Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1932
(1932)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 445]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Keurboek van Antwerpen en het probleem der Stadskeuren
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
handen zijn die het handschrift der keure hebben tot stand gebracht. Er is dus nog altijd, - voor wie het Antwerpsche keurboek ernstig instudeeren wil, - naar het oorspronkelijk document zelf terug te gaan. Dit document is bewaard op het Antwerpsche stadsarchief in de kast der privilegieboeken. Er is geen tweede exemplaar van bekend. Het is van in de XVIe eeuw vermeld als ‘het Ceurboeck metten doppen’ (secretaris Hendrik de Moy). Dezen naam dankt het aan de koperen doppen die de inbinder er heeft op aangebracht. Gansch het boek is op perkament. Er is onmiddellijk een eerste hand te herkennen die van het begin tot het einde van het boek, in ongemeen groote karakters, den grondtekst heeft aangebracht. Dit schrift is, - te oordeelen naar de nog vele ineenloopende letters, - uit het begin der XIVe eeuw. Maar de schrijver heeft ruimte gelaten tusschen de onderscheiden artikelen, zooals we verder in bijzonderheden zullen noteeren, en van deze ruimte is latertijd gebruik gemaakt om allerlei andere artikelen in te lasschen. Latertijd ook zijn de artikelen genummerd geworden, - in de XVe eeuw denkelijk, - welke nummering het brengt tot 199 + 18. Dit moge volstaan ter inleiding. Dadelijk rijzen er nu algemeene vraagstukken op, en het is aan deze dat we vooral onze aandacht willen wijden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
inroepen. Een core is een publiekrechterlijke schikking; een core is ook de boete die op zulk een schikking voorzien is, de straf die stond op de ‘verbreking’, de ‘breuke’, Men spreekt dan ook van ‘keuren en breuken’. Een keurboek is dan de verzameling van deze schikkingen met hun breuken. We wenschen echter nog nader op het woord keure in te gaan. In oudere Latijnsche teksten is keure in de voorhanden beteekenis door electio weergegeven. Aldus klinkt het in den aanhef der Zeeuwsche keure die naar R. Fruin van rond 1257 zou dagteekenen:
‘ut hanc legem, sive instituta, sive choram sibi eligerent’Ga naar voetnoot(1)
En in de Friesche zeventien keuren, die naar F. Buitenrust Hettema, te dateeren zijn van 1038Ga naar voetnoot(2), luidt het tot slot:
‘Haec sunt 17 petitiones sive electiones...’
Die Latijnsche vertaling electio brengt ons licht bij. Het woord keure-electio schijnt ons naar een tijdperk te verwijzen waarin de politieverordening nog gekozen werd, te weten door de belanghebbenden der plaats. En dit voert ons naar het vraagstuk van den oorsprong van ons keurboek, - en van andere keurboeken - welk vraagstuk we dienen op te lossen om ons rekenschap te geven van de volgorde, - of juister van de wanorde - die er, wat het onderwerp der opvolgentlijke artikelen betreft, in die keurboeken is op te merken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Herhaaldelijk bedroog men zich daarbij omtrent het eigen karakter der keuren, en stelde men ze op denzelfden voet als privaat-rechtelijke costuymen. Aldus heeft het Recueil des anciennes coutumes de la Belgique ettelijke keuren opgenomen onder het privaatrecht, niettegenstaande men bij den aanvang onderscheid tusschen costuymen en keuren had gemaakt, en deze laatste had geweerdGa naar voetnoot(1). Ja zelfs slopen er dorpskeuren in het Recueil, waar men, - tot dat G. Kurth ze in eer hersteldeGa naar voetnoot(2), - minst van al voor over had. In afwachting eener diepgaande studie op het corpus onzer Vlaamsche of Brabantsche - we zouden misschien wel mogen zeggen, onzer Frankische - keuren, passen hier toch enkele opsporingen omtrent den oorsprong van het Antwerpsche boek, die ook voor elders kunnen licht bijbrengen. Het zal ons blijken dat het eerste deel van ons keurboek (art. 1 tot 30) opgemaakt is geworden rond het jaar 1300 als lokale aanpassing bij de lantchartre door den hertog gegeven in 1292. Tezelfdertijd of kort daarop heeft men ook het meeste deel der overige keuren gecodificeerd, vermits het geheel, naar de paleographie uitwijst, blijkt geschreven in de eerste helft der XIVe eeuw. Maar die teksten werden toen niet voor het eerst opgesteld, zoo min als de lantchartre zelf in 1292. Men hadde immers bij een eerste opstel de onderwerpen zóó niet door elkaar geworpen, zooals men ze thans bevindt. Die schijnbare warboel is slechts uit te leggen door ouderen oorsprong, en door een oude, traditionneele wijze van opteekening. Omtrent dien oorsprong willen we vooreerst noteeren het aloude gebruik in onze Kempische dorpen de keuren ieder jaar op Beloken Paschen op het kerkhof na de Hoogmis, voor de vergaderde gemeente terug voor te brengenGa naar voetnoot(3). In andere keuren noteert men deze of gene verandering of vermeerdering als ingebracht op een der jaargedingenGa naar voetnoot(4). Men vergelijke dit met de hoofding der keure van Hazebroek van het jaar 1336:
‘Dit zijn de keuren van de marke van Hazebroek, bij maning van den baljuw en bij schepenen van de stede, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 449]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij betering van schepenen gemaakt en geordineerd in 't jaar onzes Heeren 1336 's Maandags na St. Andries. En de schepenen mogen op elken dingdag alle de punten die ze willen, beteren.’Ga naar voetnoot(1)
Te Breda luidt het:
‘Dit zijn de keuren van de stad van Breda, geordineerd en gemaakt bij den heer en bij de stad, en die altoos te verbeteren, te emendeeren en te minderen en te veranderen bij den heer en bij de stad.’Ga naar voetnoot(2)
Maar indien in de XIVe eeuw de stadskeuren op de dingdagen door de stadsschepenen kunnen worden veranderd zonder verdere tusschenkomst, is het ons nog niet toegelaten te besluiten dat het altijd zoo geweest zij. Op het einde der XIIIe eeuw en het begin der XIVe eeuw doet zich een nieuwe juridische strooming voor, van cesaristischen geest, en die wel van aard was het rechtsgezag des volks in te krimpen ten bate der centrale macht. Zij verwekte, naar wij het vermoeden, bij de drossaarden of rechterlijke hoofdofficieren der onderscheiden vorstendommen dezer Nederlanden, het opstellen van de landcharters en landbrieven als b.v. van Jan I van Brabant voor het gebied van den Schout van Antwerpen, voor dat van den amman van Brussel, en voor het Romaansche land van Brabant (1292), van Jan II van Holland-Henegouw voor Zuid-Holland (1303), van Reinoud van Gelre voor Over- en Neder-Betuwe (1327), enz. En daar hebben de steden op gereageerd zooals we voor Antwerpen dadelijk zien zullen, niet echter zonder ook hier het gezag in de handen van de magistraat te bevestigen. Maar in de oudere tijden, eer de cesaristische rechtsbetrachtingen zich ten onzent deden gelden, en nog hooger op, eer de steden ontstonden en eer een nieuw gezag en nieuw beheer de schepenen dezer toekwam, hebben de vrijen der lokale gemeenschap op den dingdag deze of gene regeling ‘gekoren’, naar de omstandigheden het noodig maakten. Hier echter is er ook weder traditie geweest. Men wijzigde een oudere schikking, of voegde er iets aan toe; men stelde vooral geen nieuwen codex of samenhang van regelingen op. En zoo kan men zelfs de beteugeling der gewelddaden uit het keurboek van Antwerpen en uit de lantchartre, terugvinden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 450]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in het kapittel De vulneribus van de Salische wetGa naar voetnoot(1), maar met wijziging natuurlijk van de boete, en van de omschrijving der verwondingen. Anderzijds is de beschaving die ons spreekt uit de Salische wet er nog verre van verwijderd het dragen zelf van een moordwapen te verbieden, het verbod waarmede het verjongde kapittel de vulneribus in de landcharter van 1292 inzetten zal. Maar het slaan met de vuist (art. 14 der stadskeure) beantwoordt aan het si quis de fuste percusserit van XVIII, 6, der Salische wet, en het onderscheid aldaar ut sanguis non exeat en si vero sanguis exierit, luidt in de stadskeure der XIVe eeuw: waert dat hi daer af bloedde. (XIV). We durven besluiten: de verre oorsprong van ons keurboek ligt in de oud-Frankische rechtspraktijken. Uit het recht dat aldus omzeggens door het vrije volk zelf gecodificeerd werd, raapte hertog Jan I in 1292 een aantal ‘keuren’ op, waar hij de keuren aan toevoegde die zijn eigen hoogere rechtsmacht tegenover het volksrecht zouden binden. En het meedeelen dezer lantchartre blijkt de gelegenheid geweest te zijn tot het herschrijven, herzien en verbeteren van de reeds eeuwenoude keuren der stad Antwerpen, en tot het aanleggen van het nieuwe keurboek. Zou voor Leuven en Brussel niet hetzelfde te ontdekken zijn? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 451]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geworden met open ruimten tusschen de artikelen, soms met open bladzijde of een geheel wit blad tusschen de artikelen. In latere jaren heeft men nu die ruimten benuttigd, om veranderingen en vermeerderingen in te voegen. En deze toevoegingen kwamen herhaaldelijk niet dáár waar ze logisch best pasten. Men mat uit waar ruimte genoeg was, om deze of gene toevoeging in te schrijven, en naar dit toevallig treffen kwamen nu de teksten achter elkaar zooals men ze thans leest bij Mertens en Torfs, bij de Bibliophielen of bij de Longé. Er is echter nog een andere oorzaak van schijnbare wanorde te bestatigen. Waar op den dingdag de artikelen der keuren voorgelezen werden ter verbetering of vermeerdering, kwam men allicht van het hoofdzakelijk onderwerp van een artikel tot een bijgedachte en men onderzocht niet of die niet beter elders te pas kwam. Zoo deed de keure op de bakkers denken op het brandgevaar door de ovens verwekt en het leidde tot het inschuiven van ettelijke schikkingen in zake brandgevaar, waarbij de bakkers niet meer in het bijzonder betrokken waren. Zeer waarschijnlijk is echter hetzelfde reeds gebeurd, eer men een keurboek had, op den perkamenten rotulus waar de eerste keuren moeten op gecodificeerd zijn geworden. Wanneer men nu in de XIVe eeuw de teksten van den laatsten keuren-rolulus overdroeg op de quaternen van het nieuwe boek, heeft men geen nieuwe klasseering van de artikelen aangedurfd, - men raakt aan geen juridieke teksten, - maar heeft men alles gelaten in de uiteindelijk bekomen volgorde, zoodat ook de oudste, de oorspronkelijke tekst van ons keurboek, - daargelaten de toevoegingen in de XIVe en XVe eeuw, - een wanorde vertoont, een historischgegroeide wanorde die zelfs door de lantchartre is geëerbiedigd geworden. Desniettemin is er nog iets van een oorspronkelijke orde te ontwaren. Maar willen we die oorspronkelijke orde nazoeken, dan staan we vooreerst voor een nieuw vraagstuk, dat van de dorps- en van de stadskeuren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
akkerschade, vrijgeweide, grachtenruiming, en zoo meer, al bijzonderheden die in de stad niet meer dienen gereglementeerd. Anderzijds heeft de stad haar markten, haar straten, haar gezamenlijke overleg voor voedsel dat van buiten de stad moet komen, enz. Dat vereischt andere keuren dan men er op het dorp heeft. Nu zijn onze steden van veel jongeren oorsprong dan de dorpen, en er hebben langen tijd keuren van dienst geweest voor dorpsgemeenschappen, eer er steden ontstonden. Meer nog: de steedsche agglomeratie omvat in Brabant nooit de gansche oppervlakte eener gemeente. Er past dus tezelfdertijd voor een gegeven gemeente die een oppidum is geworden, 1) een ouder landelijk keurboek voor haar ‘buyteneyen’ zooals het te Antwerpen hiet, en 2) een stedelijk keurboek aangelegd in lateren tijd naar de nieuwe aangelegenheden, voor de omwalde gronden. Daarbij kan het zich nog herhaaldelijk voordoen dat de buiteneyen zóó verspreid liggen, en zóó verschillend van aard zijn, als daar zijn gebroekten en dijklanden eenerzijds en hooge heiden anderzijds, dat er meer dan één landelijk keurboek voor een stadsgemeente zij. Te Antwerpen is dit het geval. Binnen de vrijheid van Antwerpen lagen ten Noorden de ingedijkte gebroekten van Steenborgerweerd, Schijnbroek en Loobroek. Ze hadden gezamenlijk hun afzonderlijke keuren. Ons is op het stadsarchief een copij dezer keuren, dagteekenende uit de XVe eeuw bewaard gebleven. Tot hiertoe verscheen die tekst nog niet in druk. Hij is aan de Longé ontsnapt. Zuidwaarts van de omwalde stad, doch steeds op het Antwerpsche grondgebied, lagen Laag Kiel, Hoog Kiel en Beerschot. Voor deze landen was er een eigen keurboek. Men zal het uitgegeven vinden in den Recueil des coutumes, na de costuymen van Antwerpen. Zeggen we terloops dat het Kiel niet alleen zijn eigen keuren, maar zelfs zijn eigen costuymen had. Daar gaan we hier echter niet verder op in. We hebben dan de volgende vraag te beschouwen, eer we tot de studie van de indeeling van ons stedelijk keurboek overgaan: zijn de oude landelijke keuren langzamerhand stuk voor stuk vervallen naarmate de grond verstedelijkte en zijn er dan stedelijke keuren artikel voor artikel ingeslopen naarmate op de gedingen de belanghebbenden nieuwe maatregelen vergden? Ofwel is er bij de ontwikkeling der stad, op zeker oogenblik, een nieuwe kern-samenstelling van een keurboek gekomen? We meenen dat de tweede onderstelling de waarschijnlijkste is. Karakteristiek voor de stad is het zooveel breedere gezag der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schepenen. Zij vervangen én 's heeren villicus die vroeger voor de banaliteiten der plaats stond, én, - in zeker mate, - de vrije gemeenschap die vroeger, - minder talrijk zijnde, - gemakkelijker haar zienswijzen en verlangens kon uiten, doch nu zich moest verlaten op haar schepenen. Het zijn waarschijnlijk de schepenen geweest die in de tweede helft der XIIe eeuw, voor Antwerpen, gedacht hebben op huishoudelijke regelingen ten bate der nieuwsoortige agglomeratie die bij het opslaan der wallen zich daar binnen voordeed. Wilden ze daar nu voor zorgen, dan moesten ze de oude keuren grootendeels ter zijde laten, althans naar den aard van het grondgebied dat te Antwerpen omwald werd. Een zeer groot part van de vroegere schikkingen was hier niet meer van doen, en dan lag het voor de hand dat men zoo goed als een nieuw keurboek opmaakte. Is deze veronderstelling de juiste, dan dunkt het ons dat we in zulk nieuw keurboek toch een zekere logische orde moeten terugvinden. Dit wenschen we nu voor ons Antwerpsch keurboek te onderzoeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een blad wit. Volgt een varia zonder hoofding: Art. 109 tot 115. Hier liet de schrijver een zijde wit. Dan luidt het: ‘Van ghewichte’, (Art. 116 tot 118). ‘Van der maten van corne.’ (Art. 119 tot 124). Een varia van art. 125 tot art. 134: ‘Van den sciplieden.’ (Art. 135 tot 139). Volgt een varia: Art. 140 tot 169. Volgt een zijde wit: Dan: ‘Van huweleke ende van den dooden.’ (Art. 170 tot 184). ‘Toordeel tusschen man ende wijf’, (Een artikel dat eerst veel later genummerd werd). Op de volgende bladzijde nog twee ongenummerde artikelen. Om te sluiten zes bladen wit. Bemerk wel dat de nummering der artikels wel dagteekent uit de middeleeuwen doch in ieder geval veel later is geschreven geworden dan de tekst. Het volstaat het handschrift na te slaan om te zien dat men zelfs heel wat last heeft gehad, naderhand, om deze nummers in te lasschen. Onderzoeken we nu nader den gezamenlijken voorhanden tekst. Die tekst vervalt, bij ontleding, in een aantal onderdeelen, waarvan ettelijke, oorspronkelijk, voor de inschrijving, op hen zelf hebben gestaan, zonder verband met een gezamenlijk keurboek. Ziehier: Er is vooreerst de samenhangende reeks van art. 1 tot art. 30, waarboven thans de algemeene titel prijkt: Dit syn de coren van der stat van Antwerpen. Die titel mag ons echter niet op een dwaalspoor verleiden. Door dit woord coren kan men bedoeld hebben de onderscheiden coren of wetten, telkens uit een aantal artikelen bestaande, die in het boek opvolgentlijk zouden worden ingeschreven. De eerste reeks 1-30 is naar onze meening, zonder eigen hoofding. In feite is het de keure der gewelddaden, en is ze herschreven en afgezonderd tot een geheel, als gevolg van het verschijnen der lantchartre. Maar we heeten ze herschreven. Ze is niet nieuw. Integendeel laat de inhoud toe te vermoeden dat we hier overblijfsels hebben van de oudere verdwenen keure die van dienst was eer we het gebracht hadden tot een stad. Omstandigheden eigen aan een stad, en bepaaldelijk aan een havenstad, zijn er bij in opgenomen, maar de grondlaag is niet bepaaldelijk steedsch, en we konden hooger aanwijzen hoe er de Salische wet nog is in terug te vinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vervolgens krijgen we een groep van vier coren, die een logisch geheel uitmaken, de groep die de hoofdzakelijke levensmiddelen reglementeert. Die levensmiddelen zijn, naar de schatting der oudere eeuwen en der eerste stedelijke periode, wijn, brood, vleesch en visch. Elk dezer vier heeft te Antwerpen zijn eigen core gehad, zooals het een wel ‘geordineerde’ stad betaamde. Ter vergelijking moge er op gewezen worden dat de keure van Hazebroek aanvangt met den wijn. Daarover handelen de artikelen 1 tot 10. Vervolgens komt er het brood aan de beurt in de artikelen 11, 12, 14. Dan volgt de reglementeering van het vleesch in artikelen 18, 19, 20, 21, 22, 25. En ten vierde krijgen we den visch (art. 26, 28). In de oudere keuren van Diest staan vooraf de keuren der gewelddaden en van den vrede, wat met het Antwerpsche geheel 1-30 nagenoeg overeenkomt. Dan volgen de ‘coren van vleesche ende vessche’, ‘van den wijne ende biere’ en vervolgens, na enkele inschakelingen van dingen die daar niet thuis hooren, vernemen we van het koren en het brood. Deze voorbeelden mogen volstaan. Ze zijn licht te vermeerderen. Ze laten duidelijk zien dat zoowel in Brabant als in Vlaanderen en nog wel elders de opkomende steden in de eerste plaats hebben gedacht op een ordelijk voorzien in de bestaansmiddelen.
Op deze vier coren der levensmiddelen volgt een ongetitelde reeks van 7 artikelen waarvan de zes eerste voor hoofding hadden kunnen hebben: de core van de wegenis, mits het laatste woord niet al te streng op te vatten. Art. 113 en 114 dezer spreken van de binnenste en de buitenste vesten, hetgeen ons toelaat te besluiten dat de artikelen 113 en 114 niet werden opgemaakt vóór de XIVe eeuw: die buitenste vesten werden denkelijk in 1298 begonnen en in 1314 waren ze bijna voltrokken. We zijn wel geneigd die artikelen van rond het jaar 1314 te dagteekenen. De overige artikelen dezer reeks kunnen echter heel wat ouder zijn, uitgezonderd art. 110 en 111 die jonger zijn dan de schikkingen betreffende de nieuwe vesten. Het 7e of laatste artikel dezer ongetitelde reeks gaat over de munt en heeft niet het minste verband met het voorgaande, maar men merke op dat de hoofding die hier op volgt, ‘van ghewichte’ is, waarna we ‘van der maten van corne’ krijgen. Aldus is ook hierin een samenhang te zien.
Nu heeft de regeling der korenmaat aanleiding gegeven om | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hier ettelijke bepalingen in te lasschen omtrent den korenhandel. Langs de bepaling omtrent de korenmeters kwam men tot de zamecopers, ten ware we zouden moeten veronderstellen dat ook deze artikelen, latertijd, eenvoudig weg hier zijn bijgeschreven.
En nu, van af art. 125 tot 135, krijgen we weder een schijnbaar mengelmoes: art. 125: van borgen.
Voegen we hier aan toe dat, tamelijk vroegtijdig in de XIVe eeuw, achter het artikel op het dobbelspel, er een bijzonder artikel is ingeschreven, waarbij verboden werd te dobbelen bij den put of de markt, of iets in den put te werpen. Dit artikel behoort niet tot den oudsten doorloopenden tekst, maar laat ons duidelijk nagaan hoe keuren als deze groeien, en hoe er de wanorde in gekomen is die wij ook voor den ouden tekst bestatigen.
Volgt een kleine groepeering van artikelen waarboven men de hoofding heeft geplaatst ‘van den scipliede’ (art. 135-139). In art. 138 duidt men deze keuren aan als ‘alle die coren van den vlieten.’
De plaats die men in het handschrift, na deze coren van den vlieten, heeft wit gelaten, duidt wel aan dat men deze groep artikelen afscheidde van de volgende: het grootste varia van geheel het keurboek, en dat genummerd is geworden van art. 140 tot 169. Enkel groepeeren zich hier de artikelen 154-156 die het alle over huizenbouw hebben.
Blijven nu nog twee betitelde hoofdstukken die elk een core mogen heeten. Het eerste dier hoofdstukken is getiteld: Van huwelike ende van den dooden. In der werkelijkheid is het een reeks keuren die de uitgaven besnoeien tot welke men zich uit sociaal opzicht verplicht meende bij een kerkelijke plechtigheid zooals doop, kerkgang, huwelijk, begrafenis, jaargetijde, enz. Het zijn weeldebeperkingswetten, en we hebben ze in het het licht te zetten van de Antwerpsche bescheiden van 1336 omtrent | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deze stadsregelingen. Toch is ook hier weder een en ander ingeslopen of bijgevoegd geworden dat slechts een tenger verband had met het voornaamste onderwerp. Aldus wordt na het artikel dat het getal gezelschapsvrouwen bij het doopsel op een maximum van 15 beperkt, bepaalt dat wie meer dan een jaar aalmoezen heeft ontvangen van de H. Geesttafel, bij zijn dood de helft zijner goederen aan den H. Geest moet laten. Eindelijk hebben we nog het hoofding: Tvordeel tusschen man ende wijf waaronder de drie laatste artikelen komen van den oorspronkelijken keurentekst. Het zijn artikelen die hun weerga hebben in de costuymen en die daar ook beter thuis hooren dan bij deze politiereglementen. Nu is men echter, bij het inschrijven van het keurboek, blijkbaar niet van meening geweest dat het keurboek hiermede af en uit was. Men heeft er geen streep onder getrokken; men heeft een aantal bladen perkament mede ingebonden waarop men de keuren kon voortzetten bij nieuwe regelingen; en daartoe zijn ze ook benuttigd geworden in den loop der XIVe en XVe eeuw. Overschouwen we nu dit alles, dan krijgen we als kunnende de oorspronkelijke logische volgorde uitmaken, dit geheel:
En dit onderzoek bevestigt twee punten die we reeds vaststelden: 1) dat het keurboek is tot stand gekomen bij voortdurende toevoeging en tusschenvoeging en 2) dat reeds veel artikelen bij- en tusschengevoegd waren eer de oudste tekst van ons keurboek werd geschreven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Besluit.Het keurboek van Antwerpen is wel van aard om het vraagstukkencomplex dat door de keurboeken wordt naar voren gebracht eenigszins op te klaren. Het is een zeer typisch keurboek. Maar het dient in de eerste plaats vergeleken met de andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brabantsche keurboeken d.i. met die keurboeken die met de lantchartre van 1292 hebben af te rekenen gehad. Er dient echter ook opgezien naar de dorpskeuren, althans naar de oudere onder deze, of naar de oudere gedeelten in deze. Want onze stadskeuren hebben een landelijken ondergrond. De tot hiertoe gepubliceerde Brabantsche dorpskeuren zijn echter nog klein in getal en er zijn nog geen studiën op geleverd. We bieden dan ook deze beschouwingen omtrent den oorsprong en omtrent de oorzaak der schijnbare wanorde in deze keuren, hier aan als materiaal tot nadere studie, als hypothetische stellingen die tot verder onderzoek kunnen dienstig zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanhangsel.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naast deze artikelen uit de lantchartre zijn er echter nog een aantal artikelen waarvan we den oorsprong elders moeten zoeken, en die waarschijnlijk heel wat hooger in de tijden terug gaan dan 1292. Vergelijken we nu de parallele teksten van lantchartre en stadskeure. De wijze van samenstelling zal er duidelijk bij worden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 463]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|