een scherp ontledingsvermogen. De toestanden lijken echter meer in een sprookjeswereld om te gaan dan op de werkelijkheid gebouwd. Het ex-poëetje, met zijn gedachten buiten de wereld in een roes van idyllische zelfdissectie levend, pleegt zelfmoord.
De stijl te zeer weelderig, ontaardt, door de opeenstapeling van overdreven lyrische ontleding, in gongorisme.
En toch. Wanneer Van Passen het evenwicht in zijne kunstenaarsziel zal gevonden hebben, zullen wij hem als een schrijver van een echt talent mogen begroeten.
De Winter. Pan II. - Een vervolg op Pan I. De schrijver geeft ons in dit lange poëem, een lofzang aan het Leven, waarin zijne uitbundigheid hoogtij viert, en hij Saters en Nymphen, Faunen, Kabouters, Boschgoden en -Godinnen, Zeemeerminnen, enz. in eenzelfde tempo van zinnelijk lyrisme dooreen laat hollen, maar waaraan de noodige bezinking ontbreekt, wat zijn uitdrukkingsvermogen deklamatorisch maakt.
Opdebeek, Peter's Kind. - Dit boek, dat waarschijnlijk als een reeks herinneringen uit des schrijvers jeugd bedoeld is, bevat enkele kinderscenes die hoe onwezenlijk ze ook voorkomen, een gewis talent verraden.
Dr. Reyeens, S.J. Ruusbroec. - De schrijver zegt in zijn inleiding ˙
‘Tot zijn beste persoonlijkheid (die van Ruusbroec namelijk) dringt men niet door, zoolang men die niet gedragen ziet. doorlicht en doorgloeid door de levende aanraking met het ontzaglijk mysterie der drieëene Godheid, en zoolang men dit mysterie en die aanraking niet opvat gelijk de Kerk wier liefdevol Kind Ruusbroec geweest is.
In een prachtige taal schetst Reypens ons achtereenvolgens Ruusbroec en zijn Eeuw, de geestelijke physionomie van den Wonderbare, levend in de groote eeuw der Gemeenten, ooggetuige van pest, brand en hongersnood, tijdgenoot van den grooten Jacob Van Artevelde, en geeft ten slotte eene volledige iconographische beschrijving van den Gelukzalige.
Dit piëteitvolle boek, gesteund op de volledige literatuur van het onderwerp, moeten we onvoldaan ter zijde leggen en niettegenstaande de groote stylistische eigenschappen van dit betoog, krijgen we geen volkomen beeld van den Brabantschen mysticus.
Van de Voorde, Uit diepere krachten. - Dit is werk dat boven de mode staat, althans wat den streng-klassieken vorm van het vers betreft, waarin de schrijver zijn knellenden ziels-