Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1927
(1927)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1157]
| |
2e Bijdrage tot de Bibliographische Geschiedenis van het Microscoop
| |
B.Ga naar voetnoot(2) Bibliographie tot J. Zahn.Johann Christoph Kohlhans (1604 † 1677).Taal- en wiskundige, te Neustadt-Heyde op 16 Juli 1604 geboren. Hij studeerde te Coburg, Iena, doceerde het Hebreeuwsch en het Latijnsch te Coburg en te Göttingen. Hij overleed te Coburg op 9 September 1677. Benevens verscheidene boeken over taalkunde schreef hij: Kohlhans Johann Christoph, Neu erfundene mathematische und optische Curiositäten, bestehend so wohl in.. Unterricht, zum Feldmesen . und Fortification .. als auch in einer neuen Art allerhand ohne Rechnung mit geringer Mühe durch ein kleines Instrument genau ... zu messen. Leipzig 1677, 4o (Brit. Mus. 537e20, noch in Kon. Bibl. Brussel, noch in Bibl. Univ. Gent). HartingGa naar voetnoot(3) geeft 1676 als jaar van uitgave. Kohlhans betwist aan KircherGa naar voetnoot(4) de eer van de uitvinding van den tooverlantaarn, en schrijft dezen toe aan J.F. GrindlGa naar voetnoot(5) van Nurenberg. | |
Joh. Christoph Sturm (1635 † 1703).Deze wiskundige werd geboren te Hippoltstein den 3 November 1635, studeerde te Jena, Leiden en Leipzig; hij doceerde te Jena, werd in 1664 predikant te Deiningen en in 1669 leeraar | |
[pagina 1158]
| |
in de wis- en natuurkunde te Altorf, waar hij door de eclectische, de sectarische wijsbegeerte verving; daar overleed hij in 1703 als senior-deken der faculteit voor wijsbegeerte. Onder zijne talrijke wetenschappelijke verhandelingen noemen wij: Sturm Johann Christoph. Univ. Altdorff. Collegium experimentale, sive Curiosum, in quo primaria hujus seculi Inventa et Experimenta Physico-Mathematica, speciatim Campanae Urinatoriae, Camerae Obscurae, Tubi Torricelliani, seu Baroscopii, Antliae Pneumaticae, Thermometrorum, Hygroscopiorum, Telescopiorum, Microscopiorum, etc. Phaenomena et Effecta, partim ab aliis jam pridem exhibita, partim noviter istis superaddita: Tentaminum Collegii Curiosi, quaedam appendices, sive Auctaria, editio princeps. Norimbergae 1676 (Brit. Mus. 536hi. Latere uitgave 1685, Brit. Mus. 536f18(9), met 4 platen en talrijke figuren, 2 vol. 4o; noch in Kon. Bibl. Brussel, noch in Bibl. Univ. Gent). Volgens Harting (III, blz. 127) beschrijft Sturm een planoconvexe lens, met cene biconvexe verbonden, om te samen als objectief te dienen; hij beschrijft ook twee biconvexe lensen van ongelijke krommingen. Hij roemt zeer de aldus verkregen sterke vergrooting, alsook de betere scherpte van het beeld. De bespreking van het werk van Sturm in de Philosophical Transcactions (167 ⅚ no 121, blz. 509) vermeldt dat het 15e hoofdstuk de beschrijving bevat van microscopen en verrekijkers, alsook verscheidene microscopische waarnemingen. | |
Butterfield († 1724).Ik vond over Butterfield alleen in Hoefer een korte aanteekening: ‘mecanicien français d'origine allemande, mort à Paris le 28 mai 1724, ingénieur du roi pour les instruments de mathématiques’. Is hij dezelfde door Harting (III, 51) genoemd, die eene mededeeling zou gedaan hebben in de Philosophical Transactions (1677, 226)? Daar, en ook in de andere jaren rond 1677, vindt men echter niets van of over Butterfield. In een voetnoot zegt Harting dat volgens Bonannus in zijne Observationes circa viventia Butterfield een afzonderlijk Fransch stukje zou geschreven hebben; als wij Bonannus raadplegen, dan vindt men de vermelding van eene verhandeling De Microscopiis te Parijs in 1679. Butterfield heeft glazen bolletjes vervaardigd door het smelten van glaspoeder in de vlam van eene wijngeestlamp; het zeer fijn poeder gestoten glas werd aan de punt eener naald | |
[pagina 1159]
| |
in de vlam gehouden, tot dat het tot een bolletje was samengesmolten. Butterfield was tot het vervaardigen zijner glasbolletjes gekomen door het zien van de lensen van een microscoop dat Huygens uit Holland had medegebracht. | |
Joh. Sigismund Elsholtz (1623 † 1688).Duitsche genees- en plantkundge, geboren te Frankfurt a. Oder, die te Frankfurt, Wittenberg en Königsberg studeerde, daarna Nedeland, Frankrijk en Italië doorreisde, om eindelijk te Padua te promoveeren. Hij werd lijfarts van den elector van Brandenburg en daarna bestuurder vun den nieuwen plantentuin van Berlijn, waar hij overleed. Hij schreef over kruidkunde, hygiene, ontleedkunde, scheikunde, namelijk in de Miscellanea van de Academia Naturae Curiosorum. Wij vermelden hier van hem: De microscoplis globularibus, Miscell. Acad. Nat. Curios., 1678 en 1679, waarin hij de waarde der verbeteringen bespreekt die door Hooke, Leeuwenhoek en Samuel Musschenbroek aan het microscoop gebracht werden. | |
Samuel van Musschenbroek (1639 † 1682)Samuel van Musschenbroek schijnt de eerste geweest te zijn die het enkelvoudig microscoop op een voetstuk bracht; volgens Boerhaave vervaardigde hij het microscoop door Swammerdam gebruikt. Boerhaave noemt hem de groote en schranderste werkbaas. Elsholtz (1679) zegt dat hij met Hooke en Leeuwenhoek de meest beroemd is in het verbeteren der microscopen. Samuel van Musschenbroek heeft niet geschreven en daarom vindt men in de biographiën weinig over hem. In Vander Aa leest men echter, onder meer ‘Het geslacht van Musschenbroek is oorspronkelijk uit Vlaanderen, waar het reeds in de 14e eeuw in groot aanzien was, en alom bekend onder den naam van Musienbrouck. Onder de Spaansche vervolgingen, in de 16e eeuw, deed het afstand van zijn aanzienlijke bezittingen en waardigheden, verliet zijn geboortegrond, en vestigde zich in Holland, onder den raam van Musschenbroek. Een der afstammelingen was Samuel Joosten, geboren te Leyden, den 23 Juni 1639. Hij was de uitvinder der luchtpompen, en van verscheidene physische en microscopische instrumenten, injicieer en anatomische spuiten. Eene zijner beroemdste lucht- | |
[pagina 1160]
| |
pompen werd onder het opzigt van den hoogleeraar Bucherus de Volder in 1675 vervaardigd, en berust nog in het laboratorium physicum te Leyden, waar zij, in het laatst der vorige eeuw nog gebruikt werd.
Microscoop en hulpwerktuigen door van Musschenbroek vervaardigdGa naar voetnoot(*)
Uit [1702 Zahn] Het figuur getrokken uit het boek van Zahn (1702) verbeeldt een microscoop van Musschenbroek, met verscheidene hulpwerktuigen in de microscopie gebruikt, en vertoont in B, rechts van het volledig microscoop, de lamella aerea in qua microscopium firmatur. | |
Catelan.De Acta Eruditorum Lipsiae (1682, 1, 161) geven een uitgebreid referaat over een werk van Catelan: Observationes quaedam abbatis de Catelan, oculos insectorun concernentes, ex Ephemeridibus Eruditorum Parisiensibus no xxiv 1680, no xii et xviii 1681 excerptae. Daarin wordt gehandeld over het microscopisch onderzoek van het oog van verscheidene insecten waaronder vliegen, vliegende mieren, waterjuffers. Over Catelan vond ik noch in de Bibliotheek van de Universiteit Gent, noch in de Kon. Bibliotheek te Brussel, noch in het British Museum, inlichtingen. Catelan wordt door Harting niet genoemd. | |
[pagina 1161]
| |
Adrien Auzout († 1691)[1665 Auzout]. Monsieur Auzout's Judgment touching the apertures of Object-Glasses. and their proportions, in respect of the several lenghts of telescopes. Philos. Trans, 1665, no 4, blz. 55. Considerations of Monsieur Auzout upon Mr Hook's new instrument for grinding of optickglasses. Ibid. blz. 56. Deze twee brieven gericht tot de Royal Society betreffen den verrekijker en werder in den zelfden nummer door Hooke beantwoord: Mr Hook's answer to Monsieur Auzout's considerations, in a letter of the publisher of these Transactions. Philos. Trans., 1665, no 4, bl. 63. Adrien Auzout werd geboren te Rouen in het begin van de 17e eeuw, en overleed in 1691. Hij publiceerde in 1667 een Traité du micromètre, verscheidene mededeelingen in de Académie des sciences van Parijs over sterrekunde. Hij was een der eerste leden dezer Academie. | |
Pierre Ango.De Fransche jesuit Pierre Ango leefde in de 2e helft van de 17e eeuw, en doceerde de wiskundige wetenschappen te Caen. Onder zijne werken over natuurkunde noemen wij: L'Optique divisée en trois livres, où l'on démontre: 1o la propagation et les proprietez de la lumiere, 2o la vision, 3o la figure et la disposition des verres qui servent à la perfectionner. Paris 1682 in-12. Hij zou nog een boek moeten geschreven hebben getiteld De la dioptrique. Het is in het 3e deel van L'Optique dat over microscopen en telescopen gehandeld wordtGa naar voetnoot(6). L'Optique van 1682 bevindt zich in het British Museum, daarentegen noch te Gent noch te Brussel. Ango wordt door Harting niet genoemd. | |
P. Boudon.In de Contribution à la bibliographie des lunettesGa naar voetnoot(7) wordt het volgend boek genoemd: Boudon P., maitre miroitier et lunettier de Castres. Traité de l'usage des lunettes, et pièces curieuses qui dépendent de cet art, Castres, Barconda, 1682. Meer vond ik niet; de Bibliotheken te Gent en te Brussel bezitten het boek niet; Harting noemt Boudon niet. | |
[pagina 1162]
| |
Fridericus Schrader (1657 † 1704).Geboren te Helmstadt op 3 Juli 1657 werd Schrader geneesen wiskundige, na te Wittenberg, Leipzig, Helmstadt, Groningen, Franecker en Leiden gestudeerd te hebben; hij doceerde de geneeskunde en de natuurkunde te Helmstadt en overleed aldaar op 22 Augustus 1704. Hij schreef: E. Schraderi Dissertatio epistolica de microscopiorum usu in naturali scientia et anatome. Gottingae 1681 in 8. (Brit. Museum, niet Kon. Bibl. Brussel, niet Bibl. Univ. Gent. Hij vervaardigde glasbolletjes uit een stukje glas dat met een weinig water aan de punt van een naald werd vastgemaakt, en in de vlam van een soldeerlamp gesmolten werd. | |
Car. Ant. Tortonus.De Acta Eruditorum Lipsiae (1685, 4, 478) vermelden: Novum microscopium, autore Carolo Antonio Tortono, Sacerdote Piceno. Communicatum in iisdem Dn. Schelstratenii literis, Nova methodus Cassiniana observandi Parallaxes, transmissa Lipsiam ab Illustriss. Emanuele a Schelstraten, Bibliothecae Vaticanae praefecto, in Literis a 1685 d. 15 Sept. Roma datis. Het boek bevindt zich noch te Gent, noch te Brussel, noch in het British Museum. Carolus Antonius Tortona bracht aan het microscoop een zeer gewichtige verbetering, toen het toestel, volgens Harting (III, blz. 133), zoodanig werd ingericht, dat het voor de waarnemingen met doorvallend licht geschikt werd gemaakt. De beschrijving van dit microscoop werd gedaan door Ambrosius Langenmantell, in Micellanea curiosaGa naar voetnoot(8). Tortona was onder Alexander VIII Summi Pontificis extra muros camerarius. De kleine microscopen van Tortona, ook voor de geneeskunde bruikbaar, lieten toe den bloedsomloop in kleine doorschijnende dieren te onderzoeken. | |
Aegidius Menage (1613 † 1692).In Het Microscoop van Harting (III, blz. 17) lezen wij: ‘Menage deelt het volgende mede uit een Grieksch gedicht, waarvan het handschrift bewaard werd in de Koninklijke Fransche Bibliotheek, en welks schrijver omstreeks het jaar 1150 leefde. Deze, spottende met de geneesheeren van zijnen tijd, zegt dat zij de uitwerpselen hunner zieken met een glas bekij- | |
[pagina 1163]
| |
ken. Indien deze woorden aanduiden, dat de toenmalige geneesheeren de uitwerpselen hunner lijders werkelijk door middel van een bol glas onderzochten, dan zoude inderdaad de aanwending van het vergrootglas als middel tot diagnostiek van vrij wat oudere dagteekening zijn, dan men veelal gelooft; doch daar er volstrekt geene melding wordt gemaakt van de gedaante, welke dit glas had, noch van het doel van deszelfs gebruik, zoo is ons veroorloofd het als meer aannemelijk te beschouwen, dat de geneesheeren met de aanwending daarvan meer het oogmerk hadden hunnen neus te bewaren, dan hunne oogen te versterken’. Deze opmerkingen zijn getrokken uit Le Origini della Lingua Italiana, Genevae 1685 in fo; het British Museum noemt een uitgave te Parigi 1669 in 4. Jöcher (1751) schrijft de Origini toe aan Aegidius Menage, geboren te Angers in 1613 en te Parijs overleden in 1692. Hoefer vermeldt Gilles Menage, zeer geleerde criticus. | |
Francesco Redi (1626 † 1698).Doctor in de geneeskunde en in de wijsbegeerte van de Universiteit Pisa, bestudeerde Redi op zeer wetenschappelijke wijze en met talrijke proefnemingen het ontstaan der insecten, en kon vaststellen dat de vermenigvuldiging niet uit de verrotting, maar wel uit de eieren die op bederfbare stoffen worden gelegd, geschiedt. Zijn werk is belangrijk genoeg om gelegenheid te geven tot een afzonderlijke mededeeling die ik later hoop te kunnen doen. Alleen noemen wij hier 4 verhandelingen, de eene gewijd aan het ontstaan der insecten, de 2e aan de studie van dieren die in andere dieren woekeren, de 3e aan de zieren van de huid van het menschenlichaam, - die alle drie microscopische waarnemingen bevatten, - en de 4e over de uitvinding der oogbrillen. I. Esperienze intorno alla generazione degl'insetti fatte del signor Francesco Redi, e da lui scritte in una lettera al signor Carlo Dati. Firenze 1668, 3e uitgave 1674, Napoli 1687, 5e uitgave Firenze 1688; in Opere 1712, I, 204 blz.; in Opere 1810, III, 1-201; in Opere 1858, 77-208. Latijnsche vertaling Amsterdam 1671, 1686. | |
[pagina 1164]
| |
De titelprent verbeeldt eene vrouw met een microscoop onderzoekende, terwijl bovenaan een andere vrouw, op een kruidenbed liggende, engeltjes bekijkt die vlinders vangen. Van deze 1e uitgave bestaat een 2e in 1686 ook te Amsterdam verschenen. 1686 Redi]. - Francisci Redi, Patritii Aretiui, opusculorum pars prior, sive Experimenta cirea generationem insectorum. Ad Illustrem Virum Carolum Dati. Accedit J. Frid. Lachmund De ave diomedea Dissertatio. Amstelaedami Apud Heuricum Wetstenium, CIƆIƆ CLXXXVI. (Bibl. Univ. Gent HN769, 8 lim + 216 blz. + 28 platen + elenchus + index + 40 blz. + index, 13,2 × 7,5 cm.). Rechtover de titelprent, dezelfde als in de 1e uitgave heeft in het boek een bewonderaar van Redi met de pen de volgende woorden geschreven: ‘In dit werkje vind men een aantal van Luizen door 't microscoop gezien naar het leven afgebeeld zoo van menschen als beesten, welke afbeeldingen nergens zoo veelvuldig bijeen te vinden zijn. S. De Wind M. Dr., 1799’. Het boek opgedragen door den uitgever Hendrik Wetstenius aan den Hollandschen hoogleeraar Paul Hermann, geeft de beschrijvingen van een aantal Pulex-soorten, met het vergrootglas onderzocht. Redi heeft door de proef bewezen dat de wormen die in bedorven vleesch en in de lijken ontstaan, niets anders zijn dan vliegenwormen, uit de eieren van vliegen gebroed; belét men de vliegen het vleesch te bereiken, b.v. door een neteldoek, dan blijft bij de bederving het vleesch van wormen gespaard. Redi herinnert zelfs die belangrijke verzen uit Ilias (boek 19) als Achilleus het lijk van Patrocles bedekt ten einde te beletten dat de vliegen de kwetsuren bereiken, en aldus wormen doen ontstaan die de verrotting begunstigen. Aldus worden de vier bedoelde verzen in het Latijnsch overgebracht: Timeo, ne miti interea Menoetii fortem filium
Muscae ingressae in impressa aere vulnera
Vermes generent deturpentque cadaver;
(Vita autem adempta est) inque corpore ominia potrescent.
Redi besluit tot het niet bestaan van de zelfwording, hetgeen, voor zijn tijd, zeer vooruitstrevend is. II. Osservazioni intorno agli animali viventi che si trovano negli animali viventi. Firenze 1684, Napoli 1687; in Opere 1712, r, 223 blz.; in Opere 1810, III, 203-435; in Opere 1858, 297-432. Fransche vertaling Amsterdam 1700; Latijnsche vertaling Amsterdam 1708. Studie van Microcosmus marinus en van wormen die in de spijsbuis van het dier woekeren. | |
[pagina 1165]
| |
III. Osservazioni intorno a pellicelli del corpo umano altre volte publicate sotto'l nome del signor dottor Giovanoosimo Bonomo, met Lettera del Sig. Diacinto Cestoni al Sig. Antonio Vallisnerieri. Opere 1712, I, 28 blz.; Opere 1810, III, 439-468; Opere 1858. 433-452. Twee brieven gedagteekend Livorno 18 Luglio (Juli) 1687 en Livorno 15 Gennajo (Jan.) 1710. In de opere 1858 vindt men alleen den brief van 1687 van Redi die onder den deknaam van Bonomo schrijft. IV. Lettera intorno all'invenzione degli occhiali Scritta da Francesco Redi all' illustrissimo signor Paolo Falconieri. Con aggiunta in quaesta nuova Impressione. Firenze 1678. Opere 1712, II, 119-128; Opere 1809, II, 257-265. Het zou Spina van Pisa, overleden in 1313, die de oogbrillen zou gevonden hebben; in Opere 1712 (II, blz. 123), leest men namelijk deze Latijnsche zinnen: ‘Frater Alexander de Spina vir modestus, et bonus quaecumque vidit, aut audivit facta, scivit et facere: Ocularia ab aliquo primo facta, et comunicare nolente ipse fecit, et comunicavit corde glari et volente’. | |
Jos. Campani.Harting (III, blz. 123) zegt dat tijd- en landgenooten van Gustachio Divini waren Campani te Bologna en Salvett. In de
Onderzoek met het microscoop. [Uit Acta Erndit. Lipsiae 1686, 5, 372, Bibl. A.J.J.V.].
| |
[pagina 1166]
| |
Fortsetzung van Jöcher-Adelung (1787) wordt Josephus Campani genoemd als wiskundige en werktuigkundige te Roma en worden van hem de volgende werken opgegeven: Ragguaglio di nuove osservazioni, Rom 1665 in 12 Lettera intorno alle ombre delle stalle medicee nel volto di Giove, ad altri nuovi Fenomeni celesti, scorperti co' suoi occhiali, al Sig. Giov. Domen. Cassini 1666. In de Acta Lipsiae 1686, blz. 371 vindt men: Descriptio novi microscopii, autore Dn. Josepho Campano, ejusque usus. Adn. Schelstrateno, Vaticanae Bibliothecae perfecto, in literis d. 15 junii a 1686 Romae exaratis, communicata. Dit werk bestaat noch te Gent, noch te Brussel, noch in het British Museumi. Volgens de Acta Lipsiae, waar trouwens de wijze van gebruik van het miscroscoop door eene plaat uit het werk van Campani wordt uitgelegd, worden verscheidene lenzen benuttigd: ‘Auget enim objecta magis ac microscopia alia quaecumque, etiam sexies vel septies majora.’ | |
P.G. Schott.In een brief in 1663 door Kinner aan Schott geschreven, wordt gesproken van een microscoop van Salvetti die zeer ervaren was; dit microscoop kon 80 maal in doormeter vergrooten. In het British Museum bestaat: P.G. Schotti Technica Curiosa, sive Mirabilia artis libris XII comprehensa, cum figuris. Norimbergae 1664 in 4; Herbipolis 1687 in 4. | |
Joannes Franciscus Grindl.Ook Grendel, Griendelius; wiskundige uit Neder-Saksen, die de optica en de krijgsbouwkunde bijzonderlijk bestudeerde; hij kwam in 1670 te, Nurenberg, in 1677 in Saksen en in 1680 te Weenen waar hij keizerlijk ingenieur werd. Onder zijne belangrijkste werken noemt Jöcher: Micrographia nova, sive, nova et curiosa variorum minutorum corporum singularis cujusdam et noviter ab auctore inventi microscopii ope adauctorum et miranda magnitudine repraesentatorum descriptio, additi eorum figuris, publicata a Joh. Francisco Griendelio ab Ach. Ordin. Equest. Spir. S. Canonico, sacraeque Caesar. Majest. Architecto militari. Norimbergae, apud Joh. Ziegerum, 1687 in 4. (Brit. Mus. 461 b 21, en 1131hi.). In het referaat van dat boek in de Acta LipsiaeGa naar voetnoot(9), wordt de verdeeling gegeven: 1) Microscopium noviter inventum, 2) animalcula, 3) vermiculos, 4) vegetabilia, 5) textura, 6) ca- | |
[pagina 1167]
| |
pillos et pilos, 7) semina, 8) varia. Het microscoop, in 1685 vervaardigd, bestond uit 6 planoconvexe lenzen, die paarsgewijze vereenigd waren en met de bolle oppervlakten naar elkander toegekeerd; boven het oculair was nog een plat glas geplaatst. | |
Christiaan Huygens (1629 † 1695).Geboren te 's Gravenhage, den 14 April 1629, als zoon van den dichter Constantijn Huygens (1596 † 1687), studeerde Huygens te Leiden in de rechten en dan in de wiskunde; hij ging in 1655 naar Parijs waar hij met zijn broeder Constantijn (1628 † 1697) zich toelegde op het slijpen van glazen voor verrekijkers, hetgeen hem toeliet ontdekkingen te doen op het gebied der sterrekunde. Hij overleed in zijne geboortestad op 8 Juni 1695. Zijne volledige werken werden verzameld door 't Gravesande; Leiden 1724, Amsterdam 1728, en onlangs door de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, den Haag 1888-1901, 9 boekdeelen. [1690 Huygens]. - Traité de la lumière. Où sont expliquées les causes de ce qui luy arrive Dans la reflexion, et dans la refraction. Et particulièrement dans l'etrange refraction du Cristal d'Islande. Par C.H.D.Z. avec un Discours de la Cause de la pesanteur. A Leide, chez Pierre Van de Aa, Marchand Libraire. MDCXC. (Bibl. Univ. Gent Phys 42, préface, table, 124 blz., 19,9 × 16 cm.). Niets over microscopen en over lenzen. Van dit boek werd een herdruk bezorgd door W. Burckhardt (Lipsiae, Gressner et Schramm, s.d., Bibl. Univ. Gent Ac 13700) met een portret van Christianus Hugenius, natus 14 Aprilis 1629, denatus 8 juni 1695. [1703 Huygens]. - Christiani Hugenii Zelenii, dum viveret, Toparchae Opuscula postuma, quae continent dioptricam. Commentarios de vitris figurandis. Dissertationem de corona et parheliis. Tractatum De Motu. De vi centrifuga. Descriptionem Automati planetarii. Lugduni Batavorum, Apud Cornelium Boutesteyn, 1703. (Kon. Bibl. Brussel V 4829, 16 + 460 blz., platen, 21,3 × 16,2 cm.) In het boek bedraagt de verhandeling Dioptrica blzz. 1 tot 263, waarin de beweging der lichtstralen door glazen lenzen, n et afbeeldingen, wordt uitgelegd. In een bijzonder hoofdstuk, De miscroscopiis (blzz. 221-263) wordt die beweging der stralen meer bepaaldelijk besproken, ook in het geval van verscheidene lenzen. Huygens noemt de eerste vervaardigers van microscopen: Hier. Syrturus, in zijn boek van 1618 over het telescoop, zwijgt over het microscoop, en Franc. Fontana in | |
[pagina 1168]
| |
zijn boek 1646 eigent zich de uitvinding in 1618 toe. Drebelius heeft echter met zekerheid in 1621 microscopen vervaardigd. In de verhandeling getiteld Commentarii de formandis poliendisque vitris ad telescopia (blzz. 267-290) worden de practische wenken gegeven en de werktuigen beschreven om vergrootglazen te slijpen. Het bepalen der wetten van de sphaerische afwijking door Christiaan Huygens bracht hem op de theoretische grondbeginselen van het vervaardigen der samengestelde microscopen. Hij toonde aan hoe de hoek van afwijking kan berekend worden, om af te leiden tot hoever de opening der voorwerplens behoort vernauwd te worden, ten einde het beeld zooveel mogelijk zuiver te maken. | |
Philippus Bonanni (1638 † 1725).Philippus Bonanni of Buonanni, natuuronderzoeker en pater Jesuit leefde te Roma waar hij geboren werd in 1638 en waar hij in 1725 stierf. Hij beschrijft, volgens Harting (III, blz. 134), in zijne Micrographia curiosa van 1691 drie microscopen. Bij een zijner microscopen was onderaan in het voestuk eene opening aangebracht, en tevens twee plaatjes die met een spiraalveer waren smengedrukt, om het voorwerp tusschen te bevestigen, zoodat men het microscoop in eene horizontale richting tegen het licht kon houden. De waarnemingen konden gedaan worden zoowel bij dag- als bij kunstlicht, en Bonanni gaf aan het kunstlicht de voorkeur. Wat de optische samenstelling van het toestel betreft, gebruikte hij drie verscheidene microscoopbuizen, elk van 3 biconvexe lenzen voorzien, maar van ongelijke vergrooting. Ieder der buizen kon in een ring geschroefd worden, volgens de verlangde vergrooting. De voorkeur was ook aan sterke objectieflenzen gegeven, alhoewel nog niet aan het verwisselen der lenzen, om de vergrooting te veranderen, werd gedacht. [1691 Bonanni]. - Observationes circa viventia, quae in rebus non viventibus reperiuntur. Cum micrographia curiosa Sive Rerum minutissimarum curiosa Sive Rerum minutissimarum Observationibus, quae ope micriscopij recognitae ad vivum exprimuntur. His accesserunt aliquot Animalium Testaceorum Icones non antea in lucem editae. Omnia Curiosorum Naturae Exploratorum Utilitati e Jucunditati expressa et oblata. Illustrissimo domino D. Leoni Strozzae excellentissimi Ducis Strozzae Filio A patre Philippo Bonanni Societ. Jesu Sacerdote. Romae, | |
[pagina 1169]
| |
Typis Dominici Antonii Herculis. MDCXCI. Superiorum facultate. (Kon. Bibl. Brussel VB3940, titelplaat, XX + 342 + 106 blz., platen, 22 × 16 cm.) Dit zeldzaam boek, waarvan de titelplaat zonder tekst werd geteekend door J.B. Lenardi en geetst door H. Vincent te Roma in 1692, is gewijd aan D. Leo Strozza en verdeeld in twee deelen met 72 en 5 hoofdstukken, bevat een aanhangsel van 106 blzz. met talrijke platen getiteld Micrographia curiosa. Het geheel werk is eene studie met bewijsvoeringen tegen de theorie der zelfwording. De schrijver is de meening toegedaan dat al de levende wezens hun oorsprong hebben in andere levende wezens van dezelfde soort; hetgeen op blz. 264 geboekt is geeft daarvan een duidelijk begrip: ‘Certum equidem est, et aeternae veritatis, omnia insecta ex ovo ejusdem speciei in lucem prodire, quamvis multi Philosophorum praesertim ex Peripato illa putredini adscribere conentur.’ Buiten hetgeen over microscopen en over micrographie wordt medegedeeld, waarover verder wordt gesproken, is het van belang de volgende bijzonderheden aan te stippen: Op blz. 139 spreekt schr. van Goedart en over de fungi of zwammen, waarvan een deel de stoel (paddestoel) wordt genoemd: ‘quam Belgae de Stoel Sedem vocant’. Onder de verscheidene onderzoekers, wordt op blz. 273 Leeuwenhoek genoemd over zijne ontdekkingen van de diertjes in het speeksel, die met het microscoop zichtbaar zijn. Leeuwenhoek wordt genoemd Johannes in plaats van Antoni. Op blz. 288 vindt men de beschrijving van de azijnaaltjes. Vermeldingen over het microscoop treft men op blz. 134 over schimmels, blz. 174 over wezens in bedorven vochten, blz. 219 over diertjes in regenwater, blz. 268 over vliegjes, blz. 273 over de speekseldiertjes, blz. 284 over diertjes in het bloed. Het 2e deel begint op blz. 309 met een schoone titelplaat met den volgenden tekst: ‘Pars secunda seu supplementum Recreationis Mentis et Oculi in observatione Testaceorum quorum aliqua exprimuntur non antea n lucem edita’. Het aanhangsel draagt als titel: Micrographia curiosa sive rerum minutissimarum observationes, quae ope microscopii recognitae, et expressae describuntur. Het is een werk over micrographie waarin eene lijst wordt gegeven der personen die optische werktuigen hebben vervaardigd tot den tijd van het publiceeren van het boek in 1691. Aldus worden genoemd. | |
[pagina 1170]
| |
Franciscus Fontana, die in zijn boek Coelestium terrestriumque rerum observationum, uitgegeven in 1646, vermeldt dat hij het eerste microscoop in 1618 heeft vervaardigd; - Antonius Maria de Reita, in Liber de oculo ostrospico binoculo, noemt als de eerste microscopenmakers Jan Lippersein uit Zeeland, en Jacob Metium in Holland. Borellus daarentegen die een werk te 's Gravenhage in 1665 over den verrekijker in het licht zond vermeldt dat het eerste microscoop in 1590 door Zacharias Janssen van Middelburg in Zeeland werd vervaardigd. Nicolaus Cabeus vertelt dat hij de herinnering heeft van een ouden pater Jesuit, die optische buizen met twee lenzen benuttigde. Gaspar Schottus S.J. vermeldt ook dat Jo. Bapt. Porta optische buizen heeft gebruikt. Volgende werken worden nog genoemd: Antonius de Dominis Liber de Radiis visus et lucis, Christophorus Scheiner Suecus in Rosa ursina, Kpeler in Dioptrica, Malapertius, Aquilonius, Vittelio, Franciscus Eschinardus, Joannes Hevelius Solenographia in 1647 uitgegeven, Emmanuel Maignan in Perspectiva et Dioptrica, Hieronymus Sirturus, Julius Caesar la Galla liber de Phoenomenis in orde Lunae Telescopii 1612, Franciscus Lana 1670, Butterfield de Microscopiis Parijs 1679, Franciscus Fontana liber de observationibus caelestibus et terrestribus,
Miscroscoop van Hooke. Uit [1691 Bonanni]
| |
[pagina 1171]
| |
Nicolaus Zucchius, Jo. Christophorus Kolhantius, Renatus de Chartes, Robertus Hooke, G. Schottus, Honoratus Fabri, Cherubinus Aurelianensis, Ciampini, de Monconny, Zahn. Voor België worden Zacharius Jansen en Jan Lapperhey uit Middelburg, Cornelius Drebbel en Isaac Vossius uit den Haag genoemd. Op blz. 26 wordt met dezelfde plaat als in het oorspronkelijk de beschrijving gegeven van het microscoop van Hooke; dat microscoop kan ook horizontaal gebruikt worden, met behulp van eene olielamp en bijzondere verlichtingsglazen, zooals zichtbaar op het figuur van de plaat. Voor deze plaat dienen de volgende inlichtingen: AB microscopium insertum annulo beneficio annuli cochleari. Aldus kan het microscoop van Hooke in horizontale richting gehouden worden, en het doorschijnend praeparaat wordt door de stralen van een olielampje verlicht die door een stelsel van sterke lenzen worden samengetrokken. Na de studie over het microscoop komt de beschrijving van verscheidene microscopische voorwerpen, met platen duidelijk gemaakt, en met talrijke verwijzingen naar de ontdekkingen van A. van Leeuwenhoek. In zijn boek over micrographie noemt Zahn (blz. 785) het microscoop door Bonanni als microscoop van Hooke beschreven, het microscoop van Phil. Bonanni. Men vergelijke het figuur uit Zahn met het figuur van het microscoop uit de Micrographia van Hooke in mijne 1e mededeeling (blz. 602). | |
[pagina 1172]
| |
De Kon. Bibliotheek van Brussel bezit nog verscheidene werken van Bonanni: Description des instrumens harmoniques en tout genre, 2e édition revue par H. Ceruti. Rome, Monaldini 1776. (Fetis 4004, Fransche vertaling met Italiaanschen tekst.)
Microscoop van Bonanni, volgens [1702 Zahn]
Histoire du clergé 1716 (II 73832). Verzeichnis der geistlichen Orden, 1720 en 1724 (9e cl V C. Bona). | |
Claudius Franciscus Milliet Dechales.Claudius Franciscus Milliet Dechales of des Chales was een Jesuit van Franschen oorsprong, geboren te Chambery; hij doceerde te Constantinopel, Marseille, Lyon. Daarna werd hij leeraar te Turijn waar hij, 57 jaren oud, overleed. Een hoofdstuk, getiteld dioptrica, treft men in: Cursus seu mundus mathematicus, 3 tom, Lugduni 1674 fo (Brit. Mus. 8531g17); - Editio altera, aucta et emendata, opera et studio A. Varan. 4 tom. Lugdini 1690 fo. (Brit. Mus. 529m15 en 49f2-5.) Harting (III, blz. 316) meent dat Dechales vóór Zahn op het denkbeeld was gekomen den tooverlantaarn als zonmikros- | |
[pagina 1173]
| |
koop te gebruiken: ‘Microscopium habes in hujusmodi machina, quod tamen ad usum revocare poteris sine illa. Si enim tubo eadum vitra inseras nempe primum 5, secundum digitorum 10, primoque imponas muscam aut quodcunque objectum minutum, tum illud soli obvertas, ut transmittatur solis radius in opposito pavimento, habebis illius objecti imaginem. Nam solis radius idem praestat quod lumen a sole reflexum.’ | |
William Molyneux (1656 † 1698)Molyneux, geboren te Dublin 17 april 1656 en aldaar overleden 11 october 1698, studeerde te Dublin, te Londen, volgde de wijsbegeerte van Baco en van Descartes, en stichtte in 1683, te Dublin een geleerd genootschap dat wekelijksche zittingen hield tot in 1688; hij was lid van de Royal Society. Zijn zoon Samuel, geboren in 1689, heeft ook de optica bestudeerd, en zijne onderzoekingen worden in de Complete Treatise of Opties van Robert Smith medegedeeld. [1686 Molyneux]. Sciothericum Telescopicum; or a new contrivance of adapting a Telescope to an Horizontal Dial for observing the moment of time by day or night. Useful in all astronomical observations, and for regulating and adjusting curious pendulum watches and other timekeepers, with proper tables requisite thereto. By William Molyneux Esq; fellow of the Royal Society, and of that in Dublin. Dublin, printed by Andrew Crook and Samuel Helsham, at the printing-house on Ormond-Key; and are to be sold by W. Norman in Dame-street, and S. Helsham and El. Dobson Booksellers in Castle-street, 1686. (Bibl. Univ. Gent. Phys 55, 19.6 × 15,8 cm., 8 + 54 blzz., tables). Niets over microscoop. [1692 Molyneux]. Molyneux William F.R.S. Dioptrica nova: a Treatise of Dioptricks, wehrein the various effects and appearences of spherick glasses, both convex, and concave, single and combined, in telescopes and microscopes, together with their usefulness in many concerns of humane life, are explained, with 43 plates. London 4o, 1692. (Brit. museum 537k17, 55b2; noch te Gent noch te Brussel); - 2e uitgave London 1709 (Brit. mus. 537k18). In dat boek wordt de uitlegging gegeven van verscheidene uitwerksels van de bolronde glazen, die in het vervaardigen van verrekijkers en miscroscopen worden gebruikt. Tot het opstellen van zijn werk werd Molyneux door Flamsteed geholpen; dat werk bevat onder meer de beroemde stelling van Edm. Halley over het bepalen van de brandpunten der optische glazen. Het is over dat werk dat Harting (III, blz. 9) vermeldt dat Molyneux (blz. 253) beweert de plaats door Paucirollus in De | |
[pagina 1174]
| |
Rebus inventis aangehaald, die bij Plautus zou voorkomen: ‘Cedo vitrum, necesse est conspicilio uti’ bij Plautus niet te vinden is, en aldus een onjuiste aanhaling is. | |
Nicolas Hartsoeker (1656 † 1725).Natuurkundige geboren te Gouda in 1656 en te Utrecht overleden in 1725; hij vertrok in 1678 naar Parijs met Christiaan Huygens, en kwam aldaar in betrekking met vele geleerden. Hij vestigde zich dan te Rotterdam, werd leeraar van Czaar Peter I gedurende diens verblijf te Amsterdam, en kreeg de eeretitels van hoogleeraar en eersten wiskunstenaar van de Hoogeschool van Heidelberg. Hartsocker kwam in twist met van Leeuwenhoek over de ontdekking der spermatozoïden met het microscoop. ‘Hartsocker beweerde zijne ontdekking gepubliceerd te hebben in het 30 Journal des Scavans 1678 tot Parijs’ zegt Dr. SchierbeekGa naar voetnoot(10). ‘Men neigt wel tot de meening, dat Leeuwenhoek gelijk heeft en dat hij de eerste is geweest, die de spermatozoïden gezien heeft, maar ik zou toch in herinnering willen brengen Swammerdam's ontdekking bij de Spaansche zeekas (Inktvisch). Waar deze verhandeling is opgedragen aan Redi, welke in 1676 overleed, is dit onderzoek vóór dat jaar te dateeren’. De ontdekking der mannelijke bevruchtingsdiertjes werd door Leeuwenhoek aan de Royal Society van Londen in een brief van november 1677 medegedeeld. De werken van Hartsocker zijn van natuurkundigen aard. In 1694 verscheen: Essay de dioptrique, par Nicolas Hartsoeker, Paris, Jean Anisson, 1694, in 4. Hollandsche vertaling door A. Block, Amsterdam, 1699. (Acta crudit. Lipsiae, 1695, 14, blz. 482). Harting (III, 47) beschrijft het microscoop van Hartsoeker als volgt: ‘Het bestond uit eene aan twee kanten geopende buis, waarin zich van binnen eene spiraalveer bevond, waardoor de voorwerpen of de schuifjes die dezelve bevatten, tusschen twee doorboorde plaatsen konden vastgeklemd worden, geheel op dezelfde wijze als zulks nog vele jaren later gebruikelijk is geweest. De lens die tot vergrooting moest dienen was in een afzonderlijk buisje besloten, dat door eene schroef in de daarvoor | |
[pagina 1175]
| |
bestemde opening bevestigd werd. Om het voorwerp tot de lens te doen naderen, diende eene schroef, en eindelijk was aan het tegenovergestelde uiteinde tot meerdere verlichting van het voorwerp eene iets groote lens aangebracht, welker afstand door de schroef kon veranderd worden; daar de vergrooting 1000 maal bereikte, waren de lenzen tot glasbollen geworden. Hartsoeker verbeterde de verlichting van doorschijnende voorwerpen, door het enkelvoudig microscoop beschouwd, door achter het voorwerp eene beweegbare biconvexe lens te plaatsen. De voorwerpen die moesten onderzocht worden waren geplaatst op een koperen raampje met vierkante openingen waarop micaplaatjes geplakt waren. Om de glazen voorwerpplaten vast te klemmen, bij het onderzoek met het enkelvoudig microscoop, werd voor de eerste maal twee plaatjes gebruikt die door eene spiraalveer tegen elkander gedrukt werden. [1706 Hartsoeker]. Conjectures physiques. Par Nicolas Hartsoeker. A Amsterdam, chez Henri Desbordes, libraire dans le Kalverstraat. MDCCVI. (Bibl. Univ. Gent Phys. 45, 14 + 371 blzz., 26,1 × 21 cm,). Niets over microscoop. [1610 Hartsoeker]. Eclaircissement sur les conjections physiques. Par Nicolas Hartsoeker. A Amsterdam, chez Pierre Humbert, libraire dans le Kalverstraat. MDCCX. (Bibl. Univ. Gent Phys 46, 4 + 189 blzz., 25.5 × 19.2 cm.) Op blz. 82 zegt H. dat microscopische waarnemingen wel nuttig kunnen zijn, maar dat men niet over de beteekenis van hetgeen men ziet moet overdrijven; dit geeft hem de gelegenheid om Leeuwenhoek aan te vallen omdat hij in zijne brieven te langdradig is. Niets over het microscoop zelf. [1730 Hartsoeker]. Cours de physique accompagné de plusieurs pièces concernant le physique qui ont déja paru, et d'un extrait critique des lettres de M. Leeuwenhoek, par feu M. Hartsoeker. A La Haye, chez Jean Swart, 1730. (Bibl. Univ. Gent Phys. 44, 44 + 323 + 120 + 66 blzz., 25.5 × 19 cm.. In zijn hoofdstuk over de lichtbreking bespreekt Hartsocker den gang der lichtstralen door glazen lenzen. In de levenschets van Hartsoeker en in het overzicht der brieven van Leeuwenhoek wordt passim gesproken over micrographie De extrait critiqueGa naar voetnoot(11) is een aanval op het werk van Leeuwenhoek en is, in het geheel niet ernstig, wellicht het gevolg van een vroegeren twist: | |
[pagina 1176]
| |
Leeuwenhoek stierf in 1723, Hartsocker in 1725, en het boek verscheen in 1730, zeker gelukkiglijk na den dood der twee onderzoekers. | |
Bernard Nieuwentyt (1654 † 1718).Geboren te Westgraftdijk, in Noord-Holland, alwaar zijn vader predikant was, toonde zich Nieuwentyt van jongs af zeer levendig van geest; hij voelde zich tot de philosophie van Descartes getrokken, en bestuurde ook de geneeskunde en de wiskunde. Als arts te Purmerend gevestigd, werd hij raad en dan burgemeester. Eerst tot de wijsbegeerte van Descartes toegedaan, werd hij later door de zwakheid van hare veronderstellingen getroffen, en verkoos de proefondervindelijke natuurkunde, die Boyle in Engeland op schitterende wijze had doen vooruitgaan; hij stichtte een collegie te Purmerend waar hij de natuurkunde doceerde, en schreef een boek dat beroemd werd, en in 1716 het licht zag, getiteld Het regt gebruik der Wereldbeschouwingen. Dit boek is vooral teleologisch, of zooals de schrijver het zelf in het voorbericht zegt, ‘eene scopologie, ter aantooning van de wijze oogmerken Gods in het geschapene’.Ga naar voetnoot(12) Van Het regt gebruik der Wereldbeschouwingen verschenen verscheidene uitgaven: Amsterdam 1716, 1720, 3e druk 1741 (Vander Aa); - Amsterdam 1715 (Bibl. Univ. Gent); - Amsterdam 2e druk 1717 (Kon. Bibl. Brussel, Brit. Museum); - Amsterdam 3e druk 1720 (Kon. Bibl. Brussel); - 4e druk?; - Amsterdam 5e druk 1730 (Bibl. A.J.J.V.); - 6e druk?; - Amsterdam 7e druk 1759 (Bibl. Univ. Gent). - Fransche vertaling: L'existence de Dieu, Paris 1725 (Brit. Mus.), Amsterdam 1727 (Brit. Museum), Amsterdam en Leipzig, nouvelle edition 1760 (Bibl. Univ. Gent). - Engelsche vertaling: The redigious philosopher, 3 vol. London 1718 (Brit. Mus.), London 1730, 4e Ed. (Brit. Mus.) Aan het begin van dit prachtig boek wordt de lezer door een mooie fijne titelplaat verrast, geteekend J. Goerée, voorstel- | |
[pagina 1177]
| |
lende de wetenschap die de waarheid aan het onwetend menschdom ontsluierd. De plaat verbeeldt verscheidene natuurlijke verschijnselen, regenboog, bliksem, wolken, vuurberg, een aantal wetenschappelijke voorwerpen. Op de schoone vrouw die de wetenschap verbeeldt, dalen de lichtstralen van God θεος; op den laagsten zoom van haar mantel leest men de woorden: rerum magistra, terwijl op het voetstuk, waarop zij als een standbeeld staat, de titel van het boek wordt teruggegeven: B. Nieuwentyt's gebruyk der wereldbeschouwingen. Onder de plaat leest men: Te Amsterdam by de Weduwe J. Wolters en J. Pauli, 1715. Nevens de plaat, op de voorafgaande bladzijde, treft men de verklaring in verzen, waaraan de naam van den dichter ontbreekt. Verklaring der Tytel-Prent.
Natuur-kunde onbeschroomt door 't onbetwist'lijk Waar
Der Ondervinding, pronkt hier veiligh op 't Altaar.
Sy ligt den Philosooph, die door sigh selfs bedrogen
Op syn Verbeelding rust, den blind-doek van syn oogen
't Veelvuldigh konst-tuigh, dat beneden haar omringt.
Leert, hoe 't regt onderzoek der dingen dieper dringt
In ware wond'ren van Natuurs verborgtheden;
Dan 't vleyende Verstant, 't bloot Denkbeelt of de Reden:
Die als Ervarentheit ontbreekt, hoe trots, alleen
Ryk in gedagten syn en arm in saak'lykheên.
Sy wyst met d'andre hand, waar ymand met vertrouwen
En eerbied 't heerlyk ligt der waarheit kan beschouwen.
Terwyl een Sterke Geest, die 't onderzoek veragt,
Op desen glans vergrimt, in 't duist're van syn nagt.
Een straal der Godheit vergeselschapt dese kennis
Der schepselen, in spyt der stoutste Heilig-schennis;
En toont in 't groot Heel-al 't onloochenbare merk
Des Sprekers in syn Woort, des Makers in syn Werk.
Na den titel komt een schoon portret van den Schrijver, geschilderd door Dr. Valkenburg en geëtst door P. van Gunst. [1717 Nieuwentyt]. Het regt gebruik der Wereltbeschouwingen, ter overtuiginge van ongodisten en ongelovigen aangetoont, door Bernard Nieuwentyt, M.D. Met kopere Plaaten. Den tweeden druk. Tot Amsterdam. By de Wed. J. Wolters, en J. Pauli, op het Water, 1717, met Privilegie. (Kon Bibl. Brussel II 23941 Ex Libris VanHulthem, titelplaat, portret, copye van het privilegie, voorrede, 916 blzz., bladwysers, 28 platen, 25.8 × 20.8 cm.). | |
[pagina 1178]
| |
VH 2050 Ex Bibl. Van Hulthem, titelplaat, porstret, copye van het Privilegie, voorrede, 916 blzz., bladwysers, 28 platen, 24.6 × 19.5 cm.). De inhoud van deze verschillende uitgaven blijft dezelfde. De Fransche uitgave is de letterlijke vertaling van het Nederlandsch werk: [1760 Nieuwentyt]. L'existence de Dieu, démontrée par les merveilles de la nature en trois parties; ou l'on traite de la structure du corps de l'Homme, des Elemens, des Astres, et de leurs divers effets. Par Mr. Nieuwentyt D. en M. Nouvelle édition A Amsterdam et à Leipzig, chez Arkstee et Merkus, MDCCLX. (Titelplaat, portret, preface, 584 pp., tables des matières, 28 figurenplaten, 24.4 × 18.6 cm, Bibl. Univ Gent Th 133). In het hoofdstuk XXVIII, getiteld Beschouwinge van eenige chymische Natuurwetten treedt Nieuwentyt in beschouwingen over het oneindig klein, over het ingewikkeld maaksel van lucht, aarde, water en vuur: ‘Is de lugt niet een mengsel, ja een chaos van hondert duisenden verscheiden millioenen deelen?’ zegt hij, en gansch natuurlijk bespreekt hij het ‘seer, klein grondformeersel’ van alle gewassen en dieren, dat met het microscoop kan bestudeerd worden. Want voor Nieuwentyt is de micrographie niet onbekend. Het hoofdstuk XXVI is gewijd aan ‘de onnoemelijke veelheit, en onverbeeldelijke kleinheit der deeltjes uit welke het Geheel-al bestaat’. Daarin wordt aan de proeven en de berekeningen van Boyle herinnerd, waardoor bewezen wordt dat een druppel water niet minder als uit 20 millioenen deeltjes samengesteld is, deze van Leeuwenhoek die tot de vaststelling leiden dat 2000 milliarden diertjes in een druppel water kunnen begrepen worden. Daaruit komt Nieuwentyt tot het besluit dat, vermits de diertjes met een microscoop zichtbaar zijn, en de deeltjes | |
[pagina 1179]
| |
van het water niet, ‘in eenen droppel water veel meer als duisend maal duisend millioenen deeltjes sigh waarlyk en sakelyk bevinden.’ Het oneindig klein is, zooals men ziet, reeds rond 1700 een wetenschappelijk aangenomen feit. Nieuwentyt wordt in Het Mikroskoop van Harting niet genoemd; hij heeft echter geen opzoekingen gedaan op het gebied der micrographie. | |
Ehrenfried Walther von Tschirnhausen (1651 † 1708).Jöcher (1751) noemt hem Ehrenfried Walther von Tschirnhausen, geboren uit een oud adellijk Bohemer geslacht te Kislingswald 10 April 1651. Na te Leiden gestudeerd te hebben reisde hij door Frankrijk, Italië, Sicilië, Malta. Uit eigene kosten ceed hij talrijke ontdekkingen op het gebied van het optica, vervaardigde zeer sterke brandglazen en brandspiegels. Hij overleed 11 October 1708. Tschirnhausen wordt door Harting niet genoemd. De Acta Lipsiae (1697, 16, blz. 414) noemen van hem: De magnis lentibus seu vitris causticis, quorum diameter trium quatuorve pedum, nec non eorundem usu et eftectu plene et perspicue indicato, per Ehrenfried Walther De Tschirnhaus. Dat boek, dat noch te Gent, noch te Brussel, noch in het British Museum bestaat, handelt op § 35 over de microscopen: § 35. Quomodo tandem harum magnarum lentium ope construi possint telescopia praestantissima, atque hujusmodi microscopia.... | |
Stephen Gray († 1736).Stephen Gray hield zich vooral bezig met electriciteit, en was een der eerste geleerden die de stoffen onderscheidde in electrische en niet electrische, volgens hunne eigenschappen door wrijving verkregen. Hij werd tot lid van de Royal Society gekozen in 1732 en overleed op 25 Februari 1736. [1696 Gray]. Several microscopical observations and experiments, made bij Mr. Stephen Gray. Philos. Trans., 1696, no 221, blz. 280-287. Gray bedacht een klein toestel om een waterdruppel, in plaats van een glazen lens of bol te gebruiken. Dit watermicros- | |
[pagina 1180]
| |
coop bestond uit twee metalen plaatjes door eene schroef verbonden; in de opening van de beide plaatjes, opening die ongeveer 1/30 duim groot was, kon met de spits eener naald een druppel water worden gebracht, die den bolvorm nam en aldus als vergootende lens dienen kon. Het volgend jaar, verving Gray het water door een afkooksel van vischlijm. De glazen lenzen werden vervaardigd met stukjes glas op een stuk houtskool te brengen en deze met de vlam van eene soldeerlamp te smelten; daarna werden de bolletjes aan de eene zijde vlak geslepen. Harting (III, blz. 291) beschrijft als volgt de vernuftige wijze waarop Stephen Gray een holle spiegelende oppervlakte als microscoop aanwendde: hij gebruikte daartoe een klein koperen ringetje, waarvan de binnenste omtrek eenen doormeter van hoogstens 0.1 duim had; dit ringentje bestreek hij met eene oplossing van kwiknitraat, en bracht er vervolgens een druppel kwikzilver in. Vervolgens plaatste hij den ring met den daarin bevatten druppel op den rand van een kleinen hollen cylinder, waardoor de aanvankelijk biconvexe druppel een holle spiegelende oppervlakte aannam, en een op den vereischten afstand geplaatst voorwerp zich sterk vergroot vertoonde. Tot opname van het voorwerp diende een doorboord plaatje, dat aan den cylinder door middel van een staafje bevestigd was, en door eene schroef hooger en lager kon gesteld worden. | |
Jan Swammerdam (1637 † 1680)Jan Swammerdam, geboren te Amsterdam 12 Februari 1637 en aldaar overleden 15 Februari 1680, was de zoon van een geleerden apotheker; hij studeerde de geneeskunde te Leiden en te Parijs en werd doctor in 1667. Hij bezigde zich bijna uitsluitend met de studie der insecten, waarover hij verscheidene werken in het licht zond. Onder zijne werken noemt Hoefer: De respiratione usuque pulmonum, Leiden 1667, 1679, 1738. - Algemeene verhandeling van bloedloose dierkens, Utrecht 1669. Fransche vertaling Utrecht 1682, Latijnsche vertaling Utrecht 1685, 1733. - Miraculum naturae, Leden 1672 (Bibl. Univ. Gent Mc 649), 1729 - Afbeelding van 's menschen leven; Amsterdam 1675. Latijnsche vertaling Londen 1681. - Biblia naturae, Leiden 1737-1738, Duitsche vertaling Leipzig 1752. Engelsche vertaling Londen 1758, Fransche vertaling Dijon 1758. De opzockingen van Swammerdam hebben vooral volgens Cuvier voor doel de vergelijking van de ontwikkeling der dieren | |
[pagina 1181]
| |
met deze der planten te maken; bij de insecten begint ook die ontwikkeling met een ei. Swammerdam gebruikte volgens Boerhaave een door Samuel Musschenbroek vervaardigd microscoop, bestaande uit een koperen tafel met twee armen, de eene bestemd om de voorwerpen te dragen, de andere om de lenzen te bevestigen; hij gelukte aldus er in onder anderen het inwendig maaksel der insecten vast te stellen. Hij bediende zich verder van allerlei fijne mesjes, lancetten en naalden, en hij wist de zenuwen der insecten te balsemen, zoodanig dat deze week en doorzichtig bleven. [1737 Swammerdam]. Bybel der Natuure, |Door| Jan Swammerdam, |Amsteldammer.| Of |Historie der Insecten,| tot zeekere zoorten gebracht: Door voorbeelden, |ontleedkundige onderzoekingen van veelerhande| kleine gediertens, als ook door kunstige| kopere plaaten opgeheldert. |Verrykt met ontelbaare waarnemingen van nooit| ontdekte zeldzaamheden in de natuur. |Alles in de Hollandsche, des Auteurs Moedertaale, beschreven.| Hier bij komt een voorreeden, waar in het leven |van den Auteur beschreven is door| Herman Boerhaave, |Professor in de medicyne &. &.| De Latijnsche overzetting heeft bezorgt |Hieronymus David Gaubius,| professor in de medicyne en chemie II Deelen. |Te Leyden,| Bij Isaak Severinus, |Boudewyn Vander Aa, |Pieter Vander Aa.| MDCCXXXVII. (Bibl. Univ Gent H N 177, 60 lim. blzz. + 602 blzz., 35.6 × 23.2 cm. Van dat prachtig boek dat door Swammerdam oorspronkelijk in het Nederlandsch werd geschreven, werd een Latijnsche vertaling door Gaubius gemaakt waarvan de tekst rechtover den Nederlandschen gedrukt werd. De liminaire blzz. dragen een Nederlandsch-Latijnsche opdracht van Boerhaave aan de burgemeesteren van Amsterdam, gedagteekend Leyden 15 December 1736, - de beschrijving van het leven van den schrijver, in het Latijnsch en in het Nederlandsch door Boerhaave, - een bericht tot den lezer, ook in die twee talen, - een treurgedicht ter eere van Swammerdam in Latijnsche verzen door Mattheus Sladus, doctor in de Medicijnen, - twee registers, een Latijnsche en een Nederlandsche, - eene lijst der namen van de inschrijvers op het boek, - eindelijk de titel van het eerste deel van het boek. In het werk vindt men niets over het microscoop zelf, maar men voelt dat de meeste waarnemingen met het microscoop werden gedaan. In de levensschets van Boerhaave (blz. H 2) leest men daarover:. ‘Hij had een kopere tafel, gemaakt door de groote en schranderste werkbaas Samuel Musschenbroek, om te ontleeden de allerfijnste lighamen. Daar op stonden twe kopere | |
[pagina 1182]
| |
armen, so gemaakt, dat Hij, so hij wilde, die kost omdraayen na alle kanten. Ook te gelijk kost hy die verhoogen, verlaagen, so sagt, en wynig, als men wilde, aan haar hoogste eynden. Op een deser wierd vast gehegt het voorwerp, dat te ondersoeken stond, op het ander was het vergrootglas. Hy gebruykte glazen van verscheyde grootte, en omtrek; van de grootste af, tot de klynste toe, waren dese uytgesogt, en ten helderste doorsigtig. Dat hy wilde ondersoeken, besag hy eerst med de grootste, daar naa, al vervolgens, med klynder, en so eyndelyk med de klynste glasen.’ In het werk van Swammerdam vindt men alleen, van tijd tot tijd de vermelding dat hij vergrootglazen, - in den Latijnschen tekst door microscopium vertaald -, heeft benuttigd, b.v. in de beschrijving van den buik van den haftworm (blz. 251), van de hartvezelen van den houtworm (blzz. 311 en 408), van de longen van de bijen (blz. 412), van het hoornvlies van het oog der bijen (blz. 491). [1738 Swammerdam]. Bybel der Natuure, enz. zooals voor [1737 Sw.], met dit verschil dat het boek de aanduiding IIe deel en het jaartal MDCCXXXVIII draagt. (Blzz. 603-910, index, register, 52 platen met verklaring.) Vermeldingen over het gebruik van vergrootglazen vindt men in het 2e deel ook terloops, b.v. in de beschrijving der bladenrupsen (blz. 753), van het bloed van den kikvorsch (blz. 835). Het 2e deel bevat het einde van de Historie der insecten, en daarna de ontleding van de Spaansche zeekat (Sepia maris) aan Frans Redi opgedragen, eene verhandeling van de fluweele zeeslak (Physalus), eene verhandeling van het Varenkruyd van Dodoneus. In gansch zijne groote verhandeling spreekt Swammerdam zich uit als een bewonderaar van Harveus, Redi, Descartes. Hoezeer hij voorstaander is van de vermenigvuldiging der levende wezens door de tusschenkomst van eieren, waaraan hij het grootste deel van zijne onderzoekingen heeft gewijd, en hoe zeer hij tegenstaander is van de theorie van de zelfwording, blijkt uit de volgende, zeer krachtige woorden (blz. 761): ‘Dat ook de reeden is geweest, waarom men deese Dierkens tot nog toe niet naa de openbaring des Scheppers in de Natuur heeft verhandelt, maar alleen naa onse sloffigheid, vooroordeel, ende onwetentheid, waar van ik alleen den neerstigen Heer Frans Redi uytsondere: dewelke door een heel anderen geest deese kunst-werken der natuur ondersogt heeft, en haar uyt de diepten der domme en | |
[pagina 1183]
| |
beestelyke onwetentheeden getrokken: en welkers duysternissen soo grof syn geweest, dat se alles aan het geval en de verrotting hebben toegeschreeven; dat seker onverschonelijk voor mannen van verstant is. Maar soo dwaalt men, als men alleen in syn kamer blijft, en van syn memorie een boekekas maakt, willende van alles reeden geeven, daar se de kragt der reeden verwaarelosen, hetwelk de geopenbaarde Godt in syne werken is.’ Men ziet hoe hoog de proefondervindelijke methode bij Swammerdam ligt, hoe ver het microscopisch onderzoek hem op de wetenschappelijke banen heeft gebracht. De Historie der Insecten is geen stelselmatige studie over al de gekende insecten; die bedraagt een nauwkeurige en zeer uitgebreide beschrijving van eenige typen, zooals de luis, de watervlooi, de scorpioen, de wyngaertslak, de kreeftslak, de waterscorpioen, het haft, de mier, de neushoornige schalbyter, de bie, de kapel, de myt, de vliegkens aan de boomenbladen, de kikvorsch. | |
Isaac Newton (1642 † 1727).Isaac Newton, geboren te Woolsthorpe op 25 december 1642 en overleden te Londen op 20 maart 1727, eerst door zijne ouders bestemd tot het landbouwleven, studeerde te Cambridge en werd in 1669 leeraar in de wiskundige wetenschappen aldaar. Op 1672 werd hij lid van de Royal Society waarvan hij van 1703 af elk jaar 25 maal tot voorzitter gekozen werd; hij overleed te Kensington op 20 maart 1727; hij werd begraven in Westminstersabdij. In 1731 werd een penning geslagen dragende aan de eene zijde Newton's kop met deze woorden: Felix qui potuit rerum cognoscere causas, en op de andere zijde het zinnebeeld der wiskunde. Een groot bronzen standbeeld van Newton verheft zich te Grandham sedert 1858. Onder zijne talrijke werken: Philosophiae naturalis principia mathematica, London 1687, 1713, 1726; Fransche vertaling 1756, waarin de wetten van de zwaartekracht worden bewezen, Optiks or a treatise on the reflections and colours of light, London 1704, 1717, 1721, 1730, Latijnsche uitgave 1706, 1719, 1721, 1728, 1740, 1773, waarin wordt uitgelegd dat het licht niet eensoortig is, doch wel samengesteld uit stralen van ongelijke brekingswaarde, van het rood af tot het paars toe. De studie van de beweging is de grond van de wijsbegeerte van Newton. Newton heeft vastgesteld dat de chromatische afwijking | |
[pagina 1184]
| |
de voornaamste oorzaak is der gebreken van de dioptrische werktuigen. In twee brieven in 1679 aan Oldenburg geschreven, ontwikkelt Newton zijne meening dat om een katadioptrisch microscoop te maken, het noodig is in de plaats van het voorwerpglas in het samengesteld miscroscoop, een hollen spiegel te bezigen, met zijn hollen kant bovenwaarts gekeerd. Van het Engelsch oorspronkelijk werk, voor de eerste maal in 1704 verschenen, heb ik de volgende Latijnsche uitgaven gezien: [1706 Newton]. Optice: sive de Reflexionibus, Refractionibus, Inflexionibus et Coloribus Lucis libri tres. Authore Isaaco Newton, Equite Aurato. Latine reddidit Samuel Clarke, A.M. Reverendo admodum Patri ac Dno Joanni Moore Episcopo Norvicensi a Sacris Domesticis. Accedunt Tractatus duo ejusdem Authoris de Speciebus & Magnitudine Figurarum Curvilinearum, Latine scripti. Londini: Impensis Sam. Smith & Benj. Walford, Regiae Societatis Typograph. ad Insignia Principis in Beny. Walford, Regial Societatis Typograph. ad Insignia Principis in Coemeterio D. Pauli. MDCCVI (Bibl. Univ. Gent Ma 428, 348 + 24 + 43 blzz., fig., 24.5 × 18.5 cm.) In het 1e boek (blz. 14) wordt de theorie van het microscoop uit de studie der lenzen in korte woorden afgeleid. Op twee andere plaatsen, 1e boek, 2e deel, propositio VIII, blz. 137, - en 2e boek, 3e deel, propositio VII, blz. 222, worden de betrekkingen met de kleuren besproken, alsook de vergrootingen. [1719 Newton]. Optice: sive de Reflexionibus, Refractionibus, Inflexionibus & Coloribus Lucis, Libri tres. Authore Isaaco Newton, Equite Aurato. Latine reddidit Samuel Clarke, S.T.P. Editio Secunda, Auctior Londini: Impensis Gul. & Joh. Innys Regial Societatis Typographorum ad Insignia Principis in Areâ Occidentali D. Pauli. MDCCXIX. (Bibl. Univ. Gent Ma 429, XII + 415 blzz., fig., 22.5 × 16.2 cm.) In deze uitgave, treft men de inlichtingen over het microscoop op blzz. 15, 158 en 258. [1710 Newton]. Optice: sive de Reflexionibus, Refractionibus, Inflexionibus et Coloribus Lucis Libri tres. Auctore Isaaco Newton, Equite Aurato. Latine reddidit Samuel Clarke, S.T. & P. Editio Novissima. Lausannae & Genevae. Sumpt. Marci-Michaelis Bousquet & Sociorum, MDCCXL. (Bibl. Univ. Gent Ma 430, portret, XXXII + 364 blzz., 25.4 × 19.5 cm.) In deze uitgave, met een portret van Newton versierd, en opgedragen aan Bernouilli, bevinden zich de inlichtingen over het microscoop op blzz. 12, 119, 200 en 201. De Universiteitsbibliotheek te Gent bezit een 2e exemplaar van deze uitgave, waaraan echter het portret ontbreekt. | |
[pagina 1185]
| |
Herman Boerhaave (1668 † 1738).Herman Boerhaave (Woorhout 31 december 1668 † Leiden 23 september 1738) studeerde te Leiden en werd doctor in de wijsbegeerte reeds in 1689. Hij legde zich dan toe op de geneeskunde, de plant- en de scheikunde en werd in 1693 tot doctor in de geneeskunde te Harderwijk verheven. Hij werd lector in de geneeskunde in 1701 en in 1709 hoogleeraar in de plant- en geneeskunde te Leiden. Zijne beroemdheid werd groot; hij is de stichter van het 'klinisch onderwijs, en werd de arts van bekroonde prinsen. In zijne talrijke werken over geneeskunde, plantkunde en scheikundeGa naar voetnoot(13) vindt men niets over micrographie; alleen in de Historia insectorum sive Biblia naturae van J. Swammerdam, die hij in 1737 in twee boekdeelen in fo liet verschijnen, met eene voorrede, vindt men in die voorrede eenige inlichtingen over het microscoop, namelijk dat Samuel Musschenbroek, ‘de groote en schranderste werkbaas’ het microscoop heeft vervaardigd waarmede Swammerdam heeft gewerkt. | |
Johann Zahn.Jöcher (1751) vermeldt dat Zahn Johann, wiskundige en opticus, in 1685 te Würzburg de 1e uitgave van zijn Oculus artificialis liet verschijnen. In 1696 gaf hij: Specula physico-mathematico-historica notabilium ac mirabilium sciendorum in qua Mundi Mirabilis oeconomia nec non.. magnificus ejusdem... Thesaurus... inspectandus proponitur. 3 tom.. Norimbergae 1696 fo. (Brit. Mus. 459d 16). Maar het is in Oculus artificialis, verschenen in 1685 en dan in 1702, dat Zahn op merkwaardige wijze de beschrijving geeft van een aantal microscopen die in zijn tijd bekend waren. Uit dat prachtig boek heb ik aldus een aantal inlichtingen, en ook talrijke belangrijke figuren gehaald. Het Wetenschappelijk Museum der Stad Antwerpen bezit een exemplaar van de 1e uitgave van 1685 van Oculus artificialis. Dank aan de vriendelijke tusschenkomst van den heer R. Naveau, Conservator van dit Museum, kon ik, gedurende het lezen der proeven van deze verhandeling, het zeldzaam exemplaar zien dat vroeger deel maakte van de bibliotheek van Dr. Van Heurck. | |
[pagina 1186]
| |
De uitgave, in een boek vereenigd, bestaat uii drie deelen, het eerste gedagteekend 1685, het tweede en het derde gedagteekend 1686. [1685 Zahn I]. Oculus artificialis teledioptricus sive telescopium, ex Abditis rerum Naturalium & Artificialium principiis protactum novâ methodo, eâque solidâ explicatum ac comprimis e triplici fundamento Physico seu Naturali, Mathematico Dioptrico et Mechanico, seu Piatico stabilitum. Opus curiosum Practico-Theoricum magna rerum varietate adornatum, multorum votis diu expeditum, omnibus Artium novarum studiosis perquam utile: quo Philosophiae atque Mathesi praesertim mixtae, nec non universo pene hominum statui amplissimis adjumentis consulitur; nova plurima abstrusa curiosa Technasmata recluduntur, ipsaque Ars Telescopiaria facillime addiscenda, ac sumptibus non adeo magnis in praxin adducenda proponitur, adeoque Telescopium ex tenebris in lucem asseritur. Authore R.P.F. Joanne Zahn, Carolopolitano Sacri Candidi Canonici Ordinis Praemonstratensis in Cella Dei Superiore prope Herbipolium Professo. Cum Facultate Superiorum. Heibipoli, Sumptibus Quirini Heyl, Bibliopolae Aulico-Academici. Anno MLCLXXXV. (Bibl. natuurw. Museum Antwerpen, 31.5 × 20 cm., titelplaat, portret, 14 lim. + 218 blzz.). De titelplaat verbeeldt den ingang van een tuin, den tuin der wetenschappen; op een voetstuk verheft zich in de hoogte een langwerpig toestel, dat een verrekijker schijnt te zijn, waarrond twee gevleugelde slangen kruipen; op het voetstuk wordt de verdeeling in drie deelen aangekondigd: Fundamentum I physicum, Fun. II mathematicum, Fun. III practicum. Het portret is dit van Johannes Godefridus D.G. Epis. Dux Or. Fran. Princ. S.R.I. Herb. aan wien het boek waarschijnlijk wordt opgedragen. Na de voorrede begint dan het 1e deel van het werk gewijd aan de natuurkundige studie der optica. [1686 Zahn II]. R.P.F. Joannis Zahn Carolopolitani, Sacri Candidi Canonici Ordinis Praemonstratensis in Superiore Cella Dei Professi, pro explicando et demonstrando Oculo Artificiali Teledioptrico sive Telescopio, Fundamentum II. Mathematico-dioptricum, In quo Comprimis de materiâ & formâ Artificiali apti Diaphani ad perfectionem Oculi Artificialis Teledioptrici: Deinde de variâ lentium diaphanarum tam inter se quam cum Oculo Naturali combinatione: Tandem & de ipsis machinis sive instrumentis Teledioptricis cum Oculo Naturali comparatis Methodice, Gemine, ac Mathematice tractatur. Cum Facultate Superiorum. Herbipoli Sumptibus Quirini Heyl, Bibliop. Aulico-Academici. Francofurti ad Moenum, Typis Joh. Georgii Drullmanni. Anno MDCLXXXVI. (Bibl. Natuurw. Museum Antwerpen, 31.5 × 20 cm., medegebonden met I 6 lim. + 271 blzz.) Het tweede gedeelte, wiskundig behandeld, is opgedragen aan Pater Benedictus van de Cisterciaansche orde. | |
[pagina 1187]
| |
[1686 Zahn III]. R.P.F. Joannis Zahn Carolopolitani, Sacri Candidi Canonici Ordinis Praemonstratensis in Superiore Cella Dei Professi, Pio practice construendo et elaborando Oculo artificiali Teledioptrico sive Telescopio, Fundamentum III. Practico-mechanicum, In quo Comprimis de perfectâ superficie sphaericâ tam concavâ in patines, quam Convexâ in globos inducendâ: Deinde de verâ, expeditâ, certaque praxi elaborandarum quarumvis lentium ope praeparatarum patinarum vel globorum: De Uso quoque, applicatione & variâ combinatione lentium ad Machinas & Artificia Teledioptrica, deque variis aliis, quae quovis modo ad eadem requiruntur: De Tubis item Astronomicis, eorumque usu & tractatione ad quaevis corpora coelestia accuratius observanda: Nec non & de reconditioribus quisbusdam Artificiis Thaumaturgis magico-dioptricis; Practice & Mechanice tractatur. Cum Facultate Superiorum. Herbipoli. Sumptibus Quirini Heyl, Bibliopol. Aulico- Academici. Anno MDCLXXXVI. (Bibl. Natuurw. Museum Antwerpen, 31.5 × 20 cm., medegebonden met I en II, 8 lim. + 281 blzz.) Dit 3e gedeelte, opgedragen aan den Franciskaanschen pater Eucharius te Würzburg, bevat de beschrijving van de optische toestellen en van hunne veivaardiging. Figuren van lenzen en microscopen bevinden zich in dit 3e gedeelte op blz. 92 eene vergrootlens, blzz. 94 en 98 microscopen van Monconnys, blz. 109 het microscopium pulicare, op blz. 111 het toestel van Kircher met draaiende schijf, op blz. 112 glazen dozen met vergrootglazen om levende wezens te onderzoeken, blzz. 144, 145 en 146 binoculaire microscopen en verrekijkers, blz. 190 het zonnemicroscoop, blz. 233 een binoculair microscoop, blzz. 251, 253 en 256 tooverlantaarnen. Verscheidene figuren van die toestellen worden in de volgende bladzijden uit de 2e uitgave van 1702 teruggegeven. Deze 2e uitgave is in een enkel stuk van 797 blzz, vereenigd, en nu niet te Würzburg, zooals voor de 1e uitgave, maar te Nürnberg verschenen. [1702 Zahn]. Oculus artificialis teledioptricus sive telescopium, ex Abditis rerum Naturalium & Artificialium principiis protractum novâ methodo, eâque solidâ explicatum ac comprimis e triplici Fundamento physico seu naturali, mathematico dioptrico Et mechanico, seu practico stabilitum. Opus curiosum Theorico-Practicum magna rerum varietate adornatum, omnibus Artium novarum studiosis, perquan utile: Quo Philosophiae atque Mathesi praesertim mixtae, nec non universo pene hominum statui amplissimis adjumentis consulitur; nova plurima abstrusa curiosa Technasmata recluduntur, ipsaque Ars Telescopiaria facillime addiscenda, ac sumptibus non adeo magnis in praxin adducenda proponitur, adeoque Telescopium ex tenebris in lucem asseritur. Authore Joanne Zahn Franco-Carolopolitano Sacri & Candidi Ordinis Praemonstratensis Canonico Regulari nec non Parthenonis Cellae inferioris ejusdem Ordinis prope Herbipolim Praeposito. Editio Secunda Anctior. Cum | |
[pagina 1188]
| |
Facultate Superiorum. Norimbergae, Sumptibus Johannis Christophori Lochneri Bibliopolae. Typis Johannis Ernesti Adelbulneri. Anno MDCCII. (Kon. Bibl. Brussel II 43465, titelplaat, dedicatio, praefatio, synopsis, 797 blzz., index, talrijke platen en figuren 34 × 2.7 cm.)De prachtige titelplaat (fig.) verbeeldt een groep geleerden optische toestellen gebruikende; een van hen draagt een microscoop. De tekst zelf van het boek wordt onder die deelen gebracht
Titelplaat uit [1702 Zahn] Oculus artificial s
waarin op menige plaatsen het microscoop wordt bestudeerd. Figuren van microscopen treft men op blzz. 172, 178, 531, 537, 538, 549, 551, 552, 553, 558, 560, 688, 706, 707, 749, 750, 781, 783, 789, 791, 793 en 796. In het begin van zijn boek geeft Zahn de lijst der werken die door hem werden geraadpleegd, waaronder: A. â Leeuwenhoek Arcana naturae, Ant. Neri Ars vitraria, Athan. Kircherus, Cherub. d'Orleans Dioptrique oculaire, Christ. Huygens, Fransc. Fontana, Franciscus Redi de insectis, Hieron. Cardanus, J.B. Porta Magia Naturalis, Joan. Kunckel Ars vitraria, Kenelmus Dygbaeus de Natura corporum, Renatus des Cartes dioptrica, Thomas Willis de Anima Brutorum et de Fermentatione, enz. Het boek eindigt met een woord over het microscoop van Leeuwenhoek. Op blzz. 172 en 178 vindt men een figuur met de uitlegging | |
[pagina 1189]
| |
over een projecteertoestel. Verder worden dan de volgende
Microscoop van Monconnys, met eene lens. Uit [1702 Zalm]
microscopen beschreven, namelijk in hoofdstuk II van Fundamentum III, getiteld: Variae Microscopiorum species proponuntur cum certa eorum construendorum methodo ac praxi: Microscoop van de MonconnysGa naar voetnoot(14) (blzz. 530-538) met een lens of met 2 en 3 lenzen, waaraan de naam wordt gegeven van lens ocularis, lens objectiva en lens media, met de berekening voor de vergrooting, lineair, oppervlakkig en kubisch. Met eene
Microscopen van Monconnys met verscheidene lenzen Uit [1702 Zahn]
| |
[pagina 1190]
| |
lens is de lineaire vergrooting 16. Op een voet DE of pedunculum wordt een ring (capsula) B C in hout of been, met een couvexe lens, lenticula A gedragen. Het voorwerp H wordt, zooals met
Microscoop van Monconnys met drie lenzen. Uit [1702 Zahn]
het demonstreermicroscoop van Leeuwenhoek, aan het uiteinde van eene naald vastgemaakt. Zahn beschrijft ook de microscopen van Monconnys met verscheidene lenzen; de buizen die de lenzen bevatten worden op een voetstuk gedragen, of wel op zijdelingsche staanders zooals onze moderne microscopen, met een klein deksel wordt het oculairglas beschut. Dit oculairglas, B C locus primoe lentis ocularis bevindt zich aldus aan het bovenste gedeelte van de buis; op C D in het midden, is de middenlens, locus secundoe seu medioe lentis; F is de locus objectivae lentis, de plaats van het objectief. Het voorwerp wordt gebracht op het plaatje P. orbiculus objectorum sedes cum brachiolo O quaquaversus mobili. Er wordt ook melding gemaakt van een microscoop van DechalesGa naar voetnoot(15) met de glazen. Vergrootglazen, op verscheidene wijzen ingezet, worden blzz. 549 tot 562 verbeeld en besproken: de eene worden met de | |
[pagina 1191]
| |
hand gehouden en vóór het licht gehouden, zooals Microscopium
Microscoplum pulicare vulgare. Uit [1702 Zahn]
pulicare vulgare, - het voorwerp, een vliegje b.v., wordt op B aan een plat glas vastgemaakt en de eenige convexe lens bevindt zich aan het oog, - de anderen bevinden zich aan de bovenzijde van een glazen doos waarin levend materiaal kan onderzocht worden, en worden door een deksel beschut; ook wordt een toestel beschreven waarin verscheidene zaden op een draaiende schijf gedragen kunnen onderzocht worden: ‘dividatur orbiculus in diversa loculamenta, ut singula semina separatim ibidem collocari possint’.
Glazen doozen met vergrootglazen. Uit [1702 Zahn]
| |
[pagina 1192]
| |
Uit Ars magna lucis et umbrae van KircherGa naar voetnoot(16) wordt de
Toestel voor zadenonderzoek. Uit [1702 Zahn]
beschrijving getrokken van een toestel met een verticale lens
Toestel van Kircher met draaiende schijf. Uit [1702 Zahn]
| |
[pagina 1193]
| |
waarmede kleine voorwerpen op een draaiende glazen schijf vastgemaakt kunnen onderzocht worden. Eigenaardig is dat in 1702 binoculaire microscopen gekend zijn: op blz. 705-707 bespreekt Zahn twee toestellen van dien
Binoculair microscoop. Uit [1702 Zahn]
aard, en geeft daarvan de figuren: het eene toestel bevat twee buizen in een schuinsche doos gebracht, het ander van H.A.
Binoculair microscoop van Langenmantel. Uit [1702 Zahn]
| |
[pagina 1194]
| |
LangenmantelGa naar voetnoot(17) draagt twee oculaire lenzen die met een enkele objectieve lens werken. Bij het eerste treft men in het stuk A B twee buizen en het voorwerp bevindt zich op het stoeltje C; bij het tweede, treft men onder het operculum A B twee glazen die zoodanig geplaatst zijn dat zij elk met het eenig objectiefglas werken kunnen. Op blz. 749 wordt een klein samengesteld microscoop verbeeld waarvan het voetstuk van eene schroef voorzien is waardoor het voorwerp op de juiste hoogte kan gebracht worden. Zelfs werd er aan gedacht glazen lenzen door een waterbolletje te vervangen, zooals het door Georgius Christophorus Eimmart werd uitgedacht (blz. 750); het toestel is merkwaardig genoeg om hier de beschrijving ervan letterlijk te geven: ‘...recentissimum inventum microscopii sine vitro, quod ipsemet manibus tractavi et fundamentum artificii valde ingeniosi probe perspiciens deprehendi consistere illud in lamellae alicujus orichalcicae spissitudinem 1/2 circiter digiti pedis Norici habentis, utriusque faciei proportionata excavatione, ab una quidem
Klein samengesteld microscoop, met schroef, om op de gepaste hoogte te brengen. Uit [1702 Zahn]
facie cavitatem sphaerulae majoris cum cavitate oppositae sphaerulae minoris ita subtiliter conjungentis, ut per contactum sphaerularum excavatorum transiens foramen minutissimum, sit etiam acutissimum. Quibus sic artificiose praeparatis immittitur per tubulum angustiorem aquae guttula, quae forominulo | |
[pagina 1195]
| |
utrinque adhaerens efficiet sphaerulas naturales perfectissimae rotunditatis’.
Microscoop van Eimmart met waterlens. Uit [1702 Zahn]
In een aanhangsel, getiteld Appendix dioptricomicroscopia (blz. 779-797) worden de microscopen beschreven van J. Musschenbroek van Leiden met eene lensGa naar voetnoot(18), van P. Bonanni van Roma met drie lenzenGa naar voetnoot(19), van R. HookeGa naar voetnoot(20) zooals hij ze in
Microscoop met 6 lenzen van Cuno. Uit [1702 Zahn]
| |
[pagina 1196]
| |
zijne Micrographia verbeeldt, van Cosmus Conradus Cuno van Augsburg, bestaande uit een draaiende schijf met 6 verschillende lenzen, om te eindigen met deze van LeeuwenhoekGa naar voetnoot(21). De enkelvoudige microscopen worden door Zahn microscopia ludicria genoemd, in tegenstelling met de microscopia seria of engyscopia (εγγος nabij en σϰοπειν zien).
***
In mijne 2 eerste mededeelingen worden de volgende onderzoekers besproken: d'Aguillon I 592, Ango II 1161, Auzout II 1161, Boerhaave II 1185, Bonanni II 1168, Borel I 596, Boudon II 1161, Butterfield II 1158, Campani II 1165, Catelan II 1160, Cherubin I 608, Dechales II 1172, Divini I 606, Elsholtz II 1159, Fontana I 593, Gray II 1179, Grindl II 1166, Hartsoeker II 1174, Helvetius I 605, Hooke I 602, Huygens II 1167, Kircher I 594, Kohlhans II 1157, Van Leeuwenhoek I 609, Menage II 1162, Molyneux II 1173, de Monconys I 599, van Musschenbroek II 1159, Newton II 1183, Nieuwentyt II 1176, Power I 598, Redi II 1163, Schott II 1166, Schrader II 1162, Sturm II 1157, Swammerdam II 1180, von Tschirnhausen II 1179, Tortonus II 1162, Vossius I 597, Zahn II 1185. Over de volgende onderzoekers tot 1800 heb ik inlichtingen verzameld die in mijne verdere mededeelingen zullen vermeld worden: Adams, Aepinus, Baker Balthasar, Barba, Barker, Bion, Burucker, Camerarius, Chaulnes, Conradi, Cuff, Delius, Derham, Dollond, Ellis, Emerson, Euler, Ferguson, 's Gravesande, Gregory, Harris, Hertel, Hill, Houttuyn, Joblot, Jurin, Klügel, Ledermuller, Leutmann, Liberkühn, Magny, Mann, Marshall, Martin, Meyen, Müller, van Musschenbroek, Needham, Passemant, Plaucus, Rabiqueau, Regley, Selva, Slabber, Smith, Thölde, della Torre, Trembley, Valentinus, Watkins, Williams, Wilson, Wolf, Zeiher. |
|