| |
| |
| |
Vergadering van 15 Juli 1931.
Zijn anwezig: de heeren Prof. Dr. M. Sabbe, bestuurder, Eerw. P.J. Salsmans, onderbestuurder, Dr. L. Goemans, bestendig secretaris;
de heeren Kan. A. Joos, Dr. Is. Teirlinck, Frank Lateur, Omer Wattez, Prof. Dr. Vercoullie, Mr. L. Willems, Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde, J. Jacobs, Dr. J. Muls, Cyr. Buysse, Dr. Van Mierlo, werkende leden;
de heeren Joris Eeckhout en Em. De Bom, briefwisselende leden.
Lieten zich verontschuldigen: de heeren Dr. L. Simons, Prof. Dr. Van Puyvelde, Prof. Dr. Scharpé, Prof. Dr. Persyn, Fern. Toussaint, werkende leden, en Felix Timmermans, briefwisselend lid.
***
De Bestendige Secretaris leest het verslag van de Junivergadering; het wordt goedgekeurd.
***
Afsterven van Dr. Karel de Flou, werkend lid der Academie. - Op 27 Juni overleed te Brugge Dr. Karel de Flou, werkend lid der Academie. Het afsterven werd per speciaal bericht aan al de leden kenbaar gemaakt, en tot teeken van rouw werd onmiddellijk de nationale vlag halfstok geheschen op het Academiegebouw. De begrafenis greep plaats op Woensdag, 1 Juli, te Brugge.
De heeren Prof. Vercoullie, Prof. Vandevelde, Prof. Van de Wijer en de Eerw. hr. Joris Eeckhout hebben met den Bestendigen secretaris de Academie op de lijkplechtigheid vertegenwoordigd. De heer Vercoullie sprak uit naam
| |
| |
van ons Genootschap een rede uit op het graf van den betreurden Collega en Vriend.
De heer Bestuurder brengt in volgende bewoordingen hulde aan den afgestorvene.
Zeer geachte Collega's,
Sedert de jongste maandelijksche vergadering der Academie werd ons door den dood ons oudst benoemde medelid, de zoo geleerde als innemende Karel De Flou, ontnomen.
Onze bestendige secretaris heeft hem op de plechtige jaarlijksche zitting van 5 Juli ll. met treffende, roerende woorden herdacht, doch ik meen ook op deze vergadering, nu wij in de atmosfeer onzer gewone werkzaamheden wellicht dieper voelen, dat hij zijn gewone plaats hier niet meer zal innemen, dat wij zijn wijs en pittig woord niet meer zullen hooren, dat wij zijn vriendelijken omgang voor goed zullen missen, - een laatste hulde aan zijn nagedachtenis te moeten brengen.
Het heeft mij ten zeerste gespeten, dat niet te ontkomen ambtsbezigheden mij verhinderd hebben op de uitvaart van Karel De Flou aanwezig te zijn en hem daar uit naam der Academie en uit eigen naam een oppersten groet te brengen. Ik dank Prof. J. Vercoullie, die zoo bereidwillig was mij op deze plechtigheid te vervangen en daar namens ons corps met gezag en gevoel gezegd heeft wat ons aller hart vervulde.
Ik had zoo gaarne bij het graf van onzen betreurden collega herinneringen opgeroepen uit mijn jeugd, toen Karel de Flou regelmatig elken Zondagochtend een paar uurtjes met mijn vader kwam praten over Vlaamsche letterkunde, geschiedenis, taalbeweging en zoo meer; toen de beide vrienden in de omstreken van Brugge lange wandelingen hielden naar Damme, naar Male, naar het oude slot der Tempelheeren, en allerlei andere plaatsen, waaraan historische herinneringen verbonden zijn; toen ze in hartelijke samenwerking Den Halletoren opstelden, die te Brugge zooveel degelijk werk verrichtte in het belang der Vlaamsche wedergeboorte.
Als luistergrage knaap was ik bij veel van die ontmoetingen en wandelingen aanwezig, en ik weet zeker, dat uit de gesprekken, die ik toen hoorde, en waaruit zooveel kennis van onze volks- | |
| |
taal en Vlaamsche oudheden, zooveel liefde voor Vlaamsche eigendommelijkheid opklonken, heel veel in mijn geest en gemoed neerzonk en er vruchtbare kiemen legde.
Even voor dien tijd had Karel De Flou enkele belletristische bijdragen laten verschijnen in den Halletoren, zooals Het Manneke met het Pijltje (1876) en Het Volmaakt Geluk (1876); in De Kunstbode de Rijnlandsche legende De Muizentoren; en afzonderlijk Rijmen uit Nevelheim (1878); die alle getuigen van de eigenaardige geesteswending, vol stillen humor en gemoedelijkheid, waarmede hij tot in de laatste dagen van zijn leven zijn omgang zoo gul en aantrekkelijk wist te maken.
Voor 1880 had K. De Fou ook reeds laten voorgevoelen wat van hem op het gebied der studie kon verwacht worden. Hij gaf in 1875 zijn Geschiedenis der Kerels van Vlaanderen uit, zijn verhandeling over De Straten van Brugge (1875) en een studie over het Platduitsch.
Al die geschriften behoorden tot mijn jongelingslectuur en ik betuig hier mijn dank aan den goeden, hartelijken man wiens beeld en wiens geest met mijn eigen ontwikkeling zoo innig verbonden waren.
De groote levensarbeid van K. De Flou als toponymist is slechts daarna begonnen. Gedurende de lange jaren, die hij doorbracht als nederig beambte op het Provintiaal Bestuur van West-Vlaanderen, in dat eentonig, onverkwikkelijk gebouw op de Burgplaats, waar zijn oog als eenige opbeuring het uitzicht had op de boomenkruinen van het oude plein, zocht hij het reusachtige materiaal op voor het grootsche werk, het Toponymisch Woordenboek, waarvan de Akademie de voltooiing als een heilige plicht op zich zal nemen. Prof. J. Vercoullie heeft de beteekenis van dien arbeid voortreffelijk doen uitschijnen in zijn lijkrede en ik meen hem uit naam van u allen te mogen verzoeken dit stuk hier voor te lezen opdat het in de Verslagen en Mededeelingen zou kunnen verschijnen.
De herinnering aan K. De Flou zal in de Academie blijven voortleven. Hij was een harer sieraden en de tijd zal de verdienste van zijn werk zeker nog verhoogen.
De Academie biedt aan Mevrouw Wwe K. De Flou en aan de overige familieleden de verzekering van haar innige rouwbetuiging.
| |
| |
Prof. Dr. Persyn, werkend lid der Academie behaalt den vijfjaarlijkschen prijs voor kritiek en Essays. - De heer bestuurder Sabbe neemt andermaal het woord om de groeten en gelukwenschen der Academie aan Prof. Persyn te sturen, die door gezondheidsredenen nog immer belet is de vergadering bij te wonen.
‘Onze goede collega Prof. J. Persyn, zegt hij, was dezer dagen het voorwerp van een hooge onderscheiding, die ons allen ten zeerste verheugt. De vijfjaarlijksche prijs voor Kritiek en Essays werd hem toegekend, met eenparigheid van de leden van den keurraad, voor zijn critische werken over Snieders en over Ibsen, alsook voor zijn verzameling Vlaamsche Gedenkdagen.
Ik wensch den bekroonde hartelijk geluk uit naam van al de leden der Akademie.’
Die woorden werden met algemeen handgeklap goedgekeurd.
| |
Aangeboden boeken.
Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Bibliothèque Royale. Liste des Acquisitions des Bibliothèques scientifiques de Belgique, publiée par la Bibliothèque royale a l'initiative de la Fondation universitaire, 1931. Fascicule 1 janvier-mars.
Inventaires des Archives de la Belgique, publiés par ordre du Gouvernement sous la direction de Joseph Cuvelier, Archiviste général du Royaume.
Revue Belge d'Archéologie et d'Histoire de l'Art, publiée par l'Académie royale d'Archéologie de Belgique, sous les auspices de la Fondation universitaire de Belgique. Tome 1. Fascicule 2. Avril 1931.
Idem. Tome 1. Fascicule 3. Juillet 1931.
Institut Royal Colonial Belge. - Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut. - Bllletin des séances. Bulletijn der zittingen II, 1931, 1.
Academie Royale d'Archéologie de Belgique. Annales. LXXVII. 7e Série. Tome VII. Fascicule unique.
| |
| |
Door de Fonds National de la Recherche Scientifique:
Discours prononcés au cours de la Séance Académique Solennelle tenue au Palais des Académies, le 18 juin 1931 en l'honneur de M. le Professeur Auguste Picard et de M. Paul Kipfer en présence de LL. MM. le Roi et la Reine.
Door de Provincie Oost-Vlaanderen:
1930. Officieele Processen-Verbaal der zittingen van den Provincieraad van Oost-Vlaanderen. 1e en 2e Buitengewone Zittijden. Gewone Zittijd van 1930 en 3e Buitengewone Zittijd 1930-1931.
Door de Vlaamsche Toponymische Vereeniging te Leuven:
Mededeelingen, zesde jaar 1930, 1, 2 en 3.
Door de Vetenskaps-societeten te Lund:
Godmundi Olaui Thesaurus Adagiorum Linguae Septentrionalis Antiquae et Modernae.
Door de Bibliotheek der Koninklijke universiteit te Lund:
Speculum Christiani - A Middle English Religious Treatise of the 14th Century, by Gustaf Holmstedt.
Door de Reale Accademia delle Scienze dell' Instituto di Bologna:
Rendiconto. - Classe de Scienze Morali. Serie III, Vol. IV (1929-1930).
Memorie. - Classe di Scienze Morali. Serie III. Tomo IV (1929-1930) Sezione di Scienze Storico - Fiologiche e Sezione di Scienze Giuridiche.
Door de Bayerische Akademie der Wissenschaften:
Philosophisch-historische Abteiling. Jahrgang 1930:
Heft 1. Eine Palimpseststudie (St. Gallen 912), von Paul Lehman.
Heft 2. Mitteilungen aus Handschriften II, von Paul Lehman.
Heft 3. Ephesinische Konzilsakten in armenisch-georgischer Uberlieferung, von Ingnaz Rucker.
Heft 4. Eine Anthesterien-Vase in München, von Martin P. Nilsson.
Heft 5. Ein neuaufgefundenes Bruchstück der Apologia Abaelards, herausgegeben und untersucht van Paul Ruf und Martin Grabmann.
Heft 6. Die Tafel von Tarragona, von Paul Wolters.
Heft 7. Plan eines Apparatus Criticus zum Coran, von Gotthelf Bergstraber.
Heft 8. Der oder die Sphinx? von Wilhelm Spiegelberg.
Schluszheft. Inhaltsübersicht. Berichte über die Sitzungen mit Inhaltsangaben der Vorträge. Verzeichnis der eingelaufenen Druckschriften.
Unsere älteste Lyrik. Festrede gehalten in der öffentlichen Sitzung der B. Akademie der Wissenschaften zur Feier des 171 Stiftungstages am 14 Mai 1930, von Carl von Kraus.
Orchomenos II. Die neolitische Keramik, von Emil Kunze.
| |
| |
Door de Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën, te 's Gravenhage:
Jaarverslag over 1930.
Door de Akademie der Wissenschaften in Wien:
Sitzungsberichte 212 der Philosophische historische klasse. Band 5 Abhandlung.
Die Enstehung der Gotteslehre des Aristoteles, von Hans von Arnim.
Sitzungsberichte 213. Band 1 Abhandlung.
Der homerische Hermeshymnus, erlautert und untersucht von L. Rodermecher.
Sitzungsberichte 213. Band 2. Abhandlung.
Der Rhythmus der Koptischen Sprache und seine Bedeutung in der Sprachgestaltung von Wilhelm Czermak.
Door de Bureau International d'Education, te Genève:
Bulletin du Bureau International d'Education.
Door de Schrijvers:
Onze Vlaamsche Gemeentenamen in Moderne Spelling, door H.J. Van de Wyer, lid der Academie.
Toponymie van Opwijk, door Dr. Jan Lindemans.
Door het Algemeen Vlaamsch Hoogstudentenverbond:
Gentschen Studenten almanak voor het jaar 1931.
Door de Gentsche Afdeeling van het Davidsfonds:
Pater Lievens' Geillustreerde Levensschets, door A. Mortier, S.J. (Nummer 236 der ‘Uitgaven van het Davidsfonds’.
Tineke, door Dr. Osw. Everaert. (Nummer 235 van de ‘Uitgaven van het Davidsfonds).
Alma, door Stijn Streuvels. (Nummer 234 van de ‘Uitgaven van het Davidsfonds’.
De Toren van Licht, door Robert Van Passen. (Nummer 233 van de ‘Uitgaven van het Davidsfonds’.
Uit Gezelle's Leven en Werk, door Prof. Dr. Fr. Baur. (Nummer 232 van de ‘Uitgaven van het Davidsfonds’.
Albertine Steenhoff-Smulders en Marie Koenen, door Dr. Jul. Persyn. Vlaamsche Bijdragen XI. (Nummer 5 van de ‘Keurboeken’ van het Davidsfonds.
Lijkverbranding, door Kan. A. Janssen, Hoogleeraar te Leuven.
| |
| |
| |
Aangekochte boeken.
M.A. Cornette. Iconographie van Antwerpen. N. 104. 109, 99-104, 110-113, 114-117, 121-125, 131-133.
Dr. Robert Priebsch. Johan üz dem Virgiere, eine Spätmhd. Ritterdichtung nach flämischer Quelle nebst dem Faksimileabdruck des flämischen Volksbuches: Joncker Jan Wt den Vergiere.
M.G.J.A. Van Hulst: Beknopte geschiedenis van het Kerkelijk Lied.
***
Voor den Beernaert - wedstrijd zijn ingekomen:
Maurits De Doncker: Kwatrijnen.
Alexis Callant: Etsen en Schetsen.
Marnix van Gavere: Gedichten.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o) Telegram van Z.M. den Koning. - Als antwoord op het telegram van 5 Juli, ter gelegenheid van de Plechtige vergadering en van het jaarlijksch feestmaal aan Zijne Majesteit den Koning gezonden, ontving de Bestendige Secretaris op 8 Juli het volgende antwoord:
De Koning is bijzonder getroffen geweest door den inhoud van uw vaderlandsliefdevol telegram. Zijne Majesteit zeer gevoelig ook aan uwe minzame gedachte voor de Koningin en de Koninklijke Familie heeft mij gelast aan u alsmede aan den bestuurder en aan de leden der Koninklijke Vlaamsche Academie van België zijne oprechte dankbetuigingen over te maken.
(s.) Konings Kabinetsoverste.
2o) Internationale unie tot bescherming en beveiliging in oorlogstijd van wetenschappelijke inrichtingen, enz. - Van wege die unie wordt bij brief van 30 Juni ll. aan de Academie gevraagd zich te laten vertegenwoordigen
| |
| |
te Brugge op 16 September a.s. bij de plechtige openingsvergadering en deel uit te maken van het Eerecomiteit.
De Bestendige Secretaris wordt met de afvaardiging belast.
3o) Vlaamsche Plaatsnamen. - De Eerste Minister gaf bericht dat hij de afvaardiging der Academie bestaande uit de heeren Vercoullie, Mansion en Van de Wijer op Zaterdag 11 Juli in verhoor zou ontvangen.
Bij afwezigheid van de heeren Mansion en Van de Wijer wordt die zaak tot a.s. zitting verschoven.
4o) Geschied- en oudheidkundige Congressen der Kempen. - Brief van 7 Juli ll. van wege het Inrichtingscomiteit waarbij wordt medegedeeld dat het 4e Congres met tentoonstelling zal plaats grijpen te Esschen tijdens de maanden Augustus-September en zal gewijd worden aan het oud Gildeleven.
Het Comité verzoekt de Academie een afvaardiging aan te duiden zooals geschiedde voor de 3 vorige Congressen.
Worden aangeduid de heeren Muls en Prims.
5o) Plechtig Te Deum op 21 Juli. - Brief van 10 Juli ll. waarbij de heer Gouverneur Weyler de leden der Academie verzoekt de plechtigheid te willen bijwonen, te 11 uur 's morgens in de Hoofdkerk.
Uitnoodiging van wege de heer Gouverneur Nens, de plechtigheid te willen bijwonen te 10 uur in de Collegiale SS. Michiel- en Goedele, te Brussel.
Woonden het Te Deum bij de heeren Sabbe, bestuurder; Goemans, bestendig secretaris; Willems, Cyriel Buysse, O. Wattez, Frank Lateur, Van Puyvelde leden.
6o) Voortzetting van de uitgave van De Flou's Toponymisch Woordenboek. - Zooals reeds gezegd is, heeft zich te Brugge zelf iemand voorgesteld om de voortzetting van de uitgave van De Flou's Woordenboek op zich
| |
| |
te nemen, nl. de heer De Smet van het Staatsarchief te Brugge.
Het handschrift is gelukkigerwijze volledig op fiches. Alleen dienen zekere fiches onder het zetten in den tekst ingelascht te worden. De heer De Smet weet waar die fiches te vinden. Hij heeft de werkwijze van onzen betreurden Collega voldoende kunnen nagaan om het Woordenboek tot het goede eind te brengen.
Mevrouw de Flou verklaarde zich akkoord met het eventueel aanduiden van den heer De Smet om het werk voort te zetten.
Het XIIe deel is ter pers. De 60 eerste vellen zijn gedrukt; er blijven er 14 te zetten. Het is dus wenschelijk, ja, noodzakelijk dat de Academie onmiddellijk adviseere om het drukken van dit XIIe deel niet te onderbreken.
***
Op onze jaarlijksche begrooting kan enkel één deel 's jaars verschijnen. De geldelijke hulp van de Universitaire Stichting zou kunnen ingeroepen worden om het overige - 5 à 6 deelen - over drie jaren gedrukt te krijgen.
7o) Afsterven van den dichter Pol de Mont. - Naar aanleiding van het bericht, in de dagbladen verschenen, waarbij de schielijke dood, te Berlijn, van den grooten Vlaamschen schrijver gemeld wordt, neemt de heer Bestuurder Sabbe het woord en drukt zich op volgende wijze uit:
Geachte Collega's,
Ik meen U allen naar het hart te spreken met hier, uit naam der Academie, hulde te brengen aan de nagedachtenis van den grooten Vlaming, dichter Pol de Mont, die in den ouderdom van 74 jaren, aan onze letterkunde en aan onze heele kunstbeweging werd ontrukt.
De Mont was een van de begaafdste en geestdriftigste dichters, waarop de Vlaamsche literatuur sedert 1830 kan wijzen. Zijn enthousiastische vreugde in het blijde natuurleven; zijn
| |
| |
liefde voor heimat- en heimatmenschen; zijn zin voor grootsche epische visioenen; zijn schoone, gezonde zinnelijkheid heeft hij geopenbaard met overvloedige mildheid in bundel op bundel, waar vele bladzijden schoonheidsveroveringen zullen blijken te zijn voor altijd. Doch de grootste verdienste van De Mont ligt wel in zijn onloochenbaar aandeel in het verzetten van de bakens en het verruimen van de grondslagen onzer poëzie omstreeks 1880. Hij is een van de inluiders van den nieuwen tijd, een van de allereerste wegbereiders van onze huidige woordkunst. Ik wil hier slechts herhalen wat ik in verband daarmede over hem reeds voor ongeveer twintig jaren heb geschreven: ‘Het staat vast, dat een groot deel van de geestelijke grondslagen, waarop onze jongste literaire beweging zich ontwikkelde, - de algeheele vrijmaking der poëzie - het afbreken met de conventie, - de verruiming van de horizonnen, - de moderniseering van het gevoel, - door De Mont werden veroverd. Dit te erkennen is een daad van eenvoudige rechtvaardigheid.’
Op het gebied van onze folklore, van de geschiedenis onzer plastische kunst, en van onze cultuurbeweging in al hare uitingen heeft De Mont ook steeds zijn leven lang het beste van zijn geest en hart gegeven. Met zijn hooge redenaarsbegaafdheid heeft hij bij duizenden liefde gewekt voor Vlaanderen en voor het schoone Vlaamsche woord.
Hem behoort een eervolle plaats in het Pantheon onzer wedergeboorte.
| |
Mededeelingen namens commissien.
Io) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bioen Bibliographie. - Bij afwezigheid van Prof. Dr. Mansion, secretaris, legt Dr. Van Mierlo verslag ter tafel over de Commissie-vergadering in den voormiddag gehouden.
Waren aanwezig de heeren Prof. Dr. Sabbe, voorzitter, Dr. Is. Teirlinck, Mr. L. Willems, Dr. L. Goemans, Prof. Van Mierlo, wn. secretaris.
Aan de dagorde staat:
1o) Lidmaatschap der Commissie. - Voordracht van twee Candidaten ter vervanging van Dr. K. de Flou.
| |
| |
Worden voorgesteld 1e Candidaat: Eerw. H. Fl. Prims; 2e Candidaat: Prof. Dr. A.J.J. Van de Velde.
2o) Aanduiding van een lid der Commissie ter vervanging van Dr. K. de Flou in de Commissie voor het P. Salsmans-Fonds.
Wordt aangeduid: Prof. J. Van Mierlo.
3o) A. Brabantsche Spotdichten over de nederlaag van Christian IV van Denemarken, te Lutter (27 Aug. 1626);
B. De ‘Roomse Roffelpot’ (Amsterdam, 1620) en de ‘Calvinische Roffelpot’ (Antwerpen, 1621). - Lezingen door Prof. Dr. M. Sabbe.
Prof. Sabbe zet zijn studiën voort over de volksliteratuur in verband met de politieke gebeurtenissen in 't begin der zeventiende eeuw. Vooreerst over de nederlaag van Christian IV van Denemarken, te Lutter: De droevige traenen van een Hollandsche Bibelzuster, een brochure uitgegeven te Antwerpen door A. Verhoeven; gevolgd door de Clachten van eenighe dienaeren des woorts, ende andere yverige bedroefde Broeders ende Susters van de Geusche Gereformeertheyt.
Dan een paar pamfletten: de Roomse Roffelpodt een spotprent met gedicht, in 1620 kort na de kroning van Frederik V tot koning van Bohemen; en het katholieke antwoord: den Calvinischen Roffelpot, t'Samen-sprekinghe tusschen twee schippers ende eenen Kraemer, met een vertaling in 't Fransch, na den slag bij Praag, toen de zaken in Bohemen een gansch andere wending hadden genomen.
De commissie stelt voor de lezing in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
IIo) Bestendige Commissie voor Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer Omer Wattez legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden. Waren aanwezig de heeren: Kan. Am. Joos, Dr. Leo Goemans, Dr. A.J.J. Van de Velde, Dr. J. Vercoullie, en Dr. M. Sabbe, leden: E.H. Joris Eeckhout, hospiteerend lid, en O. Wattez, lid-secretaris.
| |
| |
Aan de dagorde staat:
1o) Het onderwijs in de uitspraak. De in de officieele scholen getroffen maatregelen. - Lezing door Dr. L. Goemans.
Dr. Leo Goemans leest een geschiedkundig overzicht van de maatregelen, die door de Regeering werden getroffen om de beschaafde uitspraak in de officieele scholen te bevorderen. Hij wijst op den vooruitgang die in dit opzicht kan waargenomen worden; maar er blijft nog heel wat te doen. Ook is de Regeering vast besloten de hand te houden aan de uitvoering der voorschriften en getroffen maatregelen. Na de lezing van Dr. Goemans heeft een bespreking plaats onder de leden der Commissie.
De voorzitter wenscht spreker geluk met zijn lezing en stelt voor ze te laten opnemen in de Verslagen en Mededeelingen.
| |
Dagorde.
1o) Voorstel tot wijziging aan art. 4 der wetten. - De ervaring der laatste jaren heeft het Bestuur er toe gebracht de openbare vergadering der Academie op een ander tijdstip van het jaar te wenschen. Vele leden schijnen het daarover eens. Het Bestuur stelt dus voor volgende wijziging aan art. 4 van de wetten der Academie aan de Regeering te onderwerpen: Art. 4. De Academie... houdt jaarlijks een openbare vergadering op den tweeden Zondag der maand October.
2o) Commissie tot het voorstellen van Prijsvragen. - Die Commissie wordt samengesteld uit het Bestuur en de heeren J. Jacobs en L. Willems, werkende leden.
3o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bioen Bibliographie. - Verkiezig van een lid ter vervanging van den hr. Dr. K. de Flou. - Daar Prof. Dr. Van de Velde, door de Commissie als tweede candidaat voorgesteld, zijn candidatuur niet verlangt te zien in aan- | |
| |
merking nemen, wordt de Eerw. hr Floris Prims, briefwisselend lid der Academie, tot lid der Commissie verkozen.
4o) Verkiezing voor het lidmaatschap der Academie. - Staat open eene plaats van werkend lid tot vervanging van Dr. K. de Flou, overleden. Worden door den heer bestuurder tot stemopnemers aangewezen: de heeren L. Willems en van Mierlo, werkende leden. Wordt verkozen: de heer J. Cuvelier, Algemeen Rijksarchivaris, briefwisselend lid.
5o) Lezing door Dr. J. Muls, werkend lid der Academie, die handelt over Matthias Grünewald. - De Bestuurder wenscht den heer Muls geluk met zijn verhandeling die in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
|
|