Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1928
(1928)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 986]
| |||||
Stichtelijck ende Vermakelijck Proces tusschen drij Edellieden, zijnde Gebroeders
| |||||
[pagina 987]
| |||||
Er bestaan twee Noord-Nederlandsche drukken van het Proces der drie gebroeders, een, van 1634 en een van 1640Ga naar voetnoot(1). Beide zijn dus ouder dan de uitgave van J. Mommaert, die in 1658 verscheen. Ziehier den volledigen titel van die twee oudere Hollandsche uitgaven:
Volgens de aanduidingen op het titelblad van 1640, schijnt de auteur van deze Nederlandsche bewerking de drukker Isaac Burchoorn te zijn. En als wij nu bij Frederiks en Vanden Brande op dien naam zoeken, dan vinden wij daar inderdaad onder zijn werken opgenoemd: Vermaeckelick proces van drie Edellieden, zynde gebroeders (Amsterdam, 1640)Ga naar voetnoot(4). De uitgevers van het Nederl. Biographisch Woordenboek schrijven dus het zelfde werk aan twee verschillende auteurs toe, eens aan Mommaert en eens aan Burchoorn. De tekst zooals J. Mommaert hem drukte in 1658 komt bijna woordelijk overeen met dien van de twee uitgaven van I. Burchoorn, en het is stellig de druk van 1640, dien J. Mommaert | |||||
[pagina 988]
| |||||
heeft gevolgd, vermits eerst daar het oordeels-bedenken en de verzen voorkomen, insgelijks door J. Mommaert overgenomen. Er is wel eenig verschil tusschen Mommaert's tekst en dien van Burchoorn, doch het beperkt zich tot spelling en woordkeuze en hier en daar eenige aanvullingen, waarmede Mommaert de stof een meer Brabantsch tintje geeft. Bij Mommaert komen er minder bastaardwoorden voor en wordt de spelling gewijzigd om ze wat dichter te brengen tot de in het Zuiden gebruikelijke, nog wat archaïstisch gebleven spelling. Alleen voor den linguist hebben deze afwijkingen eenige waarde. Wat de aanvullingen betreft, willen wij alleen op een paar voorbeelden wijzen. Daar waar Burchoorn b.v. drukt (Uitg. 1640 p. 14): ‘Ick swijge noch de groote commoditeyt die wij trecken uyt het drincken van veelderley uyt-heemsche ende binnelandtsche Bieren, die somtijts, mits de veranderingen soo aengenaem zijn als eenighe wynen...’, geeft Mommaerts het volgende (Uitg. Seven Sinjoren, p. 24): ‘Ick swyghe noch de groote commoditeyt die wy trecken uyt het drinken van veelderleye uyt-heymsche ende binnelandsche Bieren; namentlyck Antwerpsche, Mechelsche, Bredaelsche, het wél-voedende Diesters-bier, het af-dryvende Leuvensch-bier, het verkoelende Lubs-bier, Bruynswycker Mom, Engelsbier, Alssem ende Kriecken-bier, ende het lecker delicaet Koeckelberghs-bier; die somtijds, mits de veranderinghen, soo aenghenaem zyn om drincken als eenighe wynen’. Op een andere plaats lezen wij bij Burchoorn (Uitg. 1640 p. 44): ‘Ick en hate daerom niet meer int Verkeeren, dan dat het my te lange duyrt. Het Ticktacken heeft al mede syn gratie, al wert het by velen veracht, namentlyck Groot Ticktacken, 't welck ick eerst in Vranckrijck geleert, en mijne Meesters rijckelick betaelt hebbe van hare moeyten!’ Mommaert neemt den zelfden tekst over, doch voegt er de localiseerende bijzonderheid bij, die wij cursief drukken: ‘Ick en hate daerom niet meer het Verkeeren, dan het mij te langh duert. Het Tic-tacken heeft al mede syn gratie, (al wordt het by vele veracht) namentlyk den Naemschen Tick Tack, die nu tot Brussel van de principaelste Liefhebbers meesten-deel ghespeelt wordt; en 't groot Ticktacken, 't welck ick eerst in Vranckryck geleert, ende myne Meesters ryckelyck betaelt hebbe van hunne moeyven...’ (p. 71) Al die afwijkingen zijn van ondergeschikt belang. De tekst, die Mommaert geeft, is in hoofdzaak die van Burchoorn. | |||||
[pagina 989]
| |||||
De Brusselsche drukker heeft dus den tekst van het Proces der drie Gebroeders eenvoudig uit Holland overhaald en eenigszins naar Brabantschen smaak gewijzigd. Het blijkt nu wel, dat Mommaert nog meer op deze manier te werk ging. In het Brabands Nachtegaelken wezen wij ter loops op een anoniem liedje, dat eenvoudig Bredero's O Jannetje, myn soete bek is. Dr. Paul de Keyser, docent aan de Gentsche. Hoogeschool, heeft het Nachtegaelken aan een systematisch onderzoek onderworpen en vond daar nog verscheidene liederen zonder onderteekening, die aan J. Starter en Hooft ontleend zijnGa naar voetnoot(1). Zoodanig, dat ook daar aan Mommaert een en ander kon toegeschreven worden wat hem feitelijk niet behoort. Er bestaat een derde Hollandsche uitgave van het Proces, doch uit later tijd. De volledige titel luidt als volgt: Het / leerzaam ende vermakelyk / Proces / tusschen Drie / Broeders,/ den eenen een Dronckaert, / tweeden een hoereerder, / derden een speelder./ Dat wie bevonden zal worden van die drie Gebreken het / kleinste begaan te hebben, het meeste Erven zal van / des Ouders na gelaten Goederen, volgens het / Testament, gevonden by het Overlijden van /haaren Vader/, den Heere/ M.P.V.O. Waar in een ieder voor zij zelven de geringheid van zyn Gebrek en de grootheid van dat van zynen Broeder tragt aan te toonen, zo uit Geestelyke, Waereldlyke, als Regtsgeleerde Schryvers. Met het daar op geweezene Vonnis. Zynde agter 't zelve gevoegt, den Lof van Dronken Drinken door H. Rulant. (t' Amsterdam, By de Wed. Jacobus van Egmont, op de Reguliers Breestraat, 1738)Ga naar voetnoot(2). Deze uitgave is, behalve de versjes, die van een andere hand zijn, een herdruk van de uitgave van Burchoorn (1640). De enkele aanvullingen uit de Mommaert-uitgave zijn hier niet te vinden. Als aanvulling van de bibliographie over het Proces der drie Gebroeders acht ik het wenschelijk om hierbij nog den tekst te voegen van een lied, dat hetzelfde onderwerp behandelt en waarop mij gewezen werd door Dr. P. De Keyser, docent aan de Gentsche Hoogeschool. Het gedicht komt voor in Thirsis Minnewit (Amsterdam, wed. Jacobus van Egmont, 1730. II, blz. 84). | |||||
[pagina 990]
| |||||
Zang Tusschen een Dronkaard, Minnaar en Dobbelaar.Vois: Ei staa wat goelyk Meisje etc.
Dronkaard.
Nu weêr eens fris gedronken;
Van deeze klare Wyn,
Laat de Pedanten ronken,
Terwyl wy vrolyk zyn.
Vrouw Venus krans moet zwichten,
Voor Liebers Duivekroon
Sa! wilt den Beeker lichten,
Gans bloed die Wyn smaakt schoon.
Minnaar.
Ga naar margenoot+ Weg Bromius! uw grillen,
Belachen wy ter sluik;
Wy kiezen Venus billen,
En Elpenbeene buik.
Gy, en Zileen, moet zwigten,
Voor Venus en haar Zoon.
Als wij haar kleet aflichten,
Wat preikt haar Boezem schoon
Dobbelaar.
Laat ons de Beentjes roeren,
Met passedies of vaa;
Want Venus met haar Hoeren,
Verschaft maar dubble schaa.
Weg Dronkaards, gy moet zwichten,
't Verkeerdbord spand de kroon;
Als wy den elboog lichten,
Gans bloed, wat gaat dat schoon.
| |||||
[pagina 991]
| |||||
Dronkaard.
Vul weder de Bokaalen,
De Wyn verheugt ons hart;
Wanneer wij adem haalen,
In 't glas, verdwynt de smart.
Sa wakker, leeg den Beeker,
De wyn kan ons behoên,
Voor Docter en Apteeker,
Hei lêeg is myn klaroen.
Minnaar.
Ja, zwem vry onbedachten,
In eene zee van wyn,
Ga naar margenoot+ Of Dobbel alle nachten,
Tot dat gy kaal zult zyn;
Licht gy vernoegt den Beeker,
Vrouw Venus kan ons hoên,
Voor Docter en Apteeker,
Wy schuwen uw klaroen.
Dobbelaar.
Verworg u in de lokken
Van Venus, die u trekt,
En met haar muffe rokken,
Een schat van qualen dekt;
Of licht vernoegt den Beeker,
De Taarling kan ons hoên,
Voor Docter en Apteeker,
Weg Min, weg zwelg klaroen.
Dronkaard.
De Wyn versterkt de zinnen,
Wat heeft men van het spel?
En van 't verwyfde minnen?
Niet anders dan gekwel:
Vrouw Venus, doet elk dwaalen,
Het spel, maakt ryken arm,
De Wyn maakt door haar straalen,
Bevrooze Zielen warm.
| |||||
[pagina 992]
| |||||
Minnaar.
Vrouw Venus doet ons leeven,
't Spel maakt ons leevend dood;
Wat kan ons Bachus geeven,
Die ons van brein ontbloot?
Wie kan Dronkaarts bepaalen?
Ga naar margenoot+ Het spel baart steeds allarm;
Vrouw Venus rijk van straalen,
Maakt koude Zielen warm.
Dobbelaar.
Drank, maakt van wyze gekken,
En Venus knaagt 't gebeent,
't Spel, kan 't Verstand opwekken,
Als 't zich met lust vereent.
Wie kan de Min bepaalen?
De Dronk baart steeds allarm.
't Spel, overtreft de straalen
Van Venus, geil en warm.
Alle drie te gelijk, de vier / eerste regels.
Waar toe dat wy dus schelden?
Kom, laat ons vrolyk zyn,
Wy zyn doch alle helden;
In Spel, in Min, en Wyn,
Dr. De Wyn kan my bekooren.
Min. De Min vernoegt myn hart.
Dob. Ik moet de Taarling hooren.
Dob. Het Spel, }verband de smart.
Min. De Min, }verband de smart.
Dr. De Wyn, }verband de smart.
|
|