Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1928
(1928)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 408]
| |
Poirteriana
| |
[pagina 409]
| |
laatste maanden van 1606 ontbreken), geen doopeling Adrianus Poirters voorkomt: om die hypothese van een Adrianus II, in Augustus 1606 geboren, staande te houden, moet men dus aannemen dat de pastoor van Oisterwijk vergeten heeft den doop van dit kind op te teekenen (wat onwaarschijnlijk is, daar het doopregister met zorg schijnt bijgehouden), ofwel dat het in een naburige parochie gedoopt is geweest: doch in de doopboeken van zes omliggende plaatsen heeft Drs Vercammen nergens een spoor van een doopeling Adrianus Poirters gevonden. De veronderstelling van een ‘ouder broertje’ van onzen volksdichter berust derhalve op wankelen grond en bevestigt geenszins het jaartal 1606 van het Album novitiorum. Dat Album nl. bevat de eigenhandige verklaring van den jongen kloostering, geschreven eenige dagen na zijn intrede in het Noviciaat van Mechelen. Het berust nu in het Noviciaat te Drongen bij Gent. Ik ben zelf dat dokument gaan inzien: er staat onbetwijfelbaar en oorspronkelijk geschreven: ‘anno 1606, mense augusto’. Wil men dus het jaartal 1605 als geboortedatum van Pater Poirters, volgens het doopboek van Oisterwijk, handhaven met Allard, Vercammen enz., dan moet men wel aannemen dat Poirters zelf zich vergist heeft omtrent zijn geboortejaar. Voor wie wat nadenkt, zal dit nu toch niet al te onwaarschijnlijk voorkomen. Aangaande de Catalogi, die te Brussel in de Koninklijke Bibliotheek berusten en waarin nu eens 1605, dan weer 1606 vermeld staat als geboortejaar van Pater Poirters, zegde mij de E.P. Poncelet S.J., de geleerde geschiedschrijver der Sociëteit van Jezus in onze streken, dat dergelijke catalogi in den regel geschreven werden door een amanuensis; trouwens het schrift verschilt heelemaal van dat van Poirters, zooals dit in onbetwistbaar eigenhandige stukken voorkomt. We mogen dus die opteekeningen geenszins als eigenhandige getuigenissen van Poirters zelf aanschouwen, noch al te groot belang er aan hechtenGa naar voetnoot(1). - Indien 1605 juist is, kan men wel uitleggen hoe 1606 daar foutief ingeslopen is, namelijk om wille van het jaartal 1606 van het Album novitiorum; maar ook het tegenovergestelde (nl. dat daar 1605 bij vergissing zou aangeteekend | |
[pagina 410]
| |
staan) is niet onuitlegbaar: bij de Jezuïeten komt het, nu nog, dikwijls voor, dat ze hun ouderdom, of den duur van hun kloosterleven, aanduiden niet met het getal der volle jaren die ze reeds achter den rug hebben, maar met dit getal plus één, nl. van het zooveelste jaar waarin ze nu zijn: ze zullen b.v. zeggen dat ze in hun 51e jaar zijn, wanneer ze tellen 50 volle jaren en iets bij. Dit gebruik kan aanleiding geven tot een vergissing, nl. dat voor den geboortedatum één jaar te vroeg opgeteekend wordt. Alles te zamen genomen, heeft het jaartal 1605 nog de meeste kans het juiste te zijn: men mocht het wel beitelen op het voetstuk van het standbeeld in 1926 te Oisterwijk onthuld. Die bizonderheden omtrent den tegenwoordigen toestand van het vraagstuk zijn, hoop ik, niet van belang ontbloot. Het zal u ook aangenaam zijn te vernemen, dat ik er aan denk weldra een wetenschappelijke heruitgave van Het Masker van de wereld afgetrokken op het getouw te zetten. |
|