Er of meer? St of meest?
Lezing door Kan. Am. Joos, werkend lid.
Mijn collega's, zoowel als ik, zuilen al opgemerkt hebben dat het meer en meer opkomt in tijdschriften en dagbladen den vergelijkenden trap van meerderheid door meer en den betrekkelijk overtreffenden door meest te omschrijven.
Dat gebruik bestaat sinds lang, maar in beperkte maat, om bepaalde redenen.
Zoo lees ik, bij Meer, in Woordenb. der Nederl. Taal: 2) In dezelfde bet. (d.i. sterker, in hoogere mate) bij bnw. en bw.; thans inzonderheid wanneer een comparatief op er minder welluidend zou wezen, en in de onder 3, 4, 5, 6) genoemde gevallen.
En die gevalien zijn: 3) In tegenstelling met min. De Mensch is min of meer volmaakt, naar mate hij min of meer werkt... 4) In verschillende vaste uitdrukkingen die eene gedurige of herhaalde toeneming in graad aanduiden. Dat uwe liefde noch meer ende meer overvloedig worde... 5) Worden twee handelingen, hoedanigheden, toestanden, oorzaken enz. ten opzichte van een graad met elkander vergeleken, dan bedeelt men vaak niet zoozeer dat er verschil van graad is als wel dat de eene meer in aanmerking komt dan de andere: meer staat dan gelijk met veeleer... Onze verkeering is meer gedwongen dan vrij... 6) Ook zonder eene rechtstreeksche uitgedrukte vergelijking wordt meer in dien zin gebruikt... De liefdadigheid van meer gegoeden af te smeeken.
Over meest vind ik in Woord. der Ned. Taal het volgende: 1) Als bijw. van graad voor in de hoogste mate was het neutrum in het Oudgermaansch in gebruik. Dit bleef ook later zoo, bij bnw. thans vooral wanneer de eigenlijke superlatief minder gemakkelijk kan gevormd worden, en ook wel als gallicisme... Onze allerbeste, zoo wel ais meestgeliefde en geëerbiedigde moeder.
Zoo wij de spraakkunsten raadplegen, vinden wij er dat men in plaats van -st de omschrijving meest gebruikt bij de bijv. naamwoorden op st: vast, meest vast; en in plaats van -er en -st, de omschrijving meer en meest bij de deelwoorden als zoodanig nog gevoeld: verspreid, meer verspreid, meest verspreid. Van Wijk geeft ook de lange bijv. naamw. en bijwoorden.
Blijft men thans bij die uitzonderingen? Hier volgen eeni-