Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1927
(1927)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1119]
| |
Practische leidraad in de Belgische Wetgeving over de Levensmiddelen
| |
[pagina 1120]
| |
groote waarde heeft. Aldus komt het dat zoovele openbare besturen het pubiiek lastig vallen, in plaats van het publiek te helpen. Aldus komt het dat zoovele lessen gansch overbodig zijn, en dat zoovele kinderen in hunne opvoeding achteruit blijven. Aldus 'komt het dat de geschiedenis van de oude Egyptenaren, de oude Grieken en de oude Romeinen te veel op den voorrang treedt, ten nadeele van de studie van de hedendaagsche tijdperken. Aldus komt het dat telrijke schrijvers langdradig zijn en moeilijk te begrijpen. Aldus komt het dat eene wetgeving een zeer onverteerbaar geheel uitmaakt, met vele onduidelijkheden, vele wijzigingen, talrijke verwijzingen naar oude teksten. De Belgische grondwet bepaalt met nadruk, en zeer terecht, dat geen Belg de wet niet kennen mag. Maar als de rechtskundigen soms over teksten redetwisten en zich niet akkoord stellen, hoe kan men verwachten dat iemand die geen man van studie is, volledig op de hoogte geraakt van hetgeen in het officieel Staatsblad verschijnt. Om geneeskundige, advocaat, leeraar, notaris, scheikundige, apotheker, officier, minister van een godsdienst, toeziener,... te worden, moet men zich eerst aan een soms langdurige voorbereiding onderwerpen, ten einde in staat te zijn de bijzonderheden van het vak, de verantwoordelijkheid wel te kennen. Een autogeleider moet het bewijs leveren, en van gezondheid en van bekwaamheid; een bediende van een openbaar bestuur moet een diploma of een getuigschrift voorleggen, of zich aan eene proef onderwerpen; wie in de nijverheid geen voldoende bekwaamheid bezit, mag zich tot wegzending verwachten. Daarentegen mag men een handel drijven, mag men beenhouwer, bakker, kruidenier, landbouwer zijn, mag men melk, boter, eieren, groenten, suikergoed, bier, wijn, allerlei dranken, tafelwater, spuitwater, mineraal water, conserven, enz. verkoopen, en volstrekt niets van schadelijke metalen, giftige kleurstoffen, bederfwerende producten, van bedervingswezens kennen, en aldus op de gevaarlijkste wijze de openbare gezondheid benadeelen. In de meeste gevallen wordt aan toezichtsambtenaren verklaard, dat men niets kent van wetgeving; men zoekt zich te verdedigen door de volledigste onwetendheid. Zouden wij durven beweren dat, als men de openbare gezondheid of het openbaar belang benadeelt, en aldus een misdadiger is, men ook geen misdaad pleegt als men onwetend is, juist in die gevallen wanneer men op de hoogte van zijne sociale verantwoordelijkheid zou moeten zijn? | |
[pagina 1121]
| |
Het is echter niet voldoende zekere gevaarlijke levensvoorwaarden van onze maatschappij in het licht te brengen. Men moet ook trachten die slechte voorwaarden te verbeteren; daarom hebben wij dat klein overzicht opgesteld, waarin practische inlichtingen betreffende de Belgische wetgeving over de levensmiddelen worden vereenigd. Sedert jaren zijn wij verplicht de vervalsching der levensmiddelen tegen te werken, en aldus moeten wij ons op de hoogte houden, niet alleen van wetenschappelijke opzoekingen, maar ook van de wetgeving zelf. Die wetgeving is reeds uitgebreid, en zij is nogal ingewikkeld: zelfs tot 1790 moet men achteruit gaan om zekere wettelijke bepalingen op te zoeken, die thans toepasselijk zijn. In vele gevallen worden zekere bepalingen gewijzigd of vervangen, in plaats van gansche hoofdstukken eenvoudig in hun geheel buiten toepassing te verklaren en door nieuwe te vervangen; dit zou dikwijls veel tijd besparen, en aan toezieners en aan rechters, en aan rechtskundigen en aan deskundigen, en ook aan de belanghebbenden, Maar wij zeiden hooger dat de menschengeest ingewikkeld is... Ons overzicht kan wel niet gansch volledig zijnGa naar voetnoot(1); onze bijzondere bekommering was dat overzicht duidelijk en practisch te maken, ten einde nijveraars, handelaars, toezichtsdiensten, politiediensten in de toepassing van de Belgische wetgeving over de levensmiddelen te helpen. Daarom hebben wij de alphabetische, in plaats van de logische orde gevolgd; het is zeer eenvoudig alphabetisch te werken; wie zich aan studie toewijdt, weet hoe moeilijk het is logisch te zijn. De grond van de Belgische wetgeving over de levensmiddelen is het Strafwetboek. Door de wet van 4 Augustus 1890 werd de regeering gemachtigd toezicht over de bereiding en den handel in levensmiddelen te houden, vooral in het belang van de openbare gezondheid. Aldus komt het dat sedert 1890 verscheidene koninklijke besluiten werden afgekondigd, om zekere levensmiddelen beter onder toezicht te houden, dan door de eenvoudige toepassing van het Strafwetboek. Die koninklijke besluiten zijn het werk van de staatsregeering; de gemeenten hebben echter ook den plicht daaraan mede te werken, niet alleen door de staatswetgeving na te volgen, doch ook door verordeningen van plaatselijken aard uit te werken. | |
[pagina 1122]
| |
In ons overzicht worden voor ieder der levensmiddelen, opvolgentlijk korte en eenvoudige inlichtingen verzameld, a) over den handel zelf, b) over de wetenschappelijke bepalingen, c) over de wetgeving, tot einde 1927. Buiten deze inlichtingen geven wij ook aanteekeningen betreffende de plichten van den staat en van de gemeenten, de plichten en de rechten van de toezichtsdiensten, onder de volgende rubrieken: beslagneming, gemeenten, monsterneming, staat, strafwetboek, toezicht, verbalen. Gemeentelaboratorium Gent, December 1927. | |
[pagina 1123]
| |
Alcoholhoudende dranken. - a) Zoodra de alcoholhoudende dranken uit de plaats waar zij bereid worden aan den handel worden geleverd, vallen zij onder de toepassing van het K.B. van 22 December 1905. Producten die voor menschenvoeding niet gebruikt worden, moeten de melding dragen van den aard en van het gebruik, nijverheid, artsenijkunde, enz. (K.B. 22 December 1905 Art. 2.) Het is verboden op flesschen en vaten etiketten te gebruiken met meldingen zooals alcoholvrij of accijnzenvrij, die aan de afwezigheid van alcohol kunnen laten gelooven. (K.B. 22 December 1905 Art. 7.) De vaten en de flesschen moeten naam of handelsnaam, alsook het adres van den voortbrenger of den verkooper of ten minste een gedeponeerd handelsmerk dragen. (K.B. 22 December 1905 Art. 8.) De benaming van den oorsprong mag alleen gebruikt worden, als het product echt is; het gebruik van die benaming moet door het staatsblad aangekondigd worden. Uitdrukkingen zooals type, aard, aan de benaming van den oorsprong gevoegd, mogen in geval van onechtheid niet gebruikt worden. De handelsrechtbank is alleen bevoegd. (Wet 18 April 1927.)
b) Verboden: een gehalte aan hoogere alcoholen, in amylalcohol uitgedrukt, aldehyden in aethylaldehyde uitgedrukt, en essentieën, hooger dan 3 gr. per liter, - in geval van dranken met alsemkruid, 2 gr. per liter -; een gehalte vrij of gebonden blauwzuur hooger als 0.1 gr. per liter; nitrobenzol, salicylaldehyd, methylsalicylaat, alkaloïdenhoudende vergiften, (b.v. maankop, tabak, enz.), prikkelende of drastische stoffen, (b.v. peper, mostaard, enz.), methylalcohol, phenolen, pyridineverbindingen, chloroform, minerale vergiften (b.v. lood-, zink-, koper-, aluminium- baryumverbindingen), minerale zuren, zuringzuur, salicylzuur, bederfwerende stoffen, verboden glucose. (K.B. 22 December 1905 Art. 3 en 4.) In slijterijen is de aanwezigheid van gedenatureerden alcohol, methylalcohol, hoogere alcoholen verboden. (K.B. 22 December 1905 Art. 5.) Verder is het verboden drankafval te bewaren. (K.B. 22 December 1905 Art. 9.) Vaten met likeurextracten moeten de hoeveelheid aanduiden om een bepaalde hoeveelheid drank te bereiden, die aan de eischen van de wet voldoet; die extracten mogen geen verboden producten bevatten. (K.B. 22 December 1905 Art. 6.)
c) Strafwetboek. Wet van 4 Augustus 1890. Wet van | |
[pagina 1124]
| |
15 April 1896 (Staatsblad 3 en 18 Juni 1896). K.B. 31 December 1902 (Staatsblad 10 Januari 1903; ingetrokken). K.B. 22 December 1905 (Staatsblad 29 December 1905). Wetgeving betreffende vaten, gereedschap, kleurstoffen, suikersurrogaten toepasselijk. Wet 18 April 1927 (Staatsblad 28 April 1927).
Alsemdrank. - a) De bereiding, de verkoop, alsook het invoeren van alsemdrank zijn verboden. De doorvoer, onder toltoezicht, is toegelaten
c) Wet van 25 September 1906 (Staatsblad 27 September 1906). De producten worden aangeslagen
Azijn. - a) De vaten moeten duidelijk en in gelijkvormige letters, naam of handelsnaam en adres van den voortbrenger of van den handelaar, ook het woord azijn met de aanduiding der gebruikte producten, dragen, b.v. wijnazijn, appelazijn, bierazijn, verdund azijnzuur. Deze aanduidingen moeten op facturen, vrachtbrieven en cognossementen herhaald worden. (K.B. 30 Januari 1893 Art. 1).
b) Azijn moet ten minste 3 gr. en ten hoogste 8 gr. azijnzuur in 100 c.c. bevatten. Vloeistoffen met meer dan 8 gr. azijnzuur moeten azijnzuur genoemd worden. Verboden: onvolledig gezuiverd azijnzuur, andere zuren als azijnzuur; sporen appel-, melk-, wijnsteen-, citroenzuur worden toegestaan, omdat zij in de grondstoffen die tot de bereiding hebben gediend kunnen aanwezig zijn; chloriden, sulfaten, onzuiverheden zooals calcium- en natriumzouten in hoogere verhoudingen als in de grondstoffen, lood-, zink-, arsenikverbindingen, schadelijke stoffen. (K.B. 30 Januari 1893 Art 1 en 2.)
c) Strafwetboek. Wet 4 Augustus 1890. K.B. 30 Januari 1893 (Staatsblad 3 Februari 1893). Verordeningen over gereedschap, kleurstoffen, saccharine ook toepasselijk.
Beslagneming. - Schadelijke, vervalschte of bedorven levensmiddelen worden aangeslagen, - ter beschikking gesteld van de gemeenten. voor de onderstandsinrichtingen als zij nog voor de voeding kunnen dienen, - zoo niet buiten gebruik gesteld. (Strafwetboek Art. 457, 503, 561; K.B. 8 October 1894.) De waren kunnen voorloopig in bewaring gesteld worden ten einde het resultaat van het onderzoek af te wachten. (K.B. 13 Augustus 1901.) | |
[pagina 1125]
| |
Worden door het onderzoek de waren vervalscht of schadelijk gevonden, dan worden zij in beslag genomen; kunnen de waren niet bewaren of zijn zij bedorven, dan worden zij buiten dienst gesteld of vernietigd. In dit laatste geval blijven die waren de eigendom van den belanghebbende; weigert deze, dan worden de waren in beslag genomen. Van het gebeurde wordt proces-verbaal gemaakt en een staat van kosten wordt er bijgevoegd. (K.B. 8 October 1894). De kosten van beslagneming worden gedragen door den staat of door de gemeenten, al naar gelang van de ambtenaren die de beslagneming hebben uitgevoerd. (K.B. 8 October 1894.)
Bier. - a) Fusten, flesschen en andere vaten, waarin bier voor den verkoop in het groot of het halfgroot wordt bewaard, moeten den naam of handelsnaam, alsook het adres van den voortbrenger of van den verkooper dragen; naam, handelsnaam en adres mogen vervangen worden door een gedeponeerd fabriekof handelsmerk. (K.B. 29 Januari 1894 Art. 2.)
b) Tot het bereiden en het verkoopen worden verboden: bier dat in gevorderden toestand van bederving verkeert, voor de gezondheid schadelijke stoffen bevat, zooals bederfwerende producten, namelijk salicyl- en zwaveligzuur en hunne zouten (K.B. 29 Januari 1894 Art. 1), zoetmakende producten zooals saccharine, dulcine, glycerine, of andere stoffen die geen echte suikers (saccharose. glucose. invertsuiker, enz.) zijn (K.B. 30 December 1896 Art. 1), afvalbier (stortbier) in slijterijen, uit glazen en op tafels verzameld (K.B. 29 Januari 1894 Art. 4). Sporen zwaveligzuur voortkomende van de ontsmetting der vaten worden echter toegelaten, als het gehalte 14 mgr. per liter niet overschrijdt. (K.B. 29 Januari 1894, art. 1.) De kranen, pompen en drukkingstoestellen moeten altijd in volkomen zindelijken toestand gehouden worden; de lucht die in de vaten in aanraking komt met het bier moet uit een niet besmette, goed verluchte plaats, liefst buiten de gebouwen, afkomstig zijn. (K.B. 29 Januari 1894 Art. 3.)
c) Wet van 4 Augustus 1890. Strafwetboek. K.B. 10 December 1890 (Staatsblad 17 December 1890, ingetrokken) over het gebruik van saccharine. K.B. 29 Januari 1894 (Staatsblad 9 Februari 1894). K.B. 30 December 1896 (Staatsblad 9 Januari 1897). Zie ook wetgeving over gereedschap en vaten, en over kleurstoffen. | |
[pagina 1126]
| |
De verbalen van toezieners van levensmiddelen over gebruik van saccharine moeten aan den controleur van den tol of der accijnzen der omschrijving overgemaakt worden. (Wet van 31 Augustus 1903, Wet van 3 Februari 1923).
Boter en surrogaten. - a) Boter is uitsluitelijk het vetproduct door het karnen van melk of room verkregen, met of zonder toevoeging van fermenten. onschadelijke kleurstoffen of zout. (Wet 12 Augustus 1903 Art. 1.) Margarine is een botersurrogaat. Voedingsvetten zijn vetmengsels, met of zonder toevoeging van oliën of water; reuzel, gezouten reuzel of spekslachterijproducten in de vaten waarin zij gegoten werden komen hier niet in aanmerking. (Wet 12 Augustus 1903 Art. 2.) Mengsels van margarine of eetbare vetten met boter zijn verboden; 10% botervet van de melk voortkomende, waarmede margarine werd bereid, wordt echter toegestaan. (Wet 12 Augustus 1903 Art. 3.) Vorm, afmetingen, merken der vaten voor margarine en vetten worden door K.B. bepaald. Al de vlakten dezer vaten moeten de benaming margarine of voedingsvet, in duidelijke, ten minste 2 cm. hooge letters, alsook naam of handelsnaam en adres van den voortbrenger of den verkooper dragen. (Wet 12 Augustus 1903 Art. 6.) Omhulsels moeten de benaming margarine of voedingsvet in letters van ten minste 2 cm. hoogte, naam of handelsnaam en adres van den verkooper dragen. (Wet 12 Augustus 1903 Art. 10.) Margarine en boter mogen niet in dezelfde of in verbinding zijnde lokalen bewaard en verkocht worden. Botervoortbrengers en boterhandelaars mogen noch margarine noch voedingsvetten in dezelfde lokalen en voertuigen houden, zelfs voor hun persoonlijk gebruik; het is verboden boter te bereiden of te houden in lokalen dienende tot het bereiden of bewaren van margarine en voedingsvetten. (Wet 12 Augustus 1903 Art. 7.) In bewaarplaatsen, winkels en op voertuigen, dienende tot den handel van margarine en voedingsvetten, moeten op duidelijke wijze de vermelding verkoop van margarine, verkoop van voedingsvetten in letters van ten minste 20 cm. hoog, aanwezig zijn. Margarine en voedingsvetten worden alleen op markten door de gemeenteoverheden daartoe aangewezen verkocht, en | |
[pagina 1127]
| |
ten minste op 25 m. afstand van boterkramen. (Wet 12 Augustus 1903 Art. 8.) Uit de fabrieken en den groot-handel, worden de margarine en de voedingsvetten in vaten geleverd, omringd van een rooden band van 5 tot 10 cm. breed. Die vaten dragen op al de vlakten de duidelijke en alleenstaande melding margarine of voedingsvet met zwarte letters, van ten minste 2 cm. hoogte, op witten grond. Op ronde vlakten komt de melding 4 maal te voorschijn, en aldus op alle kanten zichtbaar. De vaten moeten naam af handelsnaam en adres van den voortbrenger of van den verkooper dragen. De melding margarine of voedingsvet zal gebrand of in olieverf of oostindischen inkt geschilderd worden; op manden zal een blikken plakkaat, met ijzerdraad van ten minste 1/2 mm. dia. meter, sterk vastgemaakt, gebruikt worden; de uiteinden van den draad zullen naar het binnenste van de mand toegedraaid zijn. Als het omhulsel dubbel is, dan moet het binnenste omhulsel ook de voorgeschreven meldingen dragen. (K.B. 20 October 1903 Art. 3.) In den kleinhandel van margarine en voedingsvet moeten de binnenste omhulsels de woorden margarine of voedingsvet, in letters van ten minste 2 cm. hoogte op de bijzonderste buitenvlakte van het omhulsel dragen. (K.B. 21 November 1904.) Verboden in den handel in magarine en voedingsvetten: de woorden melk, boter, room of daarmede samengestelde woorden, alsook prenten of teekeningen die met de zuivelnijverheid betrekking hebben. Daar hier alleen benaming van product of nijverheid wordt bedoeld, zijn uitdrukkingen zooals beter dan boter, vervangt de boter, enz, toegelaten. Facturen, vrachtbrieven of andere handelsstukken, moeten de melding margarine of voedingsvet, al of niet met de bijzondere benaming van het product, dragen. (K.B. 20 October 1903.)
b) Boter mag niet met fermenten, kleurstoffen, vaten en welkdanige voorwerpen bereid of bewaard worden die tot de bereiding van margarine en van eetbare vetten hebben gediend. (Wet 12 Augustus 1903 Art. 4.) Margarine en eetbare vetten moeten vermengd worden met onschadelijke stoffen, ten einde de onderscheiding met boter gemakkelijker te maken. Deze stoffen en hare hoeveelheid worden door een K.B. bepaald; dit is op uitvoerproducten niet toepasselijk. (Wet 12 Augustus 1903. Art. 5.) Margarine en voedingsvetten moeten op 1000 gewichtsdee- | |
[pagina 1128]
| |
len vet of olie ten minste 50 gewichtsdeelen sesaamolie en 2 gewichtsdeelen droog en eerst in olie ingebracht zetmeel bevatten. De sesaamolie mag in het vet gebracht worden gedurende de bewerkingen die het beslaan voorafgaan, het zetmeel moet in het vet gebracht worden onmiddellijk vóór het beslaan. Sesaamolie en zetmeel worden in vaten behouden met de meldingen sesaamolie, zetmeel voor mengelingen, op eene plaats door het accijnsbeheer goedgekeurd. Worden de voedingsvetten zonder beslaan bereid, dan worden de sesaamolie en het zetmeel toegevoegd gedurende de gepaste bewerking. Sesaamolie moet aan de volgende reactie voldoen: een mengsel van 0.5 volumedeel sesaamolie en 99.5 volumedeelen katoen of aardnootolie, geschud met 100 volumedeelen sterk zoutzuur van soortelijk gewicht 1,19, en eenige druppels van kleurlooze alcoholische oplossing aan 2% furfurol, moet aanleiding geven tot een duidelijke roze kleur van de zuurlaag. De gebruikte katoen- of aardnootolie moet met furfurol geen kleur geven. Een mengsel van 10 volumedeelen margarine of voedingsvet met 90 volumedeelen katoen- of aardnootolie moet in dezelfde voorwaarden met furfuroloplossing een duidelijk roze kleur geven. (K.B. 20 October 1903 Art. 1.) Verboden: Mengsels van boter met margarine en voedingsvetten, buiten de aanwezigheid van 10% botervet, boter waarvan de eigenschappen van deze van gewone zuivere boter afwijken; de physische en chemische kenmerken van zuivere boter worden door K.B. bepaald. (Wet 12 Augustus 1903 Art. 11.) Wordt als abnormaal beschouwd, en verboden tenzij de vaststelling van de zuiverheid door de officieele controle van de voortbrengst, boter die tegelijkertijd met een getal van vluchtige oplosbare zuren minder dan 28 één der volgende getallen geeft: een lichtbrekingsgetal Zeiss hooger dan 44 op 40o C., een critische oplossingstemperatuur in alcohol aan 99o,1 G.L. hooger dan 57o C., een soortelijk gewicht op 100o C. minder dan 0.865, een gehalte aan vaste onoplosbare vette zuren hooger dan 88.5%; een verzeepingsgetal minder dan 222. (K.B. 21 November 1904). Zijn schadelijk en verboden: boter, margarine, voedingsvet met verboden melk bereid, bederfwerende stoffen, glycerine, vetten die niet bewerkt of ingevoerd werden volgens de verordeningen over vleeschhandel. (K.B. 20 October 1903 Art. 7.) Boorverbindingen worden toegestaan als zij, berekend in boorzuur, eene verhouding van 0.5% niet overschrijden. Dan | |
[pagina 1129]
| |
moet een etiket de vermelding boorzuurhoudende boter dragen, en moet in den groothandel, deze vermelding op facturen, vrachtbrieven en cognossementen aanwezig zijn. (K.B. 12 Augustus 1921 Art. 1 en 2.) Boter met meer dan 18% stoffen, die geen botervet en zout zijn, moet in den groothandel in dichtgesloten houten vaten, in den kleinhandel in papieren of 'kartonnen omhulsels, met gekruist gezegeld touwtje gesloten, ingesloten zijn; de aard en de juiste verhouding dezer stoffen worden in de beide landstalen op het omhulsel aangeduid als volgt: Boter met water vermengd. Bericht. deze boter bevat... percent water (kaasstof, melksuiker). Zuivere boter bevat er ten hoogste 18 percent. De vorm en omvang van den tekst wordt in het K.B. teruggegeven; die tekst moet, afgezonderd en duidelijk, op twee tegenovergestelde vlakten aanwezig zijn. Op het omhulsel mogen geen andere vermeldingen staan als een handelsnaam. (K.B. 18 September 1904.)
Boter met water vermengd wordt schadelijk verklaard, als het gehalte aan stoffen die geen vet en zout zijn hooger is als 20%. (K.B. 3 Februari 1919.)
c) Strafwetboek. Wet 4 Augustus 1890. K.B. 11 Maart 1895. (Staatsblad 11-12 en 15 Maart 1895, ingetrokken). Wet 4 Mei 1900 (Staatsblad 11 Mei 1900, ingetrokken). K.B. 31 October 1900 (Staatsblad 5 en 6 November 1900, ingetrokken). Wet 12 Augustus 1903 (Staatsblad 22 Augustus 1903). K.B. 20 October 1903 (Staatsblad 24 October 1903). K.B. 18 September 1904 (Staatsblad 26/27 September 1904). K.B. 21 November 1904 (Staatsblad 23 November 1904). K.B. 3 Februari 1919 (Staatsblad 12 Februari 1919). K.B. 12 Augustus 1921 (Staatsblad 28 Augustus 1921). Verordeningen over gereedschap en kleurstoffen ook toepasselijk.
De toezichtskrachten door de wet van 4 Augustus 1890 aangeduid hebben het recht in de bereidingslokalen, havens, spoorwegenstations, winkels, en voertuigen, tolbewaarplaatsen ten allen tijde te dringen en monsters te nemen; in de tolbewaarplaatsen zullen zij alleen optreden in de aanwezigheid der tolbeambten en na de belanghebbenden verwittigd te hebben. (Wet 12 Augustus 1903 Art. 12).
Margarine en voedingsvetten die de geëischte inlichtingen niet dragen, en de vervalschte boter zullen aangeslagen worden | |
[pagina 1130]
| |
volgens Art. 503 van het Strafwetboek. (Wet 12 Augustus 1903 Art. 13.) Voor uitvoerproducten, moet de hoeveelheid bereid product op een daartoe bestemd en onder toezicht gehouden boek aangekondigd worden. Gedurende de bereiding moet het product gestadig bewerkt worden met de vermelding: verplichte uitvoer. De vaten zullen de meldingen margarine, verplichte uitvoer dragen, alsook het adres van den voortbrenger. De ingepakte, alsook de bereide niet ingepakte producten worden in een bijzonder lokaal bewaard met twee verschillige sleutels, de eene door den voortbrenger, de andere door de accijnsbeambten bewaard. Verplaatsen en verzenden van de producten geschieden alleen onder toezicht. (K.B. 20 October 1903, Art. 2.)
Brood. - a) De uitdrukking brood behoort uitsluitelijk tot het tarwebrood; andere broodsoorten moeten den naam dragen van het meel waarmee het bereid werd (b.v. rogge-, masteluinbrood, enz.). Het brood mag alleen bereid worden uit meel, gist of deegsem, zout en water; worden andere stoffen gebruikt, dan heet het brood fantasie-, luxebrood, enz. (K.B. 28 September 1891 Art. 11 en 12). Het brood van ten minste 500 gr. moet de eerste letters van naam en voornaam van den bakker dragen, - brood uit een ander meel als tarwemeel of uit meelmengsel of met meer dan 3% aardappelen gebakken, zal daarenboven nog een stervormig merk dragen. (K.B. 28 September 1891 Art. 13). De verkoopprijs zal met cijfers van ten minste 3 cm. hoogte en 1 cm. breedte na de woorden 1 Kg. brood of 1/2 Kg. brood op een duidelijke wijze aangeduid worden zoowel in de winkels als op de karren. (Gent 10 Augustus 1925 Art. 2).
b) Het is verboden brood te bakken met: verboden meel, minerale stoffen buiten het keukenzout (zooals aluin, carbonaten, zeep, kalk), vervalschte gist. Het is verboden bedorven brood (beschimmeld, slechtsmakende, enz.) te verkoopen. Bij het bakken zijn verboden ongeoorloofd of schadelijk gereedschap (b.v. zinkplaten, gegalvaniseerde troggen), hout met lood of arsenikhoudende kleuren geverfd. (K.B. 28 September 1891 Art. 8, 9, 10 en 14). Het gewoon brood moet 1/2, 1, 1 1/2 of 2 Kg. wegen; na het bakken wordt hoogstens een gewichtsverlies van 4% geduld; het gehalte aan droge stof moet ten minste 320, 640, 960 en | |
[pagina 1131]
| |
1280 gr. respectievelijk voor brooden van 1/2, 1, 1 1/2 en 2 Kg. bedragen. Het fantaisie-, het plaatbrood moet 450, 900, 1350 en 1800 gr. wegen, met 4% geduld gewichtsverlies na het bakken, en met ten minste respectievelijk 288, 576, 864 en 1152 gr. droge stof. (K.B. 19 Juli 1926 Art. 9 en 10.)
c) Strafwetboek. Wet 4 Augustus 1890 Art. 6 en 7 K.B. 28 September 1891 (Staatsblad 2 October 1891), Besluit Gemeenteraad Gent 9 April en 10 Augustus 1925. K.B. 19 Juli 1926 (Staatsblad 19-20 Juli 1926). K.B. 20 Augustus 1926 (Staatsblad 21 Augustus 1926). De voorwaarden, waarin de stalen dienen genomen en de methode om de droge stof te bepalen, worden door een ministerieel besluit vastgesteld. (K.B. 19 Juli 1926 Art. 13). Wordt de overtreding door den betrokkene erkend, dan teekent deze eene verklaring die bij het proces-verbaal wordt gevoegd. Verlangt de betrokkene dat monsters zouden genomen worden, of erkent hij de overtreding niet, dan worden 10 brooden, met twee kantbrooden inbegrepen, gewogen. (K.B. 19 Juli 1926 Art. 12). Is er een minder getal brooden, dan worden de voorhanden brooden gewogen. Worden als stalen gekozen de drie brooden wier gewicht het gemiddelde gewicht der brooden het dichtst nabijkomt. In de kruin dezer stalen worden 2 cc. sterke formoloplossing ingespoten, en ieder brood in papier gewikkeld en gezegeld. (Gent 10 Augustus 1925 Art. 5.) Een afschrift van het proces-verbaal moet binnen de 48 uren aan den overtreder gezonden worden. (K.B. 20 Augustus 1926 Art. 11.) De scheikundigen moeten de droge stof van het brood bepalen volgens de officieele methode, wier beschrijving in aanhangsel aan het reglement gevoegd wordt. (Gent 10 Augustus 1925 Art. 6.)
Cacao. - a) Naam alleen voorbehouden aan het product bereid uit de zaden van de cacaoplant, Theobroma cacao, met of zonder toevoeging van specerijen (zooals kaneel, vanilje), in klompen, platen of poeder. Andere cacaoproducten (b.v. met amandels, hazelnoten, pimpernoten, enz.) mogen niet cacao genoemd worden, ofwel moeten de toegevoegde stoffen na de benaming cacao aangeduid worden. (K.B. 28 Mei 1926 Art. 1.) Omhulsels moeten naam of firma en adres van den voort- | |
[pagina 1132]
| |
brenger of verkooper in België vermelden. (K.B. 28 Mei 1926 Art. 10.)
b) Het is toegelaten het vetgehalte te verlagen tot ten minste 20% van het droog gewicht. (K.B. 28 Mei 1926 Art. 1.)
c) Zie chocolade.
(Alkalihoudend) cacao of oplosbaar alkalihoudend). - a) Cacao waaraan alkali werd toegevoegd; aanduiding duidelijk en met dezelfde letters als het woord cacao. Aanduiding niet verplichtend voor den uitvoer (K.B. 28 Mei 1926 Art. 2.) Op vaten en omhulsels wordt de aanduiding alkalihoudend geplaatst op een alleenstaanden regel, op de voornaamste zijde of op den meest in het zicht vallenden kant, met gelijkvormige letters, grooter en even zichtbaar als de andere medegaande opschriften, buiten de specifische cacaoaanduiding. Het woord alkalihoudend moet overal het woord cacao vergezellen. (K.B. 28 Mei 1926, Art. 4.) Omhulsels moeten naam of firma en adres van den voortbrenger of den verkooper in België vermelden. (K.B. 28 Mei 1926, Art. 10.) De aanduiding alkalihoudend dient herhaald te worden op facturen, vrachtbrieven en cognossementen. (K.B. 28 Mei 1926, Art. 11.)
b) Het alkaligehalte, in watervrij natriumcarbonaat berekend, mag 3% van het droog gewicht niet overschrijden; cacao met meer dan 3% alkali, wordt schadelijk verklaard. (K.B. 28 Mei 1926, Art. 2 en 3.)
c) Zie chocolade.
(Zuiver) cacao. - a) Alleen voor cacao waarvan geen vet werd afgetrokken en waaraan noch alkali noch andere stoffen werden toegevoegd. Alkalihoudende cacao mag niet zuiver genoemd worden. (K.B. 28 Mei 1926, Art. 2.) c) Zie chocolade.
Chocolade. - a) Product uitsluitend samengesteld uit geschilde cacao, met saccharose, met of zonder toevoeging van cacaoboter en specerijen. (K.B. 28 Mei 1926, Art. 5.) De uitdrukkingen chocolaterie, chocoladefabriek met het woord chocolade gevormd, zijn verboden op omhulsels en ver- | |
[pagina 1133]
| |
pakkingen van cacaoproducten in tabletten, brokken, poeder of croquetten. (K.B. 28 Mei 1926, Art. 8.) Het netto gewicht van chocolade en chocoladebereidingen in pakken van ten minste 150 gr. moet aangeduid worden. (K.B. 28 Mei 1926, Art. 9.) De pakken moeten naam of firma en adres van den voortbrenger of den verkooper in België vermelden. (K.B. 28 Mei 1926, Art. 10.)
b) Het cacaogehalte moet ten minste 35% bedragen, en ten minste 14% geschilde, droge en vetvrije cacao. (K.B. 7 November 1926, Art. 1, vervangende 2e alinea van Art. 5. K.B. 28 Mei 1926.) Wordt schadelijk verklaard de chocolade met schadelijke cacao, schadelijke melk bereid, met bederfwerende, neutraalmakende stoffen, glycerine, koolwaterstoffen, niet eetbare verdikkingsmiddelen. (K.B. 28 Mei 1926, Art. 7.)
c) Wet 4 Augustus 1890. Strafwetboek. K.B. 18 November 1894 (Staatsblad 16 Februari 1895, ingetrokken). K.B. 18 Mei 1896 (Staatsblad 28 Mei 1896, ingetrokken). K.B. 28 Mei 1926 (Staatsblad 11 Juni 1926). K.B. 7 November 1926 (Staatsblad 20 November 1926). K.B. 19 Maart 1927 (Staatsblad 26 Maart 1927). De Art. 4, 5, 6, 8, 9, 10 en 11 van K.B. 28 Mei 1926 zijn niet toepasselijk op uitvoerwaren. Verordeningen over gereedschap ook toepasselijk. Tinnenbladen die als omhulsels dienen mogen ten hoogste 1% lood of antimoon bevatten; zij mogen noch arseniek noch kwikzilver bevatten. Ministerieele omzendbrief 31 December 1894 (Staatsblad 16 Februari 1895).
Chocoladebereidingen. - a) De benamingen amandelchocolade, hazelnootchocolade mogen gegeven worden aan chocolade die amandels of hazelnoten in hun geheel of in brokken bevatten. De beoordeeling van de chocolade zelf wordt gedaan op het product waarvan het gewicht der amandels of hazelnoten afgetrokken wordt. (K.B. 7 November 1926, Art. 2, een artikel 6bis aan het K.B. 28 Mei 1926 bijvoegende). Suikerbakkerijproducten, namelijk pralinen, pastillen, chocolade-crême, vallen niet onder de toepassing der verordeningen over chocolade. (K.B. 28 Mei 1926, Art. 12.)
c) Zie chocolade. | |
[pagina 1134]
| |
Gemeenten. - De gemeenten hebben als plicht den handel van levensmiddelen te bewaken, ten opzichte van de eerlijkheid en ten opzichte van de gezondheid. (Wetten 16/24 Augustus 1790. titel XI, Art. 3.) De rechten der gemeenten worden niet verminderd door de wet van 4 Augustus 1890 die de regeering machtigt toezicht te houden over de levensmiddelen. (Wet 4 Augustus 1890, Art. 1.) Zie: Toezicht door de gemeenten.
Gereedschap. - a) Het is verboden gereedschap te gebruiken of te verkoopen waarvan de deelen, die in betrekking komen met eetwaren uit giftige of schadelijke stoffen samengesteld zijn of die stoffen bevatten. (K.B. 10 December 1890, Art. 1 en 5.) Waren die met verboden gereedschap werden bereid, ingepakt, bewaard of vervoerd, mogen niet verkocht worden. (K.B. 10 December 1890, Art. 4.) Gereedschap voor levensmiddelen dienende, dat tin, legeeringen, glazuur, kleurstoffen draagt, moet op duidelijke wijze naam of handelsnaam en adres van den fabrikant of handelaar dragen. (K.B. 10 December 1890, Art. 6.) Verkoopers die en eetbare oliën en brandolie verkoopen moeten afzonderlijke maten gebruiken voor de twee waren, dragende de letters M voor de eetbare olieën, letter B voor de brandolie. (K.B. 10 December 1890, Art. 34.)
b) Worden beschouwd als giftig of gevaarlijk, lood, zink, legeeringen en glazuren met lood of zink, arseniek, antimoon en hunne verbindingen, alsook giftige kleurstoffen. (K.B. 10 December 1890, Art. 2.) Deze bepaling is niet toepasselijk in de volgende gevallen: uitwendig soldeersel, met ten hoogste 10% lood, van blikken conservendoozen (K.B. 10 December 1890, Art. 3.); - zink en koperlegeeringen met of zonder nikkel, ijzer of tin, antimoonen tinlegeeringen met of zonder koper en bismuth, dienende tot toestellen zooals vorken, lepels, koffiekannen, suikerpotten, herbergskannen waarmede de eetwaren slechts korten tijd in aanraking blijven; antimoon en tinlegeeringen, met of zonder koper en bismuth, met ten hoogste 15% antimoon, voor siphonskoppen gebruikt. (K.B. 15 September 1891, Art. 1.) Tinnen maten mogen alleen uit eene legeering vervaardigd worden samengesteld uit 98.5% zuiver tin en 1.5% rood koper | |
[pagina 1135]
| |
(K.B. 24 September 1894 Art. 24); het loodgehalte van het tin mag 1% niet overschrijden (K.B. 11 Maart 1895). Het tin van blikken bladen dienende tot het vervaardigen van maten mag ten hoogste 1% lood bevatten (K.B. 24 September 1894 Art. 29). Tinbladen voor het inpakken van worst, kaas, chocolade en andere eetwaren, mogen noch arseniek noch kwikzilver bevatten, en ten hoogste 1% lood, zink en antimoon te samen. (Ministerieele omzendbrief 31 December 1894).
c) Strafwetboek. Wet 4 Augustus 1890. K.B. 10 December 1890 (Staatsblad 17 December 1890). K.B. 15 September 1891 (Staatsblad 19 September 1891). K.B. 24 September 1894 (Staatsblad 26 October 1894) betreffende maten en gewichten. K.B. 11 Maart 1895 (Staatsblad 24 Maart 1895) betreffende maten en gewichten. Ministerieele omzendbrief 31 December 1894 (Staatsblad 16 Februari 1895).
Gist. - a) Vreemde stoffen die aan de gist worden gevoegd moeten in gelijkvormige duidelijke letters, na de benaming gist, ook de benaming der toegevoegde stoffen dragen. Wordt aan de gist zetmeel gevoegd, dan mag de benaming gemengde gist gebruikt worden. (K.B. 19 Februari 1894, Art. 1). Deze aanduidingen moeten op elk giststuk of op elk vat aanwezig zijn, ook op facturen, vrachtbrieven en cognossementen. (K.B. 19 Februari 1894, Art. 2). De etiketten moeten ook naam en adres van den voortbrenger of den verkooper dragen, of ten minste een gedeponeerd fabriekmerk. (K.B. 19 Februari 1894, Art. 3).
b) De aanwezigheid van weinig zetmeel, tot 3%, wordt toegestaan, voortkomende van de gebruikte toestellen. (K.B. 19 Februari 1894, Art. 1).
c) Strafwetboek. Wet 4 Augustus 1890. K.B. 19 Februari 1894 (Staatsblad 21 Februari 1894).
Honing. - a) Honing is de zoete stof door de bijen uit plantensap voortgebracht. Als de bijen, uitgezonderd voor den wintervoorraad, met andere suikerhoudende stoffen worden gevoed, dan moet de honing den naam van die stoffen dragen, b.v. suikerhoning, glucosehoning, gemengde honing. Honingsurrogaten of mengsels van honing met vreemde stoffen moeten kunstmatig, met suiker gemengde honing, enz., genoemd | |
[pagina 1136]
| |
worden, ofwel een naam dragen waarin de uitdrukking honing niet voorkomt (K.B. 27 April 1896, Art 1 en 2). Die benamingen moeten eenvormig en duidelijk op de vaten, facturen, vrachtbrieven en cognossementen voorkomen. (K.B. 27 April 1896, Art. 4). Naam of handelsnaam, ofwel een gedeponeerd handelsmerk zijn verplichtend. (K.B. 27 April 1896, Art. 5).
b) Verboden: honing met stuifmeel, was of andere in water oplosbare stoffen boven 1% van de droge stof, met minerale stoffen boven 0.5% van de droge stof, met insectenafval, bedorven honing. (K.B. 27 April 1896, Art. 3).
c) Strafwetboek. Wet van 4 Augustus 1890. K.B. 27 April 1896 (Staatsblad 8 Mei 1896).
IJsroom. - a) Wie ijsroom wenscht te bereiden en te verkoopen in winkels, proeflokalen en koffiehuizen of op straat, is gehouden daarvan, voorafgaandelijk en schriftelijk, eene verklaring te doen bij het gemeentebestuur. (Gent 22 Maart 1926, Art. 1; Gendbrugge 6 Mei 1926, Art. 1). Te allen tijde zijn de lokalen en de toestellen, alsook de waren, het bereiden, bewaren en verkoopen aan het toezicht onderworpen van den politiecommissaris en van den bestuurder van het gemeentelaboratorium of hunne afgevaardigden. (Gent 22 Maart 1926, Art. 4; Gentbrugge 6 Mei 1926, Art. 4).
b) De plaats waar ijsroom wordt bereid, bewaard en verkocht, alsook het gebruikte gerief, moeten in de grootste zindelijkheid gehouden worden. De personen die ijsroom bereiden, bewaren of verkoopen, mogen door geen besmettelijke ziekte aangetast zijn; in het huis waar ijsroom wordt bereid, bewaard of verkocht, mag geen besmettelijke ziekte heerschen. (Gent 22 Maart 1926, Art. 2; Gendbrugge 6 Mei 1926, Art. 2). De producten en de toestellen, die tot het bereiden van ijsroom worden gebruikt, moeten in overeenstemming zijn met de wetten over de levensmiddelen. Het gebruik van ongekookt water en ongekookte melk wordt niet toegelaten; alleen mag ijsroom verkocht worden, welke met gekookte producten wordt bereid. (Gent 22 Maart 1926, Art. 3; Gendbrugge 6 Mei 1926, Art. 3). De ijsroom is onderworpen aan het gemeentetoezicht over de levensmiddelen, door het gemeentelaboratorium uitge- | |
[pagina 1137]
| |
oefend. De monsters worden genomen met de noodige voorzorgen, namelijk in gesteriliseerde vaten, door het bevoegd personeel. Uit reden van de kleine hoeveelheden dezer monsters, wordt geen vergoeding aan de belanghebbenden betaald, tenzij de monsters voor een bepaald onderzoek meer dan 25 gr. bedragen. De ijsroom, onderzocht onmiddellijk na het nemen der monsters, mag niet boven de 5000 bacteriën per cc. bevatten, waaronder volstrekt geen vloeibare coloniën, en geen darmbacteriën of andere ziektebacteriën. (Gent 22 Maart 1926, Art. 5; Gendbrugge 6 Mei 1926. Art. 5).
c) Strafwetboek. Wet 4 Augustus 1890, Gemeentewet, Art. 28. (Verordening Gent 22 Maart 1926. Verordening Gendbrugge 6 Mei 1926. De 2 verordeningen Gent en Gendbrugge bepalen dat, volgens het K.B. 28 Februari 1891, Art. 3 wel monsters in het dubbel moeten genomen worden, telkens het mogelijk is, maar dat aangezien door de spoedige vermenigvuldiging der bacteriën, de monsters dadelijk aan het onderzoek moeten onderworpen worden en aldus niet kunnen bewaard, slechts één monster genomen wordt.
Jam. - Zie Stroop.
Kaas. - a) Product bereid uit volle, afgeroomde, gekarnde of verzuurde melk door gebruik van stremsel of door verzuren, al of niet met toevoeging van kleurstof, zout en kruiden, al of niet door uitpersen, gisten of verwarmen. Andere producten moeten de vermelding dragen der gebruikte stoffen, b.v. aardappelkaas, broodhoudende kaas, margarinekaas; uitzondering wordt gemaakt voor Roquefort-kaas die met een kleine hoeveelheid brood wordt bereid. (K.B. 31 Augustus 1899, Art. 1 en 2.) In den groot- en halfgroot-handel moeten vaten en omhulsels naam of handelsnaam, alsook het adres, of ten minste een handelsmerk van den voortbrenger of den verkooper dragen. (K.B. 31 Augustus 1899, Art. 4.)
b) Zijn verboden: verboden melk, minerale stoffen buiten het zout, bederfwerende middelen, schadelijke stoffen. (K.B. 31 Augustus 1899. Art. 3.)
c) Strafwetboek: Wet 4 Augustus 1890. K.B. 31 Augustus | |
[pagina 1138]
| |
1899 (Staatsblad 21 September 1899). Wetten over gereedschap en kleurstoffen ook toepasselijk.
Kleurstoffen. - a) Vaten en omhulsels, bevattende gekleurde eetwaren voor den groot- en den halfgroothandel bestemd, moeten naam of handelsnaam en het adres van den verkooper op duidelijke wijze dragen. (K.B. 10 December 1890, Art. 3.)
b) Verboden: giftige kleurstoffen. Eene lijst van toegelaten kleurstoffen en van giftige kleurstoffen wordt door ministerieel besluit vastgesteld. (K.B. 10 December 1890, Art. 1 en 2). Verboden giftige kleurstoffen: Minerale kleurstoffen: verbindingen van arseniek, kwikzilver, lood, koper, antimoon, zink, cadmium, oplosbare tinverbindingen, chromaten, baryumcarbonaat; organische kleurstoffen; gittegom, zekere koolteerkleurstoffen zooals coralline (peonine, rozolzuur), pikrinezuur (trinitrophenol), Victoriageel of oranje (goudgeel, Engelsch geel, dinitrocresolgeel, anilineoranje), Martiusgeel (Manchestergeel, goudgeel, dinitronaphtolgeel, naphtolgeel). (Ministerieel Besluit 17 Juni 1891.)
c) Strafwetboek. Wet 4 Augustus 1890. K.B. 10 December 1890 (Staatsblad 17 December 1890). Ministerieel Besluit 17 Juni 1891 (Staatsblad 22/23 Juni 1891.)
Koffie. - a) De benaming behoort alleen aan de geschilde zaden van de koffieplant, gedroogd, gebrand of gemalen (K.B. 28 September 1891, Art. 1). Koffiesurrogaten of mengsels mogen geen naam dragen die het woord koffie of de aanduiding van de groeiplaats van de koffieplant bevat; worden deze producten in korrels gebracht, dan moeten zij uitsluitelijk cylindrisch zijn. (K.B. 28 September 1891, Art. 3.) Koffie met kleurstoffen, vetten, suiker, gomlak of andere onschadelijke stoffen bereid moet op duidelijke wijze de namen dragen der toegevoegde stoffen, b.v. met ijzeroxyde gekleurde koffie, suikerhoudende koffie, verlakte koffie. De aanduidingen moeten in goed leesbare eenvormige letters gebracht worden op tonnen, zakken en vaten, en herhaald worden op facturen, vrachtbrieven en cognossementen. (K.B. 28 September 1891, Art. 4 en 5.)
b) Mag koffie niet genoemd worden: koffie waaraan water werd toegevoegd of bestanddeelen werden onttrokken, koffie | |
[pagina 1139]
| |
met vreemde stoffen vermengd. De bewerking moet duidelijk vermeld worden. Natte koffie is gebrande koffie die op 100° C. meer dan 5% van zijn gewicht verliest. (K.B. 28 September 1891, art. 2 en 3.) Het inbedden met koolwaterstoffen, vaseline, paraffine, enz. wordt schadelijk verklaard en is verboden. (K.B. 30 November 1904.)
c) Wet van 4 Augustus 1890, Art. 6 en 7. Strafwetboek. K.B. 28 September 1891 (Staatsblad 2 October 1891.) K.B. 30 November 1898 (Staatsblad 8 December 1898) ingetrokken. K.B. 30 November 1904 (Staatsblad 10 December 1904).
Meel. - a) De uitdrukking meel behoort uitsluitelijk tot het tarwemeel; andere meelsoorten moeten den naam dragen van de soort (rogge-, mais-, rijst-, aardappelmeel, enz.), mengsels van meelsoorten een daartoe behoorenden naam of de namen der gebruikte soorten. (K.B. 28 September 1891, Art. 3.) Meel en meelsoorten mogen niets anders bevatten als de natuurlijke bestanddeelen, zemelen inbegrepen, en geen vreemde stoffen. (K.B. 28 September 1891, Art. 5.) Zakken en vaten moeten, op duidelijke en onuitwischbare wijze, de vermeldingen dragen van de meelsoorten en van de meelmengsels; ongeopende zakken en vaten moeten daarenboven den naam of handelsnaam van voortbrenger of verkooper vermelden. Facturen, vrachtbrieven en cognossementen moeten de samenstelling der mengsels vermelden. (K.B. 28 September 1891, Art. 6 en 7.)
b) Het is verboden in het bereiden van het meel dat tot de menschenvoeding bestemd is, zelfs in de minste hoeveelheid, te gebruiken: minerale stoffen (zooals pijpaarde, beenderenasch, carbonaten, enz.), graan dat niet van aardestof of schadelijke producten zooveel mogelijk werd bevrijd (zooals dolikzaad, enz.), beschadigd graan (b.v. door moederkoren, schimmels, roest, enz.). (K.B. 28 September 1891, Art. 1 en 2.) Het meel mag geen vreemde stoffen bevatten, ook niet, door welke oorzaak ook, beschadigd zijn. Onder een bijzondere benaming echter, mogen wel meelmengsels verkocht worden met onschadelijke giststoffen, tot de pasteibakkerij bestemd. (K.B. 28 September 1891, Art. 4.) Het gebuild meel (tarwemeel) mag ten hoogste 18% van | |
[pagina 1140]
| |
zijn gewicht op 100° C. verliezen, ten hoogste 1% minerale stof, ten minste 8.5% droge kleefstof bevatten.
c) Strafwetboek. Wet 4 Augustus 1890, Art. 6 en 7. K.B. 28 September 1891. (Staatsblad 2 October 1891.) K.B. 19 Juli 1926 (Staatsblad 19/20 Juli 1926, Art. 1 tot 8 ingetrokken). K.B. 20 Augustus 1926 (Staatsblad 21 Augustus 1926, Art. 1 tot 11 ingetrokken).
Meelproducten (deeg-, banketbakkerij-producten, kleingoed, peperkoek enz.). - Het is verboden schadelijke of bedorven grondstoffen te gebruiken, bedorven, schadelijke of slecht bewaarde producten te verkoopen. Voor den handel in het groot en halfgroot, moeten de zakken en vaten den naam of handelsnaam van den voortbrenger of van den verkooper vermelden. (K.B. 28 September 1891, Art. 15 tot 17.) Verordeningen over gereedschap, kleurstoffen ook toepasselijk.
Melk. - a) Volle melk is de melk die door volledig melken uit den uier vloeit, Afgeroomde melk is melk waarvan het vetgehalte verminderd werd. De volle melk wordt verkocht in vaten met het opschrift Volle melk, de volledig of gedeeltelijk afgeroomde melk, in vaten met het opschrift Afgeroomde melk. Deze meldingen moeten op bleeken grond met vette, eenvormige, zwarte of donker blauwe hoofdletters 2-3 cm. hoog en 1-2 cm. breed, op een geheele lengte van 15 tot 20cm., op het vooruitspringend vlak der vaten, eventueel tegenover het eenig handvat aangebracht worden. Deze meldingen moeten altijd ongeschonden en goed leesbaar onderhouden worden. Worden vaten met kranen gebruikt, dan moeten de vereischte opschrifen boven de kranen geplaatst worden. (K.B. 31 Maart 1925, Art. 1-4). De kannen en voertuigen moeten den naam en het adres van den verkooper op duidelijke wijze dragen. (K.B. 31 Maart 1925, Art. 16). Voor den verkoop in het 'klein, moet altijd ter beschikking een deel der melk in de verkoopplaats aanwezig zijn. (K.B. 31 Maart 1925, Art. 9). De aard der melksoorten dient op facturen en vrachtbrieven vermeld te worden. (K.B. 31 Maart 1925, Art. 21).
b) Het is verboden melk te verkoopen van dieren die met door den uier afscheidbare geneesmiddelen verpleegd worden, of die aangetast zijn door duidelijke uierontsteking, etterende | |
[pagina 1141]
| |
uierwonden, slepende baarmoederontsteking, darmontsteking, opene tering en in 't bijzonder uiertuberculose, dolheid, runderpest, besmettelijke pleuropneumonie, miltvuur, septicemie, maltekoorts. In geval van mond- en klauwzeer, mag de melk verkocht worden na eene gepaste verwarming, volgens de onderrichtingen van den Minister van Volksgezondheid. Voor het verkoopen en het vervoeren verboden: houten, ongeglazuurde, onvertinde koperen, beroeste, ruwwandige, onzindelijke, slechtriekende vaten en werktuigen; - vaten die niet gesloten zijn, die gesloten zijn met doeken, papier, stroo, hooi, hout, loodhoudend caoutchouc of een ander materiaal dat de melk kan besmetten (alleen wordt nieuw perkamentpapier toegelaten); - stoffen die de melk kunnen besmetten, tenzij deze stoffen goed ingesloten zijn en niet met de melk in aanraking komen; water of met melk mengbare vloeistoffen. (K.B. 25 November 1925, Art. 10, 11 en 12). Ongesloten of onbedekte vaten, alsook melkscheppers zijn verboden. (K.B. 31 Maart 1925, Art. 13 en 14). De melk wordt schadelijk verklaard als zij afkomstig is van dieren door hooger genoemde ziekten aangetast, - biestemelk, bedervingsmicroben (slijm, rotting, bitter, blauw, rood, enz.), bederfwerende, neutraliseerende, kleurende, verdikkende stoffen, giften en voor de gezondheid schadelijke stoffen bevat, - vuil zooals voeder- of uitwerpselsbrokjes, haren, vliegen, organische stoffen, in eene hoeveelheid van ten minste 0.5 cc. bezinksel per halve liter na 4 uren, of van ten minste 12 mgr. droge, in water, alcohol en aether onoplosbare stof per liter. (K.B. 25 November 1925, Art. 15). c) K.B. 18 November 1894 (Staatsblad 3-4 December 1894), K.B. 31 October 1898 (Staatsblad 27 November 1898), K.B. 9 Januari 1899 (Staatsblad 16-17 Januari 1899), K.B. 31 Maart 1925 (Staatsblad 26 April 1925, Errata, Staatsblad 1 Mei 1925, blz. 2457), K.B. 25 November 1925 (Staatblad 3 December 1925). Strafwetboek, Art. 454 tot 457, 498, 500, 503, 561. Wet 4 Augustus 1890. De K.B. van 18 November 1894, 31 October 1898 en 9 Januari 1899 zijn door het K.B. van 31 Maart 1925, Art. 23 ingetrokken.
(Gecondenseerde) Melk. - Gecondenseerde of verdichte melk is melk waarvan, met of zonder suikertoevoeging, een deel van het water werd afgenomen. (K.B. 31 Maart 1925, Art. 17). | |
[pagina 1142]
| |
Alleen luchtdichte vaten met een plakbriefje den aard van de stof vermeldende, met een der uitdrukkingen geconcentreerde (of gecondenseerde) volle (of afgeroomde), gesuikerde mogen gebruikt worden. Deze uitdrukkingen moeten in vette, eenvormige hoofdletters zijn ten minste 3 m.m. hoog. Op het plakbriefje moeten ook het zuiver gewicht in gr., de naam of handelsnaam van den voortbrenger of den verkooper en zijn adres staan, met de volgende inlichtingen: als men x c.c. (of liter) gekookt water bij den inhoud der doos voegt, bekomt men x c.c. (of liters) volle melk met minstens 3% vet (of afgeroomde melk) en (desvoorkomend) gesuikerd in de verhouding van x gr. suiker per liter. Het soortelijk melkmerk, alsook de uitdrukkingen gesteriliseerd, gehomogeniseerd, zijn buiten alle andere, toegestaan. Voor deze aanduidingen worden letters van ten minste 2 m.m., zonder tusschenlassching van andere opschriften, gebruikt. (K.B. 25 November 1925, Art. 18). Gecondenseerde melk, die in gisting is, ofwel bederfwerende of kleurstoffen bevat, ofwel die met schadelijke melk bereid werd, wordt schadelijk verklaard. (K.B. 31 Maart 1925, Art. 20).
Melkchocolade. - a) Product bereid uit geschilde cacao, saccharose, met of zonder toevoeging van cacaoboter en specerijen, waaraan vetvolle melkpoeder werd toegevoegd. (K.B. 7 November 1926, Art. 1, vervangende Art. 6 van K.B. 23 Mei 1926). Het omhulsel van melkchocoladepakjes van ten minste 150 gr. moet de vermelding dragen van het nettogewicht. (K.B. 28 Mei 1926, Art. 9). Omhulsels moeten naam of firma en adres van den voortbrenger, of van den verkooper in België vermelden. (K.B. 28 Mei 1926, Art. 10).
b) Minimumgehalte aan vetvolle melkpoeder 15%, aan geschilde, droge, vetvrije cacao 7.5%, aan totale cacao 30%. (K.B. 7 November 1926, Art. 1, vervangende, Art. 6 van K.B. 28 Mei 1926).
c) Zie chocolade.
Melkflesschen en -doozen. - a) Flesschen met melk dragen een plakbriefje vermeldende de hoedanigheid en de hoeveel- | |
[pagina 1143]
| |
heid melk, namelijk: Volle melk of Afgeroomde melk, en daaronder: Inhoud: x centiliters. Deze meldingen zijn in lichtgelen grond voor volle, op lichtblauwen voor afgeroomde melk, met vette zwarte letters 2-10 m.m. hoog, zoodanig dat deze letters ten minste 2 maal zoo groot zijn als de andere meldingen. Het plakbriefje draagt ook naam of handelsnaam van den voortbrenger, alsmede het adres, en het minimum vetgehalte per liter, in zwarte teekens ten minste 5 m.m. hoog en 3 m.m. breed. Andere eventuëele niet vereischte meldingen, zooals prijs, moeten onderaan op het plakbriefje staan, van den vereischten tekst met een dikke streep gescheiden. (K.B. 25 November 1925, Art. 5). De meldingen volle melk, afgeroomde melk mogen volledigd worden door de woorden gehomogeniseerd, gesteriliseerd als door eene voldoende sterilisatie de melk kiemvrij werd gemaakt, rauw aseptisch, kindermelk, onder gezondheidstoezicht voortgebracht, als deze produkten in de voorwaarden zijn van een daartoe behoorend ministerieel besluit. (K.B. 25 November 1925, Art. 7 en 8).
b) Het is, voor het verkoopen en het vervoeren, verboden te gebruiken: gekleurde flesschen, flesschen in ruw glas, die niet cylindrisch zijn, zonder platten bodem, zonder afgeronden hals; - flesschen met beschadigde opening; - flesschen die niet eerst gedurende 10 minuten met alkalische loog, met grint of borstel werden gereinigd en daarna gespoeld op zulke wijze dat de gebruikte stoffen gansch verwijderd zijn; - flesschen of doozen waarin organische stoffen zich vastgezet hebben; - metalen flesschen die door den Minister van Volksgezondheid afgekeurd zijn. Steeds nieuwe papierflesschen zijn toegelaten. Het sluiten der flesschen met nieuwe kartonnen, houten, of onschadelijke sluitingsschijfjes is toegelaten. (K.B. 25 November 1925, Art. 11 en 12). Ongesloten flesschen zijn verboden. (K.B. 31 Maart 1925, Art. 13 en 14).
Melkpoeder. - Melkpoeder of gedroogde melk is de vaste stof die overblijft als het water verwijderd wordt. (K.B. 31 Maart 1925, Art. 17). Melkpoeder met afgeroomde melk bereid moet de melding poeder van afgeroomde melk dragen. (K.B. 31 Maart 1925, Art. 19). | |
[pagina 1144]
| |
Melkvuil. - Ten hoogste, als bezinksel van 0.5 c.c. per halve liter na ten minste 4 uren, ofwel als onoplosbaar overschot van 12 mgr. met water, alcohol en aether gewasschen, na filtratie van 1 liter melk. (K.B. 25 November 1925, Art. 15).
Monsterneming. - Monsters voor het onderzoek moeten in dubbel genomen worden, telkens dit mogelijk is. Zij worden ingesloten en gezegeld ten einde alle vreemde bewerkingen te beletten. Op de omhulsels worden de aard en een volgnummer gebracht. Op verzoek van den overtreder kan een derde officieel monster genomen worden, dat hem voor zijne verdediging wordt gelaten. (K.B. 28 Februari 1891, Art. 3, 4 en 5). Op verzoek, wordt den overtreder toegestaan een merk ander als zijn zegel of zijn naam op de monsters te brengen. (K.B. 8 October 1894). Het monster wordt binnen de twee dagen aan den aangestelden deskundige overhandigd of opgestuurd; het 2e monster wordt binnen de twee dagen aan de Greffie van de Boetstraffelijke Rechtbank of van de Politierechtbank overgemaakt. (K.B. 28 Februari 1891, Art. 6 en 7). Als de overtreder bekent, of wanneer de toeziener van oordeel is dat de overtreding zonder de tusschenkomst van den deskundige kan verzekerd worden, dan is het toegelaten geen onderzoek van het monster door een deskundige te laten doen. (K.B. 13 Augustus 1901, Art. 6). Als de monsters gemakkelijk kunnen bederven, dan worden zij zonder uitstel aan den deskundige overgemaakt, met de melding dringend. (K.B. 28 Februari 1891, Art. 9). De waren genomen voor de monsterneming worden aan de belanghebbenden betaald; kan als gevolg van oneenigheid de betaling niet gebeuren, dan wordt een ontvangstbewijs afgeleverd. De staat der kosten van monsterneming worden aan het verbaal gevoegd. (K.B. 8 October 1894).
Mostaard. - a) Mostaard is uitsluitelijk het gemalen zaad van zwart of wit mostaardkruid, met of zonder water of azijn, met of zonder keukenzout. (K.B. 27 December 1894, Art. 1.) Mostaard met andere producten bereid, zooals peper, stragoen, rijst, kleurstoffen, moet eene benaming dragen waarin de aanduiding van de toegevoegde stoffen eenvormig en duidelijk na het woord mostaard voorkomt, of waarin het woord mostaard niet of op ondergeschikte wijze voorkomt, b.v. mostaardkrui- | |
[pagina 1145]
| |
derij, samengestelde mostaard. (K.B. 27 Deecember 1894, Art. 2). Op de vaten moeten naam en adres van den voortbrenger of den verkooper, of een gedeponeerd merk aanwezig zijn. (K.B. 27 December 1894, Art. 6.) Soortgelijke producten voor de voeding niet bestemd moeten op duidelijke wijze de bestemming vermelden. (K.B. 27 December 1894, Art. 4.) Al de vermeldingen op vaten en etiketten dienen ook op facturen, vrachtbrieven en cognossementen gebracht te worden. (K.B. 27 December 1894, Art. 5.)
b) Verboden: verboden azijn, bederfwerende of schadelijke stoffen. (K.B. 27 December 1894, Art. 3.)
c) Strafwetboek. Wet van 4 Augustus 1890. K.B. 27 December 1894. (Staatsblad 12 Januari 1895.) Verordeningen betreffende gereedschap en kleurstoffen ook toepasselijk.
Oliën. - a) De vaten moeten den aard van de olie op duidelijke wijze dragen, alsmede naam of handelsnaam en adres van den voortbrenger of den verkooper, of ten minste een handelsmerk. Deze aanduidingen dienen op facturen, vrachtbrieven en cognossementen vermeld te worden. (K.B. 28 December 1896, Art. 1.) Wordt verboden oliën die tot de voeding niet kunnen gebruikt worden, in het zelfde lokaal te behouden, of in het zelfde voertuig te voeren, tenzij het duidelijk opschrift niet eetbare olie gebruikt worden. (K.B. 28 December 1896, Art. 3.)
b) Verboden: bedorven olie. (K.B. 28 December 1896, Art. 2.)
c) Strafwetboek. Wet 4 Augustus 1890. K.B. 28 December 1896. (Staatsblad 9 Januari 1897.)
Saccharine en zoetmakende stoffen. - a) Invoer, voortbrengen, vervoer, bezitten, verkoop van saccharine of chemische synthetische producten met zoeten smaak en zonder voedingswaarde zijn verboden en worden gestraft. Uitzondering kan gemaakt worden, door de apothekers, voor geneeskundige doeleinden, mits een bepaalde regeling door den minister vastgesteld. (Wet 21 Augustus 1903, Art. 93.) Buiten geldboeten, gevangzitting, bekendmaking, sluiten | |
[pagina 1146]
| |
van fabrieken en bewaarplaatsen, worden de verboden producten aangeslagen. (Wet 6 Augustus 1923, Art. 94.)
c) Strafwetboek. Wet van 4 Augustus 1890. K.B. 10 December 1890 (Staatsblad 17 December 1890 ingetrokken). K.B. 30 December 1896 (Staatsblad 9 Januari 1897 ingetrokken). Wet 9 Augustus 1897 (Staatsblad 22 Augustus 1897 ingetrokken). Wet 21 Augustus 1903 (Staatsblad 26 Augustus 1903). Wet 6 Februari 1923 (Staatsblad 7 Februari 1923). Bevoegdheid:beambten van rechtstreeksche belastingen, tolwezen en accijnzen, van toezicht over levensmiddelen; procesverbalen dienen aan den controleur van tolwezen of accijnzen overgemaakt te worden. Wet 6 Februari 1923, Art. 95, en ministerieele omzendbrief 22 Februari 1923.
Schelpdieren. Zie Visch.
Staat. De regeering wordt gemachtigd den handel der levensmiddelen te bewaken, ten einde de openbare gezondheid te beschermen of om bedrog en vervalsching te beletten, - de bereiding der levensmiddelen te bewaken en het gebruik van schadelijk materiaal te verbieden in het belang van de openbare gezondheid. (Wet 4 Augustus 1890, Art. 1.) Zie ook: Toezicht door den Staat.
Strafwetboek. - Art. 454. Bereiding van levensmiddelen die den dood kunnen veroorzaken of de gezondheid hevig kunnen benadeelen. Art. 455. Verkoop van levensmiddelen die stoffen bevatten welke den dood kunnen veroorzaken of de gezondheid hevig kunnen benadeelen, door personen die zulks weten. Verkoop of bezorgen van bovengenoemde stoffen als men weet dat zij aan levensmiddelen zullen toegevoegd worden. Art. 456. Houden, voor den verkoop, van levensmiddelen die den dood kunnen veroorzaken of de gezondheid hevig kunnen benadeelen, door personen die zulks weten. Art. 457. Zulke levensmiddelen moeten aangeslagen worden. Art. 498. Bedrog over den aard van verkochte waren. Art. 499. Bedrog over de hoeveelheid van verkochte waren. Art. 500. Vervalsching van levensmiddelen en verkoop van vervalschte levensmiddelen door personen die weten dat deze vervalscht zijn. | |
[pagina 1147]
| |
Art. 501. Houden van waren voor den verkoop, als men weet dat deze vervalscht zijn. Art. 503. Vervalschte waren worden aangeslagen; kunnen deze waren tot de voeding gebruikt worden, dan worden zij ter beschikking gesteld van de gemeenten voor de onderstandsinrichtingen; kunnen zij niet gebruikt worden, dan moeten zij vernietigd worden. (Gewijzigd door Wet 4 Augustus 1890, Art. 5.) Art. 561. Verkoop van bedorven waren of van waren die schadelijk worden verklaard door verordeningen van staat, provincie of gemeente. Verkoop van vervalschte waren zonder bedrieglijke inzichten. De bedorven of vervalschte waren moeten aangeslagen worden, en indien zij nog voor de voeding kunnen dienen moeten zij ter beschikking gesteld worden van de gemeenten voor de onderstandsinrichtingen; zoo niet moeten deze waren buiten gebruik gesteld worden.
De grondige studie van de wetgeving, en vooral van de wet van 4 Augustus 1890 over de levensmiddelen, leidt tot het besluit dat de verkooper vooral, de voortbrenger minder, door den wetgever als misdadiger worde beschuldigd. Ook toepasselijk op personen die waren verkoopen en die geen verkoopers zijn volgens de handelswet.
Stroop. Jam. - a) Producten uitsluitelijk bereid uit plantaardig materiaal, met of zonder lichte gisting, koking, of toevoeging van gewoon suiker. Amandelstroop wordt bereid met zoete of bittere amandelsmelk, gewoon suiker, met of zonder oranjebloemwater. (K.B. 31 Augustus 1896, Art. 1.) De toevoeging van andere stoffen moet aangeduid worden: glucose, kleurstoffen, specerijen, zuren; die aanduidingen voor de vreemde stoffen buiten glucose mogen vervangen worden door de uitdrukking fantaisie; in het geval van kleurstoffen of wijnsteenzuur mag de uitdrukking handel gebruikt worden. Appelstroop of jam met ten hoogste 15% beetwortelstroop mogen appelstroop of -jam genoemd worden, of gemengde stroop of jam. (K.B. 31 Augustus 1896, Art. 2.) De aanduidingen moeten gelijkvormig en duidelijk op de vaten staan, en vermeld worden op facturen, vrachtbrieven of cognossementen. De vaten moeten naam of handelsnaam en adres van voortbrenger of verkooper, of ten minste een gedeponeerd merk dragen. (K.B. 31 Augustus 1896, Art. 5 en 6.) | |
[pagina 1148]
| |
b) Toegestaan: de toevoeging van een kleine hoeveelheid kersensap aan jeneverbessen- en frambozenstropen, van 3% alcohol aan de stropen. (K.B. 31 Augustus 1896, Art. 3.) Verboden: bederfwerende, giftige stoffen, bedorven producten. (K.B. 31 Augustus 1896, Art. 4.)
c) Strafwetboek. Wet 4 Augustus 1890. K.B. 31 Augustus 1896 (Staatsblad 20 September 1896).
Suikerij. - a) De suikerij of chicorei is uitsluitelijk afkomstig van de bitterpeen, zorgvuldig gezuiverd, gebrand, in korrels of in poeder gebracht, bewaard buiten de aanraking van alle vochtigheid, zonder toevoeging van vreemde stoffen of aftrekking van bestanddeelen. (K.B. 18 November 1894, Art. 1.) De producten die aan deze voorwaarden niet beantwoorden, moeten een naam dragen die de wijziging vermeldt; die benaming dient op duidelijke wijze op de vaten, facturen, vrachtbrieven en cognossementen vermeld te zijn. (K.B. 18 Novemver 1894, Art. 2.) Zakken en vaten moeten naam of handelsnaam, en adres van voortbrenger of verkooper dragen, of ten minste een gedeponeerd handelsmerk. (K.B. 18 November 1894, Art. 3.)
b) De vochtigheid mag 15% niet overschrijden. Wordt de suikerij in pakken verkocht waarop het gewicht wordt aangeduid, dan kan de vochtigheid 15% overschrijden, als het gewicht van het pak evenredig grooter wordt. De asch mag 10% voor het poeder en 8% voor de korrels op droog niet overschrijden; de oplosbare stoffen in kokend water moeten ten minste 50% op droog bedragen. Vette of suikerstoffen worden tot 2% toegelaten. (K.B. 18 November 1894, Art. 1.) Suikerij met meer dan 15% vochtigheid mag in den handel gebracht worden onder de benaming van ‘Vette suikerij’. (Ministerieele omzendbrief 18 November 1894.)
c) Strafwetboek. Wet 4 Augustus 1890. K.B. 18 November 1894 (Staatsblad 3-4 December 1894). Ministerieele omzendbrief 31 December 1894. (Staatsblad 16 Februari 1895). Verordeningen betreffende gereedschap toepasselijk: aldus mogen de tinbladen voor het inpakken niet meer dan 1% lood of antimoon, en noch arseniek noch kwikzilver bevatten; inpakpapier moet vrij zijn van deze stoffen en van giftige kleurstoffen.
Suikerwaren. - a) Suiker, kandij, meelsuiker, suikerstroop, | |
[pagina 1149]
| |
suikermelado zijn hoofdzakelijk samengesteld uit saccharose, namelijk uit sap van beetwortels of suikerriet. Glucose, glucosestroop, zetmeelstroop zijn hoofdzakelijk samengesteld uit glucose en worden bereid uit zetmeelwaren met zuren behandeld. Suiker- en glucosewaren die met andere stoffen gemengd zijn moeten een etiket met de melding der bijgevoegde stoffen dragen, tenzij de benamingen suiker of glucose niet gebruikt worden. Voor den groothandel moeten de vaten naam of handelsnaam, alsook adres van fabrikant of van verkooper, of ten minste een gedeponeerd handelsmerk dragen.
b) Licht blauw kleuren met onschadelijke kleurstoffen wordt toegelaten. Maximaal aschgehalte: 0.2% voor wit suiker, 2.5% voor meelsuiker, 0.8 voor glucose. Hoogste gehalte aan vrije zuren 0.05%, berekend als zwavelzuur op de droge stof. Sporen zuringzuur, arseniekverbindingen, giftige metalen, schimmels, mijten, bederfwerende stoffen worden niet toegelaten.
c) K.B. van 31 Augustus 1896 (Staatsblad 16 September 1896). Wetten over gereedschap ook toepasselijk.
Tapioca. - a) Tapioca wordt uitsluitelijk bereid uit manioc. Surogaten of mengsels mogen niet verkocht worden onder eene benaming die het woord tapioca bevat. (K.B. 30 Augustus 1897.)
c) Strafwetboek. Wet 4 Augustus 1890. K.B. 30 Augustus 1897 (Staatsblad 18 September 1897.)
Toezicht door de gemeenten. - De burgemeester mag: 1) in magazijnen, winkels en plaatsen tot den verkoop van levensmiddelen, en in de bewaarplaatsen die voor het publiek niet open zijn, binnendringen, gedurende den tijd dat de verkoopplaatsen voor het publiek toegankelijk zijn; 2) in de plaatsen waar levensmiddelen worden bereid die voor het publiek niet toegankelijk zijn, te allen tijde, binnendringen. (Wet 4 Augustus 1890, Art. 2.) De burgemeesters mogen onder hunne verantwoordelijkheid hunne bevoegdheid, geheel of gedeeltelijk aan een der schepenen afstaan. Politieofficieren mogen in lokalen binnendringen waar het publiek toegelaten is ten einde namelijk de maten en gewichten, en de hygiënsche waarde der eetwaren en geneesmiddelen na te gaan. (Wet 19-22 Juli 1791, Titel 1, Art. 9.) | |
[pagina 1150]
| |
De gemeenten kunnen beëede deskundigen aanstellen tot het toezicht van de hygiënische waarde der eetwaren en geneesmiddelen. Die deskundigen hebben ten opzichte van levensmiddelen de zelfde bevoegdheid als gemeentepolitieofficieren. (Wet 19-22 Juli 1791, titel I, Art. 13.) Wordt aan de waakzaamheid der gemeenten toevertrouwd: het toezicht over de hygiënische waarde der in het openbaar ten koop gestelde eetwaren. (Wet 16-24 Augustus 1790, titel XI, Art. 3.) De monsterneming is in de bevoegdheid van de ambtenaren die door de gemeenten aangesteld zijn om over het navolgen der wetten en verordeningen betreffende de vervalsching der levensmiddelen toezicht te houden. (K.B. 28 Februari 1891, Art. 22.) De eed van de gemeentetoezieners wordt door de burgemeesters ontvangen. (K.B. 31 Mei 1845, Art. 1.)
Zie verbalen, monsterneming, beslagneming.
Toezicht door den Staat. - De toezieners en de afgevaardigden van den staat mogen evenals de burgemeesters: 1) in magazijnen, winkels en plaatsen tot den verkoop van levensmiddelen, en in de bewaarplaatsen die voor het publiek niet open zijn binnendringen, gedurende den tijd dat de verkoopplaatsen voor het publiek toegankelijk zijn; 2) in de plaatsen waar levensmiddelen worden bereid die voor het publiek niet toegankelijk zijn te allen tijde binnendringen. (Wet 4 Augustus 1890, Art. 2.) Hulpbeambten kunnen door den Minister aangeduid worden om de staatstoezieners bij te staan; zij hebben de zelfde bevoegdheid als de toezieners. (K.B. 29 April 1919, Art. 1.) Onderofficieren, brigadiers en gendarmen der rijkswacht worden afgevaardigd om toezicht te houden over de levensmiddelen, volgens de wet van 4 Augustus 1890. (K.B. 15 Juli 1922, Art. 1.) De beambten der accijnzen worden afgevaardigd tot de uitvoering van het K.B. 29 Januari 1894 over het bier. (K.B. 18 Juli 1894, Art. 1.) De toezieners-veeartsen van den Staat worden afgevaardigd, volgens Art. 2 van de wet van 4 Augustus 1890, om den handel van het vleesch, en ook de bereiding en den handel van vleeschproducten, den handel van de melk en het gebruik van melk in de bereiding van boter en margarine onder toezicht te houden. (K.B. 14 Januari 1897.) | |
[pagina 1151]
| |
Zie verbalen, monsterneming, beslagneming.
Veevervoer. - a) De leveringen moeten den aard (zaden, afval, enz.), en het minimumgehalte der voedende grondstoffen (eiwit, vet) vermelden, en desnoods den aard van het werkzaam bestanddeel. (Wet 21 December 1896, Art. 2.) Mengsels van voeder of van nijverheidsafval, in hoeveelheden van ten minste 25 Kg., moeten met de aanduiding van den aard en van het gehalte der bestanddeelen worden verkocht. (K.B. 30 April 1897, Art. 1.) Worden met deze mengsels gelijk gesteld, producten die onschadelijke organische of minerale onzuiverheden met een maximaal gehalte van 12% bevatten; alleen kunnen zij zuiver genoemd worden als het gehalte aan onzuiverheden minder is dan 2%. (K.B. 30 April 1897, Art. 2.) Veevoeder bestaande uit meel van graangewassen ook in de menschenvoeding benutttigd, mag alleen verkocht worden met de melding dat het voor de menschenvoeding niet bestemd is. (K.B. 30 April 1897, Art. 5.) Het is verboden te verkoopen, te koop te stellen of voor den verkoop te houden in het zelfde lokaal of in het zelfde voertuig, levensmiddelen en waren die niet als levensmiddelen dienen, maar met levensmiddelen zouden kunnen verward worden, tenzij deze waren een duidelijke vermelding dragen, zooals ‘tot de voeding niet geschikt of niet bestemd’, ‘meststof’. (K.B. 30 April 1897, Art. 6.)
b) Worden schadelijk verklaard: zaden of koeken van mostaard, vliegenkruid of andere cruciferen in de verhouding van meer dan 2%, met uitzondering van koolzaad, raapzaad, en ravison; zaden of koeken van ricinus, croton, mowra, wolfkers, bilsemkruid, bittere amandels, bolderik, dolik, moederkoorn, sporen van brand of van roest, zwavelkoolstof, kalk, calciumchloride, ammoniakzouten, alkaliën, bederfwerende stoffen; stoffen zonder voedingswaarde zooals baryumsulfaat, pleister, krijt, houtzagelingen, turf, klei, zand. Veevoeder die zulke stoffen bevat, of die bedorven is, mag niet verkocht worden. (K.B. 30 April 1897, Art. 4.) Het minimumgehalte aan eiwitstoffen en aan vet zijn op de facturen te vermelden.
c) Strafwetboek. Wet van 21 December 1896. (Staatsblad 11 Maart 1897.) K.B. 30 April 1897. (Staatsblad 21 Mei 1897.) Straffen door de wet van 4 Augustus 1890 en door het strafwet- | |
[pagina 1152]
| |
boek, Art. 498, 500 tot 503, 561. Art 154 tot 457 zijn op veevoeder niet toepasselijk.
Verbalen. - Door verbalen worden de inbreuken vastgesteld; eene kopij der verbalen wordt binnen de 24 uren aan den overtreder overgemaakt. (Wet 4 Augustus 1890, Art. 2.) Het niet navolgen van deze verordening maakt echter het verbaal niet ongeldig. (Senaat, discussie over de wet, zitting 28 Juli 1890; beslissing verbrekingshof 4 Juni 1894, 21 Juni 1897.) De taal waarin de verbalen worden opgesteld wordt geregeld door de wet van 3 Mei 1889. De verbalen moeten al de omstandigheden bevatten, namelijk deze van een eventueelen weerstand; de nummers der monsters en de aanteekeningen op de omhulsels moeten ook vermeld worden. (K.B. 28 Februari 1891, Art. 10.) Gevallen van weigering of tegenwerking vallen onder de toepassing van de wet van 4 Augustus 1890, Art. 7 en van het strafwetboek, Art. 269 tot 274. (K.B. 28 Februari 1891, Art. 24.) De verbalen en de noodige bewijsstukken worden met den meesten spoed aan den procureur des konings overgemaakt. De overtredingen, die onder de toepassing vallen van Art. 561 van het strafwetboek en door een politierechtbank moeten gerechtigd worden, mogen rechtstreeks aan den officier van het openbaar ministerie dezer rechtbank gestuurd worden. (Wetboek van strafvordering, Art. 8, 9, 15, 20, 21.)
Vetten. - a) Reuzel is uitsluitelijk varkensvet; andere eetbare vetten moeten duidelijk de vermelding van den aard dragen. (K.B. 20 October 1903, Art. 1.) De vaten en omhulsels moeten den aard der vetten vermelden, alsook naam of handelsnaam, of ten minste het handelsmerk, van den voortbrenger of den verkooper. Deze aanduidingen zijn op facturen, vrachtbrieven of cognossementen te herhalen. (K.B. 20 October 1903, Art. 2 en 3.) Reuzel met zout moet onder de benaming gezouten reuzel verkocht worden. (K.B. 20 October 1903, Art. 4.) Levensmiddelen en niet eetbare vetten die op eetbare vetten gelijken mogen niet in de zelfde bewaarplaatsen of voertuigen behouden worden, tenzij zij de duidelijke melding ‘niet eetbare vetten’ dragen. (K.B. 20 October 1903, art. 6.)
b) Zijn verboden: minerale stoffen buiten water en zout, | |
[pagina 1153]
| |
bederfwerende stoffen, glycerine, bedorven vetten, vetten bereid of ingevoerd niet in overeenstemming met de verordeningen over vleesch. (K.B. 20 October 1903, Art. 5.)
c) K.B. 29 December 1896. (Staatsblad 10 Januari 1897 ingetrokken.) K.B. 20 October 1903. (Staatsblad 24 October 1903.) Verordeningen over vleesch ook toepasselijk.
Visch en schelpdieren. - a) De conserven moeten duidelijk de diersoort vermelden, alsook den aard van de gebruikte oliën of vetten. (K.B. 27 September 1899, Art. 1.) De vaten moeten naam of handelsnaam, en adres, of ten minste het handelsmerk van den voortbrenger of den verkooper dragen. (K.B. 27 September 1899, Art. 3.) Verboden is in het zelfde lokaal visch of schelpdieren te houden die tot de voeding niet bestemd zijn, tenzij onder de duidelijke vermelding tot de voeding niet bestemd, landvet, enz. (K.B. 27 September 1899, Art. 4.)
b) Zonder een etiket de toegevoegde vreemde stof duidelijk vermeldende, is het verboden aan visch en schelpdieren, in verschen of bewaarden toestand andere stoffen toe te voegen dan specerijen, kruiderijen, gelatine of gelose, rookerijproducten. (K.B. 27 September 1899, Art. 1.) Zijn schadelijk en verboden: visch en schelpdieren met giftige stoffen gevangen, bederfwerende of gevaarlijke stoffen bevattende. (K.B. 27 September 1899, Art. 2.)
c) Strafwetboek. Wet van 4 Augustus 1890. K.B. 27 September 1899. (Staatsblad 7 October 1899.) Verordeningen betreffende gereedschap en kleurstoffen ook toepasselijk.
Vleeschwaren. - a) Vleeschwaren uit paardevleeesch moeten duidelijk de benaming van de vleeschsoort dragen. (K.B. 28 Mei 1901, Art. 1.) Vloeibare en vaste vleeschproducten moeten duidelijk den aard van het product vermelden: sap, vleeschnat, extract, peptone, poeder, enz. De etiketten moeten ook de bijzondere bewerkingen voor het bereiden en de toegevoegde vreemde stoffen, buiten het zout, vermelden; deze vermeldingen kunnen vervangen worden door een handelsuitdrukking waarin de benamingen sap, extract, enz. niet voorkomen. (K.B. 28 Mei 1901, Art. 3.) De vaten met bewaard vleesch of vleeschwaren moeten den aard van het product, den naam of handelsnaam en het adres, | |
[pagina 1154]
| |
of ten minste een handelsmerk van voortbrenger of handelaar dragen. (K.B. 28 Mei 1901, Art. 6.) Vleeschwaren tot de voeding niet bestemd mogen niet in de zelfde lokalen of in betrekking zijnde lokalen met vleeschmiddelen te gelijkertijd aanwezig zijn; uitzondering wordt gemaakt voor vleeschproducten voor dieren, als de vaten dit duidelijk vermelden. (K.B. 28 Mei 1901, Art. 7.)
b) Vleeschwaren bevattende andere stoffen dan vleesch, vet, bloed, specerijen, eieren, gelatine, moeten een etiket dragen waarop duidelijk vermeld worden de aard van het product, de naam der toegevoegde stoffen, b.v. zetmeelworst, broodworst. De toevoeging aan gekookte spekslachterijwaren en aan worsten van zetmeelhoudende stoffen wordt toegestaan, in eene verhouding van ten hoogste 5-8% droog zetmeel. Alleen mogen zuiver genoemd worden, waren zonder andere producten dan specerijen. Vleesch en vleeschwaren met kleurstoffen moeten duidelijk de benaming ‘gekleurd’ dragen. (K.B. 28 Mei 1901, Art. 2.) Zijn schadelijk en verboden: waren bereid uit niet gekeurde of bedorven vleesch, vleeschafval, vet en bloed, vleesch met salicylzuur, formaldehyde, zwaveligzuur, sulfieten en bisulfieten, gehakt vleesch en vleeschproducten met bederfwerende stoffen, vleesch met schadelijke stoffen, of met bedorven, besmet, of ammoniakhoudende pekel. (K.B. 28 Mei 1901, Art. 4 en 5.)
c) Strafwetboek. Wet 4 Augustus 1890. K.B. 28 Mei 1901. (Staatsblad 8 Juni 1901.) Verordeningen betreffende gereedschap en kleurstoffen ook toepasselijk.
Wijn. - a) Wijn is het gistingsproduct van versch druivensap; likeurwijn is het gistingsproduct van verdicht sap uit min of meer gedroogde druiven of gedeeltelijk ingedampt, en waarin 14-18% alcohol en een overschot suiker van de druiven aanwezig zijn; schuimwijn is het gistingsproduct van versch druivensap, met zuiver koolzuur verzadigd; wijn van tweede gisting, spoelwijn, rozijnenwijn, appelwijn, honingmede, enz. zijn dranken die min of meer op wijn gelijken en die bereid worden uit sap getrokken van druivendraf of druivenmoer, uit droge rozijnen, appelen, honing, enz., met of zonder toevoeging van suiker, alcohol of koolzuurgas. (K.B. 28 November 1899, Art. 1). Worden aan den wijn vreemde stoffen toegevoegd, dan moet op duidelijke wijze, en met gelijke letters als de andere vermel- | |
[pagina 1155]
| |
dingen, de toegevoegde stof aangeduid worden, b.v. waterhoudende, gekleurde, kruidenkriek-, rozijnenwijn; ofwel eene vermelding die den oorsprong doet kennen, zooals spoelwijn, appelwijn, mede, enz., die de namen van den oorsprong der echte natuurlijke wijnen niet behelst. Deze vermeldingen dienen op facturen, vrachtbrieven of cognossementen herhaald te worden. (K.B. 28 November 1899, Art. 3.) De vaten moeten naam of handelsnaam en adres van den voortbrenger of den verkooper, of ten minste een handelsmerk dragen. (K.B. 28 November 1899, Art. 6,) De benaming van den oorsprong van den wijn mag alleen gebruikt worden, als het product echt is; het gebruik van die benaming moet door het steatsblad aangekondigd worden. Uitdrukkingen zooals type, aard, aan de benaming van den oorsprong gevoegd, mogen in geval van onechtheid niet gebruikt worden. De handelsrechtbank is alleen bevoegd. (Wet 18 April 1927.)
b) De toevoeging van vreemde stoffen is verboden, uitgezonderd: mechanisch werkende klaarmiddelen, zooals albumine, gelatine; keukenzout in eene verhouding van minder dan 2 gr. per liter; gips met minder dan 2 gr. per liter, berekend als kaliumsulfaat; zwaveligzuur in mindere hoeveelheden dan 20 mg. vrij zwaveligzuur en 200 mg. totaal zwaveligzuur per liter. Als suiker of alcohol worden toegevoegd, dan moeten de vaten op duidelijke wijze en met letters even groot als de andere vermeldingen, de woorden gesuikerd of gealcoholiseerd dragen; deze vermeldingen moeten op facturen, vrachtbrieven en cognossementen herhaald worden. (K.B. 28 November 1899, Art. 2.)
Zijn gevaarlijk en verboden: esters en essentiën, bittere amandels, kerslaurier, alcaloïden, arsenik-, lood-, zink-, aluminium-, baryum-, strontium-, calcium-, magnesiumverbindingen, alkali, minerale zuren, zuringzuur, salicylzuur, bederfwerende stoffen, glycerine, onzuivere suiker en alcohol, andere alcoholen als aethylalcohol, sulfaten boven 2 gr. per liter, berekend als kaliumsulfaat, gevaarlijke stoffen. (K.B. 28 November 1899, Art. 4.)
Wijnafval mag niet behouden worden, tenzij na eene behandeling die dat afval tot de voeding van den mensch of tot de bereiding van azijn ongeschikt maakt. (K.B. 28 November 1899, Art. 5.) | |
[pagina 1156]
| |
c) Strafwetboek. Wet van 4 Augustus 1890. K.B. 28 November 1899. (Staatsblad 10 December 1899.) Verordeningen over saccharine, gereedschap, kleurstoffen, alcoholhoudende dranken ook toepasselijk. Wet 18 April 1927. (Staatsblad 28 April 1927.)
Zoetmakende stoffen. Zie Saccharine. |
|