Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1932
(1932)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 365]
| |
Over Nederlandsche Handboeken in het Middelbaar Onderwijs
| |
[pagina 366]
| |
Xenophons Anabasis door Dr. Fischer, Kaegi's Grieksche Grammatica met Oefeningen door Dr. Sormani, de Handleiding bij het katholiek godsdienstonderwijs door P. De Groot, de Apologetiek van Dekkers of van Van Oppenraay, de Steloefeningen voor het handelsonderwijs door A. Hartlief, het Handelsleesboek door E. Messing, Leven en Bedrijf door A. Van Steenwijk, hier klassiek zijn geworden. Zagen we de laatste jaren geen Nederlandsche vertalingen binnendringen van den Cours de physique par le Chan. L. Wouters, van les Sciences naturelles par O. Terfve et Picalausa, van den Cours d'histoire par Jos. Halkin of van de Histoire universelle par Jos. Chot et Leclère; van de Manuel d'histoire de Belgique par G. Kurth; van de zes handboeken voor geschiedenis der Collection belge, van den Cours de Géographie par le professeur J. Halkin, van de Géographie de la Belgique et du Congo par F. Kräntzel et P. Mahy, van den Traité d'arithmétique par Duhaut et H. Lucq, van den Cours élémentaire d'algèbre théorique et pratique par Haccour et Deltour, van den Traité d'arithmétique et d'algèbre à l'usage du Petit Séminaire de Hoogstraten, van het Précis d'apologétique par l'abbé H. Verhelst, enz. En werden handboeken uitdrukkelijk geschreven voor normalisten uit beide graden zooals de prachtige reeks (8 dln.) handboeken voor Aardrijkskunde van den E.H.L. Heylen, en van de handboeken (4 dln.) voor Geschiedenis van den E.H. Valkaert niet klassiek in de Humaniora bij gebrek aan wat beters? Het lijdt geen twijfel of het gebruik van al die handboeken, welke natuurlijk alleen gedurende deze overgangsperiode mogen geduld worden, zal het peil der middelbare studiën lang niet verhoogen. Trouwens wat hebben we hier aan klassieke boeken, welke ons uit Noord-Nederland toekomen? Over het algemeen zijn die werken wel wetenschappelijk, maar zij werden geschreven voor Noordnederlanders, die er hun eigen gevestigde terminologie op nahouden, die dus over de baan kunnen met benamingen als die welke Dr. J.N. Beversen in zijn Latijnsche Grammatica (Zwolle) neerschrijft; defective casibus en gradibus; objectsbepalingen; congruentie, coordineerende en correspondeerende coniuncties, substantiva abundantia, enz. Diezelfde leergangen werken het Noordnederlandsch leerprogramma uit, dat vaak totaal van het Belgische verschilt, doordat hier meer, ginder minder belang aan een vraagstuk gehecht wordt. Zoo missen we ongaarne in de Noordnederlandsche Lat. spraakkunsten het kapittel over stylistiek en idiotismen, dat bij onze Belgische grammatici Van der Vorst en Waltzing toch veel belangwekkends aanbiedt. | |
[pagina 367]
| |
Verder komt de indeeling van de leerstof per klas soms niet overeen met de onze. Aldus stelt Dr. P.C. de Brouwer in zijn Grieksche en Latijnsche taaloefeningen de behandeling van het werkwoord voorop, hetgeen wel is waar zeer interessant is voor den leerling, maar van methodologisch standpunt uit zeer bedenkelijk is. Eindelijk leeft er in het Noordnederlandsch schoolboek een geest, er klinkt ons daaruit tegen een taal, er liggen daarin opvattingen, die onze jonge studenten vreemd aandoen, hen uit hun gewone midden rukken en aldus de vordering eenigszins in den weg staan. Met de uit het Fransch vertaalde werken worden de studiën in Vlaamsch-België nog slechter gediend. Wat de uitdrukking betreft, krioelen deze boeken niet zelden van gallicismen en andere fouten tegen het Nederlandsch taaleigen, in zooverre dat een Vlaamsch student er bij de eerste lezing niet wijs uit wordt. We zouden hier menig staaltje van die onbeholpen taal kunnen aanhalen; doch we oordeelen het overbodig; iedereen weet dat de vertalers, zelfs als ze goed hun taal kennen, daarom den inhoud nog niet verstaan. Wat de innerlijke waarde aangaat, biedt een vertaald boek toch altijd dezelfde oppervlakkigheid en onnauwkeurigheid als het Fransche origineel. Welnu vele in het Fransch gestelde werken blinken, ja wel, uit door hun welluidenden, beeldrijken vorm, maar lang niet door hun wetenschappelijke nauwkeurigheidGa naar voetnoot(1). Het grootste euvel, waaraan zulke vertaalde handboeken lijden, vooral boeken, die over geschiedenis, aardrijkskunde, handel en nijverheid spreken, is de enge, hooghartige geest, waarin zij opgesteld zijn. De schrijvers van de oorspronkelijke Fransche handboeken stonden altijd op het standpunt, dat de Franschsprekende bevolking in België de hoofdrol speelt, dat met de wetenschap, de literatuur, den handel en het karakter van de stille Vlaamsche bevolking maar weinig rekening dient gehouden. En zoo werden de Vlamingen in de vertaalde handboeken soms behandeld als onbekenden, als vreemdelingen, die | |
[pagina 368]
| |
dan natuurlijk zonder veel geestdrift zulke boeken bestudeeren. Die miskenning was wel eens niet gewild, omdat de Vlamingen langen tijd gewacht hebben om de schatten hunner kultuur voor de vreemden uit te stallen. Thans eerst beginnen de ontwikkelde Walen, oor- en ooggetuigen van den snellen opgang der Vlaamsche volkskracht en beschaving, eerbied te voelen voor hun meerderjarig geworden noorderbroeders, die nu ook op onderwijsgebied niet langer onder de rechtstreeksche voogdij van 't Zuiden verlangen te staan. Over de derde reeks Vlaamsche handboeken, die namelijk in de Humaniora uit het normaal of vakonderwijs ingedrongen zijn, hoeven we wel niet verder uit te weiden: de schrijvers van die werken weten zelf genoeg, dat hun boeken geschreven voor onderwijzers, regenten en vaklieden niet geschikt zijn voor Humaniorastudenten, die hun verstandelijke en zedelijke vorming door de belanglooze studie der letteren en der wetenschap trachten te bekomen. Uit voorgaande beschouwingen volgt dat op dit oogenblik een groote leemte in het M.O. bestaat: de echte Vlaamsche handboeken ontbreken. Een bestuurder van een handelsberoepsschool van den middelbaren hoogeren graad ging onlangs op zoek naar handboeken voor de handelsleer, voor het boekhouden, voor de economische aardrijkskunde, voor de warenleer. De schoolopzieners noemden hem naast enkele pas verschenen Vlaamsche leergangen, die hun proeftijd nog moeten doen, ook Noordnederlandsche werken, die ons eilaas! in een gansch andere handelsmidden verplaatsen. Bestuurders van bestaande handelsscholen verklaarden, dat zij nog altijd rondtasten, na reeds vele teleurstellingen te hebben opgeloopen. Wat die bestuurder voor zijn onderwijs vaststelde, ondervinden nog dagelijks in Vlaamsch-België de bestuurders van alle gestichten voor M.O.: de gewenschte Vlaamsche handboeken zijn, mag men zeggen, nog alle in fieri. We zullen de allerlaatsten zijn om onze opzieners en leeraars het verwijt toe te sturen, dat zij niet vooruitgezien hebben. Een goed handboek wordt op één dag niet geïmproviseerd, en ieder leeraar is ook niet in staat om zulk opstelwerk tot een goed einde te brengen. Maar het is hoog tijd dat de aandacht van onze verstandige leeraars, die het goed meenen met het lot van ons M.O., op dit belangrijk punt gevestigd wordt. Een heerlijke en eervolle taak rust op hun schouders. De Vlamingen moeten genoeg fierheid, stambewustzijn en onafhankelijkheidsgevoel hebben om te beseffen, dat de jeugd in een nabije toekomst op alle gebied | |
[pagina 369]
| |
haar eigen Vlaamsche handboeken moet bezitten. Duitschland, Frankrijk, Noord-Nederland bezitten flinke handboeken; maar ze zijn in de taal van elk land geschreven, aangepast aan het karakter en het midden; goede internationale handboeken, die in andere talen overgezet werden, kennen we niet. De Vlamingen, die onze handboeken zullen opstellen, moeten kennis hebben genomen zoowel van de jongste wetenschappelijke uitkomsten als van oudere overgeleverde theoriën. Zij zullen hun bouwstoffen moeten verwerken in een onberispelijke taal, welke zonder den rijken taalschat uit het Noorden te weren, toch ook algemeen Zuidnederlandsch durft te gebruiken. Zij zullen in de eerste plaats, waar het in hun werk past, rekening houden met de Vlaamsche toestanden, rechten, verdiensten, opvattingen, zeden en gebruiken, zoodanig dat de leerling, die zich jaren lang in zijn eigen school tusschen de Fransche boeken als een verstooteling of een vreemdeling gevoelde, zich voortaan in de les thuis voelt als een burger in zijn eigen woonst. Vlaanderen zal in de toekomst gelijk soms in 't verleden zijn eigen gang gaan, zijn eigen methode en leerstelsels bezitten. Er onderwijzen, Goddank, in de noordelijke gouwen des lands nog knappe leerkrachten, die aan de hoogeschool, aan de Vlaamsche hoogeschool door ervaren professors voldoende werden opgeleid om na eenige jaren practijk hun kennissen op bevattelijke wijze aan hun leerlingen te kunnen voorschotelen. Er is, wat men ook van de naoorlogsche gemakzucht zegge, nog werklust genoeg in onze leeraarsrangen om de vereerende taak van het schrijven van handboeken aan te durven. Ernstige pogingen werden zelfs op dit gebied aangewend. Zoo kregen we de verdienstelijke Nederlandsche Spraakkunsten met oefeningen van De Baere, Fraussen, Molenaars en de Heer, de Beknopte Latijnsche Spraakkunst voor de 5e en de 6e met de Lingua latina voor de 5e en de 6e door Baeyens en Fraussen, de Beginselen der Grieksche Spraakleer, en ontelbare tekstuitgaven van en voorbereidingen op Grieksche en Lat. schrijvers door P. Geerebaert, den Atlas van P. Verschueren; de Stel- en Meetkunde, de eerste Begrippen der Scheikunde door Senden, de Handelswetenschappen van Delaere, Rond de bedrijfstaal (Excelsior, Brugge) enz. Doch wie brengt ons de zoo lang verwachte handboeken voor het godsdienstig onderwijs in de hoogere klassen (Geloofsleer - Openbaring), den leergang in Natuurkunde, de Nederlandsche spraakleer speciaal voor de Humaniora opgesteld, de volledige Lat. spraakkunst met reeksen van oefeningen, het practisch Rekenboek voor de zevende voorbereidende klasse, de handboeken voor aardrijkskunde voor de Humaniora, de Beknopte Geschiedenis der Latijn- | |
[pagina 370]
| |
sche en Grieksche letterkunde, de Beknopte Redekunst, den leergang in natuurwetenschappen, het handboek voor de warenleer, de Vlaamsche handelsleesboeken, enz.? Opzieners en leeraars - we spreken hier vooral voor de leeraars uit het Vrije Onderwijs - die zich graag aan dit werk begeven, zouden best op een goed voorbereide vergadering gemeenzaam overleg kunnen plegen, en daarna ieder voor zich een bepaalde leerstof behandelen. Niemand mag zich hier als de eenige leider of onafhankelijke opsteller opwerpen: samenwerking en onderlinge steun kunnen hier wonderen verrichten. We zijn zoo vrij hier nog enkele punten van algemeenen aard in 't midden te brengen, welke bij het schrijven van leerboeken niet mogen over het hoofd gezien worden. Er zou ditmaal volstrekt meer eenheid in de terminologie moeten komen: niet alleen in alle klassen van eenzelfde gesticht, maar in alle gestichten van denzelfden aard (athenaea en colleges) moesten vaststaande taal- en letterkundige benamingen gebruikt worden. Dit zou ook den student en den leeraar, die naar een andere onderwijsinrichting oversteken, ten goede komen. Deze eenheid kan thans licht tot stand komen, omdat de beste Nederlandsche spraakkunsten haast dezelfde termen gebruiken. Wie de spraakleer naslaat van De Baere, Fraussen, Molenaers en de Grieksche Spraakleer van 't Seminarie te Hoogstraten zal bevinden dat b.v. de termen loos onderwerp, lijdend, oorzakelijk voorwerp, sterke en zwakke werkwoorden, de onvoltooid en voltooid tegenwoordige tijd, de onvoltooid en de voltooid verleden tijd algemeen gangbaar zijn. In het belang van het onderricht in het Grieksch, het Latijn en het Duitsch ware het te wenschen, dat er van de Zevende voorbereidende klasse af een uitstekende Nederlandsche spraakkunst gebruikt werd, waarin vooral nadruk gelegd wordt op de zinsen woordontleding, op het gebruik der naamvallen en op de indeeling der tijden, op de vormen van de verschillende naamvallen in elke woordsoort. De grondige kennis van de spraakkunst in 't algemeen en van de Nederlandsche spraakkunst in 't bijzonder moet later tot grondslag dienen van de studie der oude talen en der moderne Germaansche talen. Zóó heeft ook Dr. Fraussen zijn Lingua latina opgevat, vermits hij daarin naar zijn Nederlandsche Spraakleer verwijst. Een al te groote keus van handboeken kan nadeelig zijn; voor het vrije onderwijs kunnen b.v. een paar in 't Nederlandsch gestelde Grieksche of Latijnsche spraakkunsten volstaan: hier- | |
[pagina 371]
| |
door zouden alle leeraars en leerlingen nagenoeg dezelfde methode, dezelfde terminologie, dezelfde leerstof hebben. De leeraars, die zich met het opstellen van een leerboek gelasten, zullen best de opzieners en hun ondervindingrijke collega's raadplegen; zij kunnen hun leergang eerst een paar jaren in de klasse gebruiken, en hem na dien proeftijd uitgeven. In een handboek bestemd voor de lagere humanioraklassen mag de leerling alleen dat vinden, doch duidelijk, wat moet onderwezen worden. Geen nota's dus of verwijzingen naar andere boeken om verdere studiën uit te lokken. Sommige handboeken laten in typographisch opzicht nog veel te wenschen over. Ze lijken veel op een doorloopende dissertatie. Het gebruik van paragraphen en samenvattende termen in den rand aangebracht is zeer te prijzen. Verder worde als in de werken van Dr. De Brouwer hoofdzaken in groote, bijzaken in kleine drukletter gezet. |
|