Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1929
(1929)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 499]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over het programma van de Rijks Lagere Normaalscholen
|
1) | het eerste jaar der normaalscholen sluit aan bij het derde studiejaar der middelbare scholen; |
2) | in de drie eerste jaren normaalstudiën der scholen voor onderwijzers staat het peil der algemeene studiën ongeveer gelijk met dat der drie hoogste Grieksch-Latijnsche klassen; de oude talen zijn vervangen door de zielkunde, de opvoedkunde en door vakken, welke van belang zijn voor het onderwijzersberoep; aan de leerlingen- |
onderwijzeressen wordt voortaan minder wiskunde onderwezen daar haar uurrooster lessen in de huishoudkunde bevat; | |||||
3) | het vierde en laatste studiejaar zal een dubbel doel nastreven; het zal
|
||||
4) | in een voorbereidingsklasse zal een aanvullende voorbereiding verstrekt worden aan de leerlingen die uit de lagere 4e graden komen evenals aan die welke, om gelijk welke reden, niet zouden in staat zijn om de lessen van het eerste jaar normaalstudiën te volgen. |
Hierop moet ik eenigen uitleg geven:
1o | In 't programma van 1896 sloot het 1e studiejaar aan bij het volledig programma der lagere scholen. Daar het de meeste onderwijzers, om verschillende redenen, onmogelijk was hun programma volkomen af te werken, gaven zij aan hun leerlingen toekomende normalisten bijzondere lessen, waardoor deze dan meest allen tot de normaalstudies toegelaten werden. Nu is dit uit, want men vraagt van de kandidaten een veel grooter bekwaamheid, al zijn ze, gelijk vroeger, maar 15 jaar oud. |
2o | Wat in verscheiden vakken vroeger op 4 jaar geleerd werd, moet het nu op 3, vermits het 4e alleen aan ambtsvorming dient gewijd. |
3o | Men schijnt hier te willen zeggen dat de normalisten op hetzelfde wetenschappelijk peil kunnen komen als de humaniorastudenten, vermits het aanleeren van de hun eigen vakken niet méér moeilijkheden oplevert dan de studie van de oude talen. Daartusschen toch bestaat er een grondig verschil. Uit hun eigen zijn de talen meestal concreet, terwijl ziel- en opvoedkunde eer abstract zijn. Ziel- en opvoedkunde zijn iets gansch nieuw voor normalisten van 15 jaar, terwijl men in de humaniteiten reeds 3 jaar Latijn en Grieksch geleerd heeft. En waarom moeten de normalisten van het 3e jaar in wetenschap zoo hoog staan als de leerlingen uit de rhetorika? Waarom? Niet voor de lagere school, dunkt me. Of wil men hun misschien den toegang tot de universiteit voorspiegelen?... De leerlingen die daar op uit zijn, zullen zeker weinig of geen lust vinden in het onderwijzen van kleine kinderen, dus het 4e studiejaar verwaarloozen. |
Blz. 24: ‘Om tot het kwijten van die grootsche taak het zijne bij te dragen dient het onderwijs op de normaalschool
1o Zich bij het noodzakelijke te bepalen. Dan komt op blz. 25 de nadere verklaring daarvan, die zoo begint: ‘Er valt niet te ontkennen dat het programma zwaar beladen is met allerlei leerstof.’
Geachte Heeren, mag ik dien zin niet een bedekte bekentenis heeten van de overlading van het programma? En moet het woord zwaar door den opsteller hier geschreven, in den geest der leeraars niet door te zwaar vertaald en begrepen worden?
Niettegenstaande er niet te ontkennen valt dat het programma zwaar beladen is met allerlei leerstof, en door ervaren en vlijtige leeraars algemeen gewenscht werd dat de overheid het programma wiskunde, die nachtmerrie van minder begaafden en zoo zeer door de verordening van '23 verzwaard, nu toch eenigszins zou besnoeien, zegt men koelweg op blz. 61: Nu het programma wiskunde eenigszins uitgebreid wordt... En ja, men heeft nog stof bijgevoegd in rekenkunde, in algebra, en in meetkunde. En, wat zeker de moeilijkheid merkelijk vergroot, de stof die in '23 over 4 jaar verdeeld was, is het nu op 3 jaar, terwijl de driehoeksmeting, die in '23 in het 4e jaar stond, nu naar het 2e verplaatst wordt, dus 2 jaar vroeger, dus voor leerlingen die 2 jaar jonger zijn.
Nog erger, de beredeneerde rekenkunde is leerstof alleen voor het voorbereidend en het 1e jaar, dus voor jongens van 14 en 15 jaar, op welken ouderdom men, volgens de zielkunde, maar begint te redeneeren. Hoeveel normalisten begrijpen de hun daarover gegeven lessen? 't Is een ernstig onderzoek waard!
En hoort nu hoe men dit zoo uitgebreid programma tracht te wettigen. Ge kunt het vinden op blz. 62.
De onderwijzer moet enkel het aanvankelijkste deel van de wiskunde op de lagere school onderwijzen. Doch dit onderwijs zal dan alleen al zijn vruchten afwerpen zoo het de kinderen er toe voorbereidt om later een meer uitgebreid onderwijs te genieten. Het is ook van belang dat de onderwijzer zich nauwkeurig rekenschap geve van het logisch verband tusschen de lagere wiskunde en de hoogere wiskunde; daartoe moet hij deze laatste bestudeerd hebben en dat is het doel van het hiernavolgende leerplan; hij moet echter vooral opgeleid worden tot het aanwenden der verschillende wiskundige methodes en dat is het doel van gansch de wiskundige opleiding op de normaalschool. Hier spreekt zeker een specialist die alles in zijn vak voor noodzakelijk aanziet!
Nu op blz. 25: Er valt niet te ontkennen, dat het programma zwaar beladen is met allerlei leerstof; daarom is het plicht voor de leeraars het door een oordeelkundige opvatting te verlichten. Zij dienen zich dan ook stipt te houden aan de gegevens van het leerplan, klaarte te doen heerschen in de uiteenzetting, en soberheid in de keuze der feiten. Alleen bij de hoogst belangrijke punten blijven staan; ze in logische orde voorstellen, zonder overbodige bijzonderheden of commentaren; ze toelichten door kenmerkende eigenaardigheden; hun de noodige stuwkracht geven door een expressieve taal; dat zijn de middelen waardoor de leeraars de studiën degelijk en betrekkelijk gemakkelijkGa naar voetnoot(1) zullen maken.
De leeraars moeten zich tot het noodzakelijke bepalen en het programma door een oordeelkundige opvatting verlichten. Maar wat is het noodzakelijke voor leeraar niet alleen, maar ook voor inspecteur? Zal hun beider oordeelkundige opvatting gelijk zijn?... Want ik heb nog weten gebeuren dat een inspecteur onze leerlingen ondervroeg over punten die uitdrukkelijk buiten het toen gevolgde programma vielen. En wat gebeurt er dan?
Om geen tweede maal met beschaamde kaken te staan, legt de leeraar voortaan wijd en breed uit wat hij vroeger voor bijkomstig hield.
En nu is er daar veel meer gevaar voor dan eertijds. Het getal inspecteurs, vroeger 5, is nu tot 9 geklommen: 1 voor 't Nederlandsch, 1 voor 't Fransch, 1 voor opvoedkunde, 1 voor wiskunde, 1 voor muziek, 1 voor natuurkunde, 1 voor gymnastiek, 1 voor teekenen en handenarbeid, 1 voor aardrijkskunde en geschiedenis.
Hoe grooter het getal speciale inspecteurs, hoe scherper zeker het toezicht over de verschillende vakken, maar natuurlijk ook hoe menigvuldiger en dringender de aansporingen om alles goed aan te leeren. En zal door die specialisten ook niet menige bijkomstigheid voor noodzakelijk gerekend worden? Zullen die specialisten den leeraar helpen om het programma te verlichten? Een wijze inspecteur is hij die weet hoevelen er onder de kweekelingen onvoldoende voorbereid zijn tot de stof van het programma; die weet hoe onrijp hun geest is, zelfs in het 4e jaarGa naar voetnoot(2); die weet hoe zwaar hun dagen zijn; die weet dat onder de normalisten het
getal hoogvliegers, gelijk in alle onderwijs, zeer gering is; hij vooral die goed weet wat er in 't programma der normaalschool rechtstreeks of onrechtstreeks dienstig zal zijn voor de lagere school.
Hier herinner ik mij wat een inspecteur, die noch onze taal, noch onze Vl. onderwijzers kende, mij ernstig zeide: M. le Professeur, il faut insister beaucoup sur la nécessité du français, car, après leur examen, tous vos élèves liront les grands écrivains du XVIIe siècle. Op dat verbluffend gezegde heb ik niet geantwoord, maar ik dacht: Zou er op 1000 Vl. onderwijzers wel 1 te vinden zijn die doet wat de inspecteur als regel aangeeft?
Men zal dus, denk ik, de leerstof niet veel durven verlichten. En het programma dat zeer uitgebreid blijft, zelfs als men het merkelijk zou verlichten, zal nooit geheel kunnen afgewerkt worden.
Waarom?
1o | Omdat de actieve methode, die met volle reden aanbevolen wordt, veel meer tijd vraagt dan de expositieve, die weer met volle reden alleen als een uitzondering mag gevolgd worden. |
2o | Omdat de leeraar vertrouwd dient te zijn, zooals het Reglement zegt, met de opvoedende waarde en de methodiek der vakken die hij onderwijst, alsook met de voorschriften van het leerplan der lagere scholen in die vakken. Hij zal dus in veel lessen het oog moeten hebben op de lagere school en al wat hij ervan zal zeggen, zal den gang van zijn lessen verlengen, dus vertragen. |
3o | Omdat ik lees onder aan den uurrooster, blz. 22: |
In de Vlaamsche Rijkslagere normaalscholen, alsook in de provinciale, gemeentelijke en vrije normaalscholen waar het Nederlandsch tot voertaal van heel het onderricht dient, wordt, ten einde de practische kennis der tweede landstaal te bevorderen, wekelijks, in elk studiejaar, een uur - of twee halve uren - besteed aan het herhalen in die taal, door leeraars en leerlingen, van de aangeleerde stof in de geschiedenis en in de opvoedkunde.
Die herhaling zal eer ten bate komen van de Fransche taal dan van beide vakken en belemmerend werken op 't volkomen uitvoeren van 't programma.
En 4o, al weet het iedereen, toch is 't goed er aan te herinneren, een schooljaar is kort en, volgens het hoofdstuk Vacantie en Verlofdagen van het nu nog in gebruik zijnde Reglement van '23, blz. 159, bestaat het schooljaar enkel uit 207 volle dagen, waarvan ik dan
nog de lessen zou moeten afrekenen die wegvallen bij een bezoek van de inspecteurs en onder de examendagen.
't Is waarlijk geen vermetel oordeel te denken dat er in verscheiden vakken, met 1 Augustus, veel op 't programma zal staan waarvan in de klas geen sprake was en ook geen zijn kon.
Het is dan ook niet overbodig dat het Reglement herhaaldelijk er tegen waarschuwt buiten het programma te gaan. Gelukkig de Normaalschool waar geen enkele leeraar lust voelt om zich daaraan te bezondigen!!
Zeker nuttig kunnen de vergaderingen zijn van het onderwijzend personeel en van de studiemeesters, waar het Reglement op blz. 27 over handelt. Ze zijn zelfs onmisbaar in de normaalschool waarvan de leeraars niet onder een zelfde dak wonen en waarvan de onderlinge betrekkingen dus zeldzaam zijn. Onder de voordeelen die deze vergaderingen opleveren, haalt het Reglement met veel reden het volgende aan:... door de opmerkingen der studiemeesters over de vlijt der leerlingen in te winnen, zullen de leeraars alras voelen of er geen wanverhouding bestaat tusschen den arbeid dien ze van de jongelieden eischen en den tijd waarover dezen beschikken, en of de te leeren lessen en het te maken werk geëvenredigd zijn aan de belangrijkheid der verschillende leervakken. En dikwijls zullen veel leeraars in stilte het dubbel aangehaalde euvel moeten bekennen; maar, zullen zij denken, het moet zoo, anders blijven wij achteruit bij ons programma!
Op blz. 24 en 25: Om tot het kwijten van die grootsche taak het zijne bij te dragen dient het onderwijs op de normaalschool
1o | |
2o | De leerlingen er toe te nopen flink mee te werken aan hun eigen vorming. |
Tot die medewerking wordt de leerling reeds genoopt door de actieve methode in de klassen; maar nog nuttiger, ook in andere opzichten, is hierin het werk dat de leerling persoonlijk, zelfstandig verricht. En dit gebeurt onder de studie-uren. Want, zegt het Reglement op blz. 25, onder de studie-uren mogen de leerlingen zich enkel onledig houden met persoonlijken arbeid, die initiatief en geestesinspanning vergt, als schrijftelijk werk, voorbereiding van lessen, allerlei toepassingen, enz.
En nu komt natuurlijk de vraag over hoeveel studie-uren de kweekelingen beschikken.
Uit den uurrooster dien ik hierachter als aanhangsel mededeel, blijkt dat wekelijks het 1e j. 32 ½ uren, het 2e 33 ½, het 3e 33 ½ en het 4e 28 uren klas heeft. En 't zijn hier lessen van ten minste 55 min. (blz. 155, '23) want, staat er nog op blz. 150, de lessen beginnen en eindigen stipt op de uren op de tafel van werkzaamheden aangeduid.
In acht nemende dat de lessen heel den Zondag en 's Donderdags namiddag geschorst zijn, bevinden wij dat de leeraars per week over 5 ½ dagen beschikken om de hun opgelegde lessen te geven, wat voor ieder vollen dag, b.v. in het 2e jaar, 6 lessen en voor een halven dag 3 ½ uren bedraagt.
Volgens de tijdverdeeling ('23, art. 50), die ik als 2e aanhangsel geef, worden er voor elk studiejaar 4 klassen achtereen gegeven, van 7.45 - 945 en van 10-12, met er tusschen een korten speeltijd van 9.45-10.
Ook al schikt men de lessen zóó dat de twee laatste minder inspanning vragen dan de 2 eerste, toch ben ik er zeker van dat veel leerlingen, al zijn ze door den korten speeltijd wat opgefrischt, vóór 't einde van de 4 lessen vermoeid van geest zijn, verstrooid luisteren en misschien de orde storen.
Ik zeg minder inspanning, want ook in een les b.v. van gymnastiek is er aandacht, dus inspanning noodig. Alles immers geschiedt hier op commando en niet volgens eigen keus: de oefening, het begin, het tempo en het einde ervan.
Nog volgens de tijdverdeeling hebben de leerlingen in 't geheel 5 uren voor de eetmalen en den speeltijd; zij slapen van 9-5½; en van 5½ tot 6 hebben zij zich aan te kleeden, hun bed op te maken en hun slaapvertrek behoorlijk te onderhouden. Zoodat zij eigenlijk per dag 10 uren wijden aan het leeren, waarvan er 6 door de lessen ingenomen worden en er maar 4 uren voor persoonlijke studie overschieten.
Ik zeg maar 4 uren; want wat hebben de leerlingen gedurende dien tijd te doen?
Zij hebben 4 lessen te herhalen en evenveel voor te bereiden. Ik tel er hier enkel 4 per dag, omdat van de 33½ uren les er een 10-tal zijn die noch voorbereid, noch herhaald dienen te worden, namelijk, die van handenarbeid (2), van teekenen (2), van gymnastiek (2), van spelen en sporten(2), van muziek en samenzang (2).
Onder die 4 uren hebben zij bovendien dikwijls een taal-
oefening in het Nederlandsch en een in 't Fransch te maken. En ieder weet dat, als het een opstel is, dit in 2 uren niet kan gemaakt en overgeschreven worden.
Zij hebben nog daarbij wiskundige vragen op te lossen. En voor de talrijke minder begaafden in het vak is dit heel dikwijls een tijdroovende bezigheid.
Er is meermaals in het reglement sprake van documentatie, die toch gedeeltelijk in de studie moet gebeuren. Dan ook moeten zij soms een geheugenoefening leeren, als er iets op te zeggen valt; soms nog een letterkundige ontleding of een verslag over een wandeling maken en hun spreekbeurt voorbereiden. Dagelijks nog, denk ik, hebben zij een korte vrije lezingGa naar voetnoot(1).
Zijn de 4 uren studie voldoende om al die werken met de noodige zorg te verrichten? Op die vraag kan ik met den besten wil niet bevestigend antwoorden.
De schriftelijke toepassingen, staat er op blz. 27, hebben ten doel, de door den leerling opgedane kennis na te gaan en te doen verwerken. Door die oefening vooral, raakt de kweekeling slaags met de te overwinnen moeilijkheden, is hij bijzonder genoopt tot geestesinspanning en geeft hij de maat van zijn verstandelijke middelen.
Maar al die oefeningen zullen nog niet de helft van de opgesomde voordeelen opbrengen, omdat de normalist niet over den er toe noodigen tijd beschikt. Hoe eer gedaan, hoe beter, zal menigeen zeggen, om spoedig ander werken aan te vangen. Hij zal o.a. zijn steloefening inkorten en het lezen van een boek voor tijdverlies aanzien.
Er staan veel, zeer veel wijze voorschriften en raadgevingen in de inleidende nota en in de methodologie van ieder vak. En daarom ben ik er over verbaasd de herhaling bijna niet vernoemd te zien. Men doet er wel aan tegen het louter van buiten leeren te waarschuwen. Toch zijn er bijzonderheden die, ook na uitgelegd en begrepen te zijn, van buiten dienen geleerd, zooals datums, historische en aardrijkskundige namen, formulen van scheikunde, bepalingen in sommige vakken en de volgorde van zekere stellingen in de wiskunde. Dan, ieder les, in de klas uitgelegd, dient daarna door den leerling aandachtig overwogen. Opgieten en inslikken is
bij 't eten niet voldoende; de maag moet werken en de spijs tot voedsel kneden. Zoo ook in de studie: het werk van de maag wordt hier voor een groot deel door de herhaling verricht. Nog meer, de herhaling, verstandig gedaan, opent nieuwe uitzichten; terwijl voor den leerling die los en haastig niet anders dan de woorden van den leeraar herdenkt, de les niet veel meer is dan een geheugenoefening, die spoedig verzwindt. Alle les, ook ten beste verklaard en begrepen, dringt maar door en kleeft maar vast in de maat dat de leerling er zich voor inspant.
Daar men van dag tot dag in de vakken vordert, zal ook de herhaling van langeren duur worden, want een les is maar een deelken'van een geheel, en 't is noodig, tot het beter begrijpen van het vak en tot voldoening van den geest, dat er verband tusschen de lessen gelegd en er de samenvatting van gegeven worde. Ook als de leeraar in de klas daarover sprak, mag de leerling, hier nog minder dan bij afzonderlijke lessen, zich van de herhaling ontslagen meenen. Maar de stof er van groeit van dag tot dag en eischt dus gedurig meer tijd, zelfs meer dan de 4 uren waar hij dagelijks over beschikt!!
En dan kunnen de kweekelingen nog, als zij 't begeeren, de beginselen van Duitsch en Engelsch aanleeren!!! Maar wanneer zullen ze daar den tijd toe vinden? Niet onder den speeltijd, want het Reglement wil dit niet. Wanneer dan? Ten koste van de noodzakelijke oefeningen waar ze reeds te weinig tijd voor hebben.
Mijn besluit.
Het programma der normaalscholen van 1923 werd door ervaren leden van het personeel te zwaar geacht; met meer reden dus moet het programma van 1926 overladen heeten.
1o | Omdat het de leerstof van 1923 nog vermeerdert; |
2o | Omdat het de leerstof die vroeger over 4 jaar verdeeld was, op 3 jaar doet verwerken; |
3o | Omdat, ten gevolge daarvan, de normalisten één, soms 2 jaar jonger zijn, en men dus geen rekening heeft gehouden met den ouderdom, die een belangrijke factor is in de ontwikkeling, niet alleen van het lichaam, maar ook van den geest. |
Dat het programma overladen is, blijkt nog uit de volgende bevindingen, die wij haalden uit den tekst zelf van het programma.
1o | De opstellers zelf zijn er van overtuigd. Want zij noemen |
het programma zwaar beladen, zij waarschuwen herhaaldelijk de leeraars het niet uit te breiden, maar noemen het hun plicht het te verlichten. 't Is zooveel alsof zij zeiden: Doet er niets bij, want er is al stof te veel; doet er liever af!
Wij hebben bewezen dat van die verlichting weinig in huis zal komen, ten gevolge o.a. van de vermenigvuldiging der speciale inspecteurs. |
|
2o | Men vraagt, zonder voldoende reden, naar ik meen, van den normalist uit het 3e studiejaar dezelfde kennis als die men van een leerling uit de rhetorika verwachten mag. |
3o | De uitgebreidheid van de leerstof vereischt zoo buitengewoon veel klassen dat er de leerlingen veel te weinig tijd overblijft om zelfstandig te werken en de noodige herhalingen te doenGa naar voetnoot(1). |
4o | De leeraars die de goede methodes volgen, kunnen, niettegenstaande hun menigvuldige klassen, in veel vakken hun programma niet afwerken. |
Dringend vraag ik aan de Overheid medelijden te hebben én met de leeraars én met de leerlingen die dagelijks zulke overzware karre vooruit te trekken hebben. Want wat zal het gevolg zijn van zulk programma?
1o | De ernstige leerlingen, die zich alle dagen toeleggen en zich op menigen avond vermoeid en suf voelen, krijgen stilaan, bij gebrek aan voldoende verstandelijk genot, een afkeer van de studie en van het leven aan de normaalschool. |
2o | De minder ernstige door het vele dat zij gezien en gehoord hebben, denken dat zij groote geleerden zijn, en zullen zich in de wereld bespottelijk maken door hun waanwijsheid. |
LEERVAKKEN | UURROOSTER | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Normaalscholen voor onderwijzers | Normaalscholen voor onderwijzeressen | |||||||||
Voorb. afd. | 1e j.N. | 2e j.N. | 3e j.N. | 4e j.N. | Voorb. afd. | 1e j.N. | 2e j.N. | 3e j.N. | 4e j.N. | |
Godsdienst en zedenleer of Zedenleer en staatsburgerlijk onderwijs | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Opvoedkunde: | ||||||||||
Theorie | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | ||||
Modellessen | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||||
Didactische lessen | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||||
Practische lessenGa naar voetnoot(1) | 4 | 4 | ||||||||
Moedertaal | 5 | 5 | 5 | 4 | 3 | 5 | 5 | 5 | 4 | 3 |
Tweede taal | 4 | 4 | 4 | 3 | 3 | 4 | 4 | 4 | 3 | 3 |
Schrift | ½ | ½ | ½ | ½ | ½ | ½ | ||||
Wiskunde | 5 | 4 | 3 | 3 | { 1 | 4 | 3 | 2 | 2 | { 1 |
Handelswetenschappen | 1 | { 1 | 1 | { 1 | ||||||
Natuurkundige en natuurwetenschappen. | 3 | 2 | 2 | 1 | 3 | 2 | 2 | { 1 | ||
Landbouwkunde | 2 | 1 | 1 | { 1 | ||||||
Gezondheidsleer | 1 | 1 | 1 | |||||||
Huishoudkunde en huishoudelijke technologie. | 1 | 1 | 1 | 2 | 2 | |||||
Aardrijkskunde. | 1 | 1 | 1 | 1 | { 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | { 1 |
Geschiedenis | 2 | 2 | 2 | 2 | { 1 | 2 | 2 | 2 | 2 | { 1 |
Handenarbeid en vrouwelijke handwerken | 2 | 2 | 2 | 1½ | 2 | 2 | 2 | 2 | 1½ | 2 |
Teekenen | 2 | 2 | 2 | 1½ | 1 | 2 | 2 | 2 | 1½ | 1 |
Gymnastiek | 2 | 2 | 2 | 2½ | { 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | { 2 |
Spelen en sportenGa naar voetnoot(2) | 2 | 2 | 2 | 2 | { 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | { 2 |
Muziek | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
SamenzangGa naar voetnoot(3) | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | ||
Aanvullingsoefeningen | 2 | 2 | 3 | 2 | 2 | 3 | ||||
_____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | |
Totalen | 32½ | 32½ | 33½ | 33½ | 28 | 32½ | 32½ | 33½ | 34 | 29 |
De tijd wordt verdeeld als volgt:
Lagere normaalscholen en normaalafdeelingen voor bewaarschoolonderwijs (kostscholen):
a) | Voor de gewone dagen:
|
|||||||||||||
b) | 's Zondags:
|
- voetnoot(1)
- Men leze liever: minder moeilijk.
- voetnoot(2)
- Men leze hun verhandelingen en de verslagen van de schiftingscommissie.
- voetnoot(1)
- In het reglement wordt er uitdrukkelijk alleen gesproken van de aanbevolen lectuur, die, samen met de briefwisseling, 's Zondags gebeurt.
- voetnoot(1)
- Zelfs de leerlingen van het 4de jaar hebben geen studie-uren genoeg, al hebben zij wekelijks maar 28 uren klas. Want zij moeten zeer veel tijd besteden aan 't bereiden van hun lessen in de oefenschool.
- voetnoot(1)
- Voor de practische lessen zal ieder leerling 2 uren besteden aan het geven van 4 lessen van een halfuur in de klassen der oefenschool en 2 uren aan het opstellen van beredeneerde voorbereidingen van lessen. (Zie bladz. 42 C. en D.).
- voetnoot(2)
- Voor spelen en sporten mogen twee klassen samengevoegd worden.
- voetnoot(3)
- Voor den samenzang zullen het 1e en het 2e jaar normaalstudiƫn samengevoegd worden, evenals het 3e en het 4e jaar.
N.B. - In de Vlaamsche Rijkslagere normaalscholen, alsook in de provinciale, gemeentelijke en vrije normaalscholen waar het Nederlandsch tot voertaal van heel het onderricht dient, wordt, ten einde de practische kennis der tweede landstaal te bevorderen, wekelijks, in elk studiejaar, een uur - of twee halve uren, - besteed aan het herhalen in die taal, door leeraars en leerlingen, van de aangeleerde stof in de geschiedenis en in de opvoedkunde.
Wordt per half uur herhaald, zoo neemt men dit half uur wekelijks op een wekelijksch uur aan Fransche herhaling gewijd.
Leeraars en leerlingen bezigen ook het Fransch gedurende een der twee wekelijksche lesuren in handenarbeid, in teekenen en in turnen.