Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1931

[p. 689]

Hulde aan den heer Ivo De Vreese bij zijn aftreden als Bureelhoofd van de Secretarie der Academie.

Na de openbare zitting kwamen de leden in het Achtersalon bijeen om den Heer Ivo De Vreese en zijn achtbare familie te ontvangen. Bloemen werden aan Mevrouw De Vreese aangeboden.

De Heer Bestuurder verwelkomde de uitgenoodigden. Hij sprak de gevoelens van achting en genegenheid uit welke hijzelf en al de leden den voorbeeldigen beambte toedragen, die jaren lang de Academie met toewijding heeft gediend. Daarna deelde hij de vergadering mede dat de Minister van Kunsten en Wetenschappen, gevolg gevend op het verzoek der Academie, van Z.M. den Koning, door eene bizondere gunst, de benoeming tot Ridder in de Leopoldsorde voor den heer De Vreese had bekomen. Prof. Sabbe wenschte hem geluk met zijn nieuwe onderscheiding en spelde hem onder luid applaus het eereteeken op de borst.

Dan kwam de Bestendige Secretaris aan het woord. Hij zei o.a.:

‘Het is mij een groot genoegen, in aanwezigheid van de leden der Academie, u te mogen gelukwenschen met uw zeer verdienstelijke loopbaan waaraan de bestuurlijke ouderdomsgrens een al te vroeg einde stelt.

Na twaalf jaren lang, als leeraar en schoolbestuurder in het Lager Onderwijs werkzaam te zijn geweest, zijt gij, den 11^en Juni 1901, tot klerk op de Secretarie der Academie benoemd geworden.

In 1911 werdt gij tot opsteller bevorderd, zes jaar daarna tot onderbureeloverste, en eindelijk den 31^en December 1923 tot bureeloverste.

Gedurende dertig jaren hebt gij hier uw taak met de meeste stiptheid volbracht; dertig jaren lang hebt gij aan de Academie de trouwste diensten bewezen.

Sedert 1923 kon ik uw zorgenden arbeid van dichtbij nagaan en leerde ik hem ten volle waardeeren.

Uw regelmaat en nauwgezetheid waren steeds, met uw er-

[p. 690]

varing van het bestuurlijk mecanisme der Academie, een kostbare hulp.

Na het aftreden van den betreurden Edward Gailliard, en vóór de aanstelling van zijn opvolger, d.i. gedurende ettelijke maanden, berustte op uw schouders de verantwoordelijkheid van de verrichtingen der Secretarie. Uw vlijt in deze omstandigheden werd in 1923 met uw eind-bevordering beloond.

Van den beginne af, hebben wij beiden vriendschappelijk en in onafgebroken vertrouwen samengewerkt om van de stoffelijke en bestuurlijke inrichting der Academie te maken wat ze is, en, sedertdien, is hier heel wat verwezenlijkt geworden, waarvan wij beiden best weten hoe lastig het soms te verwezenlijken was..... Laat ik niet vergeten melding te maken van het Register op de Verslagen en Jaarboeken dat gij met onzen Econoom, den heer Van Straelen hebt opgesteld, een werk zoo nuttig voor al de belangstellenden en dat u zooveel onbaatzuchtige inspanning kostte.

Maar 't is uw dagelijksche zorg voor de belangen van onze Instelling die vooral te roemen is. Want gij waart met de Academie als samengegroeid. Hier was een deel van uw hart, een deel van uw leven.

Nu weet ik wel dat, indien de Academie u met leed missen zal, zij ook u wel een tijdje zal ontbreken.

Een huis verlaten waaraan zooveel banden u hechten, een Vlaamsch huis naar uw hart, een mooi Vlaamsch huis, het mooiste en eerste Vlaamsche huis van 't Vlaamsche land, waar men dertig jaren, hoe bescheiden ook, als een goed dienaar heeft meegevoeld en meegeholpen in de mate van zijn krachten, zulk afscheid valt niet zoo licht te dragen.

Doch in uw familiekring, bij uw voorbeeldige gade en kinderen, is u nog zooveel rustig geluk weggelegd, dat u van lieverlede alleen het besef der bewezen diensten zal bijblijven.

Om dit besef immer te verlevendigen, heeft de Academie, bij de onderscheidingen u door de Regeering verleend, een geschenk willen aanbieden.

Moget gij het lange jaren zien prijken en dienst doen in uwe familiekamer als een duurzaam, zij het ook geringe blijk van onze erkentelijkheid en onze sympathie.’

[p. 691]

Na die korte rede werd den heer Ivo De Vreese het geschenk der Academie overhandigd, alsmede het zilveren eereteeken van de ‘Herinneringsmedaille van het Eeuwfeest’, hem door den Koning toegekend.

De heer De Vreese dankte bewogen, in zijn eigen naam en in naam zijner familie, de Heeren Leden en het Bestuur voor hunne waardeering, waarna hij met de zijnen afscheid nam.