J. Hammenecker: ‘Colloquia I’; |
F. Toussaint van Boelaere: ‘Het Gesprek in Tractoria’; |
Uit een mededeeling van een der leden in een volgende zitting vernam de keurraad dat de heer J. Van Nijlen met den Driejaarlijkschen Prijs werd bedacht. Aldus viel hij hier weg, naar het reglement, art. 6., volgens hetwelk niet één en dezelfde schrijver binnen hetzelfde jaar meer dan één prijs mag halen.
Dit verminderde in geenen deele de moeilijkheden der eindelijke uitspraak. De keurraad immers werd het enkel hierover eens, ten overstaan van werk, als b.v. dat van Monteyne en Hammenecker, zoo verschillend naar geestelijke en zedelijke geaardheid, dat het zeer moeilijk is te zeggen: Dit of dat is het beste.
In de voorlaatste zitting kwam de overweging naar boven dat de heer Van den Oever, bij nagenoeg even groote gaven als de andere laatst aangebleven mededingers, blijk gaf, niet slechts van een vruchtbaarheid, die, bij een nauwgezet kunstenaarsgeweten als het zijne, reeds op zichzelf een verdienste is, maar ook van een zeldzame lenigheid in de ontplooiïng dier gaven, zich thuisvoelend immers in de traditie der Renaissance zoo goed als in het nieuwste expressionnisme, en aldus openbarend als om prijs weelde van geest en rijkdom van gemoed.
De Keurraad bleek eenparig bijzonder gevoelig er aan, dat deze Vlaamsche kunstenaar, die reeds een kwart eeuw onverdroten aan den arbeid is in dicht en proza, zijn eerbied voor het hoogste in onze vroegere Nederlandsche eeuwen weet te paren met een steeds uitgeruste strijdbaarheid voor zijn zeer persoonlijke beginselen, en met een vaardigheid, tot het verrassende toe, om ook het nieuwste te huldigen: zoodat hij zich thans even hartstochtelijk vermag te bezielen voor het ‘Inwendig Leven van Paul’ als destijds voor ‘De Geuzenstad’.
Aan de jeugdige werkkracht, die spreekt op telkens weer andere, maar zoogoed als immer keurige wijze uit hetgene thans van dezen dichter voorligt, herhaalt de Keurraad zijn hulde, en bekroont met algemeene stemmen de vier samenhoorende werken van den heer Karel Van den Oever.
De Leden: M. SABBE.
KAREL VAN DE WOESTYNE.
A. VERMEYLEN.
De Voorzitter, L. SIMONS.
De Secretaris-verslaggever, J. PERSYN.