réglisse, à laquelle on donne la forme de petits bâtons tordus; aujourd'hui sucre très-blanc, cuit au petit cassé, coulé sur un marbre, étiré vivement et souvent, entre les mains, pour le rendre opaque et blanc, puis divisé en petits cylindres que l'on tord deux à deux; on l'appelait jadis pénide.’ Au petit cassé is cuit de manière qu'une goutte ‘projetée dans l'eau froide s'y fige et en sort cassante’ (Littré op cassé). Darmesteter zegt ‘cuit à un degré etc.’.
Die verklaring doet de twee verschillende omschrijvingen van Schuermans begrijpen.
De suiker pinije van de tentoonstelling was naar de tweede manier, wit in tot schijven gedraaide kleine gewrongen stokjes
Bij Kramers is sucre tors, met verzending naar pénide, gerstesuiker en sucre d'orge ook. Sachs-Villatte doet hetzelfde. Volgens Littré, op orge, is sucre d'orge ‘sucre dépuré cuit avec une décoction d'orge, coloré par quelques gouttes de teinture de safran’.
Wat penidium zelf betreft, Littré leidt het af uit gr. πηνίον = dradenbos.
Dit kan niet juist zijn, daar er alzoo geen rekenschap gegeven wordt van de d. Waarschijnlijker lijkt het, het te brengen tot Perz. pânîd, fânîd, Turksch fânîd gezuiverde suiker. Het Arab. fânîd zal wel hetzelfde woord zijn, te meer daar alfénic in de middeleeuwsche apothekerstaal en ook in het Spaansch synoniem is van penidium.