Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1925
(1925)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 561]
| |
De benaming Amerika
| |
[pagina 562]
| |
Omtrent twee eeuwen later wordt Ermanarik nog herdacht door den Goot Jornandes: Deze schreef zijn boek de rebus geticis ± 552. Doch stellen wij vast dat de Gotische koning niet meer de historische persoon is van Ammianus Marcellinus; hij is reeds een legendarische held geworden. En wij zullen ons hierover niet verwonderen aangezien Jornandes zelf ons verwittigt dat hij zijne verhalen aangaande de oudere geschiedenis van zijn volk put ex priscis cantilenis, welke hij beschouwt als pene historico modo geschreven. In kap. 23 vinden wij eenige historische inlichtingen over onzen vorst ‘Ermanaricus, nobilissimus Amalorum (het koninklijk geslacht der Amalen) multas et bellicosissimas arctoas gentes perdomuit suisque parere legibus fecit’. Maar met kap. 24 zijn wij reeds volop in de legende: Aldaar wordt verteld dat hij de Roxolanen (= Russen) overwonnen heeft. De echtgenoot van eene vrouw uit dien stam was verraderlijk ontvlucht. Waarop koning Ermanarik die vrouw (haar naam was Sunihilde of Swanihilde) door paarden deed vierendeelen. Sarus, haar broeder, en Ammius, haar neef, besloten haar te wreken en met hunne stalen wapens brachten zij den koning in de zijde eene diepe wonde toe. (Ermanarici latus ferro petierunt, quo vulnere saucius, oegram vitam corporis imbecillitate contraxit’. Doch de vreeselyke wonde, heeft hem niet belet nog lange jaren te leven ‘Grandoevus et plenus dierum centesimo decimo vitoe suoe defunctus est’. Hetgeen hier met Ermanarik gebeurd is, geschiedde volgens de wetten der epiek: het volk onthoudt noch datums, noch politieke verwikkelingen. En om de tegenslagen van een legendarischen held uit te leggen, maakt het epos daarvan een familiedrama, waarin bijna altijd de vrouw een hoofdrol speelt. Het volk gaat uit van het princiep ‘als er een ongeluk gebeurt, cherchez la femme!’ De aanwezige dames mogen zich hierover niet verwonderen: de eposdichten zijn door mannen gemaakt. Voorbeelden van deze epische wet zijn er bij de vleet: Het tienjarig beleg van Troja, waarbij duizende Grieken het leven lieten, vindt zijn oorzaak in de liefde van Paris voor Helena, en in de schaking van Helena (de politieke gebeurtenissen die aanleiding gaven tot het beleg zijn vergeten: het familiedrama treedt dan in de plaats op). Toen Attila, koning der Hunnen, in Frankrijk binnenviel, wilde Gundaharius, koning der Burgonden, hem den weg versperren. Heel het leger der Burgonden werd geslacht en de koning zelf verloor hierbij het leven. Het epos heeft hiervan de herinnering bewaard: maar de dood van Gunther en de | |
[pagina 563]
| |
slachting der Burgonden werd in verband gebracht met de wraak van Kriemhilde (Nibelungenlied). En ik zou nog een reeks voorbeelden van dien zelfden aard kunnen aanhalen.
⋆⋆⋆
Het is bekend dat evenals alle Grieksche stammen gezamenlijk slechts een epos bezaten, zoo tevens hadden alle Germaansche volkeren één zelfde Germaansche heldensage. Bij de Skandinaviërs vinden wij dan ook in de Wilkinasaga het verhaal van Ermanarik terug. De legende is niet heelemaal dezelfde gebleven. Maar Jörmunrek (=Ermanarik) is hier ook het slachtoffer van Sörli (= Sarus) en van Hamdir (Ammius). En dat het wel degelijk de zelfde personen zijn en de zelfde legende, wordt ons bewezen door het Angel-Saksisch epos. Eormanric, wordt in den Beowulf genoemd en wij lezen in den Widsidh, vs. 35: Atla weold Hunum, Eormanric Gotum,
Becca Baningum, Burgendum Gifica.
(=Attila heerschte over de Hunnen, Eormanric over de Goten, Becca over de Baningen, Gifica over de Burgonden)Ga naar voetnoot(1). Eormanric is dus wel de Gotische Ermanarik: in de 9de eeuw wisten de Angelsaksers dit nog. Een eposdicht, waarvan Ermanarik de hoofdheld is, bleef niet bewaard. Maar zijn naam en toespelingen op zijne legende komen in een zeer groot aantal Duitsche heldendichten voor: Onnoodig die alle hier te noemen. En tot zelfs in onze Middelnederlandsche literatuur is Ermanarik geen onbekende. Wanneer Reinaert aan koning Nobel wil uitleggen hoe hij schatrijk geworden is, zegt hij hem (vs. 2239 - uitg. Muller, 2245) Reinaert sprac: ‘Wilen tenen stonden
Hadde mijn here mijn vader vonden
Des coninx Ermerikes schat
In ere verholnen stat.
(Latijn heeft hier aes Ermerici; Prosa, Ermeryc; Bedb.-Dykschehs. Hermeric - Comb. hs. is corrupt: ‘heymeliken scat’). Reinaert heeft dien schat verborgen te Kriekeputte, dicht bij een berk: | |
[pagina 564]
| |
2610 Daer suldi delven ende scraven
Een lettel mos in dene side.
Daer suldi vinden menich gesmide
Van goude, rijkelyc ende scone;
Daer suldi vinden oec die crone
Die Ermerijc die coninc droech
Ende ander chierheit ghenoech:
Edel stene, guldin waerc
Men cochtet niet omme dusent maerc.
⋆⋆⋆
Doch, de roem van Ermanarik heeft zich niet enkel tot de Germaansche volkeren bepaald, hij breidde zich verder uit. Wij bezitten een Fransch eposdicht, getiteld Aimeri de Narbonne. De inhoud van dit gedicht werd beknopt weergegeven door Victor Hugo in zijn Aymerillot (opgenomen in Légende des siècles). Keizer Karel komt met zijn afgemat leger uit Spanje terug: gedurende jaren hebben zij in dit land oorlog gevoerd. Zij stappen voorbij Narbonne, waar zij de Mohammedaansche vlag nog zagen wapperen. Keizer Karel zou de stad willen innemen. De meesten van zijne dapperen hebben haast om naar huis terug te keeren en zij zijn met het plan van den keizer niet ingenomen. ‘Le comte de Gand’ sluit zich bij hen aan: ‘Sire’, dit le Gantois, ‘je voudrais être en Flandre;
J'ai faim, mes gens ont faim, nous venons d'entreprendre
Une guerre à travers un pays endiablé.
Nous y mangions, au lieu de farine de blé,
Des rats et des souris...’
Ik schrijf de rest der redevoering niet af. Maar vestig enkel de aandacht op het kort antwoord van den keizer: ‘Ces bons Flamands’, dit Charles, ‘il faut que cela mange!’
Niet zeer vleiend voor ons! Maar sedert den tijd van Keizer Karel zijn wij zulke bitsigheden gewoon... De jonge Aymerillot is echter vol moed: hij kon het niet dulden dat de Arabieren Narbonne nog bezetten. Hij biedt zich aan om tegen den vijand op te rukken... en de stad wordt stormenderhand ingenomen. Het gedicht van Victor Hugo dagteekent uit 1859: Aimeri de Narbonne was toen nog onuitgegeven. Hoe is Victor Hugo aan dit verhaal gekomen? Wij weten thans dat hij de stof van zijn Aymerillot gevonden heeft in eene novelle ‘Le château de Dannemarie’, welke de Fransche mediëvist Jubinal in het | |
[pagina 565]
| |
Musée des Familles van 1843 had laten verschijnen. Wij weten zelfs welk Aimeri-handschrift Jubinal gebruikt heeft. Louis De Maison heeft voor de Société des anciens textes français den Aimeri de Narbonne critisch uitgegeven. Deze herdruk is voorzien van een zeer breedvoerige en geleerde inleiding. De uitgever stelt (bl. CIX - CLXI) de volgende vraag: ‘Aimeri de Narbonne est il un personnage purement imaginaire, ou bien a-t-il réellement existé un héros de ce nom, dont la poésie a pu garder le souvenir?’. De slotsom van het lang onderzoek wordt ons bl. CXXIII medegedeeld: ‘Il faut donc renoncer à chercher parmi les vicomtes de Narbonne du XIIe siècle le prototype de l'Aymeri de nos chansons de Geste’. Met andere woorden: al is de naam Aimeri in het Zuiden van Frankrijk sedert eeuwen zeer gewoon, niettemin kan geen enkel der Aimeri's uit die streek als het prototiep van den legendarischen held beschouwd worden. Wel is waar, zegt L. De Maison, vinden wij in de Annales van Eginhard, op het jaar 810 een ‘comes Haimericus’ vermeld - maar inlichtingen over dien persoon bezitten wij niet, en niets bewijst dat hij met Narbonne het minst te maken heeft. Op de vraag door L. De Maison gesteld, wensch ik echter het volgend antwoord te geven: ik ben vast overtuigd dat de Aimeri van het Fransche epos geen ander is als Ermerik of Hermerik der Germaansche heldensage. Wat ik ten gunste van deze hypothese in te brengen heb? De Visigoten, die zooals gezeid Ermerik als een nationale held beschouwden, hebben gedurende eeuwen over Spanje geregeerd. Maar niet alleen was het Iberisch schiereiland in hunne macht: Ook een gedeelte van het Zuiden van Frankrijk maakte deel uit van hun koningrijk: de zoogenaamde Septimanie welke langen tijd algemeen bekend stond als provincia Gotorum. Gedurende den heelen tijd der Gotische bezetting is Narbonne de hoofdstad van dit gedeelte van hun rijk geweest. Toen de Arabieren het nauw van Gibraltar overstaken en aan het Visigotische koningrijk een einde stelden, werd niet alleen Spanje maar ook Narbonne en een gedeelte van Frankrijk door hen veroverd. En toen in 759, de Franken er eindelijk in slaagden Narbonne weder in te nemen gebeurde dit dank zij de Goten die in de stad gebleven waren en het Arabisch garnisoen gedeeltelijk vermoordden. ‘Ipsi Gothi Sarracenos, qui in praesidio illius erant, occidunt, ipsamque civitatem partibus Francorum tradunt’. Zoo staat te lezen anno 759 in de Annales Anianenses (Pertz' Monumenta, t. I). Die Goten van 759 waren, dit spreekt van zelf, toen heele- | |
[pagina 566]
| |
maal geromaniseerd. Maar zij werden nog geregeerd door de lex l'isigothorum en zij vormden toen een patriciërs-kaste, als afstammelingen van de oude veroveraars. Bijgevolg is het geen wonder dat de Romaansche bevolking in de Provincia Gothorum kennis maakte met Ermerik, den nationalen held der Goten. Van de legende, zooals Jornandes die vertelde, is er in het Romaansch niets overgegaan. Maar Aimeri werd in verband gebracht met een denkbeeldige inneming van Narbonne onder keizer Karel. En zoo werd de Germaansche held in het Fransche epos opgenomen, evenals Wielant de smid der heldensage, welke Galan le forgeron geworden is, evenals Auberon, de Elberik der Germanen, evenals Gautier de Toulouse, de Waltarius de Aquitania van het epos.
⋆⋆⋆
Aimeri de Narbonne is het hoofd geworden van de Geste des Narbonnais: hij werd als de vader beschouwd van Guillaume d'Orange (den Willem van Oringen van onze eposdichten) van Ernaud de Beaulande, van Guibert d'Andreuas enz. In den loop der 13de eeuw werden de heldendaden van dit geslacht in het Franco-Italiaansch vertaald, onder den titel I Nerbonesi, waarin Amerigo di Narbona een hoofdrol speelt. En de bijval welke I Nerbonesi in Italië genoot, was van dien aard dat wij voortaan den voornaam Amerigo in het Apennijnsch schiereiland zeer verspreid vinden: het is een bekend verschijnsel dat wanneer een roman een groot succes heeft, ouders dikwijls de namen uit den roman voor hunne kinderen gebruiken.
⋆⋆⋆
Welnu, den 19 Maart 1451 werd een jonge Italiaan te Florence geboren, dien zijn vader den naam van Amerigo Vespucci gaf. Na een bewogen leven geleid te hebben, vertrok deze Amerigo in 1499 voor de eerste maal naar Amerika. Hij heeft er vier reizen gemaakt, welke hij later beschreef. Het is bekend dat toen Colombus in 1492 Amerika ontdekte, hij zich vast overtuigd hield dat hij in Azië was geland. Men verbeeldde zich toen onzen wereldbol veel kleiner dan hij werkelijk is en het was overigens om een nieuwen weg naar Oost-Indië te vinden dat Columbus zich had ingescheept. Tot op het einde van zijn leven heeft Columbus in de gedachte verkeerd dat hij zijn nieuwen weg naar Azië gevonden had. Eerst later toen men langs de kust van Noord-Amerika en Zuid-Amerika zeilde, en toen men aan gene zijde der landengte van Panama een nieuw oceaan ontdekte begreep men dat Azië nog | |
[pagina 567]
| |
veel verder lag en dat men feitetlijk in een onbekend nieuw vasteland gedrongen was. Een naam moest aan dit vasteland gegeven worden. Het jaar na den dood van Columbus liet een zekere Waldsemuller (hij noemt zich ook op zijn Grieksch Hylacomylus), boekdrukker te Saint Dié, een uitgave verschijnen van de vier reizen van Amerigo Vespucci (1507). Een aart werd aan dit boek toegevoegd, waarin afgebeeld werd wat men toen van Amerika wist. En op deze kaart staat het nieuwe vasteland onder den naam terra America, in latere uitgaven terra Americana - dit is te zeggen het land van Amerigo. Geleerde tijdgenooten van Vespucci hebben tegen deze benaming hevig geprotesteerd: zij deden uitschijnen dat de eer om aan het nieuwe land zijn naam te geven geenszins aan Amerigo Vespucci toekwam. Maar de cartografen namen van deze protesten geen notitie: zij werkten op de kaart van Waldsemuller voort en behielden den naam, welke in 1507 voor het eerst gegeven werd. En zoo is het dat Amerika, Amerikaner, Amerikaansch tegenwoordig wereldbekende benamingen zijn geworden.
⋆⋆⋆
Mijn betoog komt dus hierop neer: Terra Americana (1507) is het land van Amerigo. (Bedoeld wordt Amerigo Vespucci). Amerigo Vespucci heeft zijn voornaam te danken aan de vermaardheid van I Nerbonesi en van Amerigo di Narbona. Amerigo di Narbona is geen ander als Aimeri de Narbonne. De Aimeri (de Narbone) van het Fransch epos is dezelfde als de Ermeric der Germaansche heldensage. En de Ermeric der Germanen is historisch gesproken de koning der Goten Ermanaricus die in het Zuiden van Rusland een groot koningrijk heeft bestuurd - maar een zeer treurig einde heeft gehad ± 370.
⋆⋆⋆
Indien een tijdgenoot van Ulfila aan den bisschop gezeid had dat de naam van koning Ermanarik, onder wien hij geleefd had, eens wereldberoemd zou worden - zoo zou de bisschop waarschijnlijk raar opgekeken hebben. Maar, zooals ik zeide: Habent sua fata voces!... en de geschiedenis van een woord is soms een echte roman. Er zijn personen die kans in het leven hebben - anderen niet. | |
[pagina 568]
| |
Er zijn er, die alhoewel van geringe afkomst, er toe komen om een groote rol te spelen. Omgekeerd, zullen anderen, van aanzienlijke familie, het tot niets brengen en steeds achteruit gaan. En zoo gaat het ook met woorden en namen. Sommige woorden waren vroeger zoo erg onfatsoenlijk dat een damesmond ze nooit zou hebben durven uitspreken (cf. Vercoullie's Etymol. Woordenboek onder meer op aarzelen, orchidee enz.). Niettemin zijn zij poëtisch geworden. En er zijn er ook vele, die den omgekeerden weg zijn opgegaan. Wie het leven van die woorden bestudeert, bevindt zich soms onverwachts voor een verhaal, afwisselend en boeiend als een roman. Taalkunde gaat bij velen voor een droge wetenschap door: zij hebben van hunne schooljaren slechts treurige herinneringen bewaard, en zij zien in Taalkunde niets anders dan vervelende regels van spelling, verbuigingen, vervoegingen, syntaxis enz. Maar wie den moed heeft gehad over die saaie beginselen heen te stappen, weet dat het anders is. Ik heb daartoe een enkel voorbeeld willen behandelen - en hoop dat ik er met dit voorbeeld in geslaagd ben, om U aan te toonen dat de lotgevallen van het wandelend woord soms even verrassend, even romantisch kunnen zijn als de lotgevallen van den wandelenden Jood, zoo meesterlijk door Vermeylen beschreven. |
|