Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1930
(1930)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 487]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Inrichting van de Poorterlijke Ruiterij te Brugge in 1292 en haar Indeeling in Gezindheden in 1302
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 488]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
samen een achthonderd man. Dit getal wordt door hem afgeleid uit de pointinghen; maar volgens de pointinghen van de stadsrekening van 1303, schijnen ze maar een vijfhonderd in getal te zijn. Van deze 243 vermogende burgers waren er 88 die meer dan 3.000 lb. bezaten, 40 meer dan 2.000 lb. en 115 meer dan duizend pond. Zestig onder henGa naar voetnoot(1) nemen deel aan het uitvaardigen van het nieuwe reglement over de jaarlijksche vernieuwing van het stadsbestuur, op 19 December 1298, hetzij als schepen of als gezworene of ook nog als gewoon burger, immers 53 burgers, die zooals het magistraat, tot de meliores behoorden die de stad bestuurden, staan vermeld in de suscriptio van het stuk en hebben er ook hun zegel aan gehechtGa naar voetnoot(2). Dank zij de Brugsche stadsrekening van 1302, heb ik kunnen nagaan tot welke partij deze rijke ingezetenen behoorden in 1302. Van de 243 werden er 132 in de rekening vermeld, daarvan waren er 58 Leliaards en 74 KlauwaardsGa naar voetnoot(3). De 58 Lelaards verdeelden zich als volgt: 41 bezaten in 1292 meer dan 3.000 lb.; 6 meer dan 2.000 lb. en 11 meer dan duizend pond. Van de 74 Klauwaards waren er 17 die boven de 3.000 lb. rijk waren in 1292, 13 boven de 2.000 lb. en 44 boven de duizend pond. Van de 78 burgers die op 19 December 1298 het nieuwe reglement uitvaardigden, waren er in 1302, 34 Leliaards en 14 Klauwaards. Daaruit mogen we besluiten dat de hoogere standen niet uitsluitend tot de Leliaards behoorden. R. HäpkeGa naar voetnoot(4) behandelde vroeger reeds op meesterlijke wijze, den maatschappelijken toestand van de poorterij. Volgens hem | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 489]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren de rijke kooplieden, die ook hun geld staken in grondbezit en openbare werken ondernamen, bijna uitsluitend Leliaards. Hierna volgt nu een overzicht van den maatschappelijken rang van de 74 Klauwaards. Eerst vinden we er de volgende kooplieden: Clais BartGa naar voetnoot(1), Gielis Uten BroekeGa naar voetnoot(2), en waarschijnlijk ook Lourens Uten Broeke, die schepen uitreedt voor de verdediging van het ZwynGa naar voetnoot(3), Pieter CantGa naar voetnoot(4), Jan DanwildGa naar voetnoot(5), Wouter DanwildGa naar voetnoot(5a), DukreGa naar voetnoot(6), Jan LennetGa naar voetnoot(7), Joris van der MatteGa naar voetnoot(8), Christiaen PecsteenGa naar voetnoot(9), PlonisGa naar voetnoot(10), Willem RepreGa naar voetnoot(11), Martin van der RugheGa naar voetnoot(12), Pieter SteenkenGa naar voetnoot(13) en Jacob VinneGa naar voetnoot(14). Jan van den Stene die zich borg stelt voor het betalen van het losgeld van den Leliaard Jacob LamGa naar voetnoot(15), alsook Jan Uten Zacke, stallichtmakre, die het graven van een deel van de vestingen onderneemtGa naar voetnoot(16) schijnen ook tot de rijke poorters, de meliores, te behooren. Dan volgen enkele drapiers; deze hadden minder invloed dan de rijke kooplieden, en behoorden niet tot de eerste familiën van de stadGa naar voetnoot(17): | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 490]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan de CoelkerkeGa naar voetnoot(1), Jan van DudzeleGa naar voetnoot(2), Jacob GarencoperGa naar voetnoot(3), Clais van GhentGa naar voetnoot(4), Daniel Bachter MonsterGa naar voetnoot(5), Wouter van ScathilleGa naar voetnoot(6), Jan SmouterGa naar voetnoot(7), Dapper van StratenGa naar voetnoot(8) en Matheus van ZwinardeGa naar voetnoot(9). We hebben ook nog enkele leden van de nering van de makelaars en hostelliers; dank zij den bloei van den Brugschen koophandel, waren de leden van dit ambacht zeer welstellend gewordenGa naar voetnoot(10). Willem die BucGa naar voetnoot(11), Rogerus HontGa naar voetnoot(12), Wouter SmouterGa naar voetnoot(13), Jan van ZieseleGa naar voetnoot(14), Pieter ZwinGa naar voetnoot(15), ze bezaten alle vijf een hotel; de twee volgende schijnen er ook een bezeten te hebben: Jan BalkeGa naar voetnoot(16) en Jan ChristiaenGa naar voetnoot(17); Willem Rijnvisch wordt als makelaar vermeldGa naar voetnoot(18). Verder vinden we nog onder de Klauwaards, Wouter die Cosere, die ‘vischcopere’ wasGa naar voetnoot(19), zooals de Leliaard Lamsin BoninGa naar voetnoot(20); en ook nog Christiaen van den Damme die deken was van de weversGa naar voetnoot(21). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 491]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vele ingezetenen van de stad leenden in 1302 geld aan het stedelijk bestuur, ten einde het in de mogelijkheid te stellen, de kosten van de krijgstochten en van het onderhoud van de vreemde ridders te dekken. De volgende Klauwaards, die in 1292 tot de poorterlijke ruiterij behoorden, hebben meer dan vijftig pond geleend. (De cijfers van de bladzijden tusschen haakjes verzenden naar de uitgave van de stadsrekening van 1302, bezorgd door J. Colens, - hooger vermeld): Clais Bart, 50 lb. (bl. 97); Lourens Uten Broeke, 50 lb. (bl. 103); de weduwe van Debboud van Cassele, 59 1/2 lb. (bl. 94); Joes van Cortrike, 100 lb. (bl. 94, 102); de vrouw van Wouter die Cosere, 717 1/2 lb. (bl. 95); Wouter Danwild, 240 lb. (bl. 94, 102 en 103); de weduwe van Pieter Dop, 145 lb. (bl. 96, 104); Bouden Fermin, 140 lb. (bl. 97, 105); Willem van den Hille, 60 lb. (bl. 102); de weduwe van Wouter Hoeft, 145 lb. (bl. 97, 104); Jan f. Robins, 50 lb. (bl. 98, 101); Jan Lennet, 100 lb. (bl. 98, 102); Clais Mandenree, 50 lb. (bl. 102); Joris van der Matte, 1245 lb. (bl. 103); Willem Meyere, 140 lb. (bl. 98); Daniel Bachter Monster, 60 lb. (96); Christiaen Pecsteen, 80 lb. (94, 100); Willem Repre, lb. 243-2-6 d. (bl. 103); Michiel Sceppere, 100 lb. (bl. 98, 102); Willem van Straten, 60 lb. (bl. 97); Wouter Volpoud, 50 lb. (bl. 97, 104); Willem van Wulsberghe, 600 lb. (bl. 96, 103); Matheus van Zwinaerde, 60 lb. (bl. 98, 100).. Ik heb ook nagegaan welke onder de Klauwaards, die in 1292 deel uitmaakten van de ruiterij, in 1302 een openbaar ambt bekleedden in het bestuur van de stad. (De bladzijde die tusschen haakjes staat na de naam, verzendt naar de meervermelde uitgave van de stadsrekening van 1302). Gielis Uten Broeke was baljuw (bl. 202); Martin van der Rughe, burgemeester (bl. 1); Willem van den Hille, schepene (bl. 2); Clais Bonin was ontvanger van de ‘4 deniers van den honderden’ in het Carmersambacht (bl. 106); Willem Repre van hetzelfde in het ambacht van Sinte Salvators (bl. 106); en Jan Uten Zacke van hetzelfde in het Burch ambocht (bl. 106), deze laatste reedt ook schepen uit voor de verdediging van het Zwyn en onderneemt het graven van een deel van de vestingen (bl. 151 en 181); Matheus van Zwinarde, doet ook een deel van de vestingen graven en koopt hout voor de poorten van de stad (bl. 197, 186); Lourens Uten Brouke, reedt schepen uit voor het verdedigen van het Zwyn (bl. 151, 186); Pauwels van Langhemarc, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 492]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komt tusschen voor allerlei verdedigingsmaatregelen (bl. 160, 188, 189), hij geeft ook een maaltijd aan Willem van Gulik, deze maaltijd wordt door de stad betaald (bl. 178); en Joris van der Matte is ontvanger van de wijnassise (bl. 90, 216, 222). Enkele onder hen werden nog door het stedelijk bestuur met zendingen belast buiten de stad (zie de uitgaven ‘omme den cost van den ridene’ bl. 200-206 in de uitgave van de rekening van 1302.) In de lijsten die de namen bevatten van de ruiters der drie hoogste klassen, en die afgeschreven staan in de oorkonde over de inrichting van de poorterlijke ruiterij in 1292, werd door een latere hand nevens zes en twintig namen het woord ‘mortuus’ geschreven, nevens twee en vijftig namen het woord ‘doed’, nevens zeven namen de woorden ‘doed vi [dua]’, nevens twee namen het woord ‘fil [ius], en nevens één naam het woord ‘vid[ua]’. Volgens Gilliodts zouden deze woorden er misschien bijgeschreven zijn na de krijgstochten van 1302, want in het hoogervermelde stuk van 19 december 1298, waaraan 78 inwoners van de stad hun zegel gehangen hebben, komen nog talrijke namen voor, die in de lijst als dood aangeschreven zijnGa naar voetnoot(1). Wij mogen echter niet veel waarde hechten aan deze vermeldingen van sterfgevallen, immers de volgende ruiters die als dood aangeschreven staan leven nog in 1303, volgens de onuitgegevene Brugsche stadsrekening: Bernard f. Ser Bernards (fo 14); Wouter Danwild (fo 16); Thierin van Gend, crudenare (fo 16); Symoen Oudbaren (fo 16v); Christiaen Pecsteen (fo 17); Robrecht die Ruddere (fo 17v en 95); Wouter Smouter (fo 17); Jan van der Stove (fo 17); Willem van Wulsberghe (fo 16). De twee Alard Lam staaan ook als dood aangeschreven en een ervan was gevangen genomen op den Goeden Vrijdag van 1302Ga naar voetnoot(2). Andere staan niet als dood aangeschreven, en volgens de stadsrekening van 1302 bevinden wij dat ze niet meer in leven zijn: Jan Bakre: zijn weduwe leent 5 lb. (1302, bl. 105); Wouter Cant: zijn weduwe leent 20 lb. (bl. 102); Colard Moref: zijn weduwe leent 46 lb. (bl. 98); Pieter Walkier: het goed van zijn weduwe en zijn kinders wordt aangeslagen (bl. 31). Misschien ook | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 493]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Andries Land, die niet vermeld wordt in de rekening, maar wiens vrouw 40 hoed koren levert voor het volk van Willem van Gulik (bl. 112). We moeten er ook Joes Ketellare bijvoegen die ook niet vermeld wordt in de rekening van 1302, maar wiens weduwe vermeld is in de stadsrekening van 1303 (fo 14v). De volgende ruiters staan als dood aangeschreven in de lijsten, en we kunnen hun dood bestatigen in de rekening van 1302 (door J. Colens uitgegeven): Debboud van Cassele (bl. 94); Pieter Dop (bl. 96); Wouter Hoeft (bl. 104); Colard van Leffinghe (bl. 101), hij leefde echter nog in 1298-1299 (bl. XXXV); en voorzeker ook Jan Wandellarde (bl. 48, 59). Daarbij komt nog Clais f. Martins, wiens weduwe vermeld wordt in de stadsrekening van 1303 (fo 16 v.) Op den Goeden Vrijdag van 1302, (Brugsche Metten) waren er door de opstandige Klauwaards te Brugge, meer dan negentig Leliaards gevangen genomen, het waren meestal vreemde ridders met hunne knapenGa naar voetnoot(1), daarbij waren er vier Brugsche Leliaards, die vermeld staan in de lijsten van de ruiterij in 1292. Drie onder hen moesten een zeer hoogen losprijs betalen: Alard Lam, (in 1292 waren er twee: de oude bezat meer dan 3000 lb., de jonge meer dan 1000 lb.), betaalde lb. 1995-19-9 d.Ga naar voetnoot(2); Philip Tolnare, die in 1292 meer dan 3000 lb. rijk was, betaalde 2000 lb.Ga naar voetnoot(3); en Jacob Lam die in 1292 meer dan 2000 lb. bezat, betaalde 4900 lb.Ga naar voetnoot(4). Robbrecht die Ruddere. die in 1292 boven de 3000 lb. rijk was, moest in 1302-1303 maar 64 lb. losgeld betalenGa naar voetnoot(5). In den laatsten tijd wordt er veel gezocht om de taaltoestanden te kennen in Vlaanderen in vroeger eeuwen. Dank zij de akte van 19 December 1298, weten we voor enkele onzer ruiters in welke taal het opschrift van hun zegel was Van de acht en zeventig burgers die de akte bezegelden zijn er acht en veertig vermeld in de rekening van 1302: vier en dertig onder hen waren Leliaards en veertien waren Klauwaards. Onder de vier en dertig Leliaards waren er zes waarvan het zegel verloren gegaan is, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 494]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zestien hadden een Latijnsch zegel, vijf een Fransch zegel en vijf een Vlaamsch zegel. Wij moeten er nog Jacob Groenendijk bijvoegen, die in 1302 tot de Leliaards behoorde, maar in de akte van 1298 zijn er twee burgers van dezen naam: de oudere heeft een Latijnsch zegel, de jongere een Vlaamsch zegel; alsook Matheus Hoeft ook Leliaard in 1302, en waarvan er insgelijks twee zijn in 1298, beide met een Vlaamsch of een Latijnsch zegel. Onder de veertien Klauwaards waren er vier waarvan het zegel verloren gegaan is, vijf hadden een Latijnsch zegel, twee een Fransch, en drie een Vlaamsch zegel. Daaruit zien we hoe moeilijk het is, de vroegere taaltoestanden hier te lande te beoordeelen, we mogen ze niet te veel vergelijken met de huidige taaltoestanden in Vlaamsch België. Zoo komt het dat een der beste kenners van het oude Westvlaamsch, de Z.E.H. Jacobs, in zijn merkwaardige mededeeling: Waarom het gebruik der Fransche taal in Oudwest-Vlaanderen zoo aanzienlijk toenam van ± 1217 tot ± 1300Ga naar voetnoot(1), enkele misslagen begaat. Op blz. 131 schrijft hij: ‘En zoo durfden die verwaande aristocraten [de rijke poorters der Vlaamsche steden] in 1246 soms hun geslachtsnaam al eens verfranschen;.... Omstreeks 1280 kent hun trots geen palen meer: schier al de schepenen van Ieperen laten hun namen in 't Fransch vertalen;’.. Rond dit tijdstip worden de persoonsnamen zooals de gewone naamwoorden verbogen en ook veelal vertaald in de taal waarin het stuk opgesteld is. Ziehier enkele voorbeelden van verbuiging getrokken uit de Brugsche stadsrekening van 1302, uitgegeven door J. Colens, bl. 2: Te Colards Cortscoves; te Pieter Heldebolles; te Jans Grants; bl. 47. Van ver Godelieve vidua ser Andries Rudders goede; in Zedelghem van Jans Timmermans chense; bl. 64 Van Wouters Honds goede; bl. 139: Item [betaald] Willem Poitevinne; Item Jan Christiane; den selven Jan Christiane bl. 209: Item [betaald] Janne Karstinmanne, enz. Hierna volgen enkele voorbeelden van vertaalde persoonsnamen die vermeld staan in de hoogervermelde Fransche akte van 19 December 1298: voor iederen naam geef ik de Fransche vorm die boven het koordje geschreven staat waaraan het zegel hangt en ook den naam zooals ze op het zegel staat (na deze vor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 495]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men staat geen verzending), de andere vormen (Vlaamsch of Latijn) heb ik gehaald uit de meervermelde stadsrekening van 1302 (verkorting 1302 en de blz.) en uit het eerste deel van Gilliodts, Inventaire des Archives de la Ville de Bruges (verkorting G.I. en de blz.) De verschillende vormen van iederen naam worden in de volgende orde opgegeven: eerst de Fransche vorm, daarna de Vlaamsche en eindelijk de Latijnsche. Jakemes dou Groendike, Jacob van den Groenendike (1302, blz. 38), S. Jacobi de Groenendike; - Weitins le Toulnir, Weitins Tolnars (1302, blz. 192),... dicti Tolnare; - Jehans de Hertsberghe, Jan van Hertsberghe (1302 bl. 8), Johanni de Hertsberghe (G.I. blz. 54); - Wautier le Calkre fieus dame Aelis, Wouters Calkers f. ver. Adeline [lees: Adelisen] (1302, bl. 13); - Jehans Wandelard, Jans Wandelards (1302, bl. 59), S. Johanni dicti Wandelaerd; - Jehans le Grant, Jan Grants (1302, bl. 2), Sigillum Johannis Grant; - Lambiers le Tonluir, Lamsins Tolnars (1302, bl. 15) Lamberto Tolnare (G.I. bl. 54); - Colars Corte Garbe en S. Colart Courte garbe, Colards Cortscoves en Colard Cortscoefs (1302, bl. 2 en 10), Colardo Cortscoft (1302, bl. XXXV); - Leurent du Bruec, S. Louurin Huten Broeke, Laurente ex Palude (1302, bl. XXXV); - Jehans Oste, S. Jan Hostrin en ook Jan Osts (1302, bl. 44); - Pol le Calkre li pères en S. Poul le Calkere li Père, Pauwels Calkers (1302, bl. 21); - Alard Lam, Alard Lamme (1302, bl. 88), S. Alardi dicti Lam; - Jehans de Courtray, Jans van Curtrike (1302, bl. 2), Johannis de Curtraco (1302, bl. XXV); - Gillis fieus Berthelmieu del Mote,... [Bert] holemei de Mota; - Gillis fieus dame Margriete de le Mote en S. Gillis delle Mote, Gilles van den Walle (1302, bl. 2); - Georges de la Matte en S. Joris de la Matte, Jorise van der Matte (1302, bl. 9), G. de Matta (1302, bl. XXIV); - Hertoghes le Zelverin, S. Hertochs Selverins en ook Ertoghe de Zelverine (G.I. bl. 38); - Weitins le Garencopre, Weitins Garencoepers (1302, bl. 41), S. Walteri dicti Garecopre; - Symons Dartrike, Simoens van Aertrike (G.I. bl. 193), S. Simonis de Artrike; - Jehans Dops fieus dame Avesote, Jan Dops (1302, bl. 91), S. Johannis dicti Dop f. Petri; - Robiers de Courtray en S. Robert de Courtrai, Robrechts van Curtrike (1302, bl. 31); - Robiers le Chevalier, Robbrechts Rudders (1302, bl. 16), Roberto Milite (1302, XXXV);- Pieres de derière le Halle, Pieters Bachterhalle (1302, bl. 40), Sigillum Petri Post Hallam; - Dyrolf Corte Garbe en S. Dierolf Courte Garbe, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 496]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dierolf Cortscoefs (1302, bl. 37); - Clay le Doyens, Clais de Deken (G.I. bl. 38); - Jakemes de Courtrai, Jacob van Curtrike (1302, bl. 12); - Robiers de le Bourse, Robbrechts van der Bursen (1302, bl. 13), S. Roberti de Bursa; - Gillis du Bruec, S. Gielis Hutebrouke en ook Gillise Uten Broucke (1302, bl. 114), Egidio en PaludeGa naar voetnoot(1); - Berthelmieu le Zwart Rudder, S. Bertelemei Nigri militis. Zoo zou ik er nog honderde kunnen aanhalen, men kan ze gemakkelijk terugvinden in de Table des Noms de Famille die gevoegd is bij het werk van GilliodtsGa naar voetnoot(2); zie onder meer de woorden: Abt, Aelst, Aerdenburg, Amman, Arras, Beke, Berghe, Capelle, Casteele, Clerc, Colve, Coninc, enz. Verder schrijft de Z.E.H. Jacobs nog het volgende: ‘Ja in de democratische stad Brugge, die tegenover hare inwoners en Vlaamschkundige buitenstaanders haast altijd de Vlaamsche taal gebruikte, schreven 78 aanzienlijke burgers in 1298 onder een Fransche akte een Fransche handteekening, en 9 onder hen gebruikten een Franschen zegel’. Hier verwart de geleerde schrijver den naam van ieder der 78 burgers, die door den schrijver van de akte boven het koordje geschreven werd, waaraan hun zegel moest hangen, met hunne aanteekening. Dit werd altijd gedaan opdat de zegels zouden hangen in de volgorde waarin de namen in de suscriptio vermeld stondenGa naar voetnoot(3). Rond 1300 bestonden de handteekeningen nog niet, het zegel vervulde deze rol. Uit het bovenstaande mag men afleiden dat uit het gebruik der talen in de officieele stukken geen besluit in den zin van Dr. Jacobs gevolgtrekking, mag getrokken worden over de vroegere taaltoestanden, het schijnt veelmeer dat de personen die in deze officieele stukken betrokken waren, in deze vertalingen geen aanstoot vondenGa naar voetnoot(4). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 497]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over de taaltoestanden te Brugge in de XIVe eeuw, lezen we in het werk van Gilliodts van SeverenGa naar voetnoot(1) dat de klerken van de stad de drie talen: Vlaamsch, Fransch en Latijn moesten kennen. Deze schrijver geeft ook een overzicht der talen door de vreemde natiën te Brugge gebruikt, in hunne geschillen die ze voor de schepenen van de stad brachten: de Italianen, de Spanjaards, de Schotten, de Ieren en de Bretoenen gebruikten het Latijn; de Engelschen, het Latijn of het Fransch; de kooplieden uit het Noorden en het Oosten (Noordzee, Baltische zee) gebruikten het Vlaamsch, maar voor de akten van zeer groot belang gebruikten ze het Latijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1292. Inrichting der Poorterlijke Ruiterij te Brugge.Stadsarchief Brugge, charter nr 64. Gedeeltelijk afgedrukt bij F. De Vigne. Recherches historiques sur les costumes civils et militaires des gildes et corporations de métiers. Gent, 1847; bl. 43-45. Het stuk staat ook in het kort beschreven en samengevat bij Gilliodts van Severen Inventaire des Archives de la Ville de Bruges. Deel I, Brugge 1871, bl. 29-30. De oorkonde bestaat uit een rol van 1360 mm. lengte, gevormd uit drie aaneengenaaide stukken perkament. Op den rug werd door een hand uit de XIXe eeuw de volgende aanduiding geschreven: ‘Uitrusting der Poorterie. Ano 1292’.
Nota. - Achter sommige namen werd in italiek bijgevoegd: 1o het nummer en de taal van het zegel dat aan het hoogervermelde stuk van 19 December 1298Ga naar voetnoot(2) hangt; daar waar het zegel vernield is werd alleen het nummer aangegeven. 2o na een - is de gezindheid (Leliaard of Klauwaard), waartoe de ruiter in 1302 behoorde, vermeld. De Leliaards zijn al diegene waarvan het goed in 1302 verbeurd of aangeslagen werd, alsook deze die gevangen genomen waren op Goeden Vrijdag van hetzelfde jaar; de Klauwaards zijn die burgers, die vermeld worden in de uitgaven voor allerlei krijgskosten en die in 1302 geld leenden aan de stadGa naar voetnoot(3). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het es gheordinerd bi den here vanden lande ende bi scepenen van Brucghe, in tjaer ons Heren als men screef sijn incarnation duzentich tveonderd vierewaerf twintigh ende twelve. Dat so wat manne die ghegoedt es tote drieduzentigh ponden iof daer boven die portre es in Brucghe moet ouden een hers dat 40 lb. coste iof daer boven, ende die portre die tote tween duzentigh ponden ghegoedt es sal ouden een hers dat dartich lb. coste iof daer boven, ende die portre die tote dusentich lb. ghegoedt es sal ouden een hers dat twintigh pond coste iof daer boven. Ende so wie die hachtervolgt worde dat hiese niet adde als voerseid es ende gheset es teenen herse van 40 lb. hie sal verbueren 40 lb., ende die gheset es teenen herse van 30 lb. heeft hies niet sal verbueren 30 lb., ende die gheset es teenen herse van 20 lb. heeft hies niet sal verbueren 20 lb. ende dese herse moetsi ebben tusghen hier ende veirtiennacht na Paesghen naest coemt ende dat sake dat men heer herevard ghebied so sulsi moeten ebben hare herse binnen drie weken na dat men herevard ghebieden sal dat es te verstane van dien daghe dat men herevard heerst ghebieden sal, ende ware oec dat sake dat hiemene van den voerseiden porters sijn hers vercochte, so moeste hie een ander weder copen binnen sesse weken van den voerseiden fuere, enne ware dat men heer herevard ghebode ende leende hiemene sijn hers hie moest weder ebben binne viertiennachten iof een ander van al so dieren fuere up die voerseide boete, ende so wie die dade tieghen dese voerzeide cuere sal verbueren also vele alst voerzeid es, ende diere verbuerder boete sal ebben dere vanden lande den elt ende die se zoeken dander elt. Ende hier toe sal men nemen deiken ende vinders diet zoeken sullen ende die boeten innen op haren eed ende sonder verlaet ende hier toe salmen nemen enen deiken ende viere vinders die telken veertiennachten dese coeren zoeken zullen eennewaerven | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 499]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende meer sijs noed, ende dit bi haren ede also alst voerzeid es, ende ware dat sake dat scepenen warlike verstaen consten dat deiken ende vinders van desen voerzeiden boeten hiemene iet verlieten iof verdroeghen die coeren te soekene, elkerlijc soude verbueren 50 lb. ende daennof soude ebben die here vanden lande dene helt ende die stede dander helt sonder verlaet. Ende al ware dat sake dat hiemene die boete verbaden ende gheen hers ne cochte also alst voerzeid es nochtanne moeste hie een hers daer na copen van den voerzeiden fuere binnen drie weken ende de voerzeide boete anderwaerven te verbuerenne. Ende de voerzeide coeren zullen ghevaren tote scepenen wederroepene. Dit sijn die namen van deikenne ende van vinders die bezoeken zullen vanden voerzeiden sticken.
Ende voerd si dat sake dat deiken ende vinders verstaen consten dat hiemene ghegoedt ware een hers te houdene also alst voerzeid es die hier niet ghenoemt sijn, dat sie se te voren bringhen bi haren ede.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 500]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 501]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 502]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 503]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoec moet ic heren deken ende vinders bezoeken wie ghegoedt es tusghen 500 ende 900 lb. bedi sie moeten ebben een peerdt elc van 16 lb. Ende wie ghegoedt es tusghen 300 ende 500 lb. bedi sie moete ebben elc een peerdt van 10 lb. Ende so wat manne die ghegoedt es boven 300 lb. die sal moeten varen als porter ende niet als seriant van sinen hambochte. Ende sowat manne die hers heeft van 30 lb. iof daer boven sal moeten ebben couverturem hiserine histickede iof fauze.
P.S. De bovenstaande bijdrage was reeds gezet, toen ik toevallig de lijst van 468 Brugsche gijzelaars onder oogen kreeg, die in 1301 te Doornik opgesloten warenGa naar voetnoot(1). Ik heb er 27 ruiters uit de hierboven afgedrukte lijst in teruggevonden: A. de poorters: Wouter fs. Wouters Garencopers, Wouter Danwild, Jacob van Hertsberghe (Leliaard), Clais van Artrike, Gielis Uten Broeke, Pieter Dop, Ghildolf fs. Niclais, Jacob Goederic, Jacob van den Moelenken, Robrecht die Ruddere (Leliaard), Robrecht van Cortrike, Jan Loevin Scier en Lamsin Bonin; B. de brouwers: Egidius Dorpr een Jan fs. Robins; C. de vischhandelaar: Wouter die Cosere; D. de hosteliers en makelaars: Jan Keminade, Jan die Grant, Jan Balke en Jacob metten Eye (deze laatste was eigenlijk poorter); E. de leertouwer Clais Bernard; F. de timmerlieden, metsers en schaliedekkers: Wouter Hoeft en Jan fs. Jans Oems Smouters; G. de lakenverkooper (destailleur de dras en le halle): Jan van der Co; H. de glasmaker: Clais Malin; I. de kruidenier: Thierin van Gend en J. de mercenier: Bouden Fermin. De indeeling volgens poorters en ambachtslieden, geeft ons een overzicht van den maatschappelijken toestand van de rijkste inwoners der stad. |
|