Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1928
(1928)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 865]
| |
Een paar onuitgegeven brieven over Jan Palfijn
| |
[pagina 866]
| |
Bergh: Hij zal alles doen wat in zijn macht ligt om die verhooging te doen aanvaarden. Daar hij destijds als schepene met het toezicht en het beheer van den Geneesdienst belast geweest was, is hij bewust van het nut der lessen van osteologie van Palfijn. Maar de vraag van Palfijn ontmoet een grooten tegenstand in het magistraat, zelfs onder de weldenkendenGa naar voetnoot(1), omdat deze het nut van die lessen niet beseffen. In zijne hoedanigheid van oppersten beheerder van den Geneesdienst (premier directeur de la Médecine), heeft hij dikwijls de lessen van Palfijn bijgewoond ‘pour y establir le respect et le bon ordre qu'il jugeoit que l'on devoit à un prélecteur comme luy’. Dit schijnt te wijzen op ruststoring die in de lessen van Palfijn door kwaadwilligen zou veroorzaakt geweest zijn. Verders voegt Stallins erbij, dat, vijf of zes jaar geleden, Palfijn de bedoelde verhooging reeds zou gevraagd hebben, maar dat ze afgewezen geweest was, ondanks al zijn pogingen. Thans hoopt hij echter te slagen. Het volgende jaar, den 20 November 1714, schrijft Johan van den Bergh een nieuwen brief wegens Palfijn aan schepene Stallins. Deze beantwoordt hem den 26 November daaropvolgende. Het was ter gelegenheid van de aanbieding door Palfijn, aan het Gentsch magistraat, van de vertaling van zijn boek De l'anatomie de l'oeil et autres (sic) maladies d'icelluy. Ziehier wat Stallins ons daarover verhaalt: ‘Je me suis rendu pour cet effect en nostre college ce matin, et quoy que quelques esprits bourus y méprisoient son ouvrage, peut estre par ignorance, la résolution toutefois, à la pluralité d'une seule voix, a porté de le louer de son travail, de l'en remercier et de le gratifier d'une somme de 150 fl. pour l'encourager encores dans la suitte à ne demeurer pas dans la crasse oisiveté, comme font la pluspart de nos maistres d'icy’. Wij vernemen door denzelfden brief dat, vóór eenige jaren, Palfijn een eerste toelage van 150 gulden bekomen had, toen hij aan het magistraat zijn Traité d'ostéologie aangeboden had. De hierboven aangehaalde brieven schijnen mij vooral belangrijk voor de kennis van het intellectueel milieu met hetwelk Palfijn te doen had. En ik denk dat mijn mededeeling, uit dat oogpunt, welkom zal zijn bij degenen die belang stellen in de geschiedenis der Wetenschap in ons Land. |
|