Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1932
(1932)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
Over de Spreekwoorden
| |
[pagina 23]
| |
Franchoys ende Duytsch, om wyselyck te leeren spreken ende antwoorden voor die ionghers ende eenen yegelycken, so wel in Franchoys als in Duytsch. Nr 15. Lot van Wijsheid ende goed Geluck: op drye hondert ghemyne Sprek-woorden: in ryme gestelt, deur Donaes Idinav (Joannes David), Lief-hebber der dichten die stichten. Nr 24. J. De Brunes. Nieuwe wijn in oude le'erzacken. Bewijzende Spreeck-woorden, 't vernuft der menschen, ende 't geluck van onze Nederlandsche Taele. Verscheiden verzamelingen ervan zijn zelfs in meer dan in één taal. Sartorius geeft Grieksche en Latijnsche nevens Nederduitsche spreekwoorden. En nr 13 van de besproken lijst heet Paroemiologia Polyglottos: hoc est: Proverbia et sententiae complurium linguarum. Ex sacris videlicet Hebraeorum fontibus, atque ex optimis ac probatissimis quibusque Graecae et Latinae linguae scriptoribus, desumtae, et in Locos Communes digestae; et cum Italorum, Hispanorum, Gallorum, Germanorum, Belgarum, Slavonum, Arabum, Turcarum denique aliarumque Nationum sentensiosis Proverbiis collatae. Van zooveel belang was voor hen het goed verstaan van de spreekwoorden dat men in veel verzamelingen ze door toepassingen of passende verhalen verklaart; in andere stelt men ze zelfs aanschouwelijk voor door prenten en zinnebeeldige platen. Dit is de titel van Jacob Cats werk: Spiegel van den ouden en nieuwen ttjdt, bestaande uit Spreekwoorden, ontleend van de voorige en tegenwoordige Eeuwen, verlustigt door een meenigte van Zinnebeelden, met Gedichten en Prenten daar op passende. Vermeerdert met een groote meenigte van Spreekwoorden, door het geheele Werk, met hijvoeginge van nieuwe Platen en Gedichten: alles in de Nederlandsche Taale ten gerieve van de Liefhebbers der zelven. Hebben wij gelijk, nu de spreekwoorden minder te achten? Reverentia e longinquo, zegt men, en ja, velen staan zich blind te staren op een oud kleed, op een oud meubel. Maar veel onzer spreekwoorden zijn om hun oudheid even eerbiedwaardig. Want zonder groote moeite zou men er reeds verscheidene, nu nog gebruikt, in onze oudste geschriften terugvinden. En hoelang reeds leefden die op de tongen, voordat ze geboekt werden? Dit mijn zeggen wordt bevestigd door den reeds aangehaalden titel van Jacob Cats' werk. Daar staat: Spreekwoorden ontleend van de voorige en tegenwoordige Eeuwen. En nr 51 is, zoo zegt het stout, eene considerable Verzaameling van Nederduytsche spreekwoorden, zooals dezelve van over 1000 jaren zijn in gebruik geweest, alle op 't Alphabet gebragt ende met zeer veele moeyte bijeenverzameld, te zamen in 3 banden gebonden. | |
[pagina 24]
| |
Het taaie leven van de spreekwoorden moet niemand verwonderen. Want, verandert zoo dikwijls de mode in kleeren en meubels, verandert zelfs de taal met de jaren in sommige punten, de spreekwoorden trekken heel natuurlijk gaaf en ongeschonden de eeuwen door en erven een soort van onsterfelijkheid. Immers zij bestaan gewoonlijk in een ervaring opgedaan door den mensch, die, in 't algemeen genomen, tegen eeuwig dezelfde gebreken te strijden heeft en voor eeuwig dezelfde moeilijkheden en twijfels staat. De stof er van blijft dus voor alle tijden even waar. En hun vorm, hoe ontstond die veelal? Een schrijver en dikwijls een gewoon man uit het volk met een helder hoofd deed een ondervinding op, beschouwde die aandachtig en wikkelde ze in een kleed dat de verbeelding en het oor van zijn medemenschen trof en beviel. Die ondervinding en haar vorm werden door de taalgenooten juist en klaar bevonden. En nu werd het spreekwoord geboren. Het kreeg vleugels, het vloog van mond tot mond; hoe bepaald van uiterlijke ook, het werd algemeen van beteekenis en op twintig gevallen toegepast. Zoo ging het den schat van beproefde en erkende waarheden verrijken, niet alleen van den meestal onbekenden maker, maar van heel de volksgemeenschap, die het bewaarde zooals 't oorspronkelijk was, omdat de waarheid die het inhield, ook altijd dezelfde bleef. Onze voorouders zijn heengegaan, maar hun levenswijsheid is onder ons gebleven, en het goud van hun ondervinding hebben zij, schrijvend of sprekend, te bewaren gelegd in de schatkist van onze spreekwoorden, waar ieder nazaat uit putten kan. Het is dan met reden dat zij door iedereen de wijsheid van het volk geheeten worden. ‘Spreekwoorden, zegt HarreboméeGa naar voetnoot(1), zijn de nationale schat van 's menschen verstand: Ze zijn het groote boek der samenleving. Zij bevatten eene ware levenswijsheid in zich.’ Volgens Emm. Rosseels, ‘zijn zij als 't ware de punten op de i, de bekrachtiging van hetgeen men zegt; niet alleen zijn zij het merg der menschelijke talen, maar tevens leveren zij eene rijke stof tot nadenken en eene onbedriegelijke vingerwijzing tot handelen.’ Eenige voorbeelden daarvan.
Eerst gedacht en dan gedaan Is langs den weg der wijzen gaan. Bemin uw gebuur, maar doe uw haag niet uit. | |
[pagina 25]
| |
Trouw naar 't oor, niet naar 't oog. Zij slang in uw peinzen, maar vogel in het doen. Van hooren zeggen komen de leugens in 't land. Gedeeld geheim, verloren geheim. Hoogmoed en vrede is water en vuur. Kaarten en kannen maken arme mannen. Het is een schoone spreker die een zwijger overtreft. Die gauw gelooft, is gauw bedrogen. Met schoenen en kousen komt men in den hemel niet. Zonder strijd geen zegepraal. Licht gewin maakt zware beurzen. Aanhouden doet verkrijgen. Daar gaat geen ding vóór weldoen.
Zou de mensch die deze vingerwijzingen volgt, niet zeer veel onvoorzichtigheden vermijden?
En nu eenige middelen om menschenkennis op te doen:
De gekken prijzen zich zelven. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Wie bij den hond slaapt, krijgt van zijn vlooien. Wijd van huis is altijd rijk. Katten die miauwen, muizen niet. Streelende katten halen 't vleesch uit den pot. Die maar één klok hoort, hoort maar éénen toon. Die nuchter weet te veinzen, zegt dronken zijn gepeinzen. Als men zijn zwijntje slacht, wordt men kozijn genoemd. Groote belovers, slechte betalers. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Hinkende boden zeggen de waarheid. Stille waters hebben diepe gronden. Kinderen en gekken zeggen de waarheid. | |
[pagina 26]
| |
Die gaarne doet lachen, moet hooren lachen. Gedeelde vreugde dubbele vreugde, en gedeelde smart halve smart. Goed gerief is de helft van 't werk. Groote pronker, kale jonker.
Wonderbaar is 't dan ook niet dat onze voorgangers, die in de spreekwoorden zooveel goeds vonden en ze in hun omgang zooveel gebruikten, hun ook een plaats verleenden in hun huis, ze hieuwen in den steen boven hun haard en ze op de muren van hun kamers schilderden.
Hier hebt ge zoo een reeks uit een huis te Wetteren:
Niemand is in waarde
in eigen aarde.
Staat maar een wijl,
gij verliest een mijl.
Wijsheid is mans gedult in vrouwen:
Dat kan het huis in rust behouwen.
Nijd krijt
van spijt
waar eere rijdt.
Handelt gij 't pek,
gij krijgt een vlek.
Wie struikelt en niet en valt,
voordert zijnen weg.
Eene rijpe peer
valt ligt ter neer.
Kort is het leven
ons gegeven.
Neemt U wel in acht,
Zoo niet, wordt ge licht veracht.
Denkt in geluk
aen pijn en druk.
Vrienden, zijt ghy tafelwijs,
eet de vleugels van t' patrijs;
van den sallem eet het hooft
soo ge lecker tongh gelooft,
| |
[pagina 27]
| |
van den kabeljaeu den steert,
die is vrijwel etens weert;
voorts de lenden van 't konyn
en den horingh van het swijn
en de dyen van het hoen,
Ghij en sult niet qualick doen.
De spreekwoorden verwaarloozen of minachten is niet alleen een ondankbaarheid jegens onze voorgangers, maar ook een dwaasheid jegens ons zelven. Zeker zijn veel van de ervaringen, die in de spreekwoorden vervat zijn, uit hun aard gemakkelijk op te doen, omdat zij op het dagelijksch leven betrekking hebben. Maar is 't niet beter die door 't spreekwoord te hooren en aan te nemen dan de ervaring door eigen handeling te leeren, wat dikwijls met schade en schande gebeurt? Zeer waar is de Fransche spreuk: Un homme averti en vaut deux. Zelfs de spreekwoorden die goed bekend zijn en niets nieuws zeggen, hebben bij het volk nog altijd een soort van tooverkracht, die geweldiger overtuigt dan twintig onwrikbare bewijzen. Een spreekwoord is een gekende ervaring die door den geest van 't volk sedert lang als waarheid erkend werd en dus niet verder meer dient bewezen; en alle gezegde dat men met een spreekwoord besluit, is voor het volk even klaar en even onaanvechtbaar als het spreekwoord zelf. Schrijvers en redenaars die spreekwoorden aanwenden, worden daardoor alleen reeds vrienden van het volk, omdat zij er door bewijzen vertrouwelijk en gemeenzaam met het volk om te gaan. Ik zou u de getuigenis kunnen aanhalen van verscheiden politieke mannen, die mij bekenden dat de bijval dien zij oogstten, meest toe te schrijven was aan de spreuken en spreekwoorden, die zij in hun rede wisten in te lasschen. Bij het hooren ervan richtten de anders onverschillige aanwezigen hun hoofd belangstellend op, in hun oogen blonk een straal, op hun lippen kwam een glimlach en hun aandacht was en bleef geboeid. Volksredenaars en predikanten durf ik daarom de spreekwoorden warm aanbevelen. ‘In luttele woorden vervat, zegt Emm. Rosseels, weegt de beteekenis der spreekwoorden vaak op tegen de meeste zedenpreeken.’ En Michel Bréal: ‘Nos vieux écrivains, Villon, Marot, Rabelais en faisaient grand usage. Plus tard la mode s'en est un peu passée: mais quand on lit les développements qui ont remplacé ces anciens adages, on constate que le peuple a souvent l'avantage sur nos moralistes modernes’Ga naar voetnoot(1). | |
[pagina 28]
| |
O! 't Is zeker mijn inzicht niet door de enkele voorbeelden die ik aanhaalde, al onze spreekwoorden goed te keuren en als deugdelijke zedenregels voor te houden. Neen, ik zal het niet verzwijgen, er is kaf, ook in dat koren. Maar zou't niet onverstandig zijn de ontelbare graankorrels te verwerpen, omdat zij met wat kaf vermengd zijn?... Dan, er is geen enkel gezegde dat spreekwoord worden kan, of het drukt een innige gedachte uit van een soort menschen, die het dikwijls en in denzelfden vorm gebruiken. En zoo zijn de spreekwoorden zooveel als een volledige beschrijving van ons volk met deugden en gebreken. Moest het gebeuren dat Vlaanderen van het tooneel der aarde verdween, nog zou men eeuwen later er door weten wie de Vlaming was, wat hij meende en wou, wat hij beminde en haatte, wat hij loofde of laakte, wat hij deed of meed. Mich Bréal heeft volle gelijk te zeggen: c'est là qu'on peut étudier la philosophie populaire.Ga naar voetnoot(1) De macht van de spreekwoorden op het volk spruit voort niet alleen uit hetgene zij zeggen, maar ook uit de manier waarop zij het zeggen. Al zijn eigenlijk de gedachten die veel spreekwoorden uitdrukken, algemeen en soms wel abstract, toch is hun vorm gewoonlijk bepaald en concreet. Door het beeld uit 's volks omgeving getrokken, waarachter de waarheid schuilt, treffen zij 's volks verbeelding, die er mee gediend is en den geest uitlokt tot het beschouwen van de les die anders te dor zou zijn. O! Wie een verzameling van spreekwoorden aandachtig lezen wil, zal, door de eigen en de overdrachtelijke beteekenis der woorden, vóór zijn oogen twee werelden zien, de stoffelijke en de zedelijke. En hij zal zich niet kunnen inhouden uit te roepen: Hier sta ik voor echte dichters met het woord! En die schilders met het woord hebben ook onze schilders met het penseel bekoord. Breughel en zooveel andere kunstenaars hebben er hun ingeving gezocht: zij hebben de spreekwoorden op hun paneelen gemaald, in hun platen geëtst en in hun ruiten gebrand. Zijn er nog anderen dan Karel Doudelet die dat nu nog doen? Al komen zeer veel spreekwoorden rechtstreeks uit het hoofd van een man uit het volk, toch zijn er vele zoo oorspronkelijk, zoo schilderachtig, zoo treffend, dat elk dichter ze voor de zijne zou willen erkennen.
Enkele voorbeelden.
Die borg blijft, geeft den sleutel van zijn geldkas. Geld is een sleutel die op alle sloten gaat. | |
[pagina 29]
| |
Honger is een scherp zwaard. Zelf is het beste kruid. Als de pot kookt, bloeit de vriendschap. Bergen en dalen ontmoeten malkander niet, menschen wel. Geluk en glas breken even ras. Een diamant glinstert niet zonder slijpen. Ieder stuiver brengt zijn gierigheid mee. Kort beraad, lang berouw. Beter een weer in de hand dan êen ring aan den vinger. Zijde en floers op 't lijf dooven 't vuur uit in de keuken. Vrede in 't huishouden is de beste geldkoffer. Aan 's meesters zolen hangt het beste mest. 't Velleken is geen zotje, het weet wanneer het rimpelen moet. Een open deur, een open mond zeilt er velen in den grond. Als 't in Frankrijk regent, druppelt het in België. Zoo de zotten geen brood aten, zou 't koren goedkoop zijn. Honger is de beste saus. Honger doet honing zuigen uit een broodkorst. Men kent niemand recht of men moet er een zak zout mee gegeten hebben. Leg uw hand op uw hoofd en zie wie er onder staat. De diamanten hebben hun prijs, de goede raden niet. Die zijn tong weet te gebruiken, mag schoolhouden van voorzichtigheid. Een kind zonder moeder is een bloem zonder steel. Armoede is luiheidsloon. Eigen beenen zijn de beste steun. 't Zijn sterke beenen die de weelde kunnen dragen. Die alleen op hoop leeft, sterft van honger. Een huis vol kinderen is een korf vol eieren. De gierigaard is doof aan den kant waar de beurs hangt. Het penningsken wil een broertje hebben. | |
[pagina 30]
| |
Lekker is maar een vinger lang. Het is stil waar 't nooit waait. Een goede ziel weet van alle steenen brood te maken. Zotten blijven zotten, al drinken zij uit gouden potten. Waar de zuinigheid huishoudt, groeit spek aan den balk.
Doorgaans zijn de spreekwoorden bondig en pittig: hier geen overbodige woorden; voegwoorden en hulpwerkwoorden komen hier zelden van pas. Alleen het streng noodzakelijke krijgt een plaats, wat aan de spreekwoorden kracht geeft en een gemak is voor het geheugen, om ze op te vangen en te onthouden, welk laatste dan ook veel helpt om ze te verspreiden. Eenige voorbeelden van uiterste bondigheid:
Eens dief, altijd mulder. Jonge ledigganger, oude bedelaar. Vroeg rijp, vroeg rot. Eigen lof, ijdel stof. Vroeg in de veeren, vroeg in de kleeren. Lachende mondekens, bijtende hondekens. Een pop op straat, een slons in huis. Zoo gewonnen, zoo verteerd. Mee gevangen, mee gehangen. Zoo geleefd, zoo gestorven.
Nog zijn er in de spreekwoorden twee eigenschappen te vinden, die hier een vermelding ten volle verdienen, omdat zij er aangenaam door klinken en gemakkelijk te onthouden zijn: 1o vele rijmen; 2o vele andere zijn rythmisch, zelfs in ongebonden stijl. Van deze laatste alleen zal ik voorbeelden aanhalen; niet van de rijmende, want zoo zijn er honderden.
't Zien gaat voor 't zeggen. Men moet rijden en omzien. Stout gesproken is half gevochten. Beter heet geblazen dan de mond verbrand. | |
[pagina 31]
| |
Zulk ei, zulk kieken. Jong te paard is oud te voet. Alle harten waren gezusters, waren alle beurzen gebroers. Zoolang men niet volleefd is, is men niet volleerd. Wees wat ge schijnt, en schijn wat ge zijt. Na regen komt zonneschijn. Een kermis is een geeseling waard. Men moet leven en laten leven. Schoone liedjes duren niet lang. Is spreken zilver, zwijgen is goud. Belofte maakt schuld. Alle hout is geen timmerhout.
‘Het volk, zegt Prof. Verriest, heeft op het spraakgebied een buitengewoon fijn gevoel en het bewaart de harmonieën der taal veel beter dan de geleerden.’ Hoe zoetvloeiend, hoe bevallig klinken zijne spreekwoorden:
Zoet gedronken, zuur betaald. Al te scherp krijgt schaarden. Van liefde en rookt de kave niet. De langste dag komt ook ten avonde. Dood gewrocht is ook gestorven, enz.’Ga naar voetnoot(1)
Ingezien de vele merkwaardige eigenschappen van de spreekwoorden is het licht verklaarbaar, dat talrijke welbekende letterbeoefenaars het niet beneden hun waardigheid geacht hebben spreekwoorden op te sporen, te verzamelen en uit te leggen. Op de lijst van Harrebomée vind ik daar onder Cats, Erasmus van Rotterdam, Tuinman, Joannes Lublink de Jonge, J. Fr. Willems, Bilderdijk, G.J. Meyer, A. De Jager, Pr. Van Duyse en J.M. Schrant.
Boven heb ik gevraagd: Hebben wij gelijk, nu de spreekwoorden minder te achten? | |
[pagina 32]
| |
Uit al hetgene voorgaat, blijkt het duidelijk dat de spreekwoorden veel oudheden, kostbare ervaringen, krachten en schoonheden bevatten die wij niet langer mogen laten vervallen, die wij eer moeten opbeuren en weer in volle gebruik brengen. Maar, zou iemand kunnen zeggen, wat belang hebben wij, menschen van de XXe eeuw, naar onze verre voorgangers te zien, om van hen meer achting van de spreekwoorden te leeren en die terug in school, in omgang en letterkunde in te voeren? Sedert jaren laten wij ze bijna ongebruikt, en mag ik daar niet uit besluiten dat zij voor ons geen noodzakelijkheid zijn en wij ze vrij kunnen missen? Zou bovendien het gebruik van de spreekwoorden, meest vondsten van het weinig of niet geleerde volk, zou dat niet een achteruitgang zijn, een stap naar minder beschaafdheid? Wilt gij mij zeggen wat wij zouden overhouden van beschaafdheid, indien wij daarlieten al wat wij missen kunnen?... En wat is er vereischt om een goed spreekwoord te maken? O! Dat is een kunst die maar aan enkelen gegeven is. Er is daartoe vereischt een heldere geest die stipt over een zaak, b.v. een handeling met haar uitkomst, kan oordeelen en dat oordeel kernachtig, klaar en zelfs, zooals het dikwijls gebeurt, dichterlijk verwoorden kan. Neen! dat is het werk niet van weinig beschaafden, ook niet van weinig begaafden. Wilt gij weten wat een Franschman, Michel Bréal, daarvan zegt? Il y a différentes sortes de proverbes: les uns n'ont pas d'auteur connu; ils sont, comme on l'a dit justement, la sagesse des nations. Quelque tête bien organisée a trouvé le tour original, la figure expressive, l'image plaisante ou la rime naïve qui a pour toujours fixé une idée.Ga naar voetnoot(1) Ten slotte een verklaring van een missionnaris. Ik vroeg aan Pater Leo Quintelier, die op de Philippijnen bij de Igorotten werkzaam is, mij eenige spreekwoorden van zijn volksken te willen zenden. Ik kreeg van hem het volgende antwoord: ‘Nog nooit heb ik hier onder mijn Igorotten een enkel spreekwoord gehoord. Ik ben dan op zoek gegaan, heb gevraagd, uitgelegd, voorbeelden van onze Vlaamsche spreekwoorden gegeven; doch alles was vruchteloos. Ze vinden onze spreekwoorden wel schoon, maar voegen er seffens aan toe: Onder ons hebben wij die gewoonte niet, zoo spreken wij niet. Moesten wij uw taal kennen en in uw land komen, we zouden wij niet verstaan wat er gezegd wordt, daar gij ginder zoo dikwijls iets zegt om iets anders te beteekenen. Zoo spreken mijn Igorotten. Nochtans, in streken langs de kusten van de zee, en daar waar de beschaving sedert | |
[pagina 33]
| |
honderden jaren doordrong, waar de Ilocanos, de Tagologs en andere stammen wonen en een andere taal spreken, daar bestaan spreuken, sententies en spreekwoorden. Het Ilocaansch kan ik verstaan en wat spreken. Bij gebrek aan Igorotsche spreekwoorden, zend ik er wat Ilocaansche.’
Mag ik u daar eenige stalen van geven?... Ze zijn natuurlijk vertaald. Het eerste alleen geef ik ook in 't Ilocaansch.
Liefde en liefde betalen malkander (Ayat quen ayat agbayanbagad). De gierigaard is de slaaf van zijn bezittingen. Lachen de schoonzoons en schoondochters, de waarheid komt aan den dag. Wie niet vooruitziet, komt achteraan. Blazen en zuigen gaan niet samen. Naar ijdele woorden luistert een doof oor. Wie het dak niet vermaakt, als het maar druppelt, zal een gansch huis moeten maken. Maak geen contract met iemand die rijker is dan gij. De treurzang van den erfgenaam is een verborgen lach. Het geluk dat een lomperik overkomt, maakt er een zot van. De ongelijke draad breekt waar hij het dunst is. Waar macht is, is geen recht. Er is geen slechte rijst voor den hongerige. Voor geld danst de hond. Als ge niet gaarne onaangename dingen hoort, ga dan niet met een hongerige praten. De vrees is de bewaakster van de vruchten. Geen grooter vijand dan de geveinsde vriend. De liefde maakt schoon wat leelijk is. Geen beter vertrooster dan de droeve en de ongelukkige. Het verzoek van den machtige is een bevel. Wie zegt wat hem belieft, zal moeten hooren wat hem kwaad maakt. | |
[pagina 34]
| |
De sterke drank is een blinddoek voor de schaamte. Op de ziekenmat en in de gevangenis kent ge uw ware vrienden. Wat ge leert van in de wieg, is 't uwe voor altijd.
Dat de spreekwoorden nu veel minder dan vroeger gebruikt worden, schrijft men met reden toe aan het feit dat zij minder bekend zijn bij het volk. Wie kan het volk daarin onderwijzen? Zeker bijzonderlijk de school. Zoo immers leidt men de spreekwoorden in bij het kind, dat ze later als man gebruiken zal. Eerst van al toch zal ik de mannekensvellen aanhalen. Zij zijn een groot verzet voor de kleinen buiten de school. Maar bestaan die nog?... In alle geval kunnen de prentenboeken die vervangen, zoo er, gelijk in de vroegere mannekensvellen, een spreekwoord onder ieder prent tot uitleg gedrukt staat. Ik herinner er mij nog eenige uit mijn kindertijd, namelijk de geschiedenis van Duimken, van Roodkapken en van Luilekkerland; ook nog de prent met de spreuk: Hij schiet met spek, en een ander met het spreekwoord: Het zijn sterke beenen die de weelde kunnen dragen. Nu over de oefeningen in de school zelf, zoowel in de lagere als in de middelbare. Met veel genoegen heb ik in het Programma der lagere gemeentescholen (blz. 20-1923) de volgende aanbeveling gelezen: hij (de onderwijzer) vestige tevens de aandacht op de schatten van de volkstaal met haar spreekwoorden, zegswijzen, raadsels, persoons- en plaatsnamen, volkshumor en volksvernuft en wijze telkens de overeenstemmende uitdrukkingen aan uit het Algemeen Beschaafd. 1o Kleine geheugenlessen bestaande uit één of twee of drie spreekwoorden die rijmen of toch rythmisch zijn, want die worden gemakkelijkst van buiten geleerd en getrouwst onthouden. 2o Leeslessen en dictaten, reeks spreekwoorden, varianten van één en dezelfde waarheid of op één en dezelfde deugd of ondeugd. Voor 't groot gemak van de onderwijzers geven wij hieronder talrijke voorbeelden, overal waar het noodig schijnt.
Gissen doet missen. Twist verkwist. Onder vriendschapsschijn schuilt het ergst venijn. 't Is eer gespaard dan vergaard. Eigen lof, ijdel stof. | |
[pagina 35]
| |
Geen vreugd zonder deugd. Woorden zijn geen oorden. Woorden zijn winden, schriften verbinden. Eendracht maakt macht. Haast en spoed is zelden goed. Hoogmoed deed nooit iemand goed. Oost West, thuis best. De mensch mikt, God beschikt. Die lest lacht, best lacht. Tweedracht breekt kracht. Klein gewin brengt rijkdom in. Met wie men verkeert, wordt men geëerd. Een zaadje in 't zand is een raapken in de hand. Verzint eer gij begint. Raad na daad komt te laat. In de kerk is altijd werk. Geluk en glas breekt even ras. Luiaards zweet is gauw gereed. Eigen lof stinkt, vreemde lof blinkt. Wilt gij niet bedrogen zijn, strijkt geen vonnis naar den schijn Bitter in den mond maakt het hart gezond. Spreken onbedacht heeft menigeen in druk gebracht. Een slapende kat vangt geen rat. Wie niet hoort naar goeden raad, Die beklaagt het zich te laat. Met neerstige hand en sparenden tand Koopt men renten in 't land. Een goed woord baat, een kwaad woord schaadt. Een vleier is vriend in den mond, Maar altijd vijand in den grond. | |
[pagina 36]
| |
De mond brengt dikwijls uit wat het hart besluit. Geeft den stoffer een brood, de klager heeft geen nood.
Met tijd en stond
Gaat men de wereld rond.
Met een tong en een mond
Gaat men de wereld rond.
Een appel die bedorven is,
Schendt al wat in de korven is.
Doe aan een ander niet
Wat gij niet wilt dat u geschiedt.
Daar is een oog dat alles ziet,
Loopt waar gij wilt, ge ontloopt het niet.
Vroeg op en vroeg naar 't bed te zijn,
Dat is de beste medecijn
Die een ambacht heeft geleerd,
Krijgt den kost waar hij verkeert.
Wie niets doet zonder raad,
Klaagt nimmer na de daad.
Die hooger klimt dan het hem betaamt.
Die valt veel lager dan hij raamt.
't Is beter een vogel in de hand
Dan tien in den kant.
Van zwijgen
Kan men geen hinder krijgen.
Wie kan hooren, zien, verdragen,
Die leert alles zonder vragen.
Die op 't kleine niet wil passen,
Zal ook welhaast het groot verbrassen.
Jong gewend, oud gedaan.
Ziet goed dus hoe gij de voeten zet.
't Hangt alles van den eersten tred.
Na regen zonneschijn,
En na lijden komt verblijden.
Sparen leert geld vergaren.
En een stuiver gespaard is er twee gewonnen, Ieder huisken heeft zijn kruisken, De eene heeft een looden en een ander een strooien. | |
[pagina 37]
| |
Aalmoes geven verarmt niet, Want den arme gegeven is Gode geleend.
Missen is menschelijk: het beste paard struikelt al eens, En wie zegt dat hij niet missen kan, is bezig met missen. | |
Eigenkennis.
Die zijn eigen hert doorziet,
Spot met zijn buurman niet;
Dus voor een ander te besmetten,
Wil eerst op u zelven letten.
| |
Over gewoonten.Gewoonte is een tweede natuur. Een slechte gewoonte is moeilijk om laten. Leeren gaat beter dan afleeren. Versmaadt het kleine niet. Veel kleintjes maken een groot. Veel graantjes maken een brood. Veel beekskens maken een groot water. Veel druppelkens maken een plas. Veel haarkens maken een borstel. Veel rijskens maken een bezem. Veel veerkens maken een bed. Een broodje daags gespaard Maakt een goeden zak tarwe 's jaars. Met graantje bij graantje krijgt de hen den krop vol. | |
Vermijdt de gelegenheid.Die niet wit wil worden, moet uit den molen blijven. Die niet verliezen wil, mag niet spelen. Die bang is van zich te kwetsen, mag in de dorens niet loopen. Die de bramen vreest, moet uit het bosch blijven. Die op het ijs niet vallen wil, blijve op het land. | |
[pagina 38]
| |
De oefening.Al doende leert men. Al smedende wordt men smid. En al vallende leert men rijden. | |
Aan alles is een slechte kant.Geen vleesch zonder beenen. Geen krieken zonder steenen. Geen hert zonder smert. Geen geluk zonder druk. Geen genuchten zonder zuchten. Geen huis zonder kruis. | |
Kleinen worden grooten.Pootjes worden boomen. Een ei wordt een kieken. Een zaadkorrel wordt een plant. Wat Jantje is, zal Jan worden. | |
Spreekt niet te vroeg.Men moet geen mosselen roepen, eer zij aan de kaai zijn. Men moet geen haring roepen, vóórdat hij in 't net is. Men moet geen alleluia zingen, vóórdat Paschen daar is. | |
Over het spreken.Wie maar één klok hoort, hoort maar één toon. Die veel hoort zeggen, hoort veel liegen.
Als gij iets zoudt gaarne zeggen,
Wilt dan eerst wel overleggen
Van wien en tegen wien gij spreekt,
Opdat ge u in geen lijden steekt.
Al lachende zegt de zot zijn meening. Zeggen en doen is twee. | |
[pagina 39]
| |
Men moet geen oude koeien uit de gracht halen. Een goede verstaander heeft maar een half woord vandoen. Een kwade tong is een venijnige slang. Goed gesproken is half gevochten. Weldoen is beter dan wel spreken. En wel gedaan is veel gedaan. | |
Schijn bedriegt.'t Is niet al geld dat klinkt. 't Is niet al blij wat zingt. 't Zijn al geen jagers die den horen blazen. 't Zijn niet allen koks die lange messen dragen. 't Is niet overal kermis waar 't vaantje uitsteekt. 't Zijn niet al vrienden die op u lachen. | |
Hebt geduld.Met tijd en vlijt geraakt men wijd. De boom valt van den eersten slag niet. De wereld is op éénen dag niet geschapen. Brugge en Gent zijn op éénen dag niet gebouwd. | |
Te Laat.'t Is te laat de kooi gesloten Als 't vogelken gaan vliegen is. 't Is te laat den put gevuld, Als 't kalf verdronken is. 't Is te laat geroerd, Als de pap is aangebrand. | |
Wijn en melk.
Wijn op melk genomen,
Zal u wel bekomen,
Maar melk op wijn
Kan venijnig zijn.
| |
[pagina 40]
| |
Groot verlies.
Geld verloren, iets verloren.
Eer verloren, meer verloren.
Ziel verloren, al verloren.
| |
Overlegt goed.
Eerst gedacht en dan gedaan
Is langs den weg der wijzen gaan.
Maar eerst gedaan en dan gedacht,
Heeft menigeen in druk gebracht.
| |
HOovaardigheid.
Als niet komt tot iet,
Dan kent iet zich zelven niet.
3o Leeslessen met één spreekwoord als begin of einde. Zoo hadden wij in de lagere school Honderd Vertellingen van Kan. Schmidt. Elk verhaal sloot met een spreekwoord. Ik heb er het volgende in geleerd: wie een put maakt voor een ander, valt gemeenlijk zelf er in. 4o Spreekwoorden die dienen als voorbeelden in de spraakkunstles en ook in de spraakkundige oefeningen. Wij gebruikten de oefeningen van Van Beers en ik maakte er kennis van, onder veel andere, Vet smet en Eer is teer. Wat de spraakkundige oefeningen aangaat, voorbeelden daarvan zijn er veel in de reeds gegeven spreekwoorden. Enkel toch wil ik hier de aandacht vestigen op twee eigenaardigheden en die veelvuldig voorkomen in de spreekwoorden: het geldt het herhaald gebruik van de onbepaalde wijze en een eigenaardigen vorm met het verleden deelwoord. Hier volgen voorbeelden van alle twee. | |
Onbepaalde wijze.Gaan doet komen. Sparen en duren zijn goede geburen. Veel beloven en weinig geven.
Doet de zotten in vreugde leven.
't Loopen is voor de zotten niet gemaakt. | |
[pagina 41]
| |
Koken moet kosten. Weldoen geeft rente. Sparen doet garen. Spitten en delven betaalt zichzelven. Blijven doet beklijven. Met verliezen leert men spelen. Hoog vliegen diep vallen. Borgen baart zorgen. Wel voorgaan doet wel volgen. Aanzien doet gedenken. Weinig hebben doet veel sparen. Zachtjes gaan en verre zien
Is de deugd van wijze liên.
| |
Verleden deelwoord.Goed begonnen is half gedaan. Uitgesteld is niet kwijtgescholden. Lang honger geleden is geen brood gespaard. Goed ingespannen is half gereden. Eerst gedaan en dan gedacht. Heeft menigeen in druk gebracht. Beter heet geblazen dan de mond verbrand. Een penning gespaard is er twee vergaard. Hoe hooger gestegen, hoe dieper gevallen. Stout gesproken is half gevochten. Goed gezeept is half geschoren. 't Is beter benijd dan beklaagd. 't Is beter gezwegen dan van spreken schande gekregen.
5o Verscheiden spreekwoorden kunnen tot fabels verwerkt worden. Zulke zijn onder andere: Als de vos zich dood houdt, is het gevaarlijk voor de kippen. | |
[pagina 42]
| |
Twee musschen aan één korenaar verdragen elkander niet. Een hond aan een been kent geen vrienden. Twee honden aan denzelfden haard bijten elkander. Als de kat in de val is, dansen de muizen er omheen. 't Is te laat de kooi gesloten, als 't vogelken gaan vliegen is Als twee honden vechten om een been, loopt een derde er mee heen. Die twee hazen najaagt, vangt gemeenlijk niet één. Die de kern wil smaken, moet de noten kraken. Als de kat slaapt, spelen de muizen. 't Meeste geschil en krakeel is voor te weinig of te veel. De vos groet dan alleen de heg, wanneer hij in den tuin wil.
6o Ook veel spreekwoorden kunnen tot titel en onderwerp van verhandelingen gebruikt worden. Onnoodig hier voorbeelden te geven: in deze bladzijden zijn er met tientallen te vinden. 7o Veel spreekwoorden bieden een rijken voorraad voor de lessen in zedenleer. Hier volgt een reeks:
Doe wel en zie niet om. Deugd alleen maakt waren adel. Wat God doet, is wel gedaan. Wat God bewaart, is wel bewaard. Op God betrouwd is op de rots gebouwd. Op God betrouwd is niet berouwd. Geen daad geschiedt die de Heer niet ziet. Een dag zonder gebed is een dag zonder zegen. Die een steen naar den hemel werpt, krijgt dien zelf op het hoofd. Die naar den hemel spuwt, spuwt in zijn eigen aangezicht. De tijd is snel, gebruikt hem wel. De neerstigheid is de moeder van 't geluk. Stelt niet uit tot morgen wat gij vandaag kunt doen. | |
[pagina 43]
| |
Die vroeg opstaat en doet zijn best.
die vindt den vogel in zijn nest,
maar die wat lang wil blijven slapen,
zal op 't leege nest staan gapen.
Die de handen uit de mouw steekt, krijgt ringen aan de vingers. Zeven uren slapens is goed voor iedereen, min is geestelijk, meer is beestelijk. Lust maakt den arbeid licht. Tijd genoeg liet zijn oogst rotten en had maar één schoof. Niets doen leert kwaad doen. Matigheid is de beste dokter. Weest matig in spijs en drank,
zoo wordt gij later zelden krank.
Stel uw tering naar uw nering. Zaken die lekker smaken.
Zullen ras den bedelzak maken.
Vette keuken, magere beurs. Haast gewonnen, haast verteerd,
Als men altijd geerne smeert.
Veel smeren op zijn renten
Maakt slechte testamenten.
Men moet teren,
Dat het morgen niet mag deren.
Wie zijn vuurtje maakt te groot,
Brengt zich zelven in den nood.
Men moet niet leven om te eten,
Maar eten om te leven.
Als de muis zat is, dan is het meel bitter. Er sterven er meer van te veel
Dan van te weinig door de keel.
Men moet zijn mond naar alle spijzen en zijn handen naar alle werken zetten. Een goed woordeken breekt groote gramschap. Beter een mager akkoord dan een vet vonnis. | |
[pagina 44]
| |
Twistzieke honden loopen met gescheurde ooren. Die 't gevaar bemint, zal er in vergaan. Die met het katje speelt, wordt er van gekrabd. Die zich tusschen vuur en stroo zet, brandt gaarne. Wie te dicht bij 't vuur zit, verbrandt zijn knoesels. Wie met messen speelt, snijdt zich. Vuile monden, vuile gronden. Die zijn schuld betaalt, vermindert zijn goed niet. Effen rekeningen maken goede vrienden. Men doet geen voordeel met bedrog. Onrechtvaardig goed gedijt niet. Voorgedaan is nageleerd. Woorden wekken, voorbeelden trekken. Een eerlijk man heeft maar één woord. Veel spreken gaat niet zonder zonde. Die alles meent te weten, zal niet veel vergeten. Die veel klapt, moet veel weten of veel liegen. Gebroken flesschen maken meest lawijt. Van hooren zeggen komen de leugens in 't land. Die van hooren zeggen iets oplaadt, draagt gewoonlijk leugens mee. Liegers zijn bedriegers. Om zot te zijn met fatsoen, is er wijsheid van doen. Goed gesproken is half gevochten. Zeg niet veel, maar zeg het wel. Die zijn tong weet te gebruiken, mag schoolhouden van voorzichtigheid. Waar men met spreken niet wint, is het beter te zwijgen. Hooren, zien en zwijgen, doet rust en vrede krijgen. Een kwade tong is een venijnige slang. Men wordt maar zwart gemaakt door een zwarten pot. Verloren eer keert moeilijk weer. | |
[pagina 45]
| |
Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordet. Met de maat waarmêe gij meet, zult gij gemeten worden. Ja en neen is een lange strijd. Die wil luisteren aan de deuren,
Moet het dikwijls diep betreuren.
Liever een dief aan de klink
Dan een luistervink.
Ongelijke schotels maken ongelijke broeders. Beter benijd dan beklaagd. Ongegund brood wordt meest geëten.
Dagbladen kunnen daar ook in meehelpen. Waar een bladzijde niet vol staat, kan de open plaats door één of meer spreekwoorden gevuld worden. Vooral folkloristische tijdschriften halen, naar mijn bescheiden meening, geen spreekwoorden genoeg aan. Spreekwoorden, dunkt mij, hebben meer waarde dan rijmkens, die veel meer gegeven worden. En men denke niet dat er in zake spreekwoorden niets meer te vinden is.Vele, reeds lang bestaande, hadden de eer nog niet gedrukt te zijn. En de bekende leveren dikwijls verscheiden varianten op, die verdienen door ons opgezocht te worden. Zoo doen de Duitschers. Ook de letterkundigen kunnen hun kostbare medewerking daartoe verleenen. En, men late mij toe het luide te zeggen, het verbaast mij dat, misschien buiten ConscienceGa naar voetnoot(1), er nog niemand onzer romanschrijvers in verhalen een personnage geschapen heeft die groote vriend van spreekwoorden is en ze in zijn rede dikwijls gebruikt En zulken zijn er overal in de dorpen en ook in de steden: minder in de hoogere standen, meer in de lagere; 't zijn menschen, een soort van philosofen, die, zijn zij soms weinig geleerd, toch een helder verstand hebben en er van houden apodictisch te spreken. Laat er mij ten slotte bijvoegen dat de spreekwoorden in alle volksboeken een plaats verdienen, 't zij tusschen den tekst, 't zij als slot van een hoofdstuk. Pater Poirters en Pater Hillegeer hebben daaraan ten deele hun grooten en blijvenden bijval te danken. |
|