Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1925
(1925)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||
De Migratie der Plaatsnamen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||
Het bestaan dier plaatsnamen is toe te schrijven aan een eigenaardig verschijnsel, dat wij de Migratie der Plaatsnamen zullen heeten. Voorbeelden daarvan te geven en hunne reden van bestaan toe te lichten, zal het onderwerp dezer korte verhandeling uitmaken.
⋆⋆⋆
Iedereen kent het feit, dat vele europeesche land- en stadsnamen, door volksverhuizingen, en ook door loutere fantaisie, bijv. naar de verschillende landen van Noord- en Zuid-Amerika zijn overgegaan. Wat men ginds in het groot constateert, bevindt men ook in ons eigen werelddeel, zelfs in kleine landstreken, ja tot in eenvoudige vlaamsche dorpjes toe. De Migratie der Plaatsnamen is trouwens een algemeen verschijnsel in de Toponymie.
⋆⋆⋆
Wat geeft er tot de migratie der plaatsnamen aanleiding? De oorzaken zijn velerhande. De voornaamste, die wij hebben waargenomen zijn de volgende:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||
⋆⋆⋆
Zooals men ziet, zijn de migratie-namen schier uitsluitend langs geschiedkundigen weg te verklaren. Topographie komt er haast nooit bij te pas.
⋆⋆⋆
Laat ons nu eenige migratie-namen in oogenschouw nemen en ze toelichten:
Ays; Ayshove. - De tienden der parochie Aix-en-Issart (eertijds Ays), in het kanton Campagne, behoorden van overouds aan de abdij van Sainte-Austreberthe, te Montreuil-sur-Mer, toe, benevens het patronaatschap of recht tot benoeming van den pastoor aldaar. Deze abdij was, van met hare stichting, begiftigd geweest met de heerlijke rechtsmacht in onderscheidene parochiën uit den omtrek, onder meer met deze van Ays (Aix-en-Issart). Reeds vóor de XIIIe eeuw hadden de heeren van Ays eigendommen in Vlaanderen aangekocht, namelijk te Ardoye eene groote hofstede, aan welke zij den naam van ‘Curtis de Ays’, Ayshove gaven, die dan ook rechtstreeks van de abdij van Montreuil afhing, wat de tienden betrof. Ook het recht om den pastoor van Ardoye te benoemen kwam alzoo aan de abdissen van Sainte-Austreberthe toe. De tienden van Ayshove in Ardoye werden tot in 1796 betaald, ofschoon ze onder sekwester gesteld waren bij plakkaat van 14 September 1791. De rekening deswegen werd op 11 September 1793 gedaan aan ‘M. Bourla, administrateur van het sequester van syne keyserlicke ende koninglycke Majesteyt tot Ypre’. Zooals wij het in ons Toponymisch Woordenboek, I, 407-410, aangestipt hebben, ontstonden later, op niet min dan 16 plaatsen in Oost- en West-Vlaanderen, jongere Ayshoven, die alle van het hoofdleen te Ardoye afgehangen hebben. Dit is wel een merkwaardig voorbeeld van migratie. En de Toponymie heeft ons tevens op het spoor gebracht van een niet te versmaden stukje leenroerige geschiedenis. ⋆⋆⋆
Als men de lijst der heeren van Watervliet (Oost-Vlaanderen) opmaken wil, komt men de namen van onderscheidene per- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||
sonen tegen, die den titel van ‘heere van Watervliet’ droegen, ofschoon anderen in het bezit der oostvlaamsche heerlijkheid waren. Die omstandigheid is te wijten aan het bestaan van een ander Watervliet, dat als migratie-naam te Langemarck en in den omtrek bestaan heeft, nadat de gronden der oude oostvlaamsche heerlijkheid sedert den storm van 1378 overstroomd waren gebleven; het verdronken leenland was aldus aan zijne bezitters ontgaan om tot in de XVIe eeuw als ‘sgraven goet’ betiteld te blijven. Later zouden leden der brugsche familie Laurin de wateren en moerassen van het voormalige Watervliet opnieuw bedijken en inpolderen, om alzoo de oude heerlijkheid weer in 't leven te roepen en er zelven de rechten en voordeelen van te genieten, in weerwil van het verzet der gewezene familie van Watervliet, die zich te Langemarck gevestigd had. Laat ons hier opmerken, dat Watervliet in Langemarck gelegen is op eene plaats waar noch water noch vliet bestaan hebben. Zoo lijdt de regel, dat een geographische naam door zijne ligging te verkaren is, alweer eene uitzondering. En tevens blijkt de Toponymie eene hulpwetenschap voor de Geschiedenis, inzonderheid voor het vak van den Geslachtskundige.
⋆⋆⋆
Om niet bekende redenen kwam er te Oostkerke-bij-Brugge een leengoed Lembeke tot stand. De stichter van dat leengoed was een zoon van den heer van Lembeke bij Eecloo. Ook op die plaats in West-Vlaanderen heeft geene beek tot den plaatsnaam aanleiding gegeven. ⋆⋆⋆
Assebroucke en Coolscamp zijn twee gemeentenamen, die men voorheen ook op het grondgebied van Aardenburg aantrof. De reden dier namen aldaar komt van de omstandigheid, dat de heeren van Claerhout (onder Pitthem) op zekere tijden tevens heeren van het Hof te Assebroucke en van de parochie Coolscamp geweest zijn. Landerijen die zij te Aardenburg in het poldergewest aangekocht hadden, werden aldus met hunne feodale titels aangewezen, uit persoonlijk welbehagen. Een broek of een kamp zou men bijgevolg te vergeefs in die wijken van Aardenburg gaan zoeken. ⋆⋆⋆
Binnen de perken van hetzelfde Aardenburg was er eenmaal een Rousselare, alias Nieuw-Rousselare, gelegen, dat aanleiding gaf tot het ontstaan van den Rousselaerwech en den Rousselaer-Polder. De heeren van Rousselare waren op zekeren tijd van hun leen beroofd geworden en hadden dan zorg gedra- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||
gen om elders, buiten Yper-ambacht, immers te Aardenburg in het Brugsche Vrije, hun ouden naam op te houden en aan nieuwgekochte polderlanden vast te hechten. Een laar was in die streken niet voorhanden!
⋆⋆⋆
Er bestond eertijds binnen Brugge, niet verre van de vesting, op Sint-Gillisparochie, een hof en heerlijkheid van Strazeele, die in geene opzichten eenige gelijkenis met Strazeele uit Belle-Ambacht vertoonen konden, wijl het een loutere migratienaam geweest is, die allicht aan gelijke oorzaken als het ontstaan van een Lembeke te Oostkerke zal te wijten zijn.
⋆⋆⋆
Eertijds droeg Heist-aan-Zee den naam van Coudekerke. Weeral een migratie-naam! Deze kerk behoorde tot de bezittingen der abdij van Sint-Bertins te Sint-Omaars, die den naam van Coudekerke bij Duinkerke, die onder haar gebied stond, heeft laten toepassen op de nieuwe kerk tusschen Blankenberghe en Knocke. Hier is de migratie aan analogie toe te schrijven.
⋆⋆⋆
De markgrafelijke heerlijkheid der gemeente Blessy, bij Ariën (Aire-sur-la-Lys), had een achterleen in de gemeente Oudberkin (Vieux-Berquin), in Vlaanderen, dat dan ook, van eerstafaan, evenals Lembeke onder Oostkerke, of Breskens onder Thourout, den naam van zijn hoofdleen overerfde, ofschoon niets aldaar aan den naam van Blessy vast te knoopen was.
⋆⋆⋆
Breskens, onder Thourout, dat wij daareven noemden, was eene heerlijkheid, die in verband stond met deze van Breskens in Zeeuwsch-Vlaanderen, welke laatste langen tijd in bezit van de hertogen van Kleef geweest is. Een Cleven bestaat ook alzoo op Langemarck en behoorde zeer lang aan het adellijke geslacht der heeren van Kleef (Cleven).
⋆⋆⋆
In 1686 werd de stad Buda in Hongarije op de Turken heroverd en onder het gezag van Oostenrijk teruggebracht. Deze gebeurtenis was voor het door de Turken bedreigde Europa van de grootste beteekenis en kon dus niet nalaten allerwegen tot uitingen van vreugde aanleiding te geven. Wat er in dien zin te Diksmuide en te Kortrijk gebeurde, staat in ons Top. Wdb., deel II, 990, aangestipt. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||
Alzoo vindt men in Vlaanderen, van dien tijd af, den migratienaam Buda, niet alleen te Boitshoucke (Cleen Buda, ao 1725), Diksmude, Kortrijk, Harelbeke, Rousselare en Vlamertinghe, maar ook in Brabant. Eene wijk, langs de vaart van Willebroeck, nabij Brussel, draagt immers ook dien beroemd geworden stadsnaam. ⋆⋆⋆
Met Buda hebben wij gedoeld op gebeurtenissen, die tot plaatsnamen aanleiding gegeven hebben. Zoo ontstond de wijk Barnum, te Rousselare, die ditmaal aan een persoonsnaam ontleend werd. Eenige jaren geleden deed het fooristen-gezelschap van Barnum en Bailey eene omreis door ons land om ophefmakende vertooningen te geven. Buiten de stad Rousselare sloeg dat gezelschap voor een paar dagen zijne tenten op. De bijval zijner vertooningen was zoo groot en maakte zulk een indruk, dat van stonden aan het veld waar de groote foor gehouden werd den naam van Barnum verkreeg. Thans is Barnum reeds eene volkrijke buurt geworden.
⋆⋆⋆
Berg-op-Zoom, eene wijk van Thourout, behoort eveneens tot de namen, die uit migratie, door historische gebeurtenissen, ontstonden. Daar de naam niet vóor 1757 voorkomt, hebben wij reden om te denken, dat de fameuze inname van Bergenop-Zoom, door de franschen in 1747 bewerkt, tot dien naam, die eerst deze eener herberg was, aanleiding zal gegeven hebben. En dat de franschen zelven onder den indruk van dat oorlogsfeit gestaan hebben, bewijst de hofstede Berg-op-Zoom te Coulogne (Wdb. Top., I, 806).
⋆⋆⋆
Te Lapscheure heeft de Marquette-Polder zijn halffranschen naam bekomen door het feit, dat de abdij van Marquette-bij-Rijsel aldaar gronden bezeten en ten gepasten tijde laten inpolderen heeft. ⋆⋆⋆
Niet uit de naburige noordergewesten van Frankrijk, maar uit het verderaf gelegene! Brabant, is een welbekende naam, ditmaal een geslachtsnaam, naar West- en Zuid-Vlaanderen, ja tot in het Land van den Hoek, overgekomen. Wij doelen op de Gaesbeke-landen, in het Noorden van Frankrijk; op het Gaesbeke-Veld, te Veurne en Adinkerke; op de Gaesbeke-duinen aldaar; op het Gaesbeke-leen te Stavele, die altemaal in verband stonden met de bezittingen der heeren van Gaesbeek, die eenmaal tot de grootste leenhouders van Brabant behoorden. ⋆⋆⋆ | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||
Samenstellingen met Austerlitz treft men in Zeeuwsch-Vlaanderen aan. Hier was de migratienaam, die maar van 1805 dagteekent, eene herinnering aan den veldslag bij het moravische dorpje Austerlitz. Hij, die den Austerlitz-Polder tot stand bracht, was immers de bekende generaal Van Damme, die de eerste fransche Republiek en later Keizer Napoleon gediend had. ⋆⋆⋆
In Frankrijk liggen vier Balinghem's, die alle, uit een leenroerig oogpunt, op de oude gemeente en heerlijkheid van Balinghem bij Ardres teruggaan. Leenen en achterleenen waren mede hier de reden der migratie.
⋆⋆⋆
In het arrondissement Sint-Omaars liggen drie verschillende leenen, die Coubronne heeten en aan migratie moeten toegeschreven worden. Ook alzoo twee onderscheidene Estiembecque's, allebei van het kasteel van Tournehem afhangende, doch het eene te Clerques, het andere te Louches gelegen. Wij zagen reeds dat de gemeente Strazeele in het Noorder-departement van Frankrijk ligt, en eertijds te Brugge een homoniem had; welnu, de gemeenten Racquinghem, Saint-Martin-lez-Aire en Witternesse, in het arrondissement Sint-Omaars, hebben ook elk eene plaats van dien naam, in den verfranschten vorm van Estrasselles, waar in vroegere tijden leengoederen met dien naam gelegen waren. Ginder treft men ook drie Ferlinghem's aan; drie Ghisnes; vier Hallines; drie Helfaut's; twee Laires, vijf Monnecove'n, en wat al meer in dubbel en driedubbel getal, - die schier alle op migratie van leengoedernamen doelen.
⋆⋆⋆
Men treft in West-Vlaanderen niet min dan vijf Artois aan. De reden van hun bestaan alhier is toe te lichten als volgt: twee zijn herbergen; eene is een voormalig bezit der graven van Artois; eene is eene wijk, blijkbaar een fantasienaam; eene vierde is ook eerst eene herberg geweest, die haren naam aan eene geheele wijk gegeven heeft. En de vele samenstellingen met Artois, die in ons Woordenboek, I, 317-318 opgenomen staan, toonen genoeg hoe de migratie ontstaan is.
⋆⋆⋆
Landen, die Anchin heeten, waren oorspronkelijk eigendommen van de abdij van Anchin, onder de gemeente Roeulx. Men trof ze aan te Zevecote bij Oostende en te Gheluwe bij Ieperen. Wat meer is, de migratienaam van Anchin werd in | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||
die beide vlaamsche gemeenten door niemand begrepen, daar het een fransche benaming was. Vormen als Anzijn, Anchinne en Aenschijn waren het gevolg daarvan.
⋆⋆⋆
Een Aerseele ligt in de gemeente Dudzeele, alzoo op een afstand van wel 30 kilometer van de gemeente Aerseele bij Thielt. Het was eene heerlijkheid, die haren naam te danken had aan haren eersten bezitter, een van Aerseele. Dit is een voorbeeld van het overgaan der namen van grond- of leenbezitters. ⋆⋆⋆
Nog meer voorbeelden van migratie aanhalen achten wij onnoodig, daar nu genoegzaam gebleken is welk een groote rol de verhuizing der plaatsnamen in de Toponymie te allen tijde en overal gespeeld heeft. ⋆⋆⋆
Laat ons overgaan tot zekere modaliteiten van migratie: groote afstand en nabijheid, soorten van toponiemen, die meest onder de migratienamen voorkomen, en tot het maken van enkele aanmerkingen in dit opzicht.
⋆⋆⋆
Niet altijd geschiedt de migratie tot op grooten afstand van de plaats waarop het toponiem oorspronkelijk paste. Zoo is het in West-Vlaanderen het geval met Lapscheure en Stuyvekenskerke, die slechts een grooten kilometer versprongen zijn, sedert het verplaatsen van de parochiekerken dier beide gemeenten. Aldus zou men de oude Lapscheure (Lape scor) niet mogen opsporen ter plaats waar het huidige dorp gebouwd is. In dit verband is het noodig den Toponymist ook te waarschuwen nopens het verplaatsen van kasteelen, hofsteden en kerken naar een ander oord dan het primitieve. De beteekenis van den naam der gemeente, indien hij van geographischen of hydrographischen aard is, dient trouwens opgespoord te worden op de plek zelf waar het oudste kasteel, het verdwenen landgoed of de verplaatste kerk gestaan hebben. Als men dan, in eene oude oorkonde, eene landerij, eene hofstede of een leengoed vermeld vindt als gelegen zijnde nevens of nabij de kerk van LapscheureGa naar voetnoot(1) of bij die van Stuyvekens- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||
kerke, zal men steeds bedacht moeten zijn op den datum, waarop de eerste kerk verlaten en door eene nieuwe op eene andere plek vervangen werd. Laat ons voor een oogenblik onderstellen, dat de kerk van Watermael (Brabant) een kilometer of wat verder herbouwd zou geworden zijn. Zoo zou het grondbeginsel, dat de gemeentenaam ter plaats van de dorpskerk zijne oplossing vinden zal, niet van toepassing wezen, ingezien de mael niet meer dáár te zoeken is, maar elders in of nevens den ouden waterloop. Dat zulke kerkverplaatsihg veelal ook de verplaatsing van den kom der gemeente voor gevolg had, is genoegzaam historisch bewezen. In Brabant vindt men van het overbrengen der kerk naar eene meer geschikte plaats menig voorbeeld. Kan. Laenen geeft ons in zijn werk over de parochiën van het Aartsbisdom Mechelen tal van voorbeelden uit de provinciën Antwerpen en Brabant. De parochiekerk van Beiringhe wordt alzoo overgebracht naar Neyghem (ao 1265)Ga naar voetnoot(1). Te Meerhout en te Contich wijzen de kerkhoven de plaats aan, waar de oudste kerk gestaan heeft. Te Wyneghem, Keerbergen en Hemixem is dit ook zooGa naar voetnoot(2). Hakendover en Basse-Wavre zijn in 't zelfde geval geweest. Ook GrobbendonckGa naar voetnoot(3). In Westelijk Vlaanderen mogen wij ook wijzen op Breskens, Lapscheure, Stuyvekenskerke, Sint-Michiels en, naar men ondersteld heeft, op Sint-Pieters-op-den-Dijk.
⋆⋆⋆
Het verschijnsel der migratie bepaalt zich bijna uitsluitend tot de namen van steden, dorpen, leengoederen; zelden komen persoonsnamen, en nog min de namen van beken en rivieren, vijvers en poelen, bosschen, landerijen, en zoo meer in de migratie voor, - althans nooit rechtstreeks. Namen van personen en instellingen wel, doch zelden: Barnum, Coorenhuyse, Praet, Proosdij, Canonicksche, Corbie, Marquette, Cou- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||
chy, Vicogne, Mortagne, enz. komen voor, hoewel dan nog steeds in verband met leengoederen of leenroerig gezag.
⋆⋆⋆
Meest al de migratie-namen, al zijn ze nog in hun wezen geographisch of hydrographisch, hebben echter zelden iets te maken met den aard of de ligging der plaatsen waar zij op toegepast werden. Dat is hun kenteeken! Wij zagen dit klaar genoeg bij Watervliet in Langemarck en bij Lembeke onder Oostkerke (Brugge). Bij sommige migratie-namen kan dit wel eens niet zoo duidelijk in 't oog vallen, maar bij dieper nazicht zal men licht gewaar worden, dat ook die plaatsen nooit, of slechts eenmaal toevallig, aan hun determinatief kunnen beantwoorden. ⋆⋆⋆
Namen van huizen, vooral van herbergen in de steden, herinneren veeltijds aan de geboorteplaats ofwel aan het vorige woonoord der gebruikers. Zoo treft men te Brugge huizen en tapperijen aan, die Sint-Andries, Sint-Michiels, Oostcamp, Moerbrugge, Damme, Sysseele, enz. heeten, naar de herkomst der buitenlieden, die ze betrokken hebben. Ook dit verschijnsel behoort tot de namen-migratie. Het kan opgemerkt en regelmatig nagegaan worden, te Brugge althans, van in de XIIIe eeuw tot op heden.
⋆⋆⋆
Zijn stroom- en riviernamen aan migratie onderhevig? Wij kennen tot dusverre geene voorbeelden, die ons kunnen inlichten. Wel schijnt er een Dendert te Ruddervoorde, en eene Ems te Watten bestaan te hebben; maar dit kan ofwel louter toeval zijn, ofwel met de nu niet meer begrijpelijke beteekenis dier namen gestrookt hebben, in tijden die toch te verre achter ons liggen om er nog iets wezenlijks van te kunnen achterhalen. Schel- en Schelt komen ook elders dan in de buurt van den grooten stroom van dien naam voor, zoowel in Duitschland als in Engeland en in het oude Westkwartier van Vlaanderen.
⋆⋆⋆
Bij het vaststellen van migratie-verschijnselen zal men vooraf zorg te dragen hebben er zich van te vergewissen welk eene van twee gelijkbenaamde plaatsen de oudste in datum is. Eene misgreep, die aan het verwaarloozen dier bezorgdheid is toe te schrijven, vindt men in het overigens goede werk van Einar Ekblom, The Place-Names of Wiltshire, Upsala, 1917, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||
blz. 92, vo Graveling. Dit aangehaalde Graveling dagteekent van 950, en wordt beschouwd als beïnvloed te zijn geweest door de fransche stad Gravelines (oudtijds Greveninghe), die maar rond het jaar 1100 ontstaan is.
⋆⋆⋆
Niet alle homoniemen zijn immers aan migratie toe te schrijven. De verschillende plaatsen, die in de vlaamsche gewesten den naam van Beveren, Houthem en Zandvoorde dragen, zijn welzeker geographische benamingen, die ter plaats hunne verklaring vinden.
⋆⋆⋆
Dat er in Vlaanderen te allen kante plaatsnamen van uitheemschen aard, vooral fransche, voorkomen, is niet steeds door migratie gekomen. Fransche en engelsche benamingen werden immers in Vlaanderen door de vlamingen zelven, op landgoederen en herbergen toegepast. Zoo treft men te Oostcamp de hofstede la Pensée aan, elders een Tudor Castle, eene herberg Belfas!, eene Roche de Gaëte, die ter plaats tot de Roste Geete misvormd werd, en wat al meer van dien aard, dat aan fantaisie moet toegeschreven worden, veeleer dan aan migratie.
⋆⋆⋆
Er hoeft ook aan geene migratie gedacht te worden, bij namen als de volgende: De rivier de Aa; de menigvuldige plaatsen die Abeele heeten; de Acht gemeten; de Acht Parochiën; Acquembronne; Bail; Bambeke, Bavichove, Beaulieu, Belle, Beveren, om slechts diegene te noemen, die in het eerste deel van ons Toponymisch Woordenboek te lezen staan. 't Is mede het geval met de hofstedenamen, die Blauwe Poorte, Blauwe Torre en Blauwhuis heeten, wier benaming hetzij aan de kleur der hofpoort, hetzij aan de blauwe leien van het dak ontleend is. Bij de menigvuldige Brabanden uit West-Vlaanderen moet alleen op de geografische ligging gelet en geenszins aan migratie gedacht worden.
⋆⋆⋆
Wij meenen een plicht volbracht te hebben met te wijzen op een verschijnsel dat, bij de studie en de verklaring der Plaatsnamen, nooit uit het oog mag verloren worden, wil men geen gevaar loopen tot verkeerde uitslagen te komen.
22 April 1925. |
|