tot de inrichting van twee nieuwe dagelijksche lessen in de faculteit van Geneeskunde.
Het tweede, van meer algemeenen aard, is een concept van denzelfden Magistraat voor sterk ingrijpende hervormingen en verbeteringen in het hooger onderwijs.
Beide stukken zijn belangrijk omdat zij het doorslaand bewijs leveren dat reeds vóór de beroerlijke tijden eene periode van verval aan de Hoogeschool ingetreden was, ondanks de loffelijke pogingen van het Leuvensche Gemeentebestuur om de vermaarde instelling op het peil van de vreemde Universiteiten te houden.
De Commissie besluit de belangwekkende bijdrage van Dr. J. Cuvelier in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
2) De E.H. Dr. J. van Mierlo jun. S.J. en Mr. Leonard Willems geven verslag over de bijdrage van Dr. Erik Rooth, uit Lund (Zweden) over Een Limburgsch Minnedichter uit de 13e eeuw.
Beide verslaggevers besluiten tot opneming van het ingezonden stuk in de Verslagen en Mededeelingen.
II) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer O. Wattez, w.n. secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig de HH. J. Jacobs, voorzitter, Prof. Dr. J. Persyn, ondervoorzitter, Kan. Dr. J. Muyldermans, Kan. Am. Joos, Dr. L. Goemans, O. Wattez, Prof. Dr. A.J.J. vande Velde en Prof. Dr. J. Vercoullie, leden.
Aan de dagorde staat:
1) De crisis van het onderwijs in België. Vak- en andere scholen. - Lezing door G. Segers.
In afwezigheid van den heer G. SEGERS wordt de lezing uitgesteld tot de eerstkomende zitting.
Geen ander punt aan de dagorde zijnde wordt het woord verleend aan Z.E.H. Kan. Joos die een lezing houdt: ‘Over vier gevoelszinnen bij Guido Gezelle’.
Na die lezing ontstaat er eene bespreking onder de leden. Kan. Joos leest nog een stuk over het ‘Gebruik van persoonlijke voornaamwoorden in sommige gevallen’.