Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1928
(1928)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 465]
| |
Bijdrage tot de kennis van den toestand van het Hooger Onderwijs in België in het midden der XVIe Eeuw
| |
[pagina 466]
| |
vensche Universiteit tijdens de eerste jaren der regeering van Philips II zullen werpen. Het eerste dagteekent van het jaar 1557 en bedoelt de inrichting van twee voorname dagelijksche lessen in de faculteit van geneeskunde door het Gemeentebestuur. Ziehier, kort en bondig, de bijzonderste door den Magistraat gestelde voorwaarden: Iedere les duurt een uur. Alle acht of veertien dagen, zal er tusschen de studenten, onder voorzitterschap van een der legenten, en met de medehulp van den andere, over hetgeen in de voorgaande week gelezen werd, geredetwist worden. Deze discussie moet hoffelijk zijn. De legenten zullen er voor zorgen dat ‘egeene turbatien, twiste oft schandalizatie en gebeure ende dat de eere van de schole ende minne ende vriendschap worde geobserveert.’ Eene dagelijksche les, dat wil nu precies niet zeggen alle dagen van de week. Men weet dat er vroeger veel meer heilige- of geboden feestdagen bestonden dan nu. In deze gebenedijde tijden, waar het ‘week-end’ gebruik ons van lieverlede naar terugbrengt, viel er ten minste een heilige dag per week, buiten den Zondag. Indien er bij uitzondering in de week geen feestdag voorkwam, dan ging men met verlof des Donderdags. Men had buitendien vacantie van Palmzondag tot Beloken Paschen, van Sinxendag tot Beloken Sinxen, van Sint Luciendag (13 December) of Sint Thomasdag (21 December) tot Nieuwjaar (Circumcisionis). Dat kon er nog al door, maar tijdens de groote vacantie zag het er minder goed uit. Theologen en Juristen moesten de colleges, als naar gewoonte, bijwonen, de toekomstige ‘medici’ hadden echter vrijaf. Daaraan wilde nu juist het Gemeentebestuur verandering brengen. Een der twee legenten zou gedurende de eene helft der vacantie, de andere gedurende de andere helft, les geven. Men kan daaruit besluiten dat een groot getal studenten tot den algeheelen afloop der studiën te Leuven verbleven. Voor de vreemdelingen was zulks licht te begrijpen en zelfs voor de eigen landgenooten die uit Friesland, Luxemburg of Artesië naar Leuven kwamen was toenmaals de reis veel langer en met zooveel moeilijkheden gepaard als heden ten dage eene vlucht over den Oceaan. Een interessant voorschrift heeft betrekking met de ‘anato- | |
[pagina 467]
| |
mien’ die ieder jaar, van een tot viermaal moesten gehouden worden ‘soo verre die lichaemen zijn crijchbaer.’ Het noeste wroeten van Vesalius had, zooals men ziet, tot zekere uitslagen geleid. De legenten moeten ook de ‘cruyden’ bestudeeren, zoowel die uit het land zelf als die uit den vreemde, en hunne uitwerksels ter kennis van de studenten brengen. Wat meer is, de vlijtigste leerlingen moesten bij de zieken gebracht worden - de patiënten, wel te verstaan ‘die dat willen admitteren’ - en uitleggingen ontvangen over den groei of het verminderen der ziekte, het onderzoek van de wateren, kort de praktijk der kliniek, met inbegrip van een wekelijksch of veertiendaagsch bezoek van het apotheek in het gasthuis en het waarnemen van de uitwerksels der gebezigde medicamenten. Wat den status van de legenten betreft, deze mochten - buiten hunne vacantie - de stad niet verlaten, ter wille hunner praktijk, tenzij ten dienste van den prins of zeer hooggeplaatste personen, en zelfs dan was de toelating van de twee burgemeesters vereischt. Indien de legenten den graad van dokter nog niet behaald hebben, zullen zij gehouden zijn binnen het jaar te promoveeren. In geval van pest of andere besmettelijke ziekten waren zij verplicht den stedelijken chirurg, de Cellebroeders en de Zwarte Zusters alsmede het personeel van het gasthuis ter zijde te staan en een ernstig toezicht op de apothekers uit te oefenen. Het akkoord tusschen de stad en de legenten zou over een termijn van zes jaren loopen. Een der nieuw benoemde legenten wordt in het stuk genoemd: Willem Thiletanus, licentiaat in de Medicijnen waar hij de les van wijlen Dr. Jeremias Triverius overgenomen had. Hiervoor trok hij een jaarlijksch salaris van 60 Rijnsguldens. Zijne nieuwe benoeming bracht dit loon tot 160 Rgld. Terecht zal men zich afvragen hoe het mogelijk was van zulke aalmoezen te leven. Wellicht was de Magistraat er van bewust dat aan het streng verbod ‘ter wille van de praktijk’ de stad te verlaten nu en dan wel eene inbreuk gemaakt werd. De duur van zes jaren van het kontrakt moest ook voor het gemeentebestuur eene waarborg zijn dat de legenten, daags na hunne promotie, er den brui niet aan gaven om zich uitsluitend aan de praktijk over te geven. Overigens legt het hongersloon uit dat men voor hoogere onderwijskrach- | |
[pagina 468]
| |
ten tot ‘ongepromoveerden’ zijne toevlucht moest nemen en dit spreekt boekdeelen over den erbarmelijken toestand van dit onderwijs, die door het tweede dokument nog duidelijker toegelicht wordt. Dit tweede stuk is van meer algemeenen aard, in dezen zin dat het met gansch het hooger - en zelfs met het middelbaar onderwijs - in verband staat. Het is eigenlijk een concept, waarschijnlijk op aandringen van de overheden der Hoogeschool, door den Leuvenschen Magistraat ontworpen ten einde verschillende verbeteringen aan de onderwijstoestanden te brengen. Het draagt geen datum, maar enkele gegevens laten toe het rond 1565 te dateeren. Er is inderdaad sprake van de inrichting der nieuwe bisdommen in 1559 die ‘alnoch versch is’ en ook van de Universiteit van Dowaai die - zooals men weet - ten jare 1562 gesticht werd. De hier geschetste toestand dagteekent dus van den vooravond van de zware proeven die de Leuvensche Hoogeschool gedurende het laatste derde der 16e eeuw kwamen teisteren en ze bijna ten gronde brachten. Doch, zooals men er zich van kan overtuigen was het verval reeds vóór ‘de beroerlijke tijden’ ingetreden. Wat er ook van zij, de ontworpen maatregelen laten een helder licht schijnen op den wezenlijken toestand van het onderwijs te Leuven, wiens monopolium in de Nederlanden door de zooeven opgerichte Universiteit van Dowaai hevig aangetast werd. Mogelijk gaf deze rechtstreeksche concurrentie aanleiding tot het opstellen van het concept. Het tweede stuk begint met de behandeling van het door de eeuwen heen levensbelangrijke punt waarmede het eerste eindigt. De eerste voorwaarde om den vooruitgang te verzekeren is dat de professors goed betaald worden, zoo goed als in het buitenland, waar de studenten niet meer zullen behoeven te gaan, indien ze te Leuven een degelijk onderwijs ontvangen, zoowel ‘in de goede oude religie als in de consten ende letteren.’ Evenwel, daar deze zaak het gansche land en vooral de geestelijken aanbelangt, zou het onrechtvaardig zijn de stad Leuven alleen met al de lasten te bezwaren. De Paus en de Koning zouden dus een overeenkomst moeten sluiten ten einde de abdijen ‘ende anderen rijcken mans- ende vrouwen cloosteren’ en, zoo noodig, ook de rijke kapittelen, bijzonder die van Bra- | |
[pagina 469]
| |
bant, Namen en het land van Over-Maze te verplichten hunne bijdragen naar gelang hunner middelen te storten. De inkomsten van de pastorijen in Brabant en in de dekenaten van Halle en Aalst zouden ook ten goede der Universiteit moeten komen. Dit voorstel dat ons heden als ietwat buitensporig voorkomt, was enkel de uitbreiding van een maatregel die reeds in de eerste helft der 15e eeuw getroffen werd. Inderdaad, op 23 Mei 1443 - zooals wij het uit eene op hetzelfde stadsarchief bewaarde bulle vernemen, - werden door Paus Eugenius IV in St. Pieters kerk te Leuven 15 prebenden opgericht ten voordeele van de professors der Universiteit bij middel van de inkomsten der pastorijen van Hakendover, Holsbeek, Corbeek-Loo, Neerlinter, Knegsel, Brecht, Schelle, Boom en ErpsGa naar voetnoot(1). Men moet zich nu niet inbeelden dat het getal pastorijen, wier inkomsten door het nieuwe voorstel ingelijfd zouden worden, zoo groot was als dit hedendaags het geval zou zijn. Op verreweg stonden de meeste pastorijen toen ter collatie van abdijen die er al de voordeelen uittrokken en den kerkbedienaar slechts de zoogenaamde ‘portion congrue’ van overlieten. Waar men bij Brabant de dekenaten van Halle en Aalst voegde, dient er opgemerkt dat deze streken, die respectievelijk van de graafschappen Henegouwen en Vlaanderen deel uitmaakten, nu bij het nieuw opgerichte Aartsbisdom Mechelen ingerekend waren. Ook de abdij van Vlierbeek, de priorij van Bertrée-bij-Hannut en de proostdij van Meersen bij Maestricht zouden ingelijfd kunnen worden. De koning zou ook kunnen beslissen dat aan de stad Leuven, wat haar aandeel van beden, schattingen, enz. betrof, al hetgeen zij tot het onderhoud van de hoogeschool moest bijdragen, zou dienen afgekort te worden. De professors zullen betaald worden ‘eensdeels ex publico ende eensdeels bij elcken student bij zekere taxatie.’ Na de geldmiddelen wordt er ook aan het programma der onderwijsvakken gedacht. Benevens ‘exacte ende absolute grammatica, rethorica, logica, phisica’, zal men ook ‘tradere grammaticam ende mediocrem usum lingue grece.’ Wat de examens betreft zal ‘men voortaene egheene en admitteren ad promotionem artium dan deghene daer toe wel ge- | |
[pagina 470]
| |
leert ende bequaeme, want anderssints doende als admitterene ombequaeme metten bequaeme zoe wordden de ouders ende de jongers beijde daerdoer bedrogen ende jongers gehouden in huere luydicheyt ende negligentie.’ Ten einde de diploma's niet meer naar het hoofd te moeten smijten, is het noodzakelijk eene verregaande wijziging aan het afnemen der examens in te voeren. De professors zullen niet meer alleen het ‘examen ende tentamen’ voor de promoventen mogen afnemen, maar dit zal gebeuren door ‘vijf andere geleerde bequame persoenen.’ Op deze wijze zal men ‘in de promotie terstont bemerken in wat schole oft pedagogie de beste instructie es’. Zoo zal er tusschen de pedagogies een heilzaam wedijveren ontstaan. Naar het voorbeeld van andere universiteiten dienen er ook repetitors benoemd te worden ‘insignes publici lectores in latina, greca et hebraica lingua’ - de drie talen van Busleyden - met praktische oefeningen en prijsuitdeelingen. In de faculteit der godsgeleerdheid moeten ook de ‘stipendien van de legenten wordden geaugmenteert’ zoodat de leeraars daarvan behoorlijk kunnen leven zonder bijwerk te zoeken. Hier ook dienen twee nieuwe dagelijksche lessen ingericht te worden. Wanneer de professors oud beginnen te worden en niet meer tegen hunne taak opgewassen zijn, zal men hen met ander werk zooals de ‘visitatie van de boeken’ gelasten. De professors in de rechten en in de geneeskunde moeten derwijze betaald worden dat zij zonder nadeel aan de praktijk kunnen vaarwel zeggen en zich geheel aan hun leeraarsambt en aan hunne leerlingen kunnen wijden (Et hodie vero pium votum!). Eindelijk is het noodzakelijk dat in de Universiteiten van Leuven en Dowaai dezelfde eed afgelegd worde, dezelfde ‘admissio ad gradus’ vereischt en dezelfde tijdruimte voor den te doorloopen studiëncyclus. Nu worden nog enkele regels gewijd aan de privilegiën van de Universiteit en vooreerst om ‘te verhelpen aan de abuysen van de geestelycke jurisdictie’ bijzonder in ‘materie van appellatien’. Mits toestemming van den Paus, zou er door den Koning te Leuven moeten ingericht worden ‘rotam seu juditium appellationum van allen geestelycken saken ende rechten van den | |
[pagina 471]
| |
landen van herwerts over ende daer souden devolueren allen appellatien ende bij onsen vader den Paus eens voor al aldaer wordden perpetuo gecommitteert’. Dit was een zoo radikaal ingrijpen in de voorrechten van de bisschoppen dat de uiteenzetting van het voorstel letterlijk dient overgeschreven te worden: ‘Ende dat daertoe souden wordden geassumeert seven geleerde mannen oft vyffve na dat van noode ware, de twee daeraff “Magistri nostri in Theologia” ende d'andere “doctores utriusque juris” elck van hen oudt ten minsten 40 jairen ende hebbende van te voeren 10 oft 6 jaren lanck “docte et prudenter publice” geleert oft groote officiaelscapen loffelycken bedient ende dat van huere vonnissen gheene appellatie en soude vallen’. Deze laatste overwegingen bewijzen ten volle dat, zoo het voorstel van den Leuvenschen Magistraat uitging, dit met de volledige toestemming en - men kan er van verzekerd zijn - met de samenwerking van de Universitaire overheid opgesteld werd. De lofuitingen aan het adres van den Mechelschen primaat klonken te gëïnteresseerd opdat men van deze zijde op krachtdadigen steun mocht hopen te rekenen. De overigens vergeefsche poging verdient echter niet onopgemerkt voorbijgegaan, omdat zij den toestand der betrekkingen tusschen den zestiendeeuwschen clerus en de Leuvensche Universiteit kenschetst en de talrijke latere conflicten op eene tot nu toe, meen ik, zeer onvolledig gekende wijze aanmerkelijk toelicht. | |
[pagina 472]
| |
BijlagenI
| |
[pagina 473]
| |
reert oft occurreren 't zy 's maendaechs, dysendaechs, saterdaechs oft anderssints wanneer, dat zy alle d'andere werckdaeghen te moeten lesen ende dat ‘festa palatii, festa universitatis’ ende alle andere ‘festa’ zoo ‘ecclesie’ als anderssints die men nyet vieren en moet maer mach wercken in desen voor egeene ‘festa’ en wordden gerekent maer voor werckdaeghen. Item dat die voorscreven twee legenten sullen vacheren van lessen van Pallemsondach tot beloken Paesschen beyde incluys. Item van Sinxen dach tot beloken Sinxen. Item van Lucie oft Thome gelyck de stadt goetduncken sal tot Circumcisionis. Item aengaende die groote vacantien midts dat die studenten in medicinis alsdan egeene lessen en hebben ende daerdore wordden gedistraheert ende in theologia ende jure zyn die studenten lessen hebbende dat dese twee legenten sullen moeten lesen in de groote vacantien gelyck op anderen tyden oft ten minsten d'eene hellicht daeraff ende d'andere hellicht te vaceren oft lesen d'een d'eene helicht ende d'ander d'andere hellicht van deselve vacantien gelyck die stadt sal bevinden prouffytelyxste. Item dat men jaerlycx sal doen een, twee, drije oft vier annatomien soo verre die lichaemen zyn crychbaer ende dat de voorscreven twee legenten ‘alternatis vicibus’ daerinne sullen piesideren ende interpreteren, exponeren ende bewysen des in gelycken verheyst wordt. Item dat de voorscreven legenten hen sullen vueghen ende schicken voor soo vele hen doenelyck is tot kennisse van de cruyden besundere van desen lande ende de ombekinde cruyden experimenteren ende vertasten huere cracht ende macht ende bringen tot kennisse ende huere macht describeren ende den studenten in de kennisse van de cruyden instrueren. Item die voorscreven legenten sullen schuldich wesen huere principaele studenten die corts als binnen jaers oft ontrent geschapen zyn te comen ad licentiam met hen te leyden tot heuren pacienten (die dat willen admitteren) ende hen bewysen de gelegentheyt van de sieckte ende urine ende de meerderinghe ende minderinghe van de sieckten metten middelen van cureren ende soo wanneer in den gasthuyse sal wesen eenen bequaemen appoteke t'allen weken oft XIIII daegen, gelyckt der stadt oirboirlyck ende prouffytelyck duncken sal, deselve oock te leyden in 't gasthuys ende aldaer visiteren die siecken ende huere ge- | |
[pagina 474]
| |
breken ende urynen ende den studenten de gebreken bewysen ende de wassinghe oft minderinghe van de sieckten ende de middelen van cureren met des daeraen cleeft. Item dat die voorscreven legenten hen nyet en sullen moegen uuytter stadt absenteren om eenighe pacienten oft practycke behalven ende uuytgenomen den prince ende gouverneur van den lande, treffelycke heeren van de ordenen ende van de finantien hier ontrent wesende ende de presidenten van de secreten ende grooten Raede van Mechelen, Cancelier van Brabant ende gelycke personnagien totte welcke ontboden synde, sullen moghen reysen by wete ende consente van beyde de Borgemeesteren om deselve een, twee, drye daeghen te assisteren ende hulpen, raiden ende adviseren ende van wech te keeren ende anders nyet behalven de bovengenoempde gepermitteerde vacantien, dan sullen sy mogen reysen daer 't hen belieft. Item dat degene te assumeren totte voorscreven twee lessen geene doctooren zynde sullen metten iersten mogelyck ende ten lancxsten binnen jaers hen moeten geven binnen deser stadt totten doctoorschappe; ende in de examinatie ende admissie van de promotien hun draegen ende reguleren soo wel aengaende heuren accidenten, vervallen ende rechten als anderssints, nae moderatie van de stadt; ende die nyet excederen ende geen statuta maecken noch hulpen maecken oft accorderen, daerdoor de promoventen souden wordden beswaert oft belast sonder advys ende consent van de stadt. Ende in tyden van de peste ende andere gelycken generaelen gebreken ende sieckten te gelycke raemen, adviseren ende ordineren middelen ende weghen om die te verhueden ende genesen voor soovele doenelyck is ende der stadt surgijn, cellebruers, swartte susters ende dyen van den gasthuyse daer inne assisteren ende nemen toesicht op de appotecarissen ende huere materien ende die ernstelyck visiteren naevolgende d'ordinantie by de stadt daerop gemaeckt ende te maecken ende in allet des voorscreven is ende elck besundert hun draeghen ende vueghen ten contentemente van de stadt ende studenten. Item dat die voorscreven twee legenten sullen wordden gerekent die principaele ordinarysse legenten ende uuyt redenen van dyen hen competeren de presidentien van alle promotien naer hueren graedt van doctoraet voortaene daer verschynen ende die deylen halff ende halff ende ‘alternatis vicibus’ daerinne presideren, behalven dat den Staet desen lesten arti- | |
[pagina 475]
| |
cule aengaende huer reserveert huer veranderen ende toevueghen naer huere geliefte. Item ten eynde dat die stadt ende de voorscreven legenten nyet en souden t'elcken tyde huere conditien ende overcomen moghen veranderen, soo wordt besproken ende bevoirwerdt dat de stadt de voorscreven legenten accepteert ende sy legenten van gelycken accepteren de voorscreven conditien ende voorweerden elck voor soo vele hen aengaet voer den tydt van sesse jaeren naestcomende, ten drye jaeren te scheyden dyen 't belieft, behalven dat degene die scheyden wilt sal 't den anderen een halff jaer te voren moeten opseggen. Nae dyen die voorscreven conditien ende voerweerden uuyt laste van Borgemeesteren, Schepenen ende Raede der stadt van Loven, by Cornelisse van Grave, Borgemeestere ende andere gedeputeerden syn gecommuniceert ende voor ooghen geleydt Meesteren Willem Thiletano, licentiaet in de Medecynen, lecteur ordinaris in de faculteyt van de Medecyne doende de lesse van wylen Mr. Iheremia Triverio, doctoir in Medecynen als hy leeffde, ende versocht naervolgende dese voorscreven voorweerden hem te willem reguleren, hebbende de voorscreven Mr. Willem daerop zyn beraet gehadt ende, naer communicatie metten selven Mr. Willem anderwerff daerop gehouden, zijn Borgemeesteren, Schepenen ende Raedt in d'eene ende de voorscreven Mr. Willem in d'andere overcomen ende heeft de voorscieven Mr. Willem aenvaerdt de conditien ende voorweerden boven geruert, wel eerlyck ende vromelyck te voldoene ende hem in alles daernae te reguleren, ten contentemente van de stadt ende studenten midts hebbende jaerlycx zeker gaigie ende stipendien hondert tzestich Carolus guldens daerinne begrepen die tzestich Carolus guldens die hy tot nochtoe gehadt heeft ende alsoo jaerlycx hebbbende hondert Rinsguldens meer dan hy tot nochtoe gehadt heeft, diewelcke gagien met allen anderen voirweerden ende conditien boven geruert zyn denselven Mr. Willem by de voorscreven wethouderen van der stadt weghen geaccordeert ende beloeft te doen hebben, genieten, volgen ende effectueren. Aldus gedaen den XIden Junii anno XVc seven ende vyfftich. Present Grave, Reyniers, borgemeesteren, Boxhoren, Vossem, Caverschyn, schepenen, Tymple, Absoloens, Lombaerts, Waeffelaerts, Veken, De Selder, Biest, Calsteren, raeden, onderteeckent Heetvelde. Onder stondt aldus, dese tegenwoordige copie gecollationneert wesende tegens haer origi- | |
[pagina 476]
| |
nael gedateert als voer ende geteeckent by der eygender handt van Mr. Barthelmeus van den Heetvelde, Secretaris der stadt van Loven als hy leeffde, is daermede bevonden van woerde te woerde accorderende by my Willem Willems insgelycx der voorscreven stadts secretaris. Ende was onderteeckent G. Willems. | |
[pagina 477]
| |
II.
| |
[pagina 478]
| |
lyck end geestelyck daer inne contribueerden, schynt dat by Onsen heyligen vader de Paus ende onsen heer den Coninck soude mogen wordden geordineert allen abdyen ende anderen rycken mans- ende vrouwen cloosteren ende waer 't van noode oock mede den rycken capittellen besundere des lants van Brabant, Namen ende Over Mase tot des voorscreven es jairlycks te contribueren elck van hen sekere quote ende deel na advenant van elcx goeden. Item souden oock tot des voorscreven es mogen wordden geincorporeert de ‘persone personatus’ in Brabant ende ‘in decanatu Hallensi ende Alostensi’ als wesende beneficien der heyliger kercken egheenen dienst, prouffyt noch eere bewysende. Item schynt oock onder correctie dat d'abdye van Vlierbeke, priorye van Bertry, proessdye oft priorye van Meerssen ende andere gelycke partyen souden mogen tot des voorscreven es wordden geincorporeert. Item schynt alnoch dat onse heere de Coninck soude mogen statueren tot conservatie ende beter onderhoudt van des voorscreven es, dat soe wat de stadt van Loevene (boven tgene des zy van saken voor geruert soude mogen prouffiteren) alnoch soude van hueren innecomen daeraene employeren oft uuytgeven, huer soude jairlyckx wordden gecort aen huer paert, portie ende deel van de contributien van de beeden, schattingen, impositien, imposten Xen, XXen penninc ende anderssints by huer te contribueren soe tot behoeff van den prince, tot behoeff van den landen, van den staten, betalinge van volcke van wapenen, bewaringe, sterkinge ende defensien van den lande ende fontieren (sic) ende allessints anders. Item schynt onder andere geraeden tot onderhouden ende conservatie van eene goede universiteyt dat men sal te Loevene traderen exacte ende absolute grammaticam rethoricam, logicam, phisicam ende dat men traderende grammaticam ende rethoricam met eenen mede ‘tradere grammaticam’ ende ‘mediocrem usum lingue grece’, sulcx gelyck naerder sal geadviseert wordden. Ende om tselve wel te volbringene, soe schynt dat men daertoe sal moeten soeckene ende onderhoudene bequame meesters met goeden stipendien, eensdeels ex publico ende eensdeels by elcken student by zekere taxatie te betalene ende die nyet te mogen excederen ende dat men voertaene egheene en admit- | |
[pagina 479]
| |
tere ‘ad promotionem artium’ dan de ghene daer toe wel geleert ende bequame, want anderssints doende, als admitterene ombequaeme metten bequamen, zoe wordden de ouders ende de jongers beyde daer doer bedrogen ende de jongers gehouden in huere luydicheyt ende negligentie. Ende om tselve des voor geruert es te effectuerene ende onderhoudene in goede observantie, soe is van noode dat de examinatie van de promoventen wordde verandert ende dat de docenten zelve nyet oft emmers nyet alleene en doen dexamen ende tentamen ende dat daer toe wordden voor oft als principale gecommitteert vyff andere geleerde bequame persoonen die welcke dexamen sullen doen navolgende de maniere hen te prescriberen ende nyemanden admitteren dan navolgende den selven bequamen. Dese voorscreven maniere van examineren, tempteren ende admitteren in vuegen voorscreven wel onderhoudende, soe sal men in de promotie terstont bemercken in wat schole oft pedagogie de beste instructie es, hetwelck bekindt zynde, sullen de studenten na tselve pedagogie trecken ende tselve bemerckende de andere pedagogien sullen genecessiteert wordden van gelycken te doene. Ende schyndt geraden ende oirboirlyck te wesen om de saeken voer geruert soe die instructie, leeringhe, examinatie ende als de promotie wel te dirigeren ende effectueren dat genoempt ende geprescribeert sullen wordden de boecken in saken voorscreven te traderen met oock den tyt ende in wat vuege ende maniere die sullen wordden getradeerdt metten exercitien van repetitien, disputatien, oratien, declamatien ende gelycke. Item boven de voorscreven instructien ende leeringen in pedagogys ende anderen privaeten scholen te doene, soe schyndt oock geraden, achtervolgende d'exemplen van allen anderen universiteyten, dat zoe tot instructie, onderhoude ende exercitie van deghene nyet begheerende ‘sub virga’ oft ‘privatis preceptoribus’ te wesen, als tot perfectie ende volmaecktheyt van deghene ‘in artibus’ gefrequenteert hebbende, wordden geinstitueert ‘insignes publici lectores in latina greca et hebraica lingua’. Ende dat in dese maniere van traderen oock wordden gevonden eenighe manieren van exercitien als oratien, declamatien ende andere gelycke stellende daertoe eenighe incitatien oft treckingen van glorie, loff, prysen schinken oft giften. | |
[pagina 480]
| |
Item tot desen soe schynt oock geraden tot augmentatie ende conservatie van der faculteyt van der Thiologien die welcke lancx soe meer van noode ende gerequireert wordt de tegenwoirdighe stipendien van de legenten te wordden geaugmenteert, zulcx dat de legenten daer by mogen bequamelyck leeven ende geheelyck vacheren in huere institutie ende professie ende tot de lessen daer zynde alnoch te wordden geinstitueert twee andere ordinaris dagelycxsche lessen. Ende dat deghene sekere jairen gelesen hebben ende nyet connende voertaene bequamelyck den arbeyt gedoen wordden versien van eerlyck onderhoudt, committerende denselven in plaetse van hueren lessen anderen lasten als d'examen ende visitatie van de boecken ende anderssints. Item ware oock goet dat de legenten ‘in jure ende medecinis’ wordden sulcx gestipendieert alsdat zy mochten verlaeten de practyque, immers voor den meesten deel, ende hun ernstelyck begeven tot huere lessen, disputatien ende exercitien ende directie ende gadeslaen van de studenten. Item dat ‘in universitatibus Lovaniensi et Duacensi’ ware ‘unum et idem juramentum etiam de verbo ad verbum’ ende dat in beyde de universiteyten werdde geobserveert in alles eene gelycke ordre, voet ende maniere van ‘admissio ad gradus’ ende gelycken tyt studii gerequireert. Item schyndt oock dat geraden ware om voor soe vele doenlyck es te remedieren tegen d'abbuysen van der geestelyckheyt ende besundere huere jurisdictie ende ombehoorlycke maniere ende practique van appellatien ende in alle de landen van herwerts over dyen aengaende te houdene in eene gelycke ordre ende pollecie ende de gebreken daeraff te mogen weten ende corrigeren. Dat men by consente ende dispensatie van onsen heyligen vader den Paus ende by consente ende ordinantie van onsen heere den Coninck soude tot Loeven ordineren ‘rotam seu juditium appellationum’ van allen geestelycken saken ende rechters van den landen van herwerts over ende daer souden devolueren allen appellatien ende by onsen vader den Paus eens voor al aldaer wordden ‘perpetuo’ gecomitteert. Ende dat daertoe souden wordden geassumeert seven geleerde mannen oft vyffve na dat van noode ware, de twee daeraff ‘Magistri nostri in Theologia’ ende d'andere ‘doctores utriusque | |
[pagina 481]
| |
juris’ elck van hen oudt ten minsten 40 jairen ende hebbende van te voeren 10 oft 6 jaren lanck ‘docte et prudenter publice’ geleert oft groote officiaelscapen loffelycken bedient ende dat van huere vonnissen gheene appellatie en soude vallen. Ende schyndt onder correctie dat dit ware seer goet terstont geeffectueert, die wyle dat de erectie van den nyeuwen bisschoppen alnoch verssch es,Ga naar voetnoot(1) ten eynde om hen daerna te bat te weten te reguleren ende soude dit articule accorderen ‘cum primatu archiepiscopatus Mechliniensis’, als wesende in de landen van herwerts over in den geestelycken state, ‘unus primas’, ende ‘unum summum et primum judicium’, onder 't bisdom ende jurisdictie ‘ipsius primatis’ ende waer van hy primas soude wesen caput.
Copia juramentorum universitatum Lovaniensis et Duacensis que de religione prestant. Jurabis te ex animo detestari universa Martini Lutheri et aliorum quorumlibet hereticorum dogmata quatenus doctrine veteris et catholice ac romane ecclesie adversantur et sequi velle ac retinere veterem ecclesie romane fidem sub unius summi pastoris romani pontificis obedientia. Ex statutis.
Duacensis juramentum
Item dum quis studii causa Duacum appulerit tenebitur se presentare eidem rectori ut ad hoc per eundem admittetur, prestans juramentum ad hoc requisitum in manibus ejusdem rectoris, curans se intitulari et immatriculari per eundem ut decet quod juramentum erit de fide servanda sedi apostolice nobis nostrisque successoribus et heredibus simul et civitati duacensi quamdiu ibi habitabunt et quod eidem rectori et ejus jussis obedient et vivent secundum statuta et leges ejusdem universitatis, preterea quod id facient quod decet bonos scolares supposita et subjecta ejusdem universitatis et quantum ad religionem se conformabunt statutis sancte matris ecclesie decretis et edictis nostris. |