Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1926
(1926)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 661]
| |
Eenige bizonderheden aangaande het onderwijs in en door de moedertaal (Middelbaar Staatsonderricht)
| |
[pagina 662]
| |
beide graden meer zorg te besteden aan het bevorderen van een zuivere, beschaafde omgangstaal. ‘Hetzelfde, gaat ons geacht medelid voort, zij gezegd van het lezenGa naar voetnoot(1)... Zou de tijd, dien men in de Middelbare School, in het College, in het Atheneum besteedde aan het mondeling voordragenGa naar voetnoot(1), aan het flink, op gepasten toon lezen, niet beter besteed zijn dan aan een menigte andere zaken waar men nu tijd voor over heeft en wier nut en belang het daar niet bij halen kan?’
⋆⋆⋆
Dat sedert een twintigtal jaren de programma's van het Middelbaar Staatsonderricht zwoegen onder een immer aangroeiende leerstof in de wiskunde en de wetenschappen is een publiek geheim. Middelbare scholen, Athenea, Middelbare Normaalscholen bezwijken onder den last. Vooral sedert 1924 is het toepassen van het programma der wiskunde in de drie klassen der Middelbare Scholen en de 6e, 5e en 4e der AtheneaGa naar voetnoot(2) een angstwekkend probleem. Ook de geschiedenis neemt in ons leerplan voor jongens en meisjes van 12 tot 14 jaar een al te groote plaats in. Dat alles dient besnoeid en zal nu besnoeid worden, dank zij het ingrijpen door den h. Minister Huysmans genomen. Men denke echter niet dat onze programma's tot nu toe geen bizonder belang hechten aan de zuivere uitspraak, aan lezen en opzeggen en voordragen in de klassen. Reeds in 1913 werd aan dat alles in het hernieuwde leerplan der Middelbare Normaalscholen de noodige plaats ingeruimdGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 663]
| |
In het leerplan (1924) der Athenea en der Middelbare Staatsscholen treft men volgende aanwijzingen aan voor de 1ste taal: Nederlandsch. - 1ste jaar. In de twee volgende jaren der Middelbare Scholen en der Athenea wordt rubriek I nog uitgebreid en de andere rubrieken blijven van toepassing tot het einde der Humaniora. Anderzijds leggen de Onderrichtingen een bizonderen nadruk op dat punt van het onderwijsGa naar voetnoot(1): ‘De tijdelijke leergangen in de Fransche en de Nederlandsche Orthophonie, door de Regeering in Augustus 1921 ingericht, hebben goede uitslagen opgeleverd. Onze leeraars in de talen beginnen het belang in te zien van een wetenschap onontbeerlijk voor al wie in 't onderwijs der levende talen werkzaam is. Zuivere uitspraak van de taal, welke hij doceert, is natuurlijk het allereerste dat men van een leeraar eischen kan. Maar, wat meer is, hij moet op zijn beurt die zuivere uitspraak aan anderen kunnen onderwijzen. Hier vooral zal de phonetiek hem kostbare aanwijzingen verstrekken aangaande de werkzaamheid der stemorganen, de articulatie, den klemtoon, enz.... Op de voordeelen van een zekere inwijding in de phonetiek kan dus niet genoeg nadruk gelegd worden.’Ga naar voetnoot(2) | |
[pagina 664]
| |
‘De leeraar in de levende talen moet niet alleen zuiver uitspreken en de kunst bezitten om aan anderen de zuivere uitspraak aan te leeren, hij moet ook kunnen lezen. Schoon lezen bevat in zich een welsprekendheid waarvoor geen toehoorder onverschillig blijft. Letterkundig onderricht wordt ongemeen ingrijpend, wanneer de leeraar beschikt niet alleen over bevoegdheid, fijn gevoel en cultuur, maar daarbij nog over vaardigheid in de leeskunst. Een helder licht wordt over de uitgelegde teksten verspreid, wanneer hij met de stem de minste schakeeringen van gedachten en gevoelens der schrijvers weet te vertolken. Dergelijk lezen is soms meer waard dan het geleerdste commentaar, vooral voor lyrische teksten..... Oefeningen in de voordracht en het schoon lezen zullen de leeraars door de leerlingen van al de klassen doen op prijs stellen; aan die zoo kostbare en vormende oefeningen zullen zij de meeste aandacht wijden... Opzeggen behoort tot hetzelfde soort oefeningen. Ook aan dat deel hunner werkzaamheid zullen de leerkrachten hun beste zorg besteden... Opzeggen is ten anderen geen louter africhten van het geheugen. Het neemt als taaloefening de eerste plaats in. Het moet ook de bekroning zijn van de letterkundige ontleding... Opzeggen past in alle klassen’, enz. Ik wil de citaten niet verlengen, al zijn de teksten zoo weinig bekend, en ik meen te mogen besluiten dat de denkbeelden in de Onderrichtingen uiteengezet een beteekenisvolle overeenkomst vertoonen met die van den h. Segers.
⋆⋆⋆ | |
[pagina 665]
| |
Onze achtbare Collega houdt zich verder bezig met de methode om leesstukken in de klasse te verklaren. ‘De letterkundige ontleding te baat te nemen’, zegt hij, ‘om zich in historische, grammatische en lexicographische studiën te verdiepen, deugt niet’. ‘Ik wil niet gezegd hebben’, gaat hij voort, ‘dat deze oefeningen op zich zelf b.v. in het middelbaar onderwijs van den eersten graad geene hooge waarde hebben, niet hoogst nuttig zijn; doch het is wetenschappelijke taalstudie en deze bestaat op zich zelf.’ Het ontbreekt me ongelukkigerwijze aan tijd om Nederlandsche leergangen tenzij bij uitzondering te inspecteeren. Maar de leeraars die een letterkundige ontleding in wetenschappelijke taalstudie omscheppen, zijn, durf ik hopen, zeer zeldzame duizendkunstenaars. De h. Segers heeft trouwens duidelijk het doel der letterkundige ontleding omschreven, en onze officiëele Onderrichtingen komen ten volle met zijn wenschen dienaangaande overeen. Eenige citaten uit hetzelfde minsteriëel schrijven zullen volstaan om deze mijn meening te staven dat de leeraars van het Middelbaar Staatsonderwijs, en in 't bizonder van de Athenea, met voldoende zorg voorgelicht zijn om den gewenschten uitslag te bekomen. ‘De letterkunde, zoo luiden de OnderrichtingenGa naar voetnoot(1), moet voor de jeugd een bron worden van beschaving. Niets zou voor kind en jongeling in opvoedend vermogen het trouwe gezelschap overtreffen van een hoogbegaafd man, die zich naar hun geest en hart neigen zou om ze geleidelijk tot zijn peil te verheffen, - van een man, wiens woord en daad in de menigvuldige omstandigheden van een werkzaam en veelomvattend leven toonbeelden zouden zijn van schoonheid en van kracht; - wiens denken, voelen, handelen zoo treffend juist ware dat het aan alle ontledende critiek zou weerstaan. Bij gebrek aan zulk onvindbaar wezen wordt de klassieke letterkunde voor de jeugd opengespreid. Met de medewerking van den leeraar biedt haar die letterkunde het verheven zedelijk en verstandelijk schouwspel aan, dat tot hooge beschaving wekt Wie van die waarheid doordrongen is, zal voor de oogen zijner leerlingen de doode letterkundige teksten leven en bezieling schenken.’ En verder: ‘Laten wij, bij zedelijke of aesthetische verklaringen, geen lessen mengen in de vormleer of in de syntaxis. wat tot geen ander gevolg kan leiden dan 't verdooven der | |
[pagina 666]
| |
belangstelling. De leerlingen onder de bekoring van een litterairen tekst brengen, ziedaar het gewenschte doel. Is dat doel bereikt, dan volgt het overige als van zelf...’ ‘Bewondering en geestdrift zijn onontbeerlijk factoren voor de doeltreffendheid van het letterkundig onderricht...’ Het schijnt me overbodig op meer officiëele teksten te wijzen, want klaar genoeg zal het bewezen zijn dat men in het Middelbaar Staatsonderwijs de wenschen van den h. Segers heeft weten te voorkomen.
⋆⋆⋆
Ten slotte betoogt ons geacht medelid met klem van redenen hoe schadelijk het is met het onderricht eener vreemde taal aan te vangen en, nog erger, het onderwijs in eene vreemde taal te geven welke de leerlingen half, of in 't geheel niet verstaanGa naar voetnoot(1). Eindelijk is de kwaal van 't zwakken, waaraan het Middelbaar onderwijs in 't Vlaamsche land zoo lange jaren en zoo tegennatuurlijk heeft geleden. De Vlaamsche Middelbare Staatsscholen krijgen nu het Vlaamsch tot voertaal, en we zijn al zoover gevorderd dat, zelfs in enkele Vlaamsche Athenea, de volledige vervlaamsching begonnen is. Hoe is het ook denkbaar dat de dwang bijna een eeuw duren kon! In Algerië zendt Frankrijk sedert jaren geen onderwijzers meer die van 't Arabisch niets afweten. Wij, we staan nog altijd niet overal, waar het ons onderwijs geldt, op den voet der Arabieren..... Veel Vlaamsche ouders zijn nog altijd het slachtoffer van de paedagogische leugen, als zou het Fransch, ook in de Vlaamsche lagere klassen, met beter gevolg onderwezen worden door Vlaamschonkundige leeraars. Dat was voor onze Vlaamsche jeugd, voor duizenden Vlamingen een tragische grap. Vérité en deça, erreur au-delà: we | |
[pagina 667]
| |
moesten het eens beproeven hetzelfde sophisme staande te houden waar het leeraars geldt die in Wallonië het Vlaamsch onderwijzen: wat 'n opschudding! Wanneer ik nu zekere, anders zeer verstandige lieden hoor verklaren, dat alleen doctors in de Romaansche talen het Fransch kunnen en moeten onderwijzen, dan meen ik het doek voor een tweede bedrijf van de erbarmelijke comedie te zien ophalen. Zulke thesis negeert, 'k zal niet zeggen de leeraars van Racine en Voltaire - want dat is het verre verleden, - maar al de knappe meesters, die, alhoewel doctors of geaggregeerden in de classieke philologie, ons de Fransche taal hebben onderwezen; ze negeert het onderricht waaruit bijna de geheele schaar van onze Fransch-Belgische schrijvers geboren is en dat nog met geen enkel romanist kon pronken. De leeraren van Decoster, Lemonnier, Rodenbach, Verhaeren, Van Lerberghe, Maeterlinck, Gilkin, Giraud waren classici. Een aantal vooraanstaande Fransch-Belgische dichters en prozaschrijvers zijn of waren zelfs leeraars in de classieke talen, b.v. Severin, Stassart, Daxhelet, om slechts die enkele te noemen. Trouwens ons vrij onderwijs telt, in nagenoeg honderd Colleges, geen tien doctors in de Romaansche philologie. Of schuilt er wellicht een adder onder 't gras? Het is bekend, dat romanisten doorgaans geen Vlamingen zijn of geen ziertje Vlaamsch kennen. |
|