| |
| |
| |
Vergadering van 24 September 1930.
Zijn aanwezig: de HH. Prof. Dr. J. Persyn, bestuurder, Prof. Dr. M. Sabbe, onderbestuurder, Dr. L. Goemans, bestendig secretaris;
de HH. Dr. K. de Flou, Kan. Am. Joos, Frank Lateur, Prof. Dr. J. Mansion, O. Wattez, Prof. Dr. L. Scharpé, Prof. Dr. J. Vercoullie, Mr. Leonard Willems, Prof. Dr. A. Vermeylen, Prof. Dr. A.J.J. van de Velde, J. Jacobs, J. Salsmans S.J., F.V. Toussaint, werkende leden;
de HH. Dr. J. van Mierlo S.J., Prof. Dr. J. van de Wijer, Floris Prims en L. Grootaers, briefwisselende leden.
Laten zich verontschuldigen: de HH. Dr. J. Cuvelier en A.H. Cornette, briefwisselende leden.
***
De bestendige Secretaris leest het verslag van de Augustus-vergadering; het wordt goedgekeurd.
***
Afsterven van Dr. G.J. Boekenoogen, buitenlandsch eerelid der Academie te Leiden. - Bij brieve van 28 Augustus bericht de heer L.F. Boekenoogen, namens de familie, dat Dr. G.J. Boekenoogen te Leiden overleden is.
De Bestuurder, Dr. J. Persyn, brengt hulde aan den afgestorvene. Op zijn voorstel beslist de vergadering dat een brief van rouwbeklag zal gezonden worden aan de familie Boekenoogen.
| |
Aangeboden boeken.
Vervolgens legt de bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
| |
| |
Door de Regeering:
Académie Royale de Belgique. Commission royale d'Histoire. Recueil des chartes de l'Abbaye de Stavelot-Malmédy, publié par Jos Halkin et C.G. Roland, Tome II.
Door de Technische Hoogeschool te Delft:
Programma der lessen. 1930-1931.
Door het Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde te Leeuwarden:
101ste verslag: 1 Juli 1928-31 Dec. 1929.
Door de Staatsbibliotheek te Bremen: Bericht und Zugangs-Verzeichnis vom Rechnungsjahr 1929.
Door de ‘Bremer Wissenschaftliche Gesellschaft’:
Abhandlungen und Vorträge. Heft 3/4. Jahrgang 4. Juni 1930. - Jahrgang 5, Sept. 1930.
Door de Congo-Bibliotheek:
XXV. La langue des Makere, des Medje et des Mangbetu, par A. Vehens, dominicain. (1928.)
XXVII. Le plus ancien dictionnaire Bantu. Het oudste Bantu-woordenboek. Vocabularium P. Georgii Gelensis, uitgegeven door J. Van Wing & C. Penders S.J. (1928.)
XXVIII. De ziel van het Ngbandivolk, door P. Basiel (Tanghe) van Brugge. Spreekwoorden. Vertellingen. Liederen. (1928.)
XXIX. De Ngbandi naar het leven geschetst, door P. Basiel Tanghe, Kapucijn.
XXX. De Ngbandi. Geschiedkundige Bijdragen, door P. Basiel Tanghe, kapucijn.
Door de Gentsche Afdeeling van het Davidsfonds:
Het Tooneelleven in Vlaanderen door de eeuwen heen, door Dr. Theo Deronde. (Nr 3 der Keurboeken.)
John Brinckman, De Opper-Reeder. Vertelsel uit het jaar Blok, naverteld door Prof. L. Scharpé. (Nr 230 der Uitgaven.)
Jonge Boogaard. Novellen van Vlaamsche jongeren. (Nr 231 der Uitgaven.)
Door de Redactie:
Zonneweelde. Driemaandelijksch orgaan van den Oud-leerlingenbond der Rijksmiddelbare School te Kortrijk. 4e jaar: 1930, nr 1-3.
Door den Schrijver:
De Boekerij van het Seminarie van Mechelen, door Kanunnik L. Le Clercq. 1930.
| |
Aangekochte boeken.
De Kunst der Nederlanden. Maandblad voor oude en nieuwe beeldende Kunst. 1e jg., nr 1: Juli 1930.
| |
| |
1831. De tiendaagsche Veldtocht, door Jhr. J.C.C. den Beer Poortugael.
Great Britain and the establishment of the Kingdom of the Netherlands. 1813-1815. A Study in Britisch foreign Policy bij G.J. Renier Ph.D.
Englands Anteil an der Trennung der Niederlande. 1830. Ein Beitrag zur Entstehungsgeschichte des belgischen Staates, von Dr. Rudolf Steinmetz.
De Belgische Omwenteling, door Dr. H.T. Colenbrander. (Met gebruikmaking van onuitgegeven bronnen.)
Beringen, den 5en Augustus 1831 genomen door 100 vrijwillige jagers, Leidsche Studenten, en Houthaelen, door Jhr. J.C.C. den Beer Poortugael, luitnt generaal B.D.
De Socialistische Gids. Maandschrift der sociaal-democratische Arbeidspartij. Jg. XV (1930), nrs 2-3 en 5-9.
Werken van Michiel de Swaen, uitgegeven door Dr. V. Celen, met de medewerking van Dr. C. Huysmans en Prof. M. Sabbe. V. Verscheyden godtvruchtige en sedige rym-wercken.
De Navolging van Christus of het dagboek van Geert Groote in den oorspronkelijken Nederlandschen tekst hersteld en met de oudste Latijnsche vertaling vergeleken door Jac. van Ginneken S.J.
Mr. A.H. Cornette: Iconographie van Antwerpen. Afl. 5: Pl. 37-45.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o) Geboorte van Prins Boudewijn. - Telegram van 16 September waarbij HH. KK. HH. de Hertog en de Hertogin van Brabant hun innigen dank betuigen voor de gelukwenschen hun namens de Academie toegestuurd ter gelegenheid der geboorte van een prins.
2o) Lidmaatschap der Academie. - Brief van 9 Augustus 1930. waarbij de Heer Minister van Kunsten en Wetenschappen afschrift stuurt van een Koninklijk Besluit van 30 Juni (Staatsblad van 15 Augustus) houdende bekrachtiging van de verkiezing van vier briefwisselende leden en twee buitenlandsche eereleden door de Academie in vergadering van 18 Juni gedaan, nl. van de HH. August van Cauwelaert, letterkundige te Antwerpen, tot vervanging van Prof. Dr. Fr. Daels; Dr. L. Grootaers, hoogleeraar te Leuven, tot vervanging van Dr. J. Muls; A.H. Cornette,
| |
| |
Hoofd-conservator van het Museum van Schoone Kunsten, te Antwerpen, tot vervanging van Heer F.V. Toussaint van Boelaere; Floris Prims, archivaris te Antwerpen, tot vervanging van Al. Walgrave, overleden; - Heer P.S. Allen, voorzitter van het Corpus Christi College te Oxford (Engeland), tot vervanging van Dr. J. Wright, overleden, en Heer Herman Robbers, letterkundige te Schoorl (N.H.) tot vervanging van Prof. P.J. Blok, overleden.
3o) Antwerpen: Oudheidkundig en Geschiedkundig Verbond van België. Congres van Antwerpen. - Brief van 10 Augustus waarbij het Bureel van het Oudheid- en Geschiedkundig Congres dat op Zaterdag, 16 Augustus te Antwerpen zal geopend worden, de Academie verzoekt een harer leden op het Congres te willen afvaardigen.
Dr. Muls werd met die opdracht belast.
| |
Mededeelingen namens commissien.
1o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bioen Bibliographie. - Prof. Dr. J. Mansion, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig, de HH. Dr. M. Sabbe, voorzitter, Dr. K. De Flou, Mr. L. Willems, Dr. L. Goemans, Dr. J. van Mierlo S.J., leden, Prof. Dr. J. Mansion, lid-secretaris, Dr. Fl. Prims, hospiteerend lid.
Aan de dagorde staat:
1o) De Rozenkruisers in België gedurende de XVIe en XVIIe eeuwen, door Mr. Fr. Wittemans ter opneming in de Versl. en Meded. aangeboden. - Advies der verslaggevers.
Na kennis genomen te hebben van de verslagen van Prof. van de Velde en Prof. Sabbe, besluit de Commissie dat het stuk aan den schrijver zal teruggezonden worden, om gebeurlijk, na wijzigingen en verbeteringen, opnieuw ingediend te worden.
| |
| |
2o) Voorstel van Dr. Van Doninck om eene bibliographie van de gemeente Geel te schrijven en te laten uitgeven door de Academie. - De Commissie besluit op het voorstel niet in te gaan.
3o) Voorstel van Dr. R. Roemans om een register op te maken van de Bibliographie van den Vlaamschen taalstrijd door J. Broeckaert en Th. Coopman. - De Commissie is van oordeel dat een zoodanig werk nuttig kan zijn en dient aangemoedigd te worden.
4o) Inrichting van de Poorterlijke Ruiterij te Brugge in 1292 en haar Indeeling in Gezindheden in 1302, door Dr. De Smet, ter opneming in de Versl. en Meded. aangeboden.
Daar de twee verslaggevers, Dr. Cuvelier en Dr. De Flou het eens zijn om een gunstig advies uit te brengen, stelt de Commissie opneming voor.
Verslag van Dr. J. Cuvelier, eersten verslaggever: Het op het Gemeentearchief van Brugge bewaarde stuk, naar aanleiding waarvan de studie van Dr. De Smet geschreven werd, is niet onbekend. Gilliodts van Severen beschreef het en F de Vigne gaf het gedeeltelijk uit. Voor het eerst wordt ons hier echter eene volledige kritische uitgave bezorgd en, wat meer is, deze is van een degelijk commentaar voorzien. Aan de brave lieden die zich nu nog soms inbeelden dat zij van eene adellijke familie afstammen, omdat een hunner voorzaten in de Middeleeuwen op een paard te velde trok, geeft dit document den genadeslag. Maar nog andere meer verspreide denkbeelden aangaande den maatschappelijken en financieelen toestand van Leliaards en Klauwaards, en nopens het gebruik der talen te Brugge worden hier in het nauw gebracht. Alles te samen genomen verdient dit opstel ruimschoots in de Verslagen en Mededeelingen der Academie opgenomen te worden.
Verslag van Dr. K. de Flou, tweeden verslaggever:
De geschiedschrijving heeft hare perioden en hare wisseling van standpunten, evengoed als de wijsbegeerte en de kunst, evengoed, ja, als alle menschenwerk. Onze kroniekschrijvers der XVe en XVIe eeuwen zagen al het gebeurde van vóór hun tijd als reusachtig, grootsch, heldhaftig, terwijl de romantieken in
| |
| |
alles de kleur en het dramatische op den voorgrond brachten. Na hen kwamen de vaderlandslievenden, kwam de volkstoon, kwam het democratische op het eerste plan, - maar bij velen ook de dynastische bezorgdheid in het verhalen van het oudere gebeuren, dat men, om het zoo te heeten, dienstbaar maken wou aan de moderne begrippen van vaderland of nationaliteit.
Al die methoden hebben hare gebreken en verkeerdheden niet langer kunnen verbergen dan tot wanneer de plaatselijke geschiedenis de ware verhoudingen van vroegere toestanden is komen belichten.
Nu wordt meer gelet op het historisch kleingoed, op het situeeren van zaken en personen in verband met de omstandigheden van tijd en maatschappij. Nadat we de glansperiode der Vlaamsche gemeenten, het begin der XIVe eeuw achtereenvolgend hebben zien bekijken als een drama vol heldenmoed, als een woelige jacht naar vrijheid, als een economisch verworden der samenleving, hebben wij nog steeds het groote vraagstuk van het feodaal recht (wederzijds van Koning en Graaf) bijna geheel terzijde zien laten. Het dramatische schijnt ons allengs te verminderen, het democratisch element komt bij nader inzicht niet verre tot zijn recht; vaderlandsch gevoel deinst heelemaal tot in het onzekere achteruit, terwijl het taalbelang, dat men een groote factor geacht heeft, even snel aan twijfel onderhevig wordt. Dit laatste punt nu werd door Dr. Joz. De Smet in overzicht genomen volgens de jongste werkwijze in de historiographie. Wat iedereen gisteren nog meenen kon, namelijk dat de taalkwestie innig verband hield met de feodale geschillen uit de jaren 1280-1305, bijkt nu ook niet meer houdbaar.
Uit het bezigen van Fransche en Vlaamsche zegelopschriften door Klauwaarts en Leliaarts is weinig zekerheid nopens de taalvoorliefde der personen te halen: een anti-konings, en dus vlaamschvoelend, man van 1280-1305 kon een zegel bezigen waarvan het randschrift Fransch of Latijn was, al naar gelang de zegelsteker meende te moeten doen om zijn werkgever te genoegen. In onze XXe eeuw hangt er aan de deur van meer dan een flamingant eene ‘boîte aux letters’, terwijl zijn franschlievende buurman er niet eens aan denken zal om het woord ‘brievenbus’ aan zijne deur te laten vervangen. Met de zegelopschriften werd het eertijds ook niet steeds zoo nauw genomen: storende fouten zelfs zag men over het hoofd. Gebruikte Danwilt niet een zegel waarop dauwilt
| |
| |
stond, om dan weer een ander met de rechte spelling Danwilt te bezigen? Dit zijn nu wel de oneindig kleine feiten uit de landsgeschiedenis; maar geen historicus mag ooit vergeten, dat de geheele geschiedenis met zulke cellen van oneindige kleinigheden aaneenhangt.
Allicht breekt de tijd aan van het positieve feitenonderzoek van het nuchtere aanstippen van dingen, hoe gering dan ook, die weleens van grooter gewicht zullen blijken dan wat men doorgaans nog als ‘geschiedenis’ verslijten moet. Dit gevoelde men reeds tien jaren geleden toen Arthur Van de Velde al het grootscheepsche der brugsche ambachten uit de jongste middeleeuwen heeft weten aan te passen aan de ware proporties, en Rubbrecht ons al de miseries der plaatselijke geschiedenis van Watou, in eene zelfde orde van gedachten, met al hunne kleinzieligheden, voor oogen gebracht heeft.
Dit moest toch wel eens gezegd worden, tot staving van ons toetreden tot het advies van onzen geachten Collega den Archivaris-generaal Cuvelier, die aan de Koninklijke Vlaamsche Academie voorstelt de studie van Dr. Joz. De Smet aan te prijzen om ze in hare Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
5o) Herstel van de Nederlandsche taal tusschen 1815 en 1830. - Lezing door Dr. K. De Flou.
Spreker schetst een beeld van de herstelling der Nederlandsche taal in de officieele besturen van het Koninkrijk der Nederlanden gedurende het Hollandsch tijdvak. Hij deelt voor het eerst gegevens mede uit de archieven van de Openbare Besturen, vooral wat Oost- en West-Vlaanderen betreft. De invoering van de landstaal geschiedde zonder veel omslag. Maar de tijdgenooten letten vooral op uiterlijkheden. Het publiek maakte zich warm voor spellingkwesties of hechtte groot belang aan de vele bastaardwoorden van de Hollandsche bestuurstaal. Het centraal bestuur daarentegen deed niets om eenige gelijkvormigheid van spelling en taalgebruik te bevorderen en het bewuste tijdperk is er een van allerbontste verwarring op het gebied van spelling brengt.
De Commissie stelt voor deze lezing op te nemen in de Versl. en Meded. - Aangenomen.
| |
| |
IIo) Bestendige Commissie voor Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer O. Wattez, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig, de HH. Prof. Dr. J. Persyn, voorzitter, Prof. Dr. J. Vercoullie, ondervoorzitter, Kan. Am. Joos, Dr. L. Goemans, J. Jacobs, Prof. A.J.J. van de Velde, Prof. Dr. L. van Puyvelde, Prof. Dr. L. Scharpé en Dr. M. Sabbe, leden, E.H. Prims, hospiteerend lid, en O. Wattez lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
1o) Over onze Spreekwoorden. - Lezing door Kan. Am. Joos.
Kan. Am. Joos vindt in de lange lijst door Harrebomée gegeven, het bewijs dat de menschen van vroeger veel meer waarde hechtten aan de spreekwoorden dan wij.
Hebben wij daarin gelijk? Neen.
Want 1o veel spreekwoorden zijn eerbiedwaardig om hun oudheid; 2o om de levenswijsheid die zij bevatten; 3o om hun kracht; 4o om hun historische waarheid; 5o om hun schilderachtigheid; 6o om hun bondigheid; 7o om hun zoetvloeiendheid.
Om al die hoedanigheden zouden wij best doen ze weer in volle gebruik te brengen.
- Maar, zou men kunnen opwerpen, zou dat niet een achteruitgang zijn, een stap naar minder beschaafdheid? Volstrekt niet, want spreekwoorden zijn het werk niet van weinig beschaafden, zelfs niet van weinig begaafden. Wat bewezen wordt, onder andere, door de verklaring van een missionnaris op de Philipijnen.
2o) Over de beschaafde uitspraak van het Nederlandsch in het onderwijs. Randnota's bij het werk van Frings en Vandenheuvel. - Lezing door Prof. Dr. L. Scharpé.
Prof. Scharpé zet uiteen hoe Prof. Frings en zijn medewerker hun dialektisch onderzoek ‘Die südniederländischenMundarten’ opgevat hebben. Het eerste deel verscheen in 1921, en brengt de 40 Wenkersche zinnetjes in het dialekt van 56 plaatsen uit Lim- | |
| |
burg, Brabant, Antwerpen, Oost-en West-Vlaanderen, plus een viertal uit Fransch-Vlaanderen.
Een werk van groot belang, dat gelegenheid geeft een onverzicht te krijgen - niettegenstaande de beperking der onderzochte dialekten - van het dialektisch verloop in Vlaamsch België van de Maas tot aan de Noordzee. - Spreker zal zijn beschouwingen voortzetten in een volgende zitting.
| |
Dagorde.
I. Nieuwe Uitgaven van Leden der Academie. -
Vondel's Meesterstuk Lucifer taal- en letterkundig verklaard, door A.M. Verstraeten S.I. Schooluitgaaf, 10e druk, bezorgd door J. Salsmans S.I.
Jozef in Dothan. 9e uitgaaf, bezorgd door denzelfde.
Adam in ballingschap. Met aanteekeningen, door J. Salsmans S.I. Zevende uitgaaf.
II. Lezing door Floris Prims, briefwisselend lid: De informatiën tegen Jacob van Wesenbeke, Juni 1567. - De Bestuurder zegt spreker dank en stelt voor de lezing in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen, wat door de vergadering goedgekeurd wordt.
|
|