'intitulé de la première ordonnance, de procurer la bonne entente entre leurs administrés.’ (Bulletin de la commission royale des anciennes lois et ordonnances de Belgique, T. IX, (1910) p. 55-90).
- voetnoot(1)
- Vgl. ‘Bijdragen’, XVIII (1927), 266 v.v. en ‘Antwerpiensia (1927), blz. 104. Op beide plaatsen studiën door Dr. Fl. Prims, over lokale Keuren en Ordonnantiën.
- voetnoot(2)
- In de reeds aangehaalde studie van Dr. Prims handelt hoofdstuk III over ‘De Wanorde der Onderwerpen in het Keurboek’. (Versl. Med. Kon. Vl. Acad., 1932, blz. 450-51).
- voetnoot(1)
- Dr. Fl. Prims. ‘Folklore en Keuren’, Antwerpiensia (I, 1927. Hoofdstuk 18).
- voetnoot(2)
- Er is onderscheid te maken tusschen keurboeken met een stedelijk karakter en eigenlijke dorpskeuren. Nochtans kunnen we in de ontwikkeling der steden een tijdperk weervinden, dat overeenkomt met het landelijke leven onzer dorpen. Deze gelijkenis uit zich dan ook in de rechtsorde. Men vergelijke de Wuustwezelsche toestanden uit de XVIe eeuw met de Antwerpsche uit de XIIe. Ziehier volgens Dr. Fl. Prims, de rechtstoestanden te Antwerpen: ‘Heeft men geen fijn uitgesponnen rechtssysteem, dat te boek staat, dat van hooger wordt opgelegd en in eere gehouden, het is op verre na geen ordeloos naast-elkaar-leven. Er is een orde van personen en zaken, een recht kortom in de volle beteekenis van het woord, dat uit den schoot des volks is gesproten, door het volksleven zelf wordt gevoed, door de wijsheid der ouderen geïnterpreteerd en door de schepenrechtsspraak verrijkt. Vanwaar komt dit recht? Het is het Frankisch gewoonterecht. Antwerpen had zijn voechtgedingen op het Dingsvelt. Daar werden, minstens jaarlijks, in het bijzijn van den vertegenwoordiger van den heer - die in deze functie de voogd heet - en met behulp der villa-schepenen, door allen die binnen de villa “hun zelfs” waren, de regelen van orde besproken en vastgesteld, die men binnen de villa onderhouden zal, zooals er ook recht werd gesproken en
regeling getroffen in hangende zaken, die het gemeen belang aangingen.’ Men hoeft nu slechts onze teksten te overzien om te bevinden, dat we, de ‘villa’ daargelaten, voor Wuustwezel hetzelfde kunnen zeggen. Verder vraagt Dr. Prims zich af of hetgeen op de voechtgedingen geregeld was, wel werd in schrift gesteld in dezen tijd van getuigenrecht en hij besluit: ‘Zoo ja, dan diende het opgeteekende voor memorie en woog niet op tegen de verklaring der getuigen.’ Te Antwerpen verdwenen de voechtgedingen tusschen 1186 en 1210. (Dr. Fl. Prims, Gesch. v. Antwerpen, IIe deel, 1e boek ‘De Rechtsorde’, blz. 112, v.v.). Zie ook Versl. en Meded. Kon. Vl. Acad., 1932, blz. 451-53, waar Dr. Fl. Prims meer bepaald het verschil van dorps- en stadskeuren bespreekt.
Toen de Longé, in ‘Recueil des Anciennes Coutumes de la Belgique’ (T. I, 1870), de costuymen van Antwerpen publiceerde, gat hij op de eerste plaats het ‘Keurboeck metten Doppen’ (XIVe e.) ‘dat in den grond niet anders is dan een plaatselijk politiereglement, een prototype - maar met meer steedsche en minder landelijke bijzonderheden - van onze locale keuren uit de XVIe eeuw.’ (‘Bijdragen’, XVIII (1927), blz. 270). Hetzelfde kunnen we zeggen van ‘die Coren van Berghen’ (-op-Zoom) (1313) en van ‘het houte Boeckxke’ (1373), der stad Breda.
We verwijzen eveneens naar Kan. Dr. J. Laenen, ‘Geschiedenis van Mechelen’ (Mechelen, 1926) waarin Hoofdstuk V, ‘Het Recht en de Rechtsgebruiken’, voor ons van belang is en waar de Keuren uit het begin der XIVe eeuw worden toegelicht. Schrijver wijst op het Germaansch karakter van het oud-Mechelsch recht en op de Salische begrippen nopens het eigendomsrecht.
- voetnoot(1)
- ‘Bijdragen’, XVIII (1927), blz. 441, voetnota 1.
- voetnoot(1)
- ‘Commission royale pour la publication des anciennes lois et ordonnances’, ingesteld bij Kon Besluit van 18 April 1846.
- voetnoot(2)
- O.m., door G. Rurth, en door Baron P. Verhaegen. Bull. com. anc. lois et ord., T. VIII-IX (1907-10).
- voetnoot(3)
- Baron Verhaegen noemt de keuren ‘véritables petits codes de police rurale’. (Bull. com., IX (1910), p. 57).
- voetnoot(4)
- ‘L'intérêt que présentent ces textes paraît incontestable, si l'on observe que souvent ils constituent la confirmation d'usages plus anciens, remontant au moyen âge...’ (Baron Verhaegen. o c., p. 53).
- voetnoot(1)
- Vgl. Inleiding bij de keuren van Schockweiler, door G. Kurth. (Bull. com.., T. VIII (1907), p. 90).
- voetnoot(2)
- ‘Bulletin de la Commission royale des anciennes lois et ordonnances’, T. VIII (1907).
- voetnoot(1)
- ‘Bijdragen’, XVIII (1927), 449. Aldaar werden de grondteksten (1500-13) zonder de wijzigingen en toevoegsels gepubliceerd, door Dr. Fl. Prims.
- voetnoot(1)
- Verwerkt in onze studie ‘Grenzen van Wuestwezel’ (Brasschaat, 1927).
- voetnoot(2)
- Twist tusschen de gemeente en Heer de Berlo. Zie blz. 611 vv.
- voetnoot(3)
- Fonds Wuustwezel, nr 8. Aldaar geïnventorieerd als ‘Reg. getiteld Keurboek van het dorp van Woestwezel.’ Aanvankelijk vermeldde de inventaris: ‘Copie van 1 Mei 1500’, doch de heer Gielens, conservator, is het met ons eens om de kopie te doen dateeren van na 1628. (Schrijven, 6-4-32.)
- voetnoot(4)
- Een ander register uit hetzelfde fonds draagt als opschrift ‘Woestwezel. Vercoop door den Heer van Kessel...’, en is gemerkt met het oude nr 1. Beide registers behooren tot eenzelfde verzameling, vermits de beide titels geschreven zijn met dezelfde letter (van na 1750). Ze werden niet voorgelegd bij den verkoop der heerlijkheid door den Heer van Kessel, want die had plaats in 1624 en de HS werden geschreven na dien tijd. De herkomst van de keurboek-kopie is niet gekend. De heer Dr. Cuvelier, rijksarchivarisgeneraal deelt ons mede, ‘dat bedoelde kopie, ten tijde, wanneer de heer J. Felsenhart, de tabel der van de verzameling “Cartulaires et Manuscrits” deel uitmakende handschriften heeft opgemaakt (rond 1889), zich niet onder deze documenten bevond’. (Schr. 22728, 19-4-32.)
- voetnoot(1)
- De teksten, die we in onze uitgave nummerden 110-124, ontbreken. De oudste daarvan dateert van 1630. Zoo komen we tot de conclusie, dat de kopie werd vervaardigd vóór 1630, doch na 1628.
- voetnoot(1)
- In 1519 waren beiden in geschil met den heer van Zundert, Hendrik van Nassau. Vgl. Van der Hoeven. Zundert en Wernhout, (Zundert, 1920), blz. 350, vv.
- voetnoot(2)
- ‘Wesalia’, IV (1929), 25-26.
- voetnoot(3)
- Schepenbr., 28 Maart 1536.
- voetnoot(4)
- ‘Wesalia’, IV (1929), 26.
- voetnoot(5)
- Schepenbrieven, 1571, fo 57.
- voetnoot(1)
- Werd als heer gehuldigd op 4 Sept. 1596. (Schepenbr., 1596, fo 190, vo)
- voetnoot(2)
- Voor de opvolging 1499-1605 raadpleegden we naast de scabinale bescheiden ook Le Roy. ‘Notitia Marchionatus S.R.I.’ (Amsterdam, 1678), p. 133 vv. ‘Annuaire de la Noblesse de Belgique’ (1845-1919) e.a.
- voetnoot(3)
- Vgl. onze bijdragen in ‘Wesalia’ (II, (1927), 10 en 53 vv.) over de ‘Huldiging van W.A. de Hornes’ en over ‘Verkoop der Heerlijkheid in 1624’.
- voetnoot(4)
- Vgl. onze studie ‘De verkoop der heerlijkheid van Wuustwezel’, in ‘Wesalia’, II (1927), blz. 10 vv.
- voetnoot(5)
- Vgl. de merkwaardige gilde-studie van P.V.G. (H. van Horenbeeck), ruim 150 blz. Verschenen in ‘Wesalia’, jg. III-V (1928-30), inz. III, 18 vv.
- voetnoot(1)
- Nadere bijzonderheden over de familie van der Ryt vindt men in ‘Geschiedenis van het Kasteel v. Ende geest’, door W.J.J.C. Bijleveld, in ‘Leidsch Jaarboekje’, 1909.
- voetnoot(2)
- Schepenbr., 1618-21, omslag, 1o blad.
- voetnoot(1)
- Van der Hoeven, o.c., blz. 71, voetnota.
- voetnoot(2)
- Verwijs en Verdam, ‘Middelnederlandsch Woordenboek’, bij de woorden ‘Schout’ en ‘Meier’.
- voetnoot(3)
- Vgl. Mr S.J. Fockema Andreae. ‘Bijdrager tot de Nederlandsche Rechtsgeschiedenis. - Haarlem, 1888, deel IV.
- voetnoot(1)
- Schepenbr., 1611-13, fo 2, ro. Cfr. ‘Wesalia’, II (1927), 55.
- voetnoot(2)
- Zie nr 104. ‘Weeskinderen en sterfhuizen’.
- voetnoot(3)
- ‘Acten Judiciael’, 1535-38, III, fo 7. (In Oktober 1535, kwam Peeter Meyngaert, schout van het land van Rijen naar Wuustwezel, om niet minder dan vijftien zaken ‘daer bloet was gerezen’ te behandelen. Ook de vechtpartij tusschen gildebroeders van St Joris op Sinksendag 1535, kwam alsdan voor. (Cfr. ‘Wesalia’, VII (1932), blz. 37 vv.).
- voetnoot(4)
- ‘Ende hier heeft Ghysbrecht van Aemstel, Schouteth vanden Lande van Ryen consent toegedragen van ons geradichs heeren den Keysers weghe.’ (Nr 47). Soms eischte de keizer ook een gedeelte der boet voor hem op.
- voetnoot(1)
- Naast elken persoon vermelden we de titels, die we bij zijn naam vonden.
- voetnoot(1)
- Alhoewel hij in 1563 zijn broeder Maximiliaan opvolgde, heeft hij het sekretarisambt reeds 2 of 3 jaar vroeger bekleed. (Schepenbr., 1560).
- voetnoot(2)
- In een handvest van Januari 1274 staat hij vermeld als ‘dominus parochie de Wesele’ (Cartularium Ste Elisabethsgasthuis, Antwerpen, fo 18-19).
- voetnoot(1)
- Goetschalckx, ‘Geschiedenis van Grobbendonik’, I, blz. 71. Aldaar vindt men ook den tekst der oorkonde, die door den schrijver gedateerd wordt 16 Januari 1292.
- voetnoot(2)
- Fl. Prims, ‘Antwerpiensia’ (1928, blz. 9).
- voetnoot(3)
- Schepenbrieven, 1518-1526, fo 16 vo. (Zie Bijlage 1).
- voetnoot(1)
- Van deze ‘Costuymen ende usantien’ hebben we nooit eenig spoor ontdekt. Er bestaan twee mogelijkheden: ofwel is het register verloren gegaan; ofwel had Wuustwezel geen eigen ‘costuymen’, doch wel die van Zandhoven b.v. en dan moet de beteekenis zijn: ‘costuymen’ die te Wuustwezel gebruikt worden.
- voetnoot(1)
- Schepenbrieven, 1569-93, fo 190 vo.
- voetnoot(2)
- id. 1611-13, fo 2, vo. ‘Wesalia’, II (1927), 53 vv.
- voetnoot(3)
- id. 1621-28, fo 77.
- voetnoot(4)
- Bundel ‘Verkoop der Heerlijkheid’, staatsarchief Antwerpen. Fonds Wuustwezel, nr 6.
- voetnoot(1)
- Jg. II (1906), blz. 73-81.
- voetnoot(2)
- Jg. XVI (1925), blz. 25-32.
- voetnoot(3)
- Fonds Ekeren, no 8.
- voetnoot(4)
- Vgl. J. Lauwerys. ‘Gids voor Hoogstraten’, 1o uitg. (1927), blz. 12-17; 2o uitg. (1931), blz. 10-12.
- voetnoot(1)
- Opschrift Keuren van Ekeren.
- voetnoot(2)
- ‘Costuymen van Hoochstraten’, ‘Keuren’ en andere bescheiden uitgegeven door E.A. (Edw. Adriaensen) in ‘Verzameling Handschriften’ (Hoogstraten, 1890). De ‘Costuymen van Hoogstraten’ zijn ook te vinden in ‘Recueil des Anciennes Coutumes de la Belgique’, Tome VII (Bruxelles, 1878), pp. 447-493.
- voetnoot(3)
- ‘Vanden Waterlaten, - Hoemen die weghen doet maecken, - Van over ander Luyden erffve te weghen, - Van schade, - Hoe wyt een hoel vande grachten wesen moet, - Van Veken, - Van Heyninge.’
- voetnoot(4)
- In de ‘Ordonnantie opt Stuck van Justicie der Vrijheyt Hoochstraeten’ (1548-1551) wordt het gebied, dat tot de vrijheid behoorde, omschreven: ‘... de banck ende justicie onser heerlicheit van Ryckevorsel tot onser buytenbanck van Hoochstraten, gelyck onse andere dorpen ende heerlicheden van Wortel, Mer, Minderhout ende Meerl...’ Al deze dorpen vormden dus de buitenbank, terwijl de vrijheid Hoogstraten zelf binnenbank was.
- voetnoot(1)
- Zie blz. 620, voetnota 2.
- voetnoot(2)
- ‘Bijdragen’, XVIII (1927), blz. 272-280.
- voetnoot(1)
- Vgl. ‘Geschiedenis van het Klooster van Huybergen’, Huibergen (z.j.) en K. Stansen. ‘De Kalmthoutsche Heide in 't verleden’ met uitvoerige bibliographie in ‘De Calmpthoutsche Heide’, monographie uitgegeven door de Vereeniging voor Natuur- en Stedenschoon (Antwerpen, 1931).
- voetnoot(2)
- ‘Oudheid en Kunst’, III en IV (1907-08). Deze uitgave is te herzien.
- voetnoot(3)
- ‘Ordinnantie gemaeckt opt vliegende sant, zeere schaepen, drooghe ende natte maten. Achtervolgende den XXIX articule vanden voors. Keurboek van Esschen ende Calmpthout, vuytgelesen int jaergedinge anno LV II, nae Paeschen.’
- voetnoot(1)
- Uitgave van dit deeltje door G. Meeusen, in ‘Ste-Geertruydtsbronne’ (Bergen-op-Zoom), VI (1929), blz. 147.
- voetnoot(2)
- Zundert (1920).
- voetnoot(3)
- O.c., blz. 356-376.
- voetnoot(4)
- Brasschaat (1927).
- voetnoot(5)
- 's Hertogenbosch (1909).
- voetnoot(1)
- Op het Rijksarchief der provincie Noord-Brabant, te 's Hertogenbosch wordt geen enkel dorpskeurboek uit de baronie van Breda bewaard.
- voetnoot(2)
- Vgl. ‘Inventaris van het Archief der stad Breda’, door I.H. Hingman (1884).
In zijn schrijven dd. 15 Maart 1932 deelt de heer gemeente-archivaris, te Breda ons mede, dat hij het archief opnieuw inventariseert en dat hij daarbij herhaaldelijk stuit op in de ‘Acten Magistraal’ ingevoegde ordonnantiën. Met het oog op onze Keurboekstudie zal nota genomen worden van eventueele vondsten. In de ‘Breda'sche Rechtsbronnen’, door Mr. Bezemen werden een aantal keuren gepubliceerd, overgenomen uit het ‘Houten Boeckxken’.
- voetnoot(1)
- Vgl. ‘Ste-Geertruydtsbronne’. Bergen-op-Zoom, IV-VII (1927-30), waarin H. Levelt, deze keuren behandelt.
In de versiering der beginletters of initialen zijn waar te nemen allerlei koppen van personen, leeken zoowel als geestelijken of monniken. Ze verbeelden heel zeker Bergen-op-Zoomsche vooraanstaanden, die door den verluchter werden vereeuwigd, zij het dan in caricatuur.
- voetnoot(2)
- In ‘Oude Vaderlandsche Rechtsbronnen’, 's Gravenhage, Nyhoff (1897).
- voetnoot(3)
- Vierde reeks, IV, 416 vv.; V, 16 vv.
- voetnoot(1)
- Mr S.J. Fockema Andreae, ‘Bijdrager tot de Nederlandsche Rechtsgeschiedenis’, 4 bundels. Haarlem, Bohn, 1888. Vooral deel IV, ‘Frankisch Recht’.
- voetnoot(1)
- Vgl. J. Schrynen. Nederlandsche Volkskunde, 2e uitg. (Zutphen, 1930), I, blz. 14-15, waar gehandeld wordt over: diachronistische en synchronistische Volkskunde.
- voetnoot(*)
- Bij latere aanstellingen werden de namen doorgehaald. Alleen die hier met een kruisje X gemerkt zijn, bleven open staan.
Deze naamlijsten stonden verder in het oude keurboek, doch om wille van hun samenhang met de bepaling rakende het ‘besien van schapen’ (nr 1) plaatsen we ze hier.
- voetnoot(*)
- Het woordje ‘met’ is hier waarschijnlijk weggevallen en dan is de tekst aldus te verstaan: ‘Wie zijn schapen laat buiten gaan met andere zieke schapen.....’
- voetnoot(*)
- Voor bijzonderheden over vroegere voorzorgsmaatregelen tegen brand, verwijzen we naar onze studie: ‘Onze Brandweer vroeger en nu’ (Brecht, Braeckmans, 1931.)
- voetnoot(*)
- Over de pest in onze gewesten leze men onze studie over ‘De Zwarte Dood’ in ‘Wesalia’ I (1926) blz. 73-82.