Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1930
(1930)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |||||
Rond J.B. van Helmont's burgerlijken stand
| |||||
[pagina 102]
| |||||
de doopregisters van de parochie St. Gudulate Brussel in 1580.’ Over die eigen getuigenis hebben we 't verder. Wat de doopregisters van St. Goedele aangaat, deze inlichting vond Prof. Vande Velde in een artikel van onzen vriend en ambtgenoot Prof. G. Des Marez, L'état civil de J.B. van Helmont in 1907 in de Annales de la société d'Archéologie de Bruxelles verschenen (t XXI pp. 107-123). Bl. 109, schrijft Des Marez inderdaad: ‘J.B. van Helmont est donc né le 12 janvier 1579, vieux style, en style moderne, le 12 janvier 1580’. En op bl. 110 voegt hij er bij: ‘une première constatation se dégage de la critique de texte à laquelle nous soumettons les deux actes en question: c'est qu'a priori nous pouvons dire qu'une vérification de ces actes eut lieu postérieurement à 1582, année de l'introduction du calendrier grégorien. En effet, les surcharges du 7 sur le 6 indiquent clairement que la personne, qui eut à consulter les registres, avait déjà l'habitude du comput grégorien, fixant le commencement de l'année non plus à Pâques, mais au 1 janvier.....’ Een geoefende historicus zal onmiddellijk bemerkt hebben dat er hier eene verwarring plaats greep. Maar de geschiedkundige werken worden niet enkel door beroepshistorici geraadpleegd en ik kan het Prof. Vande Velde niet kwalijk nemen dat hij een zoo bekenden geschiedschrijver als Des Marez op zijn woord geloofd heeft. Indien hij echter een oogopslag op de laatste bladzijde van het boekdeel, waarin Des Marez' artikel verscheen, geworpen had, zou hij tusschen de Errata de volgende terechtwijzingen gevonden hebben: ‘Page 109 ligne 22 supprimer les mots vieux style’. ‘Page 110, les lignes 19 à 26 tombent’Ga naar voetnoot(1). Des Marez valt dus geen verwijt toe te sturen en het zou van mijnentwege niet zeer kiesch zijn aan eene kortstondige verstrooidheid te herinneren, hadde de studie van Prof. Vande Velde de kwestie van J.B. Van Helmont's waren geboortedatum niet wederom in het midden gebracht. Het staat dus vast als een paal boven water: Jan-Baptist van Helmont werd in de parochie van St. Goedele te Brussel op 12 Januari 1579 gedoopt. Het onnauwkeurig jaartal 1580 spruit uit eene verwarring | |||||
[pagina 103]
| |||||
voort tusschen twee belangrijke chronologische feiten welke in het laatste kwartaal der 16e eeuw op enkele jaren afstands van elkander plaats grepen. Het eerste feit is het plakkaat van Philips II d.d. 16 Juni 1575 waarin voorgeschreven werd het jaartal, dat tot daartoe bijna overal in de Nederlanden daags vóór Paaschen veranderd werd, in het vervolg met 1 Januari te wijzigenGa naar voetnoot(1). Het tweede feit is de vervanging, in 1582, van den Juliaanschen door den Gregoriaanschen kalender. In dien tijd viel de equinox der lente op 11 Maart, daar het Juliaansche jaar op het Astronomische jaar een overschot van 11 minuten 13 seconden had. In zijne bul ‘Inter gravissimas’ beval paus Gregorius XIII dat de dag na 4 Oktober 1582 de dagteekening 15 Oktober zou dragen. Onnoodig over deze bekende feiten verder uit te wijden. Ik heb hier enkel eene vergissing willen uitleggen die, ter oorzake van de twee kort op elkander volgende chronologische veranderingen, 1576 en 1582, meer dan eens begaan werd. Er blijft dus voor den geboortedatum van Helmont geen de minste twijfel over. Daar hij op 12 Januari gedoopt werd, moet zijne geboorte op denzelfden dag, hoogstens op 11 Januari vastgesteld worden. Van waar komt het dan dat hij zelf zijn geboortejaar tot 1577 zou teruggebracht hebben? Professor Vande Velde haalt desaangaande een tekst uit de voorrede van den Ortus Medecinae, editio quarta, 1655 bl. 11 aan, waar van Helmont inderdaad schrijft: ‘Anno 1594 cursum Philosophiae absolveram qui erat mihi decimus septimus’. Letterlijk beteekent dit niet dat hij in 1594 zeventien jaar oud maar wel in zijn zeventienste jaar was. Eigenlijk - wel is waar - trad van Helmont slechts op 12 Januari 1595 zijn zeventienste jaar in. Op 31 December 1594 stond hij dus nog op een twaalftal dagen van zijn intrede in zijn zeventienste | |||||
[pagina 104]
| |||||
jaar. Indien we dus hier niet met een drukfout of met een vergissing van van Helmont te doen hebben, zal dit paar weken hem ten goede moeten gehouden worden. Doch nu reeds, zooals men ziet, zou de zoo ver uiteenloopende nog steeds vooruitgezette contradictie 1577 tot 1580, naar de letter tot enkele dagen herbracht kunnen worden. Zelfs moest - hetgeen in dien tijd als zeer onwaarschijnlijk dient beschouwd te worden - de doopplechtigheid door onvoorziene omstandigheden enkele dagen uitgesteld geweest zijn, zoodat de geboorte einde December 1578 plaats greep, dan zou er tusschen de doopakte en de getuigenis van Helmont hoegenaamd geen tegenstrijdigheid bestaan en mocht hij terecht schrijven, dat hij in 1594, zij het dan ook in de laatste dagen van dit jaar, zijn zeventienste jaar was ingetreden. Doch, ik herhaal het, niets bewijst dat hij het doopsel verschillende dagen na zijn geboorte ontving en voor 't overige, in de 16e eeuw, eindigde het studiejaar zooals nu in den zomer en niet in December.Ga naar voetnoot(1). Het komt ons derhalve voor dat die zeventien jaren van Helmont nog meer dan eens op onbegrijpelijke wijze geplaagd hebben. Na het zooeven aangehaalde, vertelt hij ons elders dat, toen hij zeventien jaar oud was, hij met den cursus van de chirurgie gelast werdGa naar voetnoot(2). Dit valt moeilijk aan te nemen. Immers in het studiejaar 1594-1595 volgt hij de lessen van de faculteit der kunsten. Hij weigert zelfs den titel van magister artium. Daarna, dus van October 1595 af, is hij een vlijtige leerling van Martinus del Rio. Dat licentiaten als legenten in de Medicijnen in de 16e eeuw konden aangesteld worden, hebben we reeds vroeger aangetoondGa naar voetnoot(3). Maar waar de zeventien jaren bepaald uitgesloten dienen te worden is de derde episode die met dezen ouderdom in verband gebracht wordt. Wanneer hij in 1602 van zijne eerste buitenlandsche reis | |||||
[pagina 105]
| |||||
terugkeert en het schurft krijgt, troosten hem de geneesheeren die hem verzorgen met de woorden dat de zeventienjarige ouderdom voor het ontstaan van de gal zeer gunstig wasGa naar voetnoot(1). En in 1602 was hij toch ruim 23 jaar oud. Ik heb dit geval enkel aangehaald om te bewijzen dat van Helmont met de jaartallen en zijn ouderdom een beetje overhoop ligt. In 1594 was hij in zijn 16e, in 1597 in zijn 19e en in 1602 in zijn 24e jaar. Wat er ook van zij, voor hetgeen zijn geboortedatum aangaat, deze blijft voortaan op 11 of 12 Januari 1579 vastgesteld. Waar en wanneer trouwde J.B. van Helmont? Tot nu toe heeft niemand getracht de plaats van het huwelijk te bepalen en mogelijk zullen we deze nooit kennen. Hij trouwde met Margareta van Ranst, dochter van Willem-Karel van Ranst en van Isabella van Halmale. Waar woonden destijds deze echtelingen? Zij bezaten goederen zoowel te Pellaines, ten zuiden van Landen, als te Oirschot in Noord-Brabant. Maar dit bewijst nog niet dat ze in deze of gene gemeente gewoond hebben. Daar de parochieregisters op het platteland vóór 1611 zeer zeldzaam zijn, is de kans wel wat verkeken dat we de inzegening van het huwelijk ooit zullen terugvinden. Want zeker moet deze gebeurtenis vóór 1611, ja zelfs vóór 1609 gezocht worden. Van Helmont zelf gewaagt hierover in dezer voege: Post decennium autem peregrinationis et studiorum a promotione in arte medendi, habita Lovanii, tandem 1609 jam conjugatus me Gilvordiam subduxi e vulgo’Ga naar voetnoot(2). In 1609, toen hij zich te Vilvoorde ging vestigen, was hij dus reeds getrouwd. Het is natuurlijk niet uitgesloten dat hij ditzelfde jaar trouwde, maar zeker is het niet, de mogelijkheid blijft bestaan dat zijn huwelijk in 1608 of zelfs vroeger plaats greep. | |||||
[pagina 106]
| |||||
Op 20 December 1611 wordt hun te Vilvoorde eene dochter, Pelagia, geboren. Wanneer men de geboortedata van de volgende kinderen naslaat, bemerkt men dat de tweede dochter minder dan een jaar jonger dan de eerste is, vermits ze op 3 December 1612 het licht zag. En het volgende kind, een zoon, volgt zijn tweede zusje reeds den 18 November 1613 op, terwijl een tweede zoon, Frans-Mercurius, op 20 Oktober 1614 gedoopt werd. Na een paar of meer jaren kinderloos gebleven te zijn, zag van Helmont dus zijn familie, jaar op jaar, met vier kinderen verrijken. Een vijfde kind, Elisabeth, werd insgelijks te Vilvoorde, op 11 Maart 1616 gedooptGa naar voetnoot(1). Kort daarna moet het huispaar van Helmont Vilvoorde verlaten hebben om terug naar Brussel te keeren: ‘Uxorem piam atque nobilem mihi dedit (Deus) cum qua Vilvordiam me subduxi, per septennium Pyrotechniae me immolavi ac pauperum calamitatibus subveni’Ga naar voetnoot(2).. Den 23 Januari 1618 schrijft Dr. J. Galle uit Luik hem een brief aan het volgend adres: A Monsr Babtista Helmont docteur en medecine a Bruxelles’Ga naar voetnoot(3) Te Brussel, in de parochie van St. Goedele, waar Jan-Baptist zelf gedoopt werd, ontving zijn jongste dochter Maria, op 26 Oktober 1620, insgelijks het doopsel. Zoo komen we allengskens aan tot de derde vraag die wij ons gesteld hebben. Wanneer en waar stierf J.B. van Helmont? Hij overleed den 30 December 1644, dit valt buiten twijfel. In de voorrede van de uitgave van 1648 van den Ortus Medecinae verhaalt zijn zoon Frans Mercurius omstandig de ziekte en het laatste levensuur van zijn vader. ‘Incidit genitoris mei obitus in tricesimum Decembris diem anni supra millesimum sexcentesimi quadragesimi quarti, ad vespertinam sextam cum plena adhuc ratione uteretur, priusque omnia ejus sacra solemnia et justa ipsus postulasset nactusque esset.’ Waar gebeurde dit? Al degenen die zich met de zaak bezig hielden, zelfs Des Marez, die nochtans menige dwaling te recht | |||||
[pagina 107]
| |||||
zette, nemen aan dat van Helmont te Vilvoorde overleed. Prof. Vande Velde is de eenige die de zaak in twijfel trekt en Brussel als waarschijnlijk voorsteltGa naar voetnoot(1). Bij gebrek aan de begrafenisakte die noch te Brussel noch te Vilvoorde voorkomt, moeten wij onze toevlucht tot andere gegevens nemen, ten einde zooniet tot de volstrekte zekerheid dan toch tot eene hooge waarschijnlijkheid te geraken. Wij hebben zooeven gezien dat van Helmont zelf slechts van een zevenjarig verblijf (1609-1616) te Vilvoorde gewaagt en dat we hem, begin 1618 en einde 1620 te Brussel gevestigd vinden. Twee jaren later, op 1 Maart 1622, treffen wij hem hier nogmaals aanGa naar voetnoot(2). Het adres van een brief uit Luik luidt als volgt: A Monsieur Monsieur Jean Baptista Helmont, docteur médecin des Sérénissimes AltezesGa naar voetnoot(3) de Brabant à Bruxelles’. Op 13 November 1624 ontvangt hij van prof. Taillart van Leuven een brief, die voor hetgeen onze zaak betreft, bijzonder kostbaar is: ‘Expertissimo consultissimoque viro Domino Domino Joanni Baptistae Helmont medicinae doctori celeberrimo etc. Bruxellae in platea Lovaniensi e regione Stellae aureae. Deze inlichting met degene die wij later zullen vinden “boven den Roskam” laat ons toe te verklaren dat het huis van J.B. van Helmont zich kort bij de vesten, zeggen wij, in de nabijheid van de huidige drukkerij Hayez, 112, Leuvensche straat, bevond. In 1630 werden hem door twee priesters van St. Goedele getuigschriften van goede kerstenheid verstrekt. Het eerste begint aldus: “Ego infrascriptus tamquam Pastor requisitus attestor quod expertissimum dominum Joannem Baptistam ab Helmont medecinae doctorem parochianum nostrae parochiae, multis annis continuo noverim enz. enz. Actum Bruxellae 22 mensis Octobris anno Domini millesimo sexcentesimo et trigesimo (get.) Johannes van Ophem S. Gudulae viceplebanus L.S.” - Het tweede getuigschrift luidt: “Ego infrascriptus testor quod supranominatum dominum Helmontium gravi morbo laborantem aliquoties visitaverim ejusque confes- | |||||
[pagina 108]
| |||||
siones tum exceperim nihilque tum aut alias in ipso notaverim quod fidei catholicae in aliquo contrariatur. Datum Bruxellae 22 Octobris XVIe et trigesimo” (get.) J. van Asseldonck canonicus Sae Gudulae’Ga naar voetnoot(1). Den 3 Maart 1634 wordt van Helmont aangehouden ‘die tertia mensis Martii 1634 Bruxellae coram Rdo Dno Officiali Mechliniensi’. Den 6 Maart wordt hem als gevangenis onder borchtocht van 6000 gulden, het klooster der Minderbroeders in deze stad aangeduid. Maar reeds den 18 van dezelfde maand wordt hem toegestaan in zijn eigen huis gevangen te blijven: ‘permittimus egressum e conventu fratrum minorum ex hoc oppido et reditum ad aedes proprias quas ei assignamus loco carceris’Ga naar voetnoot(2). De suppliek luidde ‘dat den heere Officiaal gelieve hem te permitteren te keeren tot sijnen huyse binnen deselve stadt ende tselve te houden voor plaetse van arrest ofte gevanckenisse’Ga naar voetnoot(3). Den 7 Juli 1635 wordt hem toegelaten zijn huis gedurende enkele stonden te verlaten om eenen zieke te bezoekenGa naar voetnoot(4). Ditzelfde jaar woedt de pest te Brussel. Twee zonen van J.B. van Helmont werden door de vreeselijke kwaal aangetast en bezweken. De arme vader had ze op den buiten willen verzorgen, maar hij mocht helaas de stad niet verlatenGa naar voetnoot(5). Den 26 September 1643 (6 Kal. Octobris 1643) schrijft hij een brief uit Brussel aan Jaspar Uldaricus, baron van Hoensbroeck, commandeur van de Duitsche orde te Gemert, zijn vriendGa naar voetnoot(6). Zooals wij het gezien hebben, sterft hij een goed jaar daarna, zonder dat we hem ooit elders dan te Brussel in zijn huis ‘op den Lovenschen steenweg’ ontmoeten. Meer nog, tien jaren later, | |||||
[pagina 109]
| |||||
einde December sterft zijne weduwe ‘wonende op de Lovenschen wegh boven den Roscam’Ga naar voetnoot(1). Komt het nu niet gansch natuurlijk voor dat Frans Mercurius, waar hij ons zoo nauwkeurig over het uur der dood van zijn vader inlicht, het niet eens noodig acht ons te zeggen dat zulks te Brussel geschiedde? Waar zou het anders gebeurd zijn dan in dat huis waar de familie sedert acht en twintig jaren vertoefde en waar de weduwe nog tien jaren daarna zou verblijven? Het ‘argumentum silentii’ heeft hier eene doorslaande kracht. Het mag dan nog zoo vreemd voorkomen dat er in de parochieregisters van Sinte Goedele niets aangaande het afsterven van dezen grooten Brusselaar te vinden is. Het zou nog veel vreemder mogen schijnen indien hij in Vilvoorde - waar niets zijne aanwezigheid meer sedert acht en twintig jaar verraadt - gestorven ware. Want, het zij terloops gezegd, de parochieregisters werden in het begin der XVIIe eeuw beter in Vilvoorde dan in Brussel bijgehouden. We hebben er hier boven aan herinnerd hoe nauwkeurig de doopakten der kinderen van Helmont tusschen 1611 en 1616 te Vilvoorde aangeteekend werden. De slordigheid der Brusselsche klerken kan bij dezelfde gelegenheid bestatigd worden. We hebben de eigen getuigenis van J.B. van Helmont over het overlijden van twee zijner zonen in 1635. Nu komt er in de begrafenisregisters in 1635 slechts een Jan Hellemont op 16 November voor en het is niet eens zeker dat het hier een zoon van Jan-Baptist geldt. Wat de andere afgestorvene, Leander, betreft, daaromtrent vindt men te Brussel geen spoor. De andere niet bij naam genoemde zoon van Jan-Baptist moet te Brussel tusschen 1617 en 1619 of wel na 1620 geboren zijn. Nu komt hij in geen enkel doopregister voor. Nogmaals een bewijs van slordigheid. Welke waarde kan diensvolgens aan de afwezigheid van de eene of andere aanteekening in de Brusselsche parochieregisters gehecht worden? In zijn hoogergenoemde bijdrage gewaagt Des Marez van eenen grafsteen die vroeger in de Sinte Goedelekerk bestaan zou hebben, doch waarvan ons enkel een teekening met de wapenschilden der van Helmonts en hunne voorzaten en verwanten bewaard bleef. Des Marez veronderstelt dat dit de grafsteen van Jan | |||||
[pagina 110]
| |||||
Baptist van Helmont was. Deze veronderstelling wordt beaamd door het feit dat dezelfde teekening met de wapenschilden volgens dezelfde orde gerangschikt in de uitgave van 1648 op het titelblad van den Ortus Medecinae en ook in de uitgave van 1655 alsmede in den Vlaamschen Dageraad voorkomt. In het midden vindt men de conterfeitsels van Jan Baptist en zijn zoon Frans-Mercurius van Helmont, den schrijver en den uitgever van het boek. Er blijft dus geen twijfel over: de teekening moet wel die van den grafsteen van J.B. van Helmont zijn. Doch waar bevond zich deze? Des Marez zegt in St. Goedelekerk en verwijst naar Hs Goethals 1553 bl. 68 van de Koninklijke Bibliotheek. Nu komen zeker de meeste afbeeldsels van dit handschrift van grafsteenen uit Ste. Goedelekerk voort. Maar er zijn er ook uit andere Brusselsche kerken en zelfs uit andere Brabantsche steden, Leuven, 's Hertogenbosch, enz. Bij bedoelde teekening staat er geen enkele nota, wanneer dit elders doorgaans wel het geval is. De mogelijkheid, we zouden zelfs gaarne zeggen de waarschijnlijkheid bestaat dat deze teekening naar een grafsteen van Sinte Goedele vervaardigd werd: volstrekte zekerheid is er niet.Ga naar voetnoot(1) En nogmaals vindt men in het archief van Ste. Goedele nergens eene melding van de begrafenis in de kerk noch van het plaatsen van dezen steen. Bij zulke gelegenheid werden nochtans gewoonlijk zekere rechten betaald. Indien er hier geen verzuim in 't spel is, moet men wel aannemen dat eene noodlottige samenspanning van omstandigheden den sluier over van Helmont's laatste rustplaats heeft willen werpen. Blijft eene laatste veronderstelling die wij volledigheidshalve willen neerpennen. Het is bekend dat ter gelegenheid van de uitgave van het boek: De magnetica vulnerum curatione, van Helmont bij den geestelijken rechter aangeklaagd werd. De stukken van het proces worden thans nog in het Aartsbisschoppelijk Archief te Mechelen bewaard. Van Helmont won het pleit maar bleef niettemin verdacht. In 1642 was zijn proces te Mechelen nog niet geeindigdGa naar voetnoot(2). Het blijkt dat zijn volledige in eer herstel- | |||||
[pagina 111]
| |||||
ling slechts twee jaar na zijn dood, op aandringen zijner weduwe, door den aartsbisschop verordend werd.Ga naar voetnoot(1). Zou deze blijvende verdenking voor uitwerksel gehad hebben dat zekere vreesachtige kanunniken van Sinte Goedele niets omtrent van Helmonts begrafenis hebben durven boeken? Ik kan het moeilijk aannemen ondanks alle mogelijke distinguo's tusschen forum internum en forum externum. Voor mij is er hier enkel kwestie van nalatigheid. De mogelijkheid blijft overigens niet uitgesloten dat de ontdekking van het eene of andere stuk in het jammer zeer slecht geordend en bewaard archief in de Collegiale kerk zelf het vraagstuk bepaald zal oplossen. Doch uit hetgeen voorafgaat zal men wel de slotsom mogen trekken dat Jan Baptist van Helmont te Brussel op 11 of 12 Januari 1579 geboren werd, dat hij in of kort vóór 1609 trouwde en den 30 December 1644 te Brussel overleed. Derhalve zou het misschien niet onbescheiden zijn de Gemeentebesturen van Brussel en Vilvoorde te verzoeken, de foutieve teksten respectievelijk op het standbeeld en op het huis nr 72 in de Leuvensche straat te verbeteren en wel in den volgenden zin:
|
|