Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1923
(1923)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 610]
| |
Vondel's Tassovertaling.
| |
[pagina 611]
| |
voort door alle volgende zangen heen, nu eens meer, dan eens minder Zijn bedrijvigheid is op ± 340 plaatsen waar te nemen en is van tweeerlei aard naar gelang dat hij nu eens verbetert, dan alleen onderstreept. Op de verbeterde plaatsen, ongeveer 147 in getal, wordt de verkeerde vertaling onderlijnd en de goede er boven, soms ook wel in margine gezet. Zij maken geene reeks uit, maar komen sporadisch voor. Nagenoeg 195 maal wordt alleen onderstreept, dit heeft plaats bij alleenstaande woorden en bij grooter en kleiner zinnen. Om te beginnen zullen wij ons met deze tweede soort bezig houden. | |
Alleen onderstreepte plaatsen.In mijn vorig opstel had ik eerst blz 989-90 de verkeerde meening uitgesproken, maar in de voetnoot blz. 990 teruggenomen, dat Vondel en niet de corrector onderstreept had. De dichter had zich vergenoegd, zoo redeneerde ik, met de twijfelachtige gevallen te voorzien van een klem streepje om later bij gelegenheid van een herziening een herkenningsteeken te hebben. Een streep is een streep, zei ik, en verraadt niet zijn man gelijk het schrift. Daar P echter van twijfelachtige plaatsen krielt, had ik mij van meet af moeten afvragen, waarom Vondel dan juist uit het heele gedicht 195 gevallen, een speld op een hooizolder, had uitgekipt. Had dan de overgroote meerderheid van feilen geen herkenningsteeken noodig? Wat mij in de dwaling had gestijfd was dat de corrector - wij zullen maar kortheidshalve C schrijven - zoo nukkig te werk ging: Waarom wordt het onderstreepte woord nu eens door den juisten term vervangen, dan weer niet? Ja, waarom? Het is voor mij een raadsel, zoolang we bij een enkel corrector blijven verwijlen; maar daarover later. Het is dus a priori zeer waarschijnlijk, dat C en niet Vondel onderstreept heeft. Nu komt het onderzoek, en dit zal onze taak zijn, en zal het zegel hechten aan die meening. Indien de vertaler zelf onderlijnd had met het oog op een later omwerking, dan zou dat een teeken zijn van overleg. Wat leert nu het onderzoek? Dat het hem juist hapert aan dat bedaard, dat bezadigd overleg. Hoe zou hij anders, om maar een enkel voorproefje te geven, rechterhand verwarren met linkerhand, oosten met westen, en slavernij met vrijheid? Italiaansche spraakkunst, woordbeteekenis, zinverband, samenhang der gebeurtenissen, niets blijft | |
[pagina 612]
| |
scherp omlijnd; alles doezelt weg in zijn haastige, onbesuisde vaart. Meer dan dat allemaal getuigen de onophoudelijke verlezingen van dat gebrek aan rustig overleg. Vondel geeft zich herhaaldelijk niet de moeite een woord goed te bekijken en ziet het aan voor een ander, dat er op gelijkt. Onze eisch zal wezen ons zooveel mogelijk rekenschap te geven van die verwisselingen. Ten laatste nog een opmerking. Daar C nog al veel onnauwkeurigheden in de door hem onderzochte strofen over het hoofd heeft gezien, zoo hebben wij de stanza's, waar dit geschiedt, met een sterretje aangewezen zonder telkens in bizonderheden te treden.
VI. *36, 5-8. - Tancredo zal Argante bevechten, maar hij ontwaart Clorinde met open vizier en staat pal als een rots; Ottone Visconti treedt nu in zijn plaats, maar wordt verslagen en Argante's paard trappelt hem op de borst. Dit wekt Tancredo's verontwaardiging: Ma l'invitto Tancredi allor non bada,
Chè l'atto crudelissimo gli spiace;
E vuol che 'l suo valor con chiara emenda
Copra il suo fallo, e, come suol, risplenda.
‘maer d'onverwonnen Tankredi, dien het wreede feyt mishaeghde, toefde niet langer en wilde, dat sijne deughd met eene diere boete haer misdaed bedeckte, en hij blonck als eene son.’
Te vertalen: Maar de onverwonnen Tancredo toeft alsdan niet, want het wreede feit mishaagt hem; en hij wil dat zijn dapperheid met een luisterrijke boete zijn vergrijp (nl. dat hij te laat komt) bedekke en schittere, zooals ze pleegt. De corrector onderstreept: eene son en verwijst naar: die pleeg in margine. Verlezing van il sole: de zon met solere: plegen, 3e pers. suole: hij pleegt. Het is C ontgaan, dat chè v. 6 geen betrekkelijk vnw. is, maar voegwoord: want, omdat.
VI. *39 1-2. Ma, poi ch' in ambo il minacciar feroce A vicenda irritò l'orgoglio e l'ira... 5. Or qui, Musa, rinforza in me la voce...
‘maer na dat beyder forsse dreygementen de hoovaert en gramschap tergen om t' overwinnen, soo’ enz... ‘O sangheldin, wie verstarct mijne stemme...’ | |
[pagina 613]
| |
De corrector onderstreept: beyder . overwinnen Te vertalen: Maar nadat de forsche dreigementen in beiden (Tancredo en Argante) beurtelings de hoovaardij en gramschap hadden getergd... (zwenken beiden, enz.) .. Zangheldin, versterk nu hier mijn stem. Vondel verwart a vicenda: beurtelings met het verbum vincere: overwinnen. Dezelfde fout: XIX, 19. In v. 5 zag de corrector over het hoofd, dat qui bijwoord is = hier; terwijl Vondel er een vragend vnw. van maakt afgaande op fr. qui, lat. quis.
VIII. *34. - Een bode verhaalt den moedigen dood van den Deenschen prins Sveno, en hoe een heilige grijsaard aan het lijk het heldenzwaard ontneemt, dat aan Reinout moet overhandigd worden. Mentr' io le piaghe sue lavo col pianto,
Nè pero sfogo il duol che l'alma accora...
Questa, a me disse, ch'oggi sparso ha tanto
Sangue nemico, e n'è vermiglia ancora,
É, come sai, perfetta; e non è forse
Altra spada che debba a ler preporse.
‘Terwijle ick sijne quetsuuren met traenen wassche, nochte daerom verdween het bedrogh, dat mijn gemoed pijnighde... Dese hand, zei hij mij, die heden sooveel bloed der vijanden vergoten heeft en noch rood geverft en, gelijck ghij weet, volmaect is, isser geen ander swaerd datmen die (boven hem) soude mogen geven.’
De corrector onderstreept: verdween... bedrogh, maar laat de rest onaangetast. De vertaling moet luiden: Terwijl ik zijne kwetsuren met tranen wasch, verstik ik echter niet den rouw, die mijn gemoed pijnigt... Deze kling, die heden zooveel vijandelijk bloed vergoten heeft en nog er van rood is, is, gelijk gij weet, volmaakt; en er is misschien geen andere kling, die men er boven moet stellen (letterlijk: die zich boven haar moet stellen). Vondel leest in plaats van il duolo: de rouw, il dolo: het bedrog, blijkbaar om den tuin geleid door lat. dolus: bedrog. Questa: deze ziet op spada: zwaard, en niet op destra: de rechte hand, dat voorafgaat in het door ons niet aangehaalde verzenpaar. Vandaar het hinken op twee gedachten in het gebrekkig zinverband. C begreep niet sfogo, questa, a lei preporse, noch de constructie.
VIII. *58. - Argillano stookt oproer onder het krijgsvolk: | |
[pagina 614]
| |
Costui... Nacque in riva del Tronto, e fu nutrito
Nelle risse civil d'odio e di sdegno:
Poscia in esilio spinto, 1 colli e 'l lito
Empiè di sangue, e depredò quel regno.
‘Dees... was van een struyck op den oever geboren en werd opgevoed in haet en verbolgentheyd van burgerlijcke twisten; daerna, in ballingschap verdreven, ontheylighde hij heuvels en wateren met bloet en beroofde dit rijck.’
C onderstreept alleen: was oever. Te vertalen ˙ Deze werd geboren op den oever der Tronto en werd in de burgertwisten gevoed met haat en verbolgenheid; daarna in ballingschap verdreven overstroomde hij heuvels en strand met bloed en plunderde dit rijk Vondel verlas tronco: struik voor Tronto, een rivier in de streek van Ancona. Bij empiè . hij vulde van empiere of empire: vullen dacht hij aan ital. empie: goddeloos, lat. impius, fr. impie. C zag niet het onjuiste in v. 2 en duidde lito verkeerd.
VIII. *63. - Argillano spreekt: Dunque un popolo barbaro e tiranno,
Che non prezza ragion...
Ne terrà 'l freno in bocca, e 'l giogo al collo?
‘Sal dan een onchristen en tirannisch volck, dat van geene rede gedrongen word... nochte breydel in den beck nocht juck op den neck vreesde.’
C onderstreept alleen vreesde, maar waar blijft de hoofdzin? Te vertalen ˙ Zal dan een barbaarsch en tirannisch volk, dat geen rede op prijs stelt.. ons den breidel in den bek houden en het juk op den nek? Bij terrà futurum van tenere: houden dacht Vondel aan lat. terror, fr. terreur; bij prezza van prezzare: op prijs stellen, waarschijnlijk aan fr. presser. In ne = noi, ons zag hij, zooals meer, de ontkenning ne: ‘nochte.’
IX 4, 7-8. - Soliman werd door de westerlingen verdreven: Fur sue terre espugnate, ed ei sconfitto
Ben due fiate in general conflitto.
‘werd sijn land verovert, en hij verjaeght sijnde werd wel tweemael tot overste gemaeckt.’
C onderstreept verjaeght... gemaeckt. | |
[pagina 615]
| |
Te vertalen . (Maar nadat.) werd zijn land veroverd en hij wel tweemaal in een algemeenen strijd verslagen. Hier is generale geen subst. en conflitto (le conflit) is met fatto: gemaakt
IX *19. - Soliman spreekt tot zijn krijgers: Ferir da questa mia ciascuna spada,
E l'arti usar di crudeltate impart.
Oggi fia che di Cristo il regno cada;
Oggi libera l'Asia; oggi voi chiari.
‘En (ick wil) een yegelijck met mijnen degen treffen en besigen de treken van eene ongelijcke wreedheid Huyden sal Christus rijck vallen; huyden sal Asien gevrijt worden, huyden ghij waerde.’
C onderstreept enkel: een treffen Te vertalen: Dat ieder degen van dezen mijn degen leere te slaan en de kunsten van wreedheid uit te oefenen. Heden zal geschieden, dat het rijk van Christus instort, heden zal Azie vrij, heden zult gij beroemd (zijn) Bij impari, geb wijs van imparare . leeren dacht Vondel aan lat impar, fr impair, en C had er geen erg in, evenmin als in de constructie van v 3-4 chiari: klaar, beroemd wordt dan eens wel, dan weer niet begrepen
IX *61. - De aartsengel Michael naar het aardrijk gezonden daalt door de negen sferen en komt van den kreits der planeten in den aardschen dampkring Deze plaats heeft Vondel in 't 1e bedrijf van Lucifer blijkbaar voor den geest gezweefd Quinci d'opre diversi e di sembianti,
Da sinistra rotâr Saturno e Giove
E gli altri, 1 quali esser non ponno erranti
Se angelica virtù gl' informa e move:
Vien poi da' campi lieti e fiammeggianti
D'eterno di, là donde tuona e piove,
Dove sè stesso il mondo strugge e pasce.
‘Hier siet hij ter slincker hand Saturnus en Jupiter met een verscheyde werckinge en gelijckenisse draeyen, en d'andre die niet dwaelen konnen, ten sij se eene engelsche kracht beweeght en vormt. Daerna koomt hij van de blijde en heldere velden des eeuwigen gods daer het van neder dondert en regent, daer de weereld sich selven bout en voed’
C onderstreept alleen: des eeuwigen gods. Te vertalen: Van hier (ziet Michael) ter linker zijde Saturnus | |
[pagina 616]
| |
en Jupiter draaien met verscheiden bewegingen en gedaanten en de andere (dwaalsterren), welke met dwalend kunnen zijn, indien (bij Vondel juist het tegendeel) de kracht van de engelen ze bezielt en beweegt. Daarna komt hij van uit de vroolijke en stralende velden des eeuwigen dags ter plaatse waar het neerdondert en regent, waar de wereld zich zelf vernielt en voedt Vondel zag niet en C evenmin, dat struggere niet beteekent bouwen, maar smelten, vernieten, op het dwaalspoor gebracht door lat. struere, fr. con-struire, en dat dì. dag, waarmee hij vaak zonderling omspringt, niet dis: god beduidt. Tuonare: donderen is goed, alhoewel hij meer dan eens tuono ˙ donder door ‘klank’ weergeeft. Informare is hier met ‘vormen’ maar bezielen, naar de terminologie van de schoolsche wijsbegeerte (materia prima en forma substantialis).
X. *16. - Op een wagen, in een onzichtbare wolk gehuld, wordt Soliman door den toovenaar Ismeno naar Jerusalem gevoerd. Ben veder ponno i duo dal curvo seno
La nebbia intorno, e fuori il ciel sereno.
‘Twee dingen soud ghe wel wt dien krommen schoot kunnen sien, den nevel rondom en bloemen aen den helderen hemel.’
C onderstreept: twee . krommen, en bloemen. hemel. Te vertalen: De twee kunnen wel vanuit den gebogen schoot (der wolk) den nevel om hen heen zien en er buiten den helderen hemel. In zijn overijling verleest Vondel fiori . bloemen voor fuori: buiten. Omtrent ‘krommen’ verwijs ik naar later, als de varianten ter sprake komen.
XI. *4. - Peter de kluizenaar maakt zich met hoogere en lagere geestelijkheid gereed tot een processie om de hulp van boven af te smeeken. Nel seguente mattino il vecchio accoglie
Co' duo gran sacerdoti altri minori
Ov'entro al vallo fra sacrate soglie
Soleansi celebrar divini onori.
‘d'oude man met twee hooge priesters vcrgaderde den volgenden uchtend d'andre minre broeders, daerse in een dal tusschen de heylige bladen plegen den goddelijcken dienst te vieren.’ | |
[pagina 617]
| |
C onderstreept in. bladen Te vertalen als volgt Den volgenden ochtend verzamelt de grijsaard met de twee opperpriesters (Guglielmo en Adamaro) de andere mindere (priesters) ter plaatse waar men binnen den wal, tusschen de heilige drempels gewoon was den goddelijken dienst te vieren. Vondel verlas foglie, bladen voor soglie, drempels en, zooals meer, valle, dal voor vallo, wal, omheining, muur. Door minori worden geen minderbroeders of Franciscanen bedoeld; C verbetert hier niet.
XI. 19. Ancor dubbia l'aurora, ed immaturo Nell' oriente il parto era del giorno.
‘D'uchtend was noch twijffelachtigh en een deel van den dagh onrijp in het Ooste.’
C onderstreept een... den. Te vertalen: De uchtend was nog twijfelachtig en de geboorte van den dag nog onrijp in het Oosten. Verwarring van il parto: de geboorte en la parte: het deel.
XI. *80. - Argante slingert de lans terug, waarmee hem Godfried juist gewond heeft, doch deze ontduikt den slag. Ma già colui non fere, ove è diretta;
Ch'egli si piega, e 'l capo al colpo invola:
Coglie il fedel Sigiero, il qual ricetta
Profondamente il ferro entro la gola;
Nè già gl'incresce, del suo caro duce
Morendo in vece, abbandonar la luce.
‘Maer nu treft hij (de schicht) hem met, daer hij naer toe gestiert is: hij buyght sich en de slag vlieght tegens thoofd; de getrouwe Sigier ontfangt hem, die ontfangen wesende het ijser diep in de keel hecht. Die port hem, in ste van sijnen lieven hopman stervende, het licht te verlaten.’
C onderstreept alleen: de slagh vlieght tegens thooft. Te vertalen: Maar zij (de lans) treft hem met naar wien ze gestuurd is; want hij (Godfried) buigt zich en ontsteelt het hoofd aan den slag. Zij wondt den getrouwen Sigier, die het ijzer diep in de keel ontvangt Toch berouwt het hem niet het licht te verlaten, daar hij in stede van zijn lieven veldheer sterft. Chè . want, omdat wordt dikwijls door Vondel niet begrepen en eenvoudig weggemoffeld; involare: stelen blijkt herhaaldelijk | |
[pagina 618]
| |
verwisseld met volare vliegen; cogliere is wel ontvangen, maar hier wonden; de ontkenning nè già: niet wel is waar komt zelden of nooit tot haar recht Hoe komt Vondel aan incresce in de beteekenis van ‘port’? Al deze onnauwkeurigheden werden dus door C met opgemerkt
XII. *16, 3-6 - Soliman, die Clorinde en Argante wenscht te vergezellen om de torens der belegeraars in brand te steken, wordt door koning Aladijn van dat voornemen afgebracht E, quando poi (chè n'ho secura spenc),
Ritornino essi... lor salva e difendi.
‘en wen dese daerna (tgeen ick qualijck daer hopen) wedergekeert sijn... dat ghij hem behoed en beschermt.’
C onderstreept alleen uk qualijck daer hopen Te vertalen ˙ En wanneer zij later terugkeeren (want ik heb er een vaste hoop op) red en behoed hen. Daar Vondel in den tusschenzin juist het tegendeel zegt, wist hij met chè: want geen weg, hij hield hier ne: ervan voor de ontkenning niet; dat gebeurt meer in P.
XII. *23 - Clorinde's moeder vereert op haar kamer een afbeelding van Sint Jous D'una pietosa istoria e di devote
Figure la sua stanza era dipinta.
Vergine bianca, il bel volto, et le gote
Vermiglia, è quivi presso un drago avvinta.
‘haer staet was afgemaelt met eene medoogende historie en heylige beelden; eene maeghd blanckette het schoone aenschijn en verwde hare kaecken rood, en hier quam een draek naer toe.’
C onderstreept alleen . haer staet was De vertaling dient te luiden . Haar kamer was met een roerende geschiedenis en heilige voorstellingen bemaald ˙ Een blanke maagd rood naar schoon aangezicht en wangen is hier naast een draak gebonden Vondel hield bianca en vermiglia voor een verbum en verstond dus niet den griekschen accusatief, hij verwart è . is met e: en, hetgeen nog gebeurt, en brengt avvinta ˙ gebonden, van avincere ˙ binden verkeerdelijk tot avventa stormt los, van avventare ˙ op iets los gaan Ook C had geen erg in de vertaling van die vier woorden en ook niet in het rangschikken van een vrouw, die zich blanket, onder de ‘heylige beelden’. | |
[pagina 619]
| |
XII. *78. - Tancredo weeklaagt omdat hij Clorinde, die hij buiten haar weten beminde, gedood heeft in het tweegevecht. Ma dove, oh lasso me! dove restaro
Le reliquie del corpo bello e casto?
Ciò che 'n lui sano i miei furor lasciaro,
Dal furor delle fere è forse guasto...
.. ahi dolce e caro
Troppo, e pur troppo prezioso pasto!
Ahi sfortunato! in cui l'ombre e le selve
Irritaron me prima, e poi le belve.
‘Maer waer hebtghe me gelaeten, waer is gebleven het overschot des schoonen en kuyschen lichaems? Dit, daer ick mijne gesonde dolheyd in gelaten hebbe, is mogelijck bedorven van de raserije der dieren? .. Ah soete en al te lieve en al te kostelijck aes Ah rampsalige: op wien schaduwen en bosschen sich eerst vergramden en daerna de beesten.’ C onderstreept eerst . maer waer hebtghe.. is gebleven, alhoewel ‘waer is gebleven’ goed is, en daarna dit daer... gesonde dolheyd in. Ik vertaal: Maar waar, wee mij! waar zijn gebleven de overblijfsels van het schoone en kuische lichaam? Wat mijn woede er in gaaf liet is mogelijk verdaan door de razernij der wilde dieren. Ach, zoet en al te lief en maar al te kostelijk aas! Ach, rampzalig (aas), waarop de schaduwen en bosschen mij eerst en daarna de wilde dieren aanhitsten. Tancredo houdt zich voor erger dan een wild dier. Wijzen wij hier op het verlezen van se voor me v. 8 en op de verwarring van lasso: helaas met lassare, lasciare: laten, en toch is lasciaro twee regels verder verstaan. C heeft niet gemerkt dat v. 7 verkeerd is.
XII. *105. - Argante heeft gezworen Clorinde's dood op Tancredo te verhalen, dit geeft Tasso de volgende overweging in de pen: Così diss' egli; e l'aure popolari
Con applauso seguîr le voci estreme:
E, immaginando sol, temprò gli amari
L'aspettata vendetta in quel che geme.
Oh vani giuramenti! Ecco contrari
Seguir tosto gli effetti all' alta speme,
E cader questi in tenzon pari estinto
Sotto colui ch' ei fa già preso e vinto.
| |
[pagina 620]
| |
‘Aldus sprack hij; en de galm des volcks volghde mijne (sic) leste woorden, en sich de gehoopte wraecke alleen inbeeldende temperde het de bitterheyd in desen die steende O ijdele eeden! Sie, de wercken volghden haest recht tegens de hooge hoope aen: en dese vielen in gelijcken strijd verslagen op haer, (de doorgehaalde variante hem was beter) die alree gevangen en verwonnen was.’ C onderstreept alleen: vielen en op haer. Brengen wij den verhaspelden zin te recht: Zoo sprak hij (Argante), en de volksbijval volgde met gejuich op zijn laatste woorden: en met ze zich alleen in te beelden temperde de gehoopte wraak de bitterheid bij wie steent. o, Ydele eeden! Zie tegenstrijdige uitwerksels weldra volgen op de hooge verwachting, en deze (Argante) in een gelijken strijd vallen, gedood door hem (Tancredo), dien hij reeds aanvat en overwint (nl. in verbeelding).
XIII. *6, 5-6. - Ismeno betoovert het bosch, waaruit de kruisvaarders het hout voor de belegeringswerktuigen moeten halen. E tre (volte) scosse la verga, ond' uom sepolto
Trar della tomba e dargli moto suole.
‘En schudde driemael sijne roede, op dat hij een- begraven mensch wt sijne tombe moght trecken, en hem sette op de bevende aerde.’
C onderstreept alleen opdat hij. Wij vertalen als volgt: En driemaal schudde hij de roede, waarmede hij een begraven mensch pleegt uit het graf te trekken en hem beweging te geven. Vondel verlas suolo: de bodem, le sol voor suole: hij pleegt, van solere, gewoon zijn, en deed daartoe de vertaling geweld aan, en C zag het niet! Hij moet wel verstrooid zijn geweest, want VI, 36 onderstreepte bij de verkeerde vertaling van suole.
XIII. *7. - Ismeno roept de helsche geesten aan: Udite, udite, o voi che dalle stelle
Precipitâr giù 1 folgori tonanti;
Si voi che le tempeste e le procelle
Movete, abitator' dell' aria erranti,
Come voi che alle inique anime felle
Ministri siete degli eterni pianti:
Cittadini d'Averno, or qui v'invoco,
E te, signor de' regni empi del foco.
| |
[pagina 621]
| |
‘Hoort toe, hoort toe ghij die donderende blixems van de sterren afstort naer beneden: soo wel ghijlieden die weermaeckers sijt, inwoonders van de dwaelende lucht, als ghijlieden, die dienaers der onrechtvaerdige felle sielen sijt in den eewigh schreyenden afgrond: burgers des jammerpoels, ick roep u nu aen, en u, heer van de rijcken, die met vier sijn opgevult.’ C onderstreept: die .. sterren; dwaelende lucht; felle; rijcken.. opgevult, maar laat vv 5-6 onverlet, die toch verkeerd zijn. ‘Weermaeckers’ geeft Tasso's bedoeling ook niet juist weer, daar de duivels enkel stormen verwekken en geen schoon weder. Te vertalen: Hoort toe, hoort toe, o gij, welke de donderende bliksems vanaf de sterren naar beneden stortten; zoowel gij, die de stormen en buien in beweging zet, dwalende bewoners van de lucht, als gij, die voor de onrechtvaardige, trouwelooze zielen bewerkers zijt van eeuwige tranen ˙ burgers van den jammerpoel, hier roep ik u nu aan, en u, heer van de onzalige rijken des vuurs (Lucifer). Tasso onderscheidt in overeenstemming met de H. Schrift twee soorten van duivels: die, welke in onzen dampkring rondwaren en die, welke in de hel gekerkerd zijn. Bij felle: boosaardig, slecht werd Vondel, als meer, door nederl. fel bijster geleid. De Vreese teekent aan bij: rijcken die met vier sijn opgevult: ‘door den corrector onderstreept, om een niet duidelijk blijkende reden: de vertaling is immers onberispelijk’ En toch heeft C het ware voor: empio is goddeloos; vol heet pieno en gevuld zou heeten empito, empiuto van empire of empiere: vullen.
XIII. *13. - Ismeno geeft verslag van de bezwering aan Aladijn en wijst tevens op de conjunctie of samenstand van zon en Mars: ... Or cosa aggiungo a queste
Fatte da me, ch' a me non meno aggrada.
Sappi che tosto nel leon celeste
Marte col sol fia ch'ad unir si vada;
Nè tempreran le fiamme lor moleste
Aure, o nembi di pioggia o di rugiada:
Chè quanto in cielo appar, tutto predice
Aridissima arsura ed infelice.
‘Noch een' saeck heb icker bij te wege gebrogt, dieme met min behaeght: weet dat het haest gebeuren sal dat Mars met de son sich gaet vereenigen in den hemelschen leeu. Nochte hunne vlammen sullen de moeyelijcke winden of slaghregens of bulderingen temperen: dat na dat (naar dat) het aen den hemel schijnt, hij voorspelt alheel rampsaligen en heeten brandt.’ | |
[pagina 622]
| |
C onderstreept alleen: de moeyelijcke winden, nochtans is v. 1-2a niet juist, alsmede v. 7, waar o.a. chè: want, redegevend is; ook moet ‘bulderingen’ geen tol betalen bij C Te vertalen: Nu voeg ik een zaak bij die door mij gedaan, welke mij niet minder behaagt Weet, dat het haast gebeuren zal, dat Mars met de zon zich gaat vereenigen in den hemelschen Leeuw; niet zullen koeltjes of regen- en dauwwolken hun lastige vlammen temperen: want, zoover het aan den hemel blijkt, voorspelt alles een allerdroogste en rampzalige hitte Bij ruggiada: dauw, zoo maar in 't honderd door ‘bulderingen’ weergegeven, dacht Vondel wel aan fr. rugir. Elders heeft hij het woord verstaan
XIII. *24. - Een van de uit het betooverde woud gevluchte timmerlieden geeft verslag van hun wedervaren: ... Alcasto v'era,
Fra molti che l'udian, presente a sorte:
Uom di temerità stupida e fera
Sprezzator de' mortali e della morte;
Che non avria temuto orribil fera,
Nè mostro formidabile ad uom forte,
Nè tremoto, nè folgore, nè vento,
Nè s'altro ha il mondo più di violento.
‘Onder andren was er Alcastor tegenwoordigh, diese op dese wijse hoorde spreeken; een man bot en dom van verwaentheyd, een verachter van menschen en van de dood, die geen ijsselijck dier soude gevreest hebben, nochte schrickelijck gedroght of starcken man, nochte aardbeving, nochte blixem, nochte wind, nochte wat anders schrickelijcker in de wereld is.’ A sorte, bij toeval, v 2, is niet vertaald C onderstreept alleen: of starcken man en was zich niet bewust, dat v. 2 verkeerd is, alsmede ‘verwaentheyd,’ en dat se, v. 8, indien beteekent. Wij vertalen: Alcastor was er bij toeval aanwezig onder de velen, die hem aanhoorden, een man van een domme en wilde roekeloosheid, versmader van menschen en dood, die geen ijselijk dier zou gevreesd hebben, noch gedrocht schrikkelijk voor een sterken man, noch aardbeving, noch bliksem, noch wind, noch zoo de wereld iets anders geweldigers heeft Vondel verlas: formidabile ed voor: formidabile ad.
XIII. 59 - Dorst teistert het christenleger. | |
[pagina 623]
| |
Nè il Po, qualor di maggio è più profondo,
Parria soverchio ai desiderj loro;
Nè 'l Gange, o 'l Nilo, allor che non s'appaga,
De' sette alberghi, e 'l verde Egitto allaga.
‘Nochte de Po, die in Maymaend allerdiepst is, verschaft overvloed voor hunne begeerte, nochte Ganges of de Nijl, nu de herbergen van dorst niet vernoeght sijn en het groene Egypten bevloeyt.’ C onderstreept . verschaft.. voor, nu de herbergen... niet; daarna onderstreept hij bevloeyt en vervangt het door: overstroomt. De vertaling is gansch mislukt; de zin is als volgt: Noch de Po, wanneer zij in Mei het diepste is, zou overmatig schijnen voor hun verlangen, noch de Ganges of de Nijl, wanneer deze zich met vergenoegt met de zeven verblijfplaatsen (nl uitmondingen) en het groen Egypte overstroomt. Vondel verwart sette: zeven met sete: dorst.
XIII. *69 - Ten gevolge van de droogte breekt ontevredenheid uit in het christenkamp; de Grieksche overste is al gevlucht, en de troepen, wier bevelhebbers gesneuveld zijn, willen dat voorbeeld volgen: Mosse l'esempio assai, come al dì chiaro
Fu noto, e d'imitarlo alcun risolve.
Quei che seguir Clotareo ed Ademaro
E gli altri duci, ch'or son ossa e polve,
Poichè la fede, ch'a lor giuraro,
Ha disciolto colci che tutto solve,
Già trattono di fuga...
‘Dat voorbeeld maeckte beroerte genoegh, gelijck of het nacht hadde geweest bij klaeren dage; en sommigen besloten hem te volgen. desen die Clotareo en Adamaro volghden en d'andren oversten die nu been en stof zijn; na dat de trouwe, diese om strijd swoeren, gebroken is van hem die alles breeckt Alree togense op de vlucht.’ De interpunctie werkt stoorend, om ze echter te wijzigen zou ik eerst moeten weten, waar de hoofdzin is; C heeft het niet ingezien, hij onderstreept alleen: gelijck of. dage Te vertalen: Dat voorbeeld maakte veel beroerte, zooals het bij klaren dage bekend werd, en sommigen besloten hem te volgen. Zij die Clotareo en Adamaro gevolgd waren (in XI worden beide kerkelijke hoogwaardigheidsbekleeders door Clorinde gedood) en de andere oversten, die nu beenderen en stof zijn, beraadslaagden | |
[pagina 624]
| |
reeds over de vlucht, daar hij, die alles slaakt (nl. de dood), de trouw had geslaakt, welke ze hun gezworen hadden. Assai is niet genoeg, fr. assez; maar: zeer. In de beteekenis van genoeg heb ik het woord maar eenmaal (IV, 11, 1) aangetroffen. Vondel verleest notte: nacht in plaats van noto: bekend. Poiche is hier niet nadat, maar omdat, alhoewel het ook het eerste kan beteekenen. Hoe Vondel a lor(o) door ‘om strijd’ weergeeft, is me een raadsel; om strijd is ital. a prova en werd meer dan eens door hem goed vertaald.
XIII *70 - In den benarden toestand neemt Godfried zijn toevlucht tot God: Ben se l'ode, e ben sel vede,
E i più aspri rimedi avria ben pronti;
Ma gli schiva ed abborie: e con la fede
Che faria stare i fiumi e gire i monti,
Devotamente al Re del mondo chiede,
Che gli apra omai della sua grazia i fonti;
Giunge le palme, e fiammeggianti in zelo
Gli occhi rivolge e le parole al cielo.
‘Of het Godefroy al hoorde en sagh en strengere hulpmiddelen vaerdigh kon hebben, soo vlood hij se en ijsde daer af, en aanbad opgetogen den koning der wereld met dat geloof twelck stroomen staende hiel en berge dede leggen: dat hij nu sijne genadebronnen wilde ontsluyten. Sijne handen leyde hij te saemen en van brandenden ijver keerde hij sijne oogen en stemme ten hemel.’ C onderstreept enkel: en berge dede leggen, maar ontwaart niet den verkeerden zamenhang van vv. 1-3, noch ‘aanbad’ en ‘brandenden ijver’ Te vertalen: Godfried hoorde het wel en zag het wel en zou de strengste middelen hebben gereed gehad, maar hij vermijdt ze en ijst er van; en met het geloof, dat stroomen zou doen stilstaan en bergen gaan, vraagt hij godvruchtig aan den Koning der wereld, dat hij hem voortaan de bronnen van zijn genade ontsluite; hij vouwt de handen en richt de van ijver brandende oogen en de woorden ten hemel. Vondel verleest in plaats van: bene se l'ode: hij hoorde het wel, het er op gelijkend: bensi l'ode: alhoewel hij het hoorde, zoodat de hoofdzin een bijzin wordt en ma, v. 3, in plaats van door maar, door zoo weergegeven wordt. Hoe kwam hij bij gire i monti: de bergen (doen) gaan, aan ‘de berge (doen) leggen’? Hij kende | |
[pagina 625]
| |
toch het verzetten van bergen uit de H. Schrift; of dacht hij misschien bij gire aan fr. ci-gît? Ten slotte is chiedere: vragen, en niet ‘aanbidden’.
XIV. *11. - De gelukzalige held Ugone verschijnt aan Godfried in een droom en wijst hem onder anderen op de ijdelheid van alle aardsche grootheid. Wij hebben hier verheven poëzie, juist een kolfje naar Vondel's hand, maar de Italiaansche tekst was hem te machtig: Cosi l'un disse, e l'altro in guisa i lumi
Volse, quasi sdegnando e ne sorrise;
Chè vide un punto sol mar, terre e fiumi,
Che qui paion distinti in tante guise:
Ed ammirò che pur all' ombre, ai fumi
La nostra folle umanità s'affise,
Servo imperio cercando e muta fama,
Nè miri il ciel, ch' a sè n'invita e chiama.
‘Aldus sprack d'een; en d'ander draeyde sijne oogen als versteurt en grenickte 'r om, om dat hij sagh zee, aardrijck en vlieten alleen een stipken te wesen, om... (leemte!) en verwonderde sich dat onse sotte menschelijckheyd sich sette in de schaduwe bij de stroomen, als een slaef naer heerschappije stond, en hare faem verwisselde, nochte den hemel aenschoude, die hem bij sich noodighde en riep.’ C onderstreept enkel . bij de stroomen .. verwisselde, en toch zijn ‘versteurt,’ ‘sich sette bij,’ en de vertaling van n'invita e chiama niet pluis. De zin is als volgt: Aldus sprak de een (Ugone), en de ander (Godfried) sloeg de blikken neer (vgl 9, 8 china: sla neer) met iets als minachting en glimlachte er over, want hij zag als een enkel stipje zee, landen en stroomen, die hier lijken op zoo verschillende wijzen onderscheiden te zijn; en hij verwonderde zich, dat onze dwaze menschelijkheid zich maar aan schaduwen, aan rook hecht door een slaafsche heerschappij en een klankloozen roem na te jagen, en den hemel niet beschouwt, die ons tot zich noodigt en roept Het zij ter loops gezegd, dat Vondel een zwak heeft voor woorden, die ons wel wat plat klinken, als grinniken voor: lachen, zot voor: dwaas en stoffen voor roem dragen op. Het vr. bijv. nw. muta: stom, zwijgend wordt door V. met ‘verwisselde’ vertolkt op het dwaalspoor gebracht door lat. mutare: veranderen, verwisselen. Dezen keer worden ammirare . bewonderen, verwonderen | |
[pagina 626]
| |
en mirare: staren, zien uit elkaar gehouden. Nog dient opgemerkt, dat v. 6 fiumi, ‘stroomen’ verlezen is voor mv. fumi: rook, dampen; ook Carbone heeft de drukfout fiumi in zijn schooluitgave, waar nog eenige misstellingen voorkomen.
XIV. *13. - Ugone geeft in de voorgaande stroof Godfried den raad om Reinout terug te roepen ˙ Perché, se l'alta Providenza elesse
Te dell' impresa sommo capitano,
Destinò insieme ch'egli esser dovesse
De' tuoi consigli esecutor soprano.
A te le prime parti (bij Carbone de drukfout prima), a lui concesse
Son le seconde: tu sei capo, ei mano
Di questo campo; e sostener sua vece
Altri non puote, e farlo a te non lice.
‘Waerom (daarom) indien de diepe voorsienigheyd u tot oppersten veldheer van desen toght verkoren heeft, sij met eenen bestemt heeft, datse behoort de hoogste wtvoerderesse van uwe raedslagen te wesen. Het eerste deel is u, het tweede haer toegestaen; ghij sijt het hoofd, sij de hand van dit leger, en geen ander magh hare plaets bekleeden, en u is het niet geoorlooft.’ C haalt se in ‘datse’ door en vervangt door hij, in overeenstemming hiermede onderstreept hij: wtvoerderesse; haer; sij; hare. Wij vertalen als volgt: Daarom, indien de hooge Voorzienigheid u tot oppersten veldheer van dezen kruistocht heeft verkozen, heeft zij meteen bestemd, dat hij (Reinout) de hoogste uitvoerder van uw raadslagen behoort te wezen. Aan u is de eerste rol, aan hem de tweede weggelegd: gij zijt het hoofd, hij de hand van dit leger, en geen ander mag zijn plaats bekleeden, en het te doen is u niet geoorloofd. Vondel kon niet overweg met de pronomina, omdat hij den samenhang met de voorgaande stanza uit het oog verliest op gevaar af van de Voorzienigheid naar de kroon te steken. Le prime parti ‘het eerste deel’ is verkeerd begrepen zoowel door Vondel als door C, en nochtans is het een latijnsche wending.
XIV. 40. - De Deen Carlo en Ubaldo, op zoek naar Reinout uitgezonden, worden door den wijzen grijsaard van Ascalon in het onderaardsche vergaarbekken der wateren, barathrum der ouden, rondgevoerd: | |
[pagina 627]
| |
Stupidi i guerrier vanno e nelle nove
Cose si tutto il lor pensier s'impiega,
Che non fanno alcun motto.
‘D'ijdele ridder stond stom, en alle hunne gedachten wickelden zich in die vreemdigheden, soo datse niet een woord spraecken.’ C onderstreept: d'ijdele ridder stond stom. Te vertalen als volgt: verstomd gaan de krijgers voort, en in die nieuwigheden wikkelt zich zoozeer hun gedachte, dat zij geen woord spreken Vanno: zij gaan wordt verward met vano: ijdel, i guerrier is blijkens het lidwoord meerv. verkort uit guerrieri, en toch volgt ‘hunne’, een bewijs dat Vondel niet herlas.
XIV. *42, 3-8. - De grijsaard zegt, dat zijn uitvorschen der natuur niets met tooverij uitstaande heeft: (Tolga Dio, ch'usi note o suffumigi
Per isforzar Cocito e Flegetonte),
Ma spiando men vo' da' lor vestigi
Qual in sè virtu celi o l'erba o 'l fonte;
E gli altri arcani di natura ignoti
Contemplo, e delle stelle i vari moti.
‘God behoeme, dat ick teeckens of beroocking soude besigen om Cocyt en Flegeton te stercken: maer het werck bespiedende wil ick hunne voetstappen wijsen, hoedanige krachten kruyd of bron in sich heelt, en andere honderdvoudige gheymenissen der onbekende natuur, en de verscheyde bewegingen der starren.’ C onderstreept . stercken en verbetert in: dwingen, voor 't overige bepaalt hij zich bij 't onderstrepen van: der onbekende; en toch zijn vv. 5-6 onjuist. Ik vertaal: (God verhoede, dat ik bezweringen of berookingen (reukoffers) bezige om Cocytus en Flegeton te dwingen), maar navorschende welke kracht kruid of bron in zich besluit ga ik uit van hun verschijnselen, en ik beschouw de andere, onbekende geheimen der natuur en de verscheiden bewegingen der sterren. Van ‘werck’ en ‘wijsen’ kan ik mij geen rekenschap geven. Verlas Vondel cento ‘honderdvoudige’ voor contemplo? Het woord ‘voetstappen’ wordt dikwerf zonderling te pas gebracht. De verzen 3-4 moeten tusschen haakjes staan, nu heeft het er den schijn van, alsof ‘hunne voetstappen’ ziet op de twee rivieren der onderwereld. | |
[pagina 628]
| |
XIV. *45. - Dezelfde grijsaard verhaalt, dat hij dank zij Peter den kluizenaar christen werd en zich niets meer het voorstaan op zijn wereldsche wijsheid: Di me medesmo fui pago cotanto,
Ch'io stimai già che 'l mio saper misura
Certa fosse e infallibile di quanto
Può far l'alto Fattor della natura:
Ma, quando il vostro Piero al fiume santo
M'asperse il crine, e lavò l'alma impura,
Drizzò più su il mio guardo, e 'l fece accorto
Ch'ei per sè stesso è tenebroso e corto.
‘Ick werd bij mij selven soo kloeck, dat ik achte, dat mijne wetenschap eene sekere maete en onfeylbaer was, om 'er eenen ander schepper der natuur van te maecken. Maer doen uw Peter aen den heyligen vliet mijn hayr besprengde en d'onsuyvere siele wiesch, beurde hij mijn gesicht hooger op en maeckte het vernuftigh, tgeen bij sich selven duyster is en niet toereyckt.’ C onderstreept alleen kloeck en laat de rest blauw, blauw. Wij vertalen als volgt: Ik was met mij zelf zoo ingenomen, dat ik reeds (onvertaald) achtte, dat mijn wetenschap de zekere en onfeilbare maatstaf was van al hetgeen de hooge Schepper der natuur kan maken: Maar toen uw Peter aan den heiligen vliet mijn haar besprengde en de onzuivere ziel wiesch, toen richtte hij mijn blik meer naar boven en maakte hem opmerkzaam, dat hij uit zich zelf duister en kortziende is. Vondel leest l'altro Fattore in plaats van l'alto Fattore en raakt dientengevolge de kluts kwijt, che, v. 8, is voegw., als in v. 2, waar 't juist is; bij pago . ingenomen met werd het woordenboek niet geraadpleegd, maar wèl alzoo XIV, 49
XIV. *46 - Deze stroof behoort eigenlijk tot de tweede soort, de enkel verbeterde plaatsen; doch ik laat ze volgen om wille van den samenhang met het voorgaande, en om insgelijks een staaltje van de correcties te geven: Conobbi allor ch'augel notturno al sole
È nostra mente ai rai del primo Vero;
E di me stesso risi e delle fole
Che già cotanto insuperbir mi fêro:
Ma pur séguito ancor, come egli vuole,
Le solite arti e l'uso mio primierc.
Ben sono in parte altr'uom da quel ch'io fui;
Ch'or da lui pendo, e mi rivolgo a lui...
| |
[pagina 629]
| |
‘Doen bekende ick, dat ons verstand inde straelen der lente een nachtvogel in de son is, en ick loegh bij mij selven en om mijne sotheyd, die mij alree tot sulck eene hoovaerdije vervoerde. Doch volgde ick noch, naer sijn believen, de gewoone kunsten en mijn eerste gebruyck: ick ben ten deel wel een ander mensch als ick pleegh, om dat ick hem aanhang en mij tot hem keere’ C onderstreept alleen lente en schrijft boven den regel: waarheyd. In ons eerste opstel blz. 997 hebben wij al gewezen op de verwarring van ital vero: waar, il vero: het ware met lente onder den invloed van lat ver: lente Te vertalen: Ik erkende toen, dat als een nachtvogel in de zon ons verstand in de stralen der eerste Waarheid is, en ik lachte met mij zelf en met de dwaasheden, die mij vroeger zoo trotsch deden zijn Maar toch volg ik nog, zooals hij (Peter) wil, de gewone studien en mijn eerste doenwijze Wel ben ik ten deele een ander mensch dan ik was, want ik hang nu van hem af en keer mij tot hem. Het bijw già beteekent hier vroeger en is onontbeerlijk tot het begrijpen van den zin; dit già is een van de gewone struikelblokken in P, C glijdt er losjes over heen, alsmede over ˙ ‘bij mij selven’, en ‘pleegh’.
XV. *17 - De twee boden op zoek naar Remout stevenen onder leiding van Fortuna langs Africa . Rodi e Creta lontane in verso al polo
Non scerne, e pur lungo Africa se n'viene,
Sul mare culta e ferace, a dentro solo
Fertil di mostri e d'infeconde arene.
La Marmarica rade, e rade il suolo
Dove cinque cittadi ebbe Cirene.
Qui Tolomita, e poi con l'onde chete
Sorger si mira il fabuloso Lete.
‘Rodes en Creten verre naer d'asse siense niet, en Africa word lange op de geploeghde en vruchtbacre zee: binnen lands vruchtbaer van gedroghten en onvruchtbaer sand. Sij schaven Marmarica en schaven het land, daer Cirene vijf steden heeft: hier leyt Tolomita en daerna sietmen bij stil water het fabelachtigh Lete rijsen.’ C onderstreept alleen: op de geploeghde doch niet ‘word lange’, ‘binnen lands’, ‘heeft’, ‘leyt’, ‘rijsen’. Te vertalen: Rhodus en Creta, verre in het noorden (gelegen), ziet het (nl. schip, la nave, 14, 5.) niet en [...] alleen langs Africa, aan zee beploegd en vruchtbaar, binne[...]s alleen vrucht- | |
[pagina 630]
| |
baar aan gedrochten en dor zand. Het schaaft voorbij Marmarica en scheert langs den grond, waar Cyrene vijf steden had. Hier ziet men Tolomita en daarna de fabelachtige Lete ontspringen met stille wateren. De twee eerste verzen haal ik aan naar Solerti en niet naar Carbone, die een andere lezing volgt. Vondel verstond niet lungo of lunge: langs en blijkt, v. 5, suolo: het land te begrijpen, in tegenspraak nochtans met v. 3, waar solo: alleen door ‘binnenlands’ verknoeid wordt. Hij vergat ook, dat ‘het fabelachtigh Lete’ een rivier, die der vergetelheid is, en geen landstreek, eiland of iets dergelijks
XV. *19, 3-4 - Het schip komt bij Tunis: Tunisi ricca ed onorata sede
A par di quante n'ha Libia più conte
‘Tunis eenen rijcken en heerlijcken troon, bij wrens grootheid Libyen niets is te achten.’ C onderstreept: bij .. is; nog eenige in deze stroof door C niet bemerkte onnauwkeurigheden laat ik ter zijde en vertaal: Tunis, eene zetelplaats rijk en eervol onder zoovele er Africa van de bekendste heeft (eigenlijk: in vergelijking met zoovele). Bij Conto = conosciuto: bekend dacht Vondel wel aan fr. compter
XV. 20, 3-5 - De leidsvrouw wijst aan de ridders de plaats, waar weleer Carthago stond: Muoiono le città, muoiono 1 regni;
Copre i fasti e le pompe arena ed erba;
E l'uom d'esser mortal par che si sdegni.
‘Bout steden, bout rijcken; sand en gras wast over pracht en praal, en schijnt het sich te belgen, dat hij sterflijck is.’ C onderstreept: bout... rijcken. Wij vertalen als volgt: De steden sterven, de rijken sterven, zand en gras bedekt pracht en praal; en de mensch ('t bleef in de pen) schijnt het zich te belgen, dat hij sterfelijk is. Vondel had klaarblijkelijk de hoofdtijden van morire: sterven niet nageslagen, doch hoe kwam hij aan ‘bouwen’ bij muoiono? Over andere door C niet onderlijnde misvattingen stappen wij heen.
XV. *57 - De twee ridders hebben Armida's wondertum bereikt en manen elkaar aan tot behoedzaamheid: | |
[pagina 631]
| |
Chiudiam l'orecchio al dolce canto e rio
Di queste del piacer false Sirene.
Cosi n'andâr...
‘Laet ons d'ooren sluyten voor het soet gesang en het lachen deser soete en bevallige Sirene. Aldus gingenwe..’ C onderstreept: het lachen .. sirene; maar niet: gingenwe. Ik vertaal: Sluiten wij het oor voor het zoet en verderfelijk gezang van deze trouwelooze sirenen. Alzoo gingen ze. Vondel verwart rio: verderfelijk, dat hij nochtans meer dan eens verstaan heeft, met il riso: de lach, fr. ris. XV. 62. Mosse la voce poi si dolce e pia, che...
‘Daer na hiefse hare stem soo liefelijck en godvruchtigh op, dat...’ C onderstreept: godvruchtigh. Te vertalen als volgt: Daarna verhief ze hare stem zoo liefelijk en teeder, dat elk ander, enz., enz. Vondel moet wel wat argeloos of verstrooid uitgevallen zijn om, bij het verleidelijk tooneel van de naakte Sirene in 't water, haar verlokkenden zang ‘godvruchtigh’ te heeten. De twee volgende strofen zijn niet ad usum Delphini en ontbreken derhalve in Carbone's schooluitgave: XVI. *18. Ella dinanzi al petto ha il vel diviso
E 'l crin sparge incomposto al vento estivo;
Langue per vezzo, e 'l suo infiammato viso
Fan biancheggiando l ber sudor più vivo;
Qual raggio in onda, le scintilla un riso
Negli umidi occhi tremulo e lascivo.
Sovra lui pende: ed ei nel grembo molle
Le posa il capo, e 'l volto al volto attolle.
‘Haar boesem is voor open, en 't somerluchje spreyt het ongetoyde hayr; sij quijnt om sijne schoonheyd en hare blaeckende oogen maecken haer schoon sweet levendiger wit. Gelijck een strael in 't water, een lach blinckter in de vochtige oogen dartel en levende. Sij hangt over hem en (hij, ten onrechte doorgehaald) leyd sijn hoofd in haeren sachten schoot en beurt hoofd bij hoofd op.’ C onderstreept alleen . blaeckende wit, en beurt .. op, nochtans is v. 2 en v. 3a niet juist. Te vertalen als volgt . Zij heeft den sluier voor den boezem open en strooit het ongeordend haar uit in het zomerluchtje. Zij kwijnt uit dartelheid, en de schoone zweetdroppels opblankende maken haar blakend gelaat levendiger. | |
[pagina 632]
| |
Gelijk een straal in 't water blinkt haar een lach bevend en wulpsch in de vochtige oogen Zij hangt over hem en hij vlijt het hoofd in haren zachten schoot en beurt gelaat naar gelaat op. XVI. *19. E i famelici sguardi avidamente
In lei pascendo, si consuma e strugge.
S'inchina, e 1 dolci baci ella sovente
Liba or dagli occhi, e dalle labbra or sugge,
Ed in quel punto ei sospirar si sente
Profondo sì, che pensi: Or l'alma fugge
E 'n lei trapassa peregrina. Ascosi
Mirano 1 duo guerrier gli atti amorosi.
‘En begeerigh haer verlangende gesicht in hem weydende verteert en smelt Sij buyght voor over en geeft sijne oogen en lippen dickwils soete kuskens: nu vlughtse, en op dien oogenblick gevoeltse dat hij soo diep sucht, datse meynt: Nu geeft hij den geest en verreyst in haer. Beyde de ridders verborgen wesende sagen de minnelijcke treken van beyde ridders vast aen.’ Van de vele blunders onderstreept C alleen: begeerigh.. smelt. Trachten wij het geheel op zijn pootjes te zetten: En de hongerige blikken begeerig in haar weidende verteert hij en smelt. Zij buigt voorover en nipt herhaaldelijk nu eens de zoete kusjes van zijn oogen, en zuigt ze dan weer op van zijn lippen; en op dat oogenblik gevoelt hij zich zoo diep verzuchten, dat hij denkt: Nu ontvlucht de ziel en stapt, bedevaartgangster, over in haar (nl. als in een heiligdom). Verborgen zien de twee krijgers dat minnekoozen aan. Bij dit onovertroffen tooneeltje geldt wel het Italiaansche spreekwoord: ‘traduttore traditore.’ De hoofdreden is wel dat Vondel alweer overhoop ligt met de pronomina. In stede van sugge: zij zuigt, leest hij: fugge: ‘vlughtse’, misschien door toedoen van fugge in v. 6. De herhaling: van beyde ridders (Reinout en Armida!) zal ook wel aan voorafgaand ‘Beyde de ridders’ te wijten zijn. Vondel dacht niet na: XVI. *20. Dal fianco dell' amante (estranio arnese)
Un cristallo pendea lucido e netto.
Sorse, e quel fra le mani a lui sospese,
Ai misteri d'Amor ministro eletto.
Con luci ella ridenti, ei con accese,
Mirano in vari oggetti un solo oggetto:
Ella del vetro a sè fa specchio, ed egli
Gli occhi di lei sereni a sè fa spegli.
| |
[pagina 633]
| |
‘Aen de sijde van de vrijster, een vreemd tuygh, hing een suyver en blinckende kristalijn. Zij rees op en die tusschen sijne handen hangende, als een dienaar gekoren van de dienaers der minne. Sij met lachende, hij met blaeckende oogen beschouden de verscheyde objecten als een object. Sij maeckt van tglas eenen spigel voor sich self, en hij eenen spigel van haere heldere oogen.’ C onderstreept . dienaers en schrijft er boven ˙ geheymen; daarna onderstreept hij ˙ objecten en object, waarover later, maar niet ‘hangende’ Wij vertalen als volgt: Aan de zijde van de minnares hing (een vreemd tuig) een blinkend en zuiver kristal (nl spiegel). Zij rees op en hing dit, een tot de geheimen der Minne uitverkoren dienaar, tusschen zijn handen Zij met lachende, hij met blakende blikken bestaren in verscheiden voorwerpen een enkel voorwerp (nl. Armida) ˙ Zij maakte van het glas een spiegel voor zich zelf, en hij van hare heldere oogen een spiegel voor zich Vondel, die nooit herleest, verwart misteri: geheimen met ministri: dienaars en vertaalt dus ministro tweemaal. C laat vv. 5-6 ongemoeid.
XVI. *29, 1-6. - Nadat Armida zich heeft verwijderd, treden Carlo en Ubaldo te voorschijn Evenals een op de weide ontzenuwd oorlogspaard opfleurt bij trompetgeschal, zoo schudt hun wapendos Reinout wakker . Tal si fece il garzon, quando repente
Dell' arme il lampo gli occhi suoi percosse.
Quel sì guerrier, quel sì feroce ardente
Suo spirto a quel fulgor' tutto si scosse,
Benchè tra gli agi morbidi languente,
E tra 1 piaceri ebbro e sopito ei fosse.
‘Soo dede dees jongeling, doen sijne oogen schielijck schemerden door den glans van 't harnas Dees oorlooghse en forsse brandende moed ontstelden sijnen geest al heel door dien blixem; hoewel hij quijnde onder de naelden en slaepdroncken van wellust was.’ C bepaalt zich bij 't onderstrepen van: naelden. Helpen wij den zin te recht ˙ Zoo werd deze jongeling, toen de opflikkering der wapens opeens zijn oogen trof. Deze zijn zoo krijgshaftige, deze zijn zoo wild gloeiende geest werd bij dien bliksem gansch opgeschud, alhoewel hij te midden van de ziekelijke gemakken kwijnend en te midden van den wellust dronken en slaperig was. | |
[pagina 634]
| |
Vondel verwart heel leuk weg: Agio: gemak met ago: naald. Vgl. XVII, 16, waar hetzelfde geval zich voordoet. Hier verstaat hij lampo: bliksem, weerlicht, opflikkering; ofschoon hij dikwijls lampo en lampa: lamp, glans niet uiteen houdt
XVI. *30. - De grijsaard van Ascalon had Ubaldo een diamanten schild meegegeven, dat hij Reinout moest voorhouden om de betoovering te breken (Vgl. XIV, 77). Dit geschiedt. Egli al lucido scudo il guardo gira;
Onde si specchia in lui qual siasi, e quanto
Con delicato culto adorno; spira
Tutto odori e lascivie il crine e 'l manto;
E 'l ferro, il ferro aver, non ch'altro, mira
Dal troppo lusso effeminato accanto:
Guernito è si, ch'inutile ornamento
Sembra, non militar fero instrumento.
‘En draeyde sijn gesicht naer den glinsterenden beuckelaer, waerom hij er sich in spiegelde gelijck hij was, en met hoe teer een cieraed hij opgepronckt reuck wtademde en dartel van hayr en kleeding was. Niet dat een ander sagh, dat hij een swaerd had door tooverije verwijft van al te veel pracht en soo verciert, dat het een onnut verciersel, geen streng oorlooghstuygh geleeck.’ C onderstreept alleen: niet dat . swaerd had, nochtans laten vv 3-4 en 6 heel wat te wenschen over. De zin dient als volgt weergegeven: Hij (Reinout) wendt den blik naar den glinsterenden beukelaar; zoodat hij er zich in spiegelt gelijk hij is en hoe danig opgepronkt met een verfijnden opschik. Alles ademt reukwerk en dartelheid, het haar en de kleeding; en hij ziet, dat hij het zwaard, om van 't overige niet te spreken, het zwaard verwijfd door te veel pracht aan de zijde heeft. 't Is zoo opgesmukt, dat het een onnut versiersel lijkt, geen grimmig oorlogstuig. Vondel verstond niet de uitdrukking non che altro: om van 't overige te zwijgen, die toch meer voorkomt; hij verwisselt accanto: ter zijde met incanto: tooverij, lat. incantatio, fr. incantation; alsmede è: het is met e ˙ en Op dit laatste punt hebben wij al gewezen.
XVI. *53. - Reinout heeft aan Armida geantwoord, dat zij zich in haar liefde en in haar wraakzucht te buiten is gegaan, en vervolgt aldus: | |
[pagina 635]
| |
Ma che? son colpe umane, e colpe usate:
Scuso la natìa legge, il sesso e gli anni
Anch'io parte fallii: s'a me pietate
Negar non vó, non fia ch'io te condanni.
Fra le care memorie ed onorate
Mi sarai nelle gioie e negli affanni:
Sarò tuo cavalier, quanto concede
La gueria d'Asia, e con l'onor la Fede.
‘Maar... het zijn menschelijke gebreken en gemeene (gewone) gebreken. Ick vergeef het de wetten van uw land en de sexe en de jaeren. Ick heb oock eens deels gefeylt; wil ick niet lochenen barmhartigh te sijn, soo kant niet geschieden, dat ick u veroordeele: nochte de blijschap nochte tverdriet sullen bij mij in geene waerde en eerlijcke gedachtenis wesen. Ich blijf uw ridder, soo verre het Asien en tgeloof met eere lijden kan.’ C onderstreept alleen wil ick niet lochenen barmhartigh, nochtans zijn v 2 en vv 5-6 volslagen mislukt en aan v 8 is ook een reukje Te vertalen ˙ Maar wat? 't Zijn menschelijke gebreken en gewone gebreken. (Uw) verontschuldiging (is .) de ingeboren wet, (der liefde), de (zwakke) kunne en de (jonge) jaren. Ik ook heb ten deele gefaald . indien ik niet wil, dat mij barmhartigheid geweigerd worde, zoo zal het met geschieden dat ik u veroordeel. Onder de dierbare en vereerde herinneringen zult gij mij wezen in lief en leed. Ik zal uw ridder blijven, zoover de oorlog van Azie en met de eer het geloof (het) toestaat. Scuso is niet het werkwoord ik verontschuldig, maar het zelfst. naamw.: de verontschuldiging. Vondel verlas: nò le gioie e nè gli affanni ‘nochte . nochte’ voor nelle negli: in de . in de
XVII. *17 - De monstering van 't Egyptische leger wordt voortgezet: Quella che terza è poi, squadra non pare,
Ma un' oste immensa; e campi e lidi tiene.
Non crederai ch 'Egitto mieta ed are
Per tanti: e pur da una città sua viene;
Città, ch' alle provincie emula e pare,
Mille cittadinanze in sè contiene:
Del Cairo i' parlo: indi 'l gran vulgo adduce,
Vulgo all' armi restío Campsone il duce.
‘Dese die de darde is schijnt geene rotte te wesen, maer een maghtigh vijand, die velden en oevers besit. Wie sou seggen, dat | |
[pagina 636]
| |
Egypten maeyht en ploeght onder soo veele? En hij komt wt sijne stadt, een stadt die gelijck een land is, datse benijd; duysend sloten heeftser binnen: Ick spreeck van Kairo, daer van daen brengt hij het groote volck, een volck... ter wapenen Kampson is 'er overste af.’ Buiten 't onderstrepen en verbeteren van vijand in leger, bepaalt C zich tot het onderlijnen van ˙ en hij stadt, en toch is per tanti fout en vooral het radbiaken van v. 5 Wij vertalen als volgt ˙ Die, welke daarna de derde is, schijnt geen drom (afdeeling), maar een onmetelijk leger en bezet velden en stranden. Gij zult niet gelooven, dat Egypte voor zoovelen maait en ploegt: en toch komt het uit een zijner steden, stad die, evenknie en gelijke van provincien, duizend wijken in zich bevat Ik spreek van Kairo: Daar vandaan voert de overste Campsone de groote menigte toe, een menigte afkeerig van de wapenen. Oste is niet vijand, maar leger, Vondel begaat die fout nog meer, hij dacht aan lat hostis ˙ vijand In emula ˙ naijverig ziet hij het werkwoord Er hapert iets aan de twee laatste verzen, maar 't is de schuld van de uitgaven, die alle hebben Campsone è il duce: Campsone is de veldheer Waar is dan het onderwerp van adduce: hij voert toe 't huis te wijzen? Daarom gist Solerti ˙ Campsone il duce, als blijkt uit mijn vertaling
XVII *23 - Voortzetting van de monstering La turba è appresso, che lasciata avea
L'isole cinte dalle arabich' onde,
Da cui, pesciando, già raccôr solea
Conche di perle gravide e feconde.
Sono i negri con lor, su l' eritrea
Marina posti alle sinistre sponde.
Quegli Agricalte, e questi Osmida regge,
Che schernisce ogni fede ed ogni legge.
‘Daerna volght de schaere, die van d'Arabische golven becingelt is, die vruchtbaere en swangere schulpen plagh te visschen. Bij hen sijn de swarte, gelegen op den slincken oever der zeesche Eritrea (de doorgehaalde variante “Eritreesche” was goed). Agrikalt bestiert dese en Osmida die, dewelcke wet- en trouweloos sijn’ C onderstreept alleen: de welcke . sijn en heeft niets af te dingen op vv. 1b-3, v. 6 en v. 7, welke te vrij vertaald zijn. Te vertalen: Daarna volgt de schaar, die de eilanden omsingeld door de Arabische golven verlaten had (nl. Scotora en naburige | |
[pagina 637]
| |
eilanden), waar zij vroeger al visschende schulpen placht te verzamelen, zwaar van paarlen en vruchtbaar Met hen zijn de negers, gevestigd op den Eritreeschen zeeoever langs de linksche kusten (Aden) Genen beveelt Agricalte en dezen Osmida, die alle geloof en alle wet bespot. Marina ˙ zeeoever, was vroeger door Vondel verstaan, hij dacht hier aan lat. marinus, fr. marin en hield daarom het zelfst nw. voor een bijvoeg naamw quegli en questi (dezen) worden verwisseld XVII. *24. Gli Etropi di Méroe indi seguiro;
Méroe, che quindi il Nilo isola face.
Ed Astrabora quinci, il cur gran giro
È di tre regni e di due fè capace.
Li conducea Canario ed Assimiro,
Re l'uno e l'altro, e di Macon seguace,
E tributario al Califo; ma tenne
Santa credenza il terzo, e qui non venne.
‘Daerop volgen d'Ethiopiers van Meroe; Meroe dat aen geene sijde des Nijls een eyland maeckt, en hier Astrabora, t welck de groote boesem is van drie rijeken en noch twee bevat. Kanario en Assimirio geleydese, beyde koningen, en die Macon volgen en den Calife schatting betaclen; maer de darde houd sijn woord heylighlijck, en hij koomt hier niet’ C onderstreept alleen . sijn woord heylighlijck, doch niet vv. 2-4, die glad verkeerd zijn Deze mislukte stroof is te verbeteren als volgt Daarop volgden de Etiopiers van Meroé, Meroé dat aan deze zijde de Nijl tot eiland maakt en aan de andere de (rivier) Astrabora (nl Albor), waarvan de groote schoot (è capace ruim is voor) bevat drie rijken en twee belijdenissen Hen geleidden Canario en Assimiro, de een en de ander koning en volgeling van Mahomed en schatplichtig aan den Kalif (van Egypte), maar de derde (Koning) bewaarde het heilig geloof en kwam hier niet.
XVII *34. - De laatste in den krijgsstoet is Armida Somiglia il carro a quel che porta il giorno,
(Lucido di piropi e di giacinti;)
E frena il dotto auriga al giogo adorno
Quattro unicorni a coppia a coppia avvinti.
Cento donzelle e cento paggi intorno
Pur di faretra gli omeri van cinti,
Ed a' bianchi destrier premono il dorso..
| |
[pagina 638]
| |
‘De wagen blinckende van barnsteen en Hiacinten, die den dagh aenvoert, was hier bij een droom. D'afgerechte wagenvrou breydelde onder het cierlijck juck twee koppels eenhoornen, bij paren gebonden. Honderd jongkvrouwen met honderd pagien rondom met aengegorde pijlkokers drucken den rugge van witte kleppers, enz.’ C onderstreept maar: was hier bij een droom; nochtans is auriga verkeerd weergegeven, alsmede v 5. Wij vertalen: De wagen blinkend van piroop (brons) en hiacinten gelijkt op dien, welke den dag aanbrengt, en de bekwame menner breidelt vier eenhoornen paarsgewijze gebonden aan het sierlijk juk. Honderd jonkvrouwen en honderd edelknapen gaan rondom, de schouders alleen omgord met den pijlkoker en drukken den rug van blanke kleppers Bij somigliare: gelijken dacht Vondel niet zoozeer aan sonno: slaap of sogno: droom, door hem niet altijd uit elkaar gehouden, als wel aan fr sommeiller Auriga is de wagenmenner en niet de ‘wagenvrou’, hetgeen reeds blijkt uit dotto (en niet dotta) en ten overvloede uit lat auriga, dat mannelijk is en Vondel toch niet onbekend kon zijn.
XVII *43 - Na het feestmaal stuuit Armida het woord tot den Koning van Egypte O re supremo, dice, anch' 10 ne vegno
Per la fè, per la patria ad impiegarme
Donna son 10, ma regal donna; indegno
Già di reina il guerreggiar non parme.
Usi ogni arte regal chi vuole il regno;
Diansi all' istessa man lo scettro e l'arme:
Saprà la mia (nè torpe al ferro, o langue)
Ferire e trar dalle ferite il sangue.
‘o, Opperste Koning, sprackse, ick koom ook om t geloof, om t vaderland tot goddeloose. Fene vrou ben ick, maar eene koningklijcke vrou: onwaerdigh aliee voor eene koningin... (hier een leemte.) Het rijck gebruycke alle koninglijcke kunst, die het wil; geef de selve hand scepter en wapens. De mijne sal konnen (nochte traegh nochte quijnende met den swaerde) quetsen, en wt de quetsuuren bloed trecken.’ C onderstreept alleen: tot goddeloose en neemt geen aanstoot aan vv. 4-5, en v. 7b. Te vertalen als volgt o, Opperste Koning, spreekt ze, ook ik kom om mij verdienstelijk te maken voor 't geloof, voor 't vader- | |
[pagina 639]
| |
land Eene vrouw ben ik, maar een koninklijke vrouw Oorlog te voeren schijnt me ten minste eene koningin niet onwaardig Wie de heerschappij wil, gebruike alle heerscherskunst (nl. ook de oorlogskunst), dat aan dezelfde hand schepter en wapens verstrekt worden . De mijne (zij verslapt noch kwijnt met het zwaard) zal weten toe te slaan en uit de wonden bloed te trekken Bij impiegare ˙ aanwenden, gebruiken, dacht Vondel aan empie ˙ goddeloos, of liever aan lat impius, fr. impie; slordiger kan het wel niet. Wij zagen reeds dat de ontkennende uitdrukking già... ne, ne . già een steen des aanstoots is in P. Chi: wie, hij die is altijd zelfstandig d 1 heeft geen antecedent en is hier onderwerp.
XVII. *44, 1-4. - Armida herinnert er aan, dat zij de voornaamste kruisridders had in boeien geslagen, doch dat die door Reinout werden bevrijd ˙ Nè creder che sia questo il dì primiero
Ch' a ciò nobil m' invoglia alta vaghezza;
Chè 'n pro di nostra legge e del tuo impero
Son 10 già prima a militare avvezza.
‘Nochte gelooven, dat dit d'eerste dagh is, dat eene hooge schoonheid sich hier in wickelt, dat ick tot dienst van onse wet en van uwe heerschappij nu eerst gewoon ben te vechten.’ C onderstreept alleen ˙ dat eene... sich. Wij vertalen als volgt Geloof niet, dat dit de eerste dag is, dat hiertoe (tot den strijd) een edele, hooge lust mij aanzet; want ten bate van onze wet (godsdienst) en van uw gezag ben ik reeds vroeger gewend te strijden. C had ook ‘wickelt’ mogen onderstrepen, 't is immers niet involgersi: zich wikkelen, maar invogliarsi . de lust opwekken, aansporen; ook komen chè en già prima niet tot hun recht.
XVII. *45. - Armida had die gevangenen aan den koning van Egypte toegedacht: Da me presi ed avvinti, e da me furo
In magnifico dono a te mandati;
Ed ancor si stariano in fondo oscuro
Di perpetua prigion per te guardati;
E saresti ora tu vie più securo
Di terminar, vincendo, 1 tuoi gran piati;
Se non che il fier Rinaldo, il quale uccise
I mier guerrieri, in libertà le mise.
| |
[pagina 640]
| |
‘Sij werden door mij... overwonnen en van mij eyste ghij se tot eene heerlijcke gave; en sij souden noch in eenen duysteren put in eeuwige gevangenis van u bewaert worden; en ghij soud nu eenen veyliger wegh hebben om overwinnende uw groot geschil te beslechten; ten ware dat de felle Reynout, die mijne soldaeten versloegh, die verlost hadde.’ C onderstreept alleen: ghij soud nu eenen veyliger wegh hebben, maar laat avvinti, a te mandati ongerept. De zin is als volgt: Door mij werden zij gegrepen en gebonden en door mij naar u gezonden tot een heerlijke gave; en zij zouden nog op den duisteren bodem van een levenslange gevangenis door u bewaard zijn, en gij zoudt thans veel zekerder zijn uw groot geschil zegevierend te beslechten, ware het niet dat de felle Reinout, die mijn krijgers doodde, ze in vrijheid had gesteld. Vondel verwart vincere, vinto ˙ overwinnen met avvinccre, avvinto ˙ binden, en nochtans is vincendo ‘overwinnende’, v. 6, begrepen, een bewijs ten overvloede dat hij het zoo nauw niet neemt. Het bijw. vie: zeer wordt ook verwisseld met via: de weg; mandare is zenden, niet ‘eischen’ Vondel was in de war met lat. mandare: voorschrijven, bevelen, dat toch ook de beteekenis van: overhandigen, overleveren heeft.
XVIII. 9, 3-6. - Alvorens zich aan te gorden om het betooverde woud te zuiveren, belijdt Reinout zijn zonden aan Peter den Kluizenaar: Poi, chinato a' suoi piè, mesto e dimesso
Tutti scoprìgli i giovenili errori.
Il ministro del Ciel, dopo il concesso
Perdono, a lui dicea...
‘Daer na geroepen wesende, biechte hij druckigh en verslagen voor sijne voeten de dwalingen sijner jongkheyd. De dienstknecht des hemels, na dat het hem toegestaen was, seyde hem vergiffenis toe.’ C onderstreept: na geroepen wesende en: het hem toegestaan. Wij vertalen als volgt: Daarna, voor zijn voeten gebogen, onthulde hij hem drukkig en deemoedig al de dwalingen zijner jonkheid. De dienaar des hemels, na geschonken vergiffenis, zeide tot hem.. Vondel las chiamato van chiamare: roepen in stede van chinato, van chinare: buigen.
XVIII *30. - Armida verschijnt Reinout uit een grooten mirteboom in 't betooverd woud: | |
[pagina 641]
| |
Già nell' aprir d'un rustico Sileno
Meraviglie vedea l'antica etade:
Ma quel gran mirto dall' aperto seno
Immagini mostrò più belle e rade:
Donna mostrò, ch'assomigliava appieno
Nel falso aspetto angelica beltade.
Rinaldo guata...
‘D'oude eeuwe heeft alree wat wonders gesien door 't ontsluyten van eenen boerschen Sileen: maer dees groote myrt toont schooner en radder beelden wt sijnen geopenden schoot: sij vertoont eene engelsche schoonheyd, die het valsche gesicht ten vollen gelijck is. Reinout siet toe...’ C onderstreept alree en schrijft boven den regel: voordezen; vervolgens onderstreept hij alleen ˙ radder. De vertaling dient te luiden als volgt ˙ Weleer bij 't openen van een landelijken Sileen zag de oudheid wondere zaken, maar deze groote mirt toonde schooner en zeldzamer beelden uit zijn geopenden schoot: hij toonde eene jonkvrouw, die met bedriegelijken schijn ten volle de schoonheid der engelen evenaarde. Reinout ziet toe . Vondel verwart rado: zeldzaam met ratto ˙ snel, ten gevolge van nederl rad = gezwind, snel, già: alree in plaats van vroeger, voordezen is om zoo te zeggen regel in P. Donna: jonkvrouw bleef weg, vandaar dat de gedachte mank gaat; assomigliare werd begrepen in tegenstelling met somigliare boven, str 34. Bij deze stanza teekent Carbone aan, dat Tasso zinspeelt op de kleine beeldjes van Silenen, welke buiten de steden langs de wegen naast de standbeelden van Mercurius geplaatst werden. Van buiten waren zij ruw gebeiteld, maar bij 't openen van hun hollen boezem vertoonden zij kunstrijke afbeeldingen van de goden.
XVIII. *1-6. - Tasso vermeldt het geschiedkundig feit van de postduif: Mentre il campo all' assalto, e la cittade
S'apparecchia in tal modo alle difese,
Una colomba per l'aeree strade
Vista è passar sovra lo stuol francese,
Che non dimena 1 presti vanni, e rade
Quelle liquide vie con l'ali tese...
‘Terwijl stad en leger sich aldus tot weerstand en storm bereyde, | |
[pagina 642]
| |
saghmen eene duyve langs den gouden wegh over de Fransche troepen vliegen, die niettegenstaende de vaerdige en geswinde pijlen dese gesmolte wegen met haere wiecken spande..’ C onderstreept alleen ˙ gouden wegh en niet ‘niettegenstaende’, ‘pijlen’, en ‘gesmolten’ De zin is ˙ Terwijl zich het leger aldus tot den storm, en de stad tot weerstand bereidt, ziet men een duif langs den weg der lucht over het frankische heer vliegen, welke de reede vleugels niet uitslaat en deze vloeibare wegen scheert met gespannen vlerken. Vondel las in zijn overijling auree van aureo: gouden, in plaats van aeree, aereo, fr. aérien. In plaats van non dimena, van dimenare ˙ schudden, heen en weer bewegen leest hij in één woord: nondimeno bijw. dat niettegenstaande beteekent; vanni is vleugels en niet ‘pijlen’, alhoewel het juiste woord ‘wiecken’ in de doorgehaalde variante staat; rade: zij scheert voorbij moest derhalve voor ‘geswinde’ dienst doen, reeds boven XVIII, 30 ontmoet, en tese voor ‘spande’ in plaats van gespannen. Vondel zegt ‘fransche troepen’ overeenkomstig stuolo francese. Elders b.v XIX, 18 bezigt hij ook ‘Vranck’ ter vertaling van ital. franco, passim. De Turken zeggen nu nog ‘Franschen’ voor om het even welke bewoners van Westelijk Europa, deze benaming dagteekent uit de kruistochten.
XVIII *82. - Op den stormtoren opgestelde zeissen snijden het touw af van den balk, waarmede de belegerden het gevaarte beuken: Qual gran sasso talor, che o la vecchiezza
Solve d'un monte, o svelle ira di venti.
Ruinoso dirupa, e porta e spezza
Le selve, e con le case anco gli armenti;
Tal giù traea dalla sublime altezza
L'orribil trave e merli ed arme e genti.
Diè la torre, a quel moto, uno o duo crolli...
‘Gelijck de groote steen eens bergs, dien d'ouderdom des tijds los maeckt en door de gramschap der winden gevelt wordt, een groote barst maeckt en poorten en bosschen en vee met de stallen verplet; alsoo sleepte de gruwelijcke balck van de groote hooghte pinnen (kanteelen), wapens en menschen beneden. Door dien slagh kraeckte de toren eens of twemael...’ C onderstreept alleen: poorten; nochtans is onjuist weergegeven: vv. 1-2 en ruinoso dirupa. | |
[pagina 643]
| |
Te vertalen ˙ Evenals soms een groot rotsblok, dat ofwel de ouderdom losmaakt van een berg, ofwel de gramschap der winden afrukt, vernielend neerstort en de wouden meevoert en verplet en het vee met de stallen, zoo sleepte, enz, enz Vondel verwait porta ˙ meevoert van portare . dragen met la porta . de poort Dezelfde fout XVIII, 95 Hier is diè crolli ˙ gaf schokken min of meer weergegeven door ‘kraeckte’ Elders verklaart Vondel crollare door krullen b.v. XIX, 73, blijkbaar onder den invloed van 't Nederlandsch Hoe kwam hij aan ‘ouderdom des tijds’? Verlas hij wellicht talora: soms met dell'ora ˙ des uurs, des tijds, immers talora blijft anders in de pen?
XVIII. 92, 3-4 - De belegerden beginnen te wijken en de aartsengel Michael verschijnt aan Godfried ˙ S'offerse... l'angel Michele,
Cinto d'armi celesti; e vinto fôra
Il sol da lui, cui nulla nube vele.
‘d'Engel Michael.. openbaerde sich.. met hemelsche wapens aengegort en omwonden van buyten met de son, die van geene wolcke bedeckt is.’ C onderstreept ˙ omwonden . son. Zichier den zin ˙ De engel Michael.. openbaarde zich . met hemelsche wapens omgord; en de zon, welke geen wolk omsluiert, ware door hem overwonnen. Wij hebben hier, buiten de reeds in 't licht gestelde verlezing van avvincere ˙ vastbinden, omkuellen, omwinden, met vincere: overwinnen, ook die van het bijw. fuori . buiten met het hulpw. fôra: zou zijn, van essere: zijn.
XIX. *6. - Op den door de christenen veroverden stadsmuur dagen Tancredo en Argante elkaar uit: Or discendine giù, solo o seguito,
Come più vuoi, ripiglia il fier Circasso.
Va' in frequentato loco, od in romito,
Chè per dubbio o svantaggio io non ti lasso.
Si fatto ed accettato il fero invito,
Movon concordi alla gran lite il passo:
L'odio in un gli accompagna; e fa il rancore
L'un nemico dell' altro or difensore.
‘Nu klim alleen af, of volghme, hoeghe wilt, antwoorde de fiere | |
[pagina 644]
| |
Circas (Argante). Ga in eene bewoonde of eensaeme plaetse, op dat ick u door twijffel of nadeel niet af en matte. Aldus gesproken hebbende, en het fiere wtdagen aengenomen wesende, settense eendraghtelijck hunnen tred naer den grooten strijd toe. De haet vergeselschapt se, en het verdriet maeckt den eenen vijand des anderen beschermer.’ C onderstreept alleen: af en matte. Er is nochtans heel wat af te dingen als: seguito, chè, fatto, in uno, rancore. Te vertalen: Daal nu af, alleen of vergezelschapt, zooals ge liefst wilt, antwoordt de trotsche Circassier. Ga in een bezochte of in een eenzame plaats, want ik laat u niet, noch uit twijfel (aan de overwinning; dit slaat op ‘alleen’), noch uit nadeel (dit slaat op ‘vergezelschapt’). De trotsche uitdaging zoo gedaan en aanvaard, richten zij eendrachtiglijk den stap naar den grooten strijd. De haat vergezelschapt ze te gelijk, en de wrok maakt des eenen vijand tot des anderen beschermer. Seguito van seguire: volgen, is geenszins de gebiedende wijs; chè: want is niet ‘opdat.’ Bij lassare, lasciare: laten, dacht Vondel misschien aan ital. lasso: vermoeid, maar ongetwijfeld aan lat. lassare: afmatten, fr lasser, ital. si fatto: zoo gedaan, is niet lat. sic fato ‘aldus gesproken’, van fari: spreken, naar Vondel vertaalt.
XIX. *24. - Tancredo ontwijkt met een zijsprong den slag van Argante, zoodat deze voorover tuimelt: Tu, dal tuo peso tratto, in giù col mento
N'andasti, Argante, e non potesti aitarte:
Per te cadesti; avventuroso in tanto,
Ch'altri non ha di tua caduta il vanto.
‘Ghij, o Argante, word door uw gewight met den verstande naer beneden getogen en sult u niet kunnen redden; ghij sult van self vallen; soo geluckigh, dat een ander over uwen val sal stoffen.’ C onderstreept alleen: en sult, ghij sult; hij doet het niet voor: mento, in tanto en non ha, waar juist het tegendeel gezegd wordt. Te vertalen ˙ Gij, Argante, door uw gewicht meegesleept, storttet met de kin ten gronde en kondt u niet helpen. Gij vielt door u zelf, gelukkig in zoo verre, dat de andere (Tancredo) zich niet kan beroemen op uw val. Il mento: de kin wordt maar al te lichtzinnig verward met la mente ˙ het verstand.
XIX. 31. - De overwinnaars richten een bloedbad aan in Jerusalem: | |
[pagina 645]
| |
Ma per le vie ch'al più sublime colle
Saglion verso occidente, ov' è il gran tempio,
Tutto del sangue ostile orrido e molle
Rinaldo corre, e caccia il popol empio.
La fera spada il generoso estolle
Sovra gli armati capi, e ne fa scempio.
È schermo frale ogni elmo ed ogni scudo:
Difesa è qui l'esser dell' arme ignudo.
‘Maer langs de wegen. die naer t oosten de hoogste heuvels opsteygerden, daer de groote kerck is, liep Reynout weeck en ijsselijck van t vijandelijcke bloedt; en joegh het godloose volck voor. De held heft het felle swaerd op boven de gewapende hoofden en maeckt 'er eenen spigel af. Alle helmen, alle schilden sijn swacke beschutsels, hij is om hals die ongewapent is.’ C onderstreept: t oosten, eenen spigel af, hij is om hals, maar niet molle: ‘weeck’ dat hier een ander beteekenis heeft. Te vertalen ˙ Maar langs de wegen, die den hoogsten heuvel beklimmen in het westen, waar de groote tempel is, loopt Reinout, gansch ijselijk en nat van 't vijandelijk bloed, en jaagt het ongeloovig volk voort. De grootmoedige heft het grimmige zwaard boven de gewapende hoofden en maakt er een slachting van. Een zwak scherm is elke helm en elk schild: een weermiddel is het hier zonder wapens te zijn. De verwisseling van 't oosten met het westen is een blijk van verregaande verstrooidheid; esmpio ˙ voorbeeld, ‘spigel’ wordt in de plaats van scempio: bloedblad, gelezen. In 't laatste vers is juist het omgekeerde waar, doch hoe kwam Vondel aan de vertaling van difesa: verdediging, door ‘om hals’; of zweefde hem wellicht fr. défaite voor den geest?
XIX. *50 - Soliman ontsnapt aan den dood uit Reinout's hand: E ben allor allor l'invitta mano
Tentato avria l'inespugnabil muro;
Nè forse colà dentro era il Soldano
Dal fatal suo nemico assai securo:
Ma già suona a ritratta il Capitano..
Goffredo alloggia nella terra.
‘En terstond, terstond zou d'onverwinnelijcke hand den onverwinnelijcken muur hebben aangerant, hadder bij geval de soudaen niet binnen genoegh beschermt geweest voor sijnen doodtlijcken vijand. Maer de hopman blies alree den aftoght.. Godefroy neemt sijn vertreck in den toren... | |
[pagina 646]
| |
C onderstreept alleen ˙ den toren; nochtans is de woordschikking van vv 3-4 gansch verkeerd Wij vertalen ˙ En toen, toen zou wel de onverwinnelijke hand (Reinout) den onneembaren muur (toren Davids) hebben op de proef gesteld, en daar binnen was de sultan (Soliman) misschien niet zeer beveiligd tegen zijn onvermijdelijken vijand, maar reeds blaast de overste (Godfried) den aftocht Godfried legert zich op den grond. Nè: noch, v 3, wordt niet vertaald, vandaar dat het omgekeerde juist waar is Vondel leest torre ‘toren’ in plaats van terra: grond en spreekt zich dus tegen, want naar zijn eigen zeggen is de toren door Soliman bezet, hoe kan Godfried er dan in slapen?
XIX. *74. - Armida komt tusschen beiden in het krakeel tusschen Tisaferno en Adrasto, die op haar verliefd zijn: Diss' ella: O cavalier', perchè quel dono,
Donatomi più volte, anco togliete?
Miei campion siete vor: pur esser buono
Dovria tal nome a por tra voi quiete.
Meco s'adira chi s'adira: 10 sono
Nell' offese l'offesa; e vor 'l sapete.
Così lor parla; e così avvien che accordi
Sotto giogo di ferro alme discordi.
‘Sij sprack: o ridder, waerom neemtghe (“meentghe” zal wel een lapsus van den afschrijver zijn) mij noch de gave, die mij dickwijl gegeven is? Ghij sijt mijn voorvechter: het behoorde wel te wesen sulck eenen naem onder u gerust te voeren. Die gaen sal, sal met mij gaen: ick ben door t misdoen gequetst, en ghij weet het. Soo sprackse tegens hem, en soo gebeurde het, dat tweedraghtige wapens onder het ijseren juck overeenstemden.’ C onderstreept alleen: die gaen sal... gaen; er is echter veel af te keuren als cavalier', campion, loro, v. 4, v. 6a, v. 8. Te vertalen: Zij sprak: o Ridders, waarom ontneemt ge mij weer die gift, mij meermalen gegeven (nl. wraak te nemen op Reinout)? Mijn voorvechters zijt gij: zulk een naam moest toch goed zijn om tusschen u vrede te stichten. Wie toornt toornt met mij: ik ben in de beleedigingen de beleedigde, en gij weet het. Zoo spreekt zij hen toe, en zoo geschiedt het, dat zij eendrachtig maakt onder (haar) ijzeren juk tweedrachtige zielen. | |
[pagina 647]
| |
Vondel hield alweer de verkorte meervoudsvormen cavalier(i), campion(i) voor het enkelvoud, vandaar dat loro . hen door ‘hem’ weergegeven is Hij verwart adirare: toornig zijn met gire: gaan, om den tuin geleid door lat ire, adire ˙ gaan en fr (il)ira Ten slotte las hij niet alme . zielen, doch maakte er arme: wapen, (mv armi) van
XIX. 83 - De op Tancredo verliefde Erminia bekent aan Vafrino, dezes schildknaap, dat zij liever bij Tancredo wil gevangen blijven dan vrij te zijn want ˙ Torbide notti e tenebrosi giorni,
Misera, vivo in libertade amara
‘Ick ellendige leve in bittere slavernij, in ongeruste nachten en duystere dagen.’ C onderstreept . slavernij dagen. Te vertalen als volgt Ongeruste nachten en duistere dagen beleef ik, ellendige, in (een) bittere vrijheid. Vondel moet wel danig verstrooid zijn geweest om libertade: vrijheid te verwisselen met ‘slavernij De vier volgende verzen bleven achterwege en dat is regel, wanneer de ital. tekst te ingewikkeld is Ik vertaal ze, omdat ze noodig zijn tot opheldering van v 8 in de volgende, te behandelen stroof: En indien gij hier misschien verblijft als spie, dan bejegent u een groot en zeldzaam geluk gij zult van mij samenzweringen vernemen (nl tegen Godfried's leven) en wat u elders moeilijk zal vallen uit te vinden (nl verkleeding en herkenningsteeken)
XIX *84. - Vafrino, die inderdaad als verspieder was uitgezonden, wantrouwt eerst Erminia, hij is de meening van François I toegedaan ˙ Femmina è cosa garrula e fallace;
Vuole et disvuolc: è folle uom che sen fida.
Sì tra sè volge. Or, se venir ti piace,
Alfin le disse, 10 ne sarò tua guida:
Sia fermato tra nor questo e conchiuso
Serbist il parlai d'altro a miglior uso.
‘Een vrou is een klappachtigh en bedriegelijck ding, sij vlieght af en aen, en t is een sot man diese betrout, zoo hij sich met haer inwickelt. Nu indien t u belieft te komen (sprack hij in t ende tegens haer) ick sal uw leydsman wesen; dit sij onder ons vast en besloten. Spaer uw spreken tot beter gelegentheyd.’ | |
[pagina 648]
| |
C onderstreept sy vlieght af en aen, alsmede soo inwickelt; nochtans is v 8 fout De interpunctie van Carbone wijzig ik eenigszins: ik plaats een dubbelpunt na guida en een pant na conchiuso, zoodat v. 7 een bevestiging is van v. 6, de vertaling luidt alsdan . Een vrouw is een klapachtig en bedrieglijk ding, zij wil en wil niet, en dwaas is de man die ze vertrouwt Zoo peinst hij bij zich zelf. Nu, indien het u belieft te komen, sprak hij in 't einde tegen haar, ik zal er uw leidsman wezen dit zij tusschen ons bevestigd en besloten Over het andere te spreken (nl over de samenzwering) zij voorbehouden tot een beter gelegenheid Vondel verwart volere willen met volare . vliegen; bij volgere, volvere ˙ wenden, keeren ontsnapt hem de zin van tra se volgere, waarvan hem toch de beteekenis door lat secum volvere . met zich zelf overleggen aan de hand werd gedaan. XIX 89. - Erminia geeft eeinge bizonderheden omtrent de reeds vermelde samenzwering: E, perchè fra' Pagani anco risassi
Ch'io so vostr'usi ed armi e sopravveste,
Fêr che le false insegne 10 divisassi;
E fur costretta ad opere moleste
Queste son le cagion che 'l campo 10 lassi;
Fuggo le imperiose altrui richieste;
Schivo ed abborro in qualsivoglia modo
Contaminarmi in atto alcun dl frodo.
‘En omdat ick onder de heydenen verquickt hebbe, om dat ick uw gebruyck weete en wapens boven de kleederen, om dat ick de valsche vaendels verdeelt hebbe, en gedwongen werd tot moeyelijcke wercken: is dit de oorsaeck dat ick het veld verlaete Ick ontvlie het heerschachtigh versoeck van een ander. Ik heb eenen afkeer en ijse voor die dingen, op wijse se mij willen bevlecken door eenigh bedrieghelijck stuck. C onderstreept verquickt hebbe en schrijft boven den regel: opgetrokken ben; daarna onderstreept hij omdat ick . verdeelt hebbe, en bij deze onvoldoende distellezing blijft het. Te vertalen als volgt En omdat men ook onder de heidenen is te weten gekomen, dat ik uw gebruiken en krijgstuig en wapenrokken ken, bewerkten zij, dat ik de valsche kenteekens zou naaien, en ik werd genoopt tot (dat) lastig gezwoeg. Dit zijn de oorzaken dat ik het kamp verlaat, ik ontvlie eens anders gebiedende eischen; ik heb een afkeer en ijs er van mij op om het even welke wijze te besmetten door eenige bedrieglijke handeling. | |
[pagina 649]
| |
Hoe komt Vondel bij risassi aan ‘verquickt hebbe?’ Zweefde hem iets voor den geest als fr rassasier? De verbetering van C is ook fout Risassi 3 pers praes van ri-sapere weten, te weten komen + si ˙ men, dus: men weet. insegne is hier niet ‘vaendels’ maar teekens, kenteekens als blijkt uit den samenhang met str 87, waar Vondel vertaalt ‘dese sullen hunne wapens met het kruys teeckenen en sullen op sijn Fransch gewapent wesen’ enz divisare is naaien en niet ‘verdeelen’ Vondel werd door fr diviser bedrogen, campo: veld, leger, kamp, is hier wel een van de twee laatste, doch niet ‘veld’.
XX 43, 4-8 - De edele Altamoro beantwoordt den aanval van Gildippe met een strook, die haar in zwijm doet vallen, en spaart haar leven ˙ Cadea; ma 'l suo fedel la tenne in sella.
Fortuna loro, o sua virtù pur fosse.
Tanto bastògli; e non feri più in clla:
Quasi leon magnanimo che lassi,
Sdegnando, uom che si giaccia, e guardi e passi.
‘Sij viel, maer haer getrouwe hielse in den sadel. Het was hun geluck of sijne deughd; soo beschermde hij se, en dees sloegh se niet meer. Gelijck een grootmoedighe leeuw, die een afgemat mensch versmaed, die daar leyt, en bewaertse en wandelt.’ C onderstreept alleen ˙ soo beschermde en heeft niets anders uit te zetten op deze zeer verknoeide vertaling Te vertalen Zij viel, maar haar getrouwe (nl Odoardo, haar echtgenoot) hield ze in den zadel Of het hun geluk was, of alleen zijn eigen deugd (Altamore's ridderlijkheid), zooveel was hem genoeg en hij sloeg niet meer op haar in Gelijk een grootmoedige leeuw welke versmadend een mensch laat, die neerligt, en kijkt en voorbijgaat bastare: voldoende zijn wordt hier verkeerd verstaan, elders niet, bij lassare, lasciare . laten dacht Vondel ten onrechte aan fr. lasser, afmatten, evenals vroeger XIX, 6, guardare is beschouwen en ook bewaren, doch hier eischt de samenhang de eerste beteekenis.
XX. *76. - Soliman verlaat den verligen toren Davids om in 't open veld te strijden na de zijnen aangemaand te hebben hem te volgen . | |
[pagina 650]
| |
E non aspetta pur che 1 feri inviti
Accettino 1 compagni; esce sol esso,
E sfida, sol, mille nemici uniti;
E sol, fra mille intrepido s'è messo.
‘Ende hij en wacht niet, tot dat de wreede onverwonnen sijne gesellen onthaelen Hij treed alleen wt en alleen vertrout hij sich onder duysend vereenighde vijanden, en vermengt sich alleen onvertsaeght onder duysenden.’ C onderstreept alleen wreede . gesellen, en toch is er een steekje los aan ˙ ‘vertrout hij sich’, en ‘vermengt sich.’ Wij vertalen: En hij wacht zelfs niet, dat zijn makkers zijn moedige uitnoodiging aanvaarden, hij zelf treedt alleen uit en tart alleen duizend vereenigde vijanden, en alleen heeft hij zich onversaagd geplaatst onder duizenden Bij inviti verwart Vondel invito: uitnoodiging, met in en vinto, verl. deelw van vincere overwinnen, dus iets als invinto ‘onverwonnen’; fero heeft ook de beteekenis van ‘wreed’, hier echter is het moedig; sfidare is uitdagen en niet hetzelfde als fidare: vertrouwen, hetgeen al door de s wordt uitgewezen, messo, deelw van mettere: plaatsen, stellen is niet mescere mengen ‘vermengen’, deelw. mesciuto en misto.
XX. *77 - Sohman's wapenfeiten Quei che prima ritrova il Turco atroce,
Caggiono ai colpi orribili improvvisi;
E in condur loro a morte è si veloce,
Ch'uom non li vede uccidere, ma uccisi.
Dar primieri a' sezzai, di voce in voce,
Passa il terror, vanno 1 dolenti avvisi;
Tal che 'l vulgo fedel della Soría
Tumultuando già quasi fuggìa.
‘Dees die eerst den schendigen turck vernam, veroorsaeckte onversiens ijsselijcke slaegen: en hij is soo snel om hen te verdelgen, datmen hem geen menschen sagh doodslaen, maar dooden. De schrick ging van den eersten tot den sesten van mond tot mond; de bedroefden liepen om raed: soodanigh, dat het geloovigh volck van Syrien alree soo verbaest werd als of het vlood.’ C onderstreept alleen veroorsaeckte en verbetert het in ‘vielen’ en toch valt op elken regel iets af te dingen. Ik vertaal als volgt ˙ Die, welke de vreeselijke Turk eerst ontmoet, vallen door zijne ijselijke, onvoorziene slagen, en in hen | |
[pagina 651]
| |
ter dood te voeren is hij zoo snel, dat een mensch hen niet ziet sneuvelen, maar gesneuveld Van de eersten tot de laatsten, van mond tot mond gaat de ontzetting, gaan de klaaglijke vermaningen, zoodat de geloovige schaar van Syne, reeds woelig, om zoo te zeggen op de vlucht ging. Caggiono zij vallen van cadere ˙ vallen Vondel verwart met cagione oorzaak, cagronare: veroorzaken, Ai sizzai tot de laatsten, Vondel dacht aan lat. sev, en neder! zes Het pronomen li is met ‘hem’ maar hen In de twee laatste verzen wordt gedoeld op de inlandsche christenen van Syrie, die bij de kruisvaarders waren ingelijfd.
XX *125 - Armida is op het punt de hand aan zich zelve te slaan; zij spreekt, wel wat theatraal, tot hare wapens, waarmede zij zich niet verdedigd heeft . Dimostratevi in me (ch'io vi perdono
La passata viltà) forti ed acute.
Misera Armida, in qual fortuna or sono,
Se sol posso da vor sperar salute?
Poich' ogni altro rimedio è in me non buono,
Se non sol di ferute alle ferute,
Sani piaga di stral piaga d'amore,
E sia la morte medicina al core.
‘Betoon u in mij (om dat ick u de vorige deughd vergeef) starck en scharp. Erbarm u over Armida. In wat fortuyn steeck ick nu, indien ick alleen heyl van u kan hoopen? Nadat geen ander hulpmiddel goed voor mij is, als alicen de wonden van de gewonde, laet de schichtwonden minnewonden wesen, en de dood mij artzenije voor tharte.’ C onderstreept: deughd en verbetert in blooheyd, insgelijks erbarm u over verbeterd in ellendige, doch hij is, niet minder dan Vondel, bijsterziende voor de tweede helft der stanza, waarvan de zin raadselachtig blijft. Te vertalen als volgt: Betoont u nu jegens mij (want ik vergeef u de vorige lafheid) sterk en scherp. Ellendige Armida, in wat fortum steek ik nu, indien ik alleen heil van u kan hopen? Daar elk ander geneesmiddel voor mij niet goed is, tenzij alleen dat van de wonden (nl door 't staal) voor de wonden (nl. der liefde), laat de schichtwonde de minnewonde genezen, en dat de dood de artsenij voor 't harte zij. Hier leggen wij alweer den vinger op dat gebrek aan oplettendheid, immers Vondel verwart viltá: lafheid met virtú: deughd; en | |
[pagina 652]
| |
sani: dat geneze van anaic genezen met sia: het zij, onder den invloed van het mv. siani dat zij wezen, hetgeen beter op sani gelijkt. Misera: ellendige is geen werkwoord maar een bijv. naamwoord. Wij kwamen die verwarring reeds tegen.
Onder de onderstreepte plaatsen, welke wij hier boven hebben onderzocht, hebben wij ook die gerekend, waar onderlijning en verbetering te zamen voorkomen. Wij zagen, dat de verwarringen, waaraan Vondel zich in zijn overijling schuldig maakt, op twee hoofdoorzaken neerkomen: ofwel verwisseling hetzij van beteekenissen, hetzij van functies (rededeelen) van één zelfde woord, ofwel verwisseling van twee op elkaar gelijkende woorden en waar dus meer gelijk dan eigen is. Thans laten wij met het oog op die verwarringen volledigheidshalve nog eenige onderstreepte woorden volgen, zonder echter de bewijsplaatsen of teksten in bizonderheden er bij te trekken. Verwarring van coppia . paar met ‘schaere’ onder den invloed van lat copia ˙ menigte, IX, 94, van subst i più lontani: de versten met bijw. ‘verder’, XI, *15; van vincitiue morte zegerijke dood met vendicatrice m. ‘wreeckende dood’, XI, 8, van vallo ˙ wal met valle . ‘dal’, XI, 16 en XI, 4, van ferono: zij maakten met fero: ‘forsse’, XI, *18, van verb. somiglia: hij gelijkt met bv. nw. ‘gelijck’, XI, 20; van chiede: vroeg (vragen) met ‘weeck’ (wijken), wellicht onder den invloed van fr céder, XI, *66; van ne: er van met de ontkenning nè noch, met, XII, *16 en XIII, *8; van pace ˙ vrede met tace . ‘swijght stil’, XII, 22, van bijw vi: er met pron. voi ˙ ‘ghij’, XII, 32; van odiosi uffici ˙ hatelijke plichten met ‘lesten plicht’(?) niettegenstaande lat. odiosus, XII, 84; van non si scorda: vergeet zich niet met ‘krackeelt niet’, daar scordare beide kan beteekenen, XIII, 10; van inviare: zenden met invitare: uitnoodigen in: i fabri invia: ‘hij noodigt de timmerlieden’, blijkbaar onder den invloed van fr. inviter, XIII, 17, van adempi: vul met ‘verdelgh’, onder den invloed van ndl dempen, XIII, *71, van dì: dag met dio: ‘god’, XIV, *2 en IX 61. van gemeennaam met eigennaam in: il buon Romito ˙ ‘de goede Romito’, voor de goede kluizenaar, XIV, *29, van lontano: ver met ‘lang’ fr. longtemps in carcer lontano: ‘lange gevangenis’, XIV, 47; van i tuom: de donders met ‘klanck’, onder den invloed van fr. ton, XIV, 65; van lito . strand met lotta: ‘strijd’ onder den invloed van fr. lutte; en van surto: gemeerd met sorto ‘geloot’, | |
[pagina 653]
| |
XV, 11, van bande . landstreken met ‘legers’ onder den invloed van ndl. bende, fr. bande, XV, *28; van legni: schepen met ‘balcken’, XVI, *5, van bijw. ivi: daar met ‘hepen’ onder den invloed van lat. ire: gaan, ivi: ging, XIV, *13; van sonno . slaap met sogno: ‘droom’, XVI, 32 en XVIII, 34, van bijw pria . alvorens met ‘ick bid’ onder den invloed van fr. prier, XVI, *49, van respingere: terugstooten met rispegnere of rispengere ‘blusschen’, van vasto: uitgestrekt met ‘ledig’ onder den invloed van lat vastare en fr. dévaster, XVII, *7; van subst opra civil: burgerlijke zaken met verb opra ‘arbeyd’ (hij arbeidt); van verb. ministra: hij bestuurt met subst. ministra ‘dienaer’, XVII, 12, van instrumenti: speeltuigen met ‘speellieden’, XVII, 40, van inviti uitnoodigingen met ‘spijt’ XVII, 67, lat. invitus: met tegenzin; van tela: doek, mv. tele met ‘pijlen’ onder den invloed van lat telum: pijl, XVIII, 86; van porta: hij draagt met porta ‘poorte’ en van abito: kleed met abitare in ‘woont’ onder den invloed van fr habiter, XVII, 95; van via: de weg met vita . het ‘leven’, XIX, 20, van masza: knots met ‘bende’ onder den invloed van fr la masse, XIX, 42, van mobile: beweeglijk met nobile: ‘edel’, XIX, 68; van agiato gemakkelijk met adagiare . gemakkelijk te bed leggen in ‘den verquickten’, XIX, *115, van discosto . verwijderd met di costa ‘van de sijde’, XIX, *119 en omgekeerd in XX, 11, van oste . leger met hetzelfde woord in den zin van ‘vijand’, XIX, *129 en XIX, 55 en omgekeerd in VI, 60; van destro . rechtsch in al lato destro . aan de rechter zijde met linksch in ‘aen de slincke hand’, XX, 10, van dubbro: iwijfelachtig met dobbio ‘dubbele’, XX, 41 | |
Verbeterde plaatsen.Deze zijn niet alleen onderstreept, zooals de vorige klasse, maar de verbetering wordt ook door den corrector gewoonlijk er boven bijgevoegd Hier gelden ook dezelfde aanmerkingen . alle feilen werden niet door C opgemerkt, en verwarring van beteekenis en woorden zijn schering en inslag. Twee of drie verbeterde plaatsen onderzochten wij reeds. Het zou te omslachtig zijn, moesten wij hier onze vorige wijze van doen voortzetten en de strofen naar volgorde uitpluizen; het is ook niet noodig, want ons oordeel over het Petersburger handschrift is voldoende gevestigd, alsmede dat over den nog al kortzichtigen verbeteraar. Bepalen wij ons bij een opsomming van de voornaamste verbeterde woorden: | |
[pagina 654]
| |
Verwarring van molle: ‘nat’ (van bloed), Corrector, met de andere beteekenis ‘weeck’, Vondel, VI, 60; van appena: ‘naulijks’ in variante met appieno ‘ten vollen’ V. VI, 46; van dubbio ‘twijffelachtig’ C, met doppio ‘dobbel’ V, VI, 70, reeds gezien; van vegghiano zij ‘acht houden’ C, van veggiare of vegliare, waken, met veggono, veggiono naast vedono, zij ‘sien’ V, van vedere: zien, VI, 78: van lutto ‘droefheyd’ C, met lotta worsteling, ‘gevaer’ V, fr. lutte VII, 62; van tele ‘tenten’ C, met ‘pijlen’ V, lat. telum VII, 122, reeds gezien; van face ‘fakkel’ C, met faccia ‘aensicht’ V, fr face VIII, 32, van sentiero ‘voetpad’ C, met sentimento ‘tgevoelen’ V, onder den invloed van it sentire, fr. sentir VIII, 36; van dì che ‘zeg dat’ C, met di che ‘om dat’ V, onder den invloed van fr. de ce que VIII 38, van Tudesco ‘Duitsch’ C, Duitscher, met ‘Tudesco’ V, VIII, 43, van sogno ‘droom’ C, met ‘traegh’ V, onder den invloed van lat segnis, traag VIII, 68; van rame: koper, hier ‘kopere ketel’ C, met ramo ‘tack’ V, onder invloed van lat ramus, fr. rameau VIII, 74 en XII, 42, van verrò: ‘ik zal komen’ van venire met vedro ‘ick sal sien’ V, van vedere IX, 12, van mesto ‘bedroefde’ C, met misto ‘gemengelde’ V, van mescere ˙ mengen IX, 14, van giù ˙ neder met gíà ‘alree’ V, IX, 33; van scorto ‘gezien heeft’ C, van scorgere . bemerken met scornauto ‘beschimpt’ V, van scornare bespotten IX, 48, van sovra i nocenti ‘over de schuldigen’ C, met sovra innocenti ‘over d'onnooselen’ V, IX, 65, het lidwoord i gevolgd van n in nocenti werd door Vondel gelezen als zijnde één woord; van altero ‘moedighe’ C, fr altier met altro ‘een andere’ V, IX, 71 en XI, 41, van asciutlo ‘drooge’ C, met ‘magere’ V, andere beteekenis van 't zelfde woord IX, 86; van motto ‘een woord’ C, met mosso ‘beweeght’ V, van muovere: bewegen onder den invloed van lat. motare, bewegen, motus, beweging X, 51; van già ‘eertijds’ C, met de andere beteekenis ‘nu’ V, X, 61, van fama ‘faam’ C, met fame ‘honger’ V, XI, 10; van misero te ‘wee u’ C, met het verb ‘ick erbarm uwes’ V, XII, 37; van difficile met facile XIII, 50, van venga ‘hij kome’ C, van venire: komén met ‘wreecke’ V, onder den invloed van fr venger XIII, 73, van mirano zij ‘sien’ C, van mirare: zien, door Vondel vaak begrepen, met ammirano ‘sij verwonderen sich V, van ammirare: verwonderen XIV, 39 en VIII, 2, van giochi ‘speelen’ C, met occhi ‘oogen’ V, XV, 59, van invito ‘nodinge’ C, uitnoodiging met vinto van vincere: overwinnen in ‘den overwonnen’ V, XV, 65, van ponte ‘brug’ C, met ‘zee’ V, onder den invloed van lat. pontus: zee XVIII, 21, van oste ‘leger’ C, met ‘vijand’ V, | |
[pagina 655]
| |
X, 4 en ‘heyrleger’ C, met ‘gasten’ V, XVII, 2, van coro: koor ‘rey’ C, met cuore: hart ‘gemoed’ V, XVIII, 24; van pianta: plant, ‘boom’ C, met pianto ‘geklagh’ V, XVIII, 28; van angusto ‘naauwe’ C, met augusto ‘trotse’ V, XVIII, 90; van svantaggio ‘nadeel’ C, met vantaggio ‘voordeel’ V, XIX, 18; van poderoso ‘machtige’ C, met polveroso ‘stuyvende’ V, door toedoen van fr. poudreux XIX, 57; van fere ‘treft’ C, van ferire: slaan met fero ‘wreed’ XIX, 122; van busto ‘romp’ C, met ‘graf’ V, door toedoen van lat. bustum: graf; van colse ‘wondde’ C, van cogliere, met de gewone beteekenis ‘ontfing’ V; van collo ‘hals’ C, met colle ‘heuvel’ V, XX, 54; van uccisione ‘slachtinge’ C, met occasionc ‘gelegentheyd’ V, XX, 81; van somiglia ‘geleek’ C, met sognare ˙ droomen in ‘droomde’ V, onder den invloed van fr sommeil XX, 92, reeds gezien; van duo soli ‘twee alleen’ C, met duo soli ‘twee sonnen’ V, van sole: zon XX, 93, van inchiostri, sing: inchiostro: inkt ‘int’ C, met chiostri ‘sloten’ V, sing. chiostro: klooster door toedoen van lat claustrum XX, 94; van avanzo ‘overschot’ C, met ‘voordeel’ V, door toedoen van fr. avance, XX, 140.
Tot de verbeteringen kunnen wij ook drie of vier gevallen brengen, waar C leemten bestaande uit een enkel woord invult; dit is echter een uitzondering en we begrijpen waarom: Vondel laat zich in P niet zoo gemakkelijk uit het veld slaan, hij weet er altijd iets op te vinden, en klinkt het niet, dan botst het, indien hij nu woorden, verzen en strofen in 't wit laat, dan is dit wel hieraan toe te schrijven, dat hij met den moeilijken tekst verlegen was; en C zal wel, blijkens de vele door ons met een sterretje aangeteekende plaatsenGa naar voetnoot(1), in hetzelfde geval verkeerd hebben. | |
[pagina 656]
| |
Uit de lijst van verbeterde misstellingen hierboven blijkt het verder, dat de correcties van C in losse woorden bestaan; tot dat doel gaf het raadplegen van een woordenboek voldoende uitkomst. Het verbeteren van zinnen heeft echter meer om het lijf, want het inzicht in bouw en samenhang is hier een gebiedend vereischte. Hier bood zich een ruim veld aan voor C's bedrijvigheid. Het verwondert ons evenwel niet, dat de verbeterde zinnen uiterst dun gezaaid zijn en dat dan nog die gekozen werden, waarvan de beteekenis voor de hand ligt. Vergenoegen wij ons met twee voorbeelden:
XIV. 36 - De grijsaard van Ascalon onthaalt de boden Carlo en Ubaldo, die op zoek zijn naar Reinout, en geleidt hen droogvoets door een gezwollen stroom naar zijn onderaardsche woning.
V. 1-2. Ma non vi spiaccia entrar nelle nascose spelonche.
‘Maer hebtghe geenen lust de verborge spelonck(en) in te gaen’.
C onderstreept ˙ hebtghe geenen lust en verbetert ˙ ‘laat het u niet mishagen’.
V. 5. Disse: e che loi dia loco all' acqua impose, ‘Hij hadde geseydt, en toen gaf hij ruymte het opgelegde water’.
C onderstreept het gansche en vervangt door ‘gebood het water, dat het haar (hun) plaats maakte’. | |
Beoordeeling van C's bemoeiingen.Men mag zich afvragen of C zich nooit verkeken heeft, wanneer hij onderstreepte of verbeterde. Drie gevallen zijn te onderscheiden: ofwel hij is te streng, ofwel hij vergist zich, ofwel het verschil van zienswijze tusschen hem en Vondel is aan het bezigen van eene andere uitgave toe te schrijven. | |
[pagina 657]
| |
I. Onder de eerste soort zijn de volgende plaatsen te rangschikken, en men vergete niet, dat C het anders zoo nauw niet neemt en veel fouten laat staan.
VII. *106, 2. Argante... toglie ad un guerrier ferrata mazza.
‘Argante... ontruckte een krijgsman sijn ijseren knodse.’
C verbetert ‘sijn’ in sijne
XI. *15, 1. - Guglielmo draagt ten overstaan van het leger het H. misoffer op.
Umili intorno ascoltano 1 primieri.
‘De treffelijcksten hoorden rondom ootmoedigh toe.’
C onderstreept ‘treffelijcksten’ en verandert in eersten, hetgeen wel letterlijk is, maar op hetzelfde nl. de legerhoofden, neerkomt
XIII. 50, 1, - egh medesmo ‘hy self’. C plaatst stipjes op de grieksche y, een wissewasje, meer niet
XIV. 60, 1. - il fiume ‘de vlieten’ C verbetert in vliet, 't is immers enkelvoud.
XIV. 63, 3-4 - De sirene zingt en houdt Carlo en Ubaldo voor, dat men het korte leven moet genieten, want de roem is een ijdel iets.
Nomi e senza soggetto idoli sono Ciò che pregio e valore il mondo appella.
‘Naemen en afgoden (schimmen) zonder steunssel sijn dese dingen, die de weereld prijs (te verstaan: roem) en dapperheyd noemt.’
C onderstreept ‘steunssel’, dat toch zoo kwaad niet is; in 't fr zou men zeggen ‘sans objet’.
XVI. *47, 5-6. - Ironische klacht van Armida tot Reinout, die tot inkeer is gekomen:
Me fra l'altre tue spoglie i1 campo veda. Ed all' altre tue lodi aggiunga questa.
‘Maer het leger sic uwen buyt (t.v. mij) tusschen den andren roof en hoopt uwen roem op met dese eere.’
Beter . en voeg bij al uw andere lofdaden (ook) deze. C verbetert ‘hoopt’ in hoop. Ik vind geen andere verklaring dan dat C den imper. sing. zonder t op het oog heeft. Nochtans | |
[pagina 658]
| |
verschijnt die t ook elders in het enkelv. van de gebiedende wijs, als: I. 4, 5. Tu, magnanimo Alfonso . Queste mie carte in heta fronte accogli ‘Ghij grootmoedighe Alfons.. ontfangt beleefdelyck met een vrolyck aengesicht dese myne schriften’ I. 32, 3-5. Sant' aura Inspiri tu dell' eremita 1 detti, E tu gl' imprimi ai cavalier nel core; Sgombri gl' inserti, anzi gl' innati affetti ‘O heylige geest.. blaest ghij in de woorden van den heremijt en druck ghijse in het harte des ridders (t v der ridders), doet ghij verscheyen d'ingeente of liever ingeboore hartstoghten.’ I. 70, 1-2. Godfried zegt tot zijn bode Enrico (67, 8) dat hij naar Constantinopel moet gaan om de hulp des keizers in te roepen voor Sveno, den Deenschen koningszoon, die in aantocht is: Non venir seco tu, ma resta appresso Al re de' Greci a procurar l'aiuto ‘Kom ghij niet met hem; maer blijft bij den Koning van Griekenland (der Grieken) om den bijstand te bevorderen.’
XVII, 13, 2. - Circassi astati ‘de gehellebaerde circassen.’ C onderstreept ‘circassen’ (Circassiers), misschien omdat het woord met een kleine letter geschreven is. 't Is echter geen zeldzaamheid bij persoons- en volksnamen b v I, 37: ‘de vrancken’, huygh des konings broeder’, ‘vranckrijk’, I, 38 ˙ ‘welhem en Ademaer’, I, 50 ˙ ‘gebore griecken’, I, 54: ‘en twee geeraerds’, XVII, 17 ‘kairo’, ‘kampson’, 24: ‘kanario’
XVIII, *13, 3-4 - Met de morgenschemering staat Reinout op den Olijfberg. .. le aurate stelle spiega la notte e l'argentata luna.
‘de nacht ontvout goude sterren en de silvere maen.’
C verandert ‘ontvout’ in stelt ten toon. Waarom? spiegare: ontplooien, openvouwen is ruim zoo goed en beeldt uit.
XX, *99, 3-4. - De arm, waarmede Oduardo zijn Gildippe ondersteunde, wordt afgehouwen door Soliman, de echtelieden vallen; zoo sleept de olm de hem omarmende wijnrank mede. Se ferro il (olmo) tronca, o turbine lo schianta,
Trae seco a terra la compagna vite.
‘in dien een lemmer dien (nl. olm) kerft, of een stormwind dien klooft, soo sleept hij voort den wijngaerd sijn gesellin (sic) ter aerde.’
C verbetert ‘klooft’ in uytrukt. Met wat recht? schiantare beteekent beide, zoowel versplinteren, splijten als met geweld uitrukken. Het splijten heeft natuurlijk het omstorten van den olm ten gevolge en derhalve van den wingerd; ‘klooven’ is dus ook goed. | |
[pagina 659]
| |
XX, 12, 3, 5-7 - Armida is gevlucht uit den strijd en spreekt tot haar wapens Arme infelicr, disse, e vergognose.
Ch'uscite fuor della battaglia asciutte.
‘rampsalige en schandelijcke wapens, die wt den dorren strijd (C verbetert: droog uit den strijd) geweken sijt, hier legh ik u af.’
C vervangt ‘geweken syt’ door gekomen syt. Met het oog op Armida's vlucht komt het mij voor, dat geweken de voorkeur verdient.
XX, *13, 2-6 - Armida tot Reinout ˙ Dolce or saria con morte uscir di pianti.
‘Nu sal (zou) het mij soet sijn door de dood de traenen te ontwijcken.’
C onderstreept ‘door de dood’, waarnevens de varianten staan al stervende, door sterven, welke niets er op voorhebben. Werd ‘dood’ onderstreept omdat het vrouwelijk gebezigd is en niet mannelijk? Maar Vondel kent overal beide geslachten toe aan dood.
II. Al ziet C ook niet alle fouten, men kan toch zeggen, dat hij met overleg verbetert en als hij twee- of driemaal mistast, dan is het ook op en topGa naar voetnoot(1)
IX. *12, 5. Verrò; farò là monti, ov', ora è piano... ‘ick sal sien en maecken dese bergen tot daelen.’
C onderstreept te recht sien, maar vervangt het ten onrechte door ‘bouwen’ Wij vertalen. Ik zal komen, ik zal daar bergen (nl van dooden) maken, waar nu een vlakte is Misschien dacht C aan: ik zal bérgen ‘bouwen’ en schreef hij verkeerd neer, want meer dan eens heeft hij Vondels oude fout, nl. de verwarring tusschen verrò: ik zal komen en vedrò: ik zal zien, te recht geholpen.
XI. 22 - Godfried wil zich ongeharnast als een voetknecht in den strijd werpen, Raimondo raadt het hem af en besluit: Tu riprendi, signor, l'usata salma.
‘aenvaerd (beter: herneem) ghij, heere, den gewoonen last.’ | |
[pagina 660]
| |
C verbetert ‘last’ ten onrechte in harnas 't Zal hem wel ontgaan zijn, dat salma: last overdrachtelijk staat voor de ridderlijke wapenrusting. Vondel sloot zich hier bij den tekst aan.
XII. 102 - Clorinde kan Jerusalem niet binnen, de poort is al gesloten en dit heeft haar sneven ten gevolge in den tweekamp met Tancredo. Op dit noodlottig toeval zinspeelt Argante. Ben volev' 10, quando primier m'accorsi
Che fuor si rimanea la donna forte,
Seguirla immatinente; ratto corsi...
‘Wel had ik gewilt doen men eerst stemde dat de starcke jongkvrou hier buyten hadde gebleven, ick volghdese haestigh en liep snellijck’ De zin is verkeerd en moet zijn ˙ Wel had ik, toen ik eerst bemerkte, dat de sterke jonkvrouw buiten was gebleven, haar onmiddellijk willen volgen en ik liep snel toe... We laten de juiste onderlijningen van C er buiten, daarom is 't hier niet te doen maar hij onderstreept ook ‘en liep’ dat juist is. 't Is mogelijk dat het streepje verder getrokken is dan in de bedoeling lag; dit geval staat niet alleen.
XIV 38. - Beschrijving van het onderaardsche vergaarbekken van al de wateren. Een stroom stuwt zwavel en kwikzilver; naar de voorstelling der oudheid was zilver verstijfd kwik, en goud een versmelting van kwik en zwavel. Questi il sol poi raffina, c 'l licor molle
Stringe in candide masse o in auree zolle.
‘De son suyvert dese stoffen daarna en stremt het sacht gesmolten (t.v. de weeke vloeistof) tot blancke massen en tot goude zolle (schollen).’
C onderstreept ten onrechte massen. XIX. 89. Perchè fra' pagani anco risassi. ‘Omdat ick onder de heydenen verquickt hebbe.’
Dese plaats is boven besproken. C verbetert ‘verquickt hebbe’ in ‘opgetrokken ben’. 't Moet zijn men is te weten gekomen, van risapere.
III. Het verschil van zienswijze tusschen C en Vondel is ook toe te schrijven aan het raadplegen van twee verschillende uitgaven. | |
[pagina 661]
| |
Voor ons doel kan het volstaan met te wijzen op de volgende eerste drukken. De eerste en tweede van Bonna, door Solerti als de beste erkend in zijn critische uitgave en onderscheidenlijk aangeduid door B1, 1581; B2, 1582 Dan volgt een 3de van Bonna naar B1, doch minder goed, met B3, 1585, beteekend. Daarna komen de verscheiden edities van Malaspina aan de beurt, waarvan alleen te vermelden is M3, 1582, een minder goede reproductie van B1 en B2. Een op M3 steunende herdruk ligt aan het Petersburger handschrift ten grondslag. Ten laatste de uitgave van Osanna van 1584 door O verbeeld en die van Genua, 1590, door G. Deze laatste volgt O.
VIII 10, 5-6 - Godfried's bode verhaalt aan den Deenschen koningszoon, Sveno, de zegepralen der kruisvaarders en zet hem dusdoende aan om zich onder hun vlag te scharen. Questo parlare del giovenetto franco
Al fero Sveno è stimolo si forte, che..
‘Dese vertellinge van den jongen Vranck prickelde den forssen Sveno soo seer, dat...’ C onderstreept ‘Vranck’ en zet in de plaats . zijde. Vondel begaat hier geen misslag, maar volgt de lezing van M3, terwijl C op de lezing van de overige drukken steunt, welke fianco: zijde, fr flanc hebben
De twee verzen dienen dan gewijzigd als volgt: Questo parlare al giovenetto fianco
Del fero Sveno è stimolo si forte, Che...
Wij vertalen:
Dit zeggen is voor de jonge lendenen van den moedigen Sveno zulk een sterke prikkel, dat...
Solerti en Carbone nemen fianco aan
X. 16. - Deze plaats werd al besproken, maar ik kom terug op curvo seno ‘krommen schoot’ bij Vondel, naar M3 en de andere edities. C verbetert ‘krommen schoot’ in hollen schoot: cavo seno, naar O en G. Onder de huidige uitgevers geeft Carbone de voorkeur aan cavo en Solerti aan curvo. | |
[pagina 662]
| |
XI 16, 5 - Aan zijn tent gekomen geeft Godfried oorlof aan de menigte en treedt met de legerhoofden binnen. Quivi gli altri accomiata in heto volto.
‘Daer gaf hij d'andren oorlof met een vrolick aensicht.’
C onderstreept met een vrolick aensicht, omdat hij blijkbaar in O en G indietro vôlto na zich omgekeerd te hebben aantrof, dat de geijkte leeswijze is, terwijl M3 alleen, en dus ook Vondel, heto heeft Solerti en Carbone hebben indietro
XIV. 35,4. in paesi incogniti ed infidi. ‘in onbekende en ongeloovige landen.’
C onderstreept ‘onbekende’, met het oog op inospiti, dat in O en in G voorkomt, terwijl M3 en de andere uitgaven incognití hebben. Solerti schaart zich bij incogniti, Carbone bij inospiti ˙ onherbergzame landen.
XVIII 37, 7 - Reinout hakt in het betooverde woud den mirteboom door Tronca la noce: e noce et mirto parve.
‘hij doorhackte den noteboom, en 't scheen een noteboom en een myrt.’ C onderstreept en 't scheen een noteboom en een myrt Vondel's vertaling wijst op M3 en ook op G, waar e e ˙ en . en te lezen staat, terwijl C zich aansluit bij de overige, die te recht è.. e: het is . en vertoonen, dus: het is een noteboom en schijnt een mirt (nl. door betoovering) Carbone en Solerti volgen deze laatste variante.
XX. 97, 8. - Soliman heeft Gildippe doodelijk gewond, haar echtvriend Odoardo stut haar met de linker hand en met de rechter hand slaat hij naar Soliman. L'altra ministra ei fa del suo disdegno.
‘de andre maeckt hij een dienstmaeght (uitvoerster) van sijn verbolgentheyd.’
M3 leest disdegno, zoo de overige uitgaven, en ook Carbone en Solerti. C onderstreept verbolgentheyd, waaruit wij opmaken, dat hij met O en G disegno ˙ inzicht las. Het vers is dan niet ad rem, het- | |
[pagina 663]
| |
geen bij Tasso nooit gebeurt, immers ‘uitvoerster van zijn inzicht’, zegt niet genoeg. XX 119, 7-8. - Tisaferno brengt aan Rinaldo zulk een zwaren slag toe, dat deze het hoofd op de borst laat zakken. E col grave fendente in modo il carca,
Che 'l percosso la testa al petto inarca
‘Hij treft hem met sulck eenen swaeren slagh, soo dat de slagh van thoofd tot in de borst ging.’ De hier naar Carbone neergeschreven tekst is die van O en G en zoo moet Vondel ook gelezen hebben 't Is om niet te gelooven en toch keert hij hier M3 den rug toe De variante in M3, door Solerti gevolgd, schoon hij in gebreke blijft ons te verwittigen, wijkt nog al af; men oordeele: Che le spalle e la testa al petto inarca.
Ik vertaal ..dat (de slag) den rug en het hoofd op de borst kromt. Vondels vertaling is mis, omdat hij o a il percosso verl deelw. van percuotere: slaan verwart met la percossa slag; hij had den zin ongeveer als volgt moeten weergeven . dat de geslagene (nl. Reinout) het hoofd op de borst neerbuigt C onderstreept v 8, doch zijn verbetering kan er niet door Zij luidt: ‘dat hij het getroffen hoofd tot op de borst toe boog. Deze vertolking veronderstelt den volgenden ital tekst Ch'l la percossa testa al petto inarca, maar die bestaat niet; en zij hoort met te huis bij M3, O en G, noch bij B2-3, welke laatste van O alleen verschilt door het voegw. e: en vóor la testa
Wij zien bijgevolg dat C in de vermelde gevallen van O of G uitging, Vondel integendeel van M3. Of nu O dan wel G door C benuttigd werd is niet uit te maken; dat de platen van de Genueesche uitgave in het Oxfordsche handschrift zijn ingelascht, zou op G wijzen; XVIII, 37 pleit echter ten gunste van O, 't is overigens van weinig belang tusschen beide drukken een keuze te doen, omdat G een afdruk is van O Vondel heeft evenwel niet altoos M3 gevolgd, als blijkt uit XX, 119, daarenboven staat dit feit niet alleen Had hij nog een andere uitgave tot zíjn beschikking? 't Is goed mogelijk, vooralsnog durven wij niet beslissen, een nader onderzoek is daartoe onontbeerlijk. In alle geval is het nu al een uitgemaakte zaak dat Vondel in het Petersburger handschrift niet bij voorkeur G gebezigd heeft, hetgeen ik al te voorbarig heb geopperd in mijn eerste opstel, blz. 995. | |
[pagina 664]
| |
Besluit.Komen wij tot eenige gevolgtrekkingen 1o) Het onderstrepen en verbeteren van 340 plaatsen in P is wel degelijk het werk van iemand anders dan Vondel Zelfs al hield men staande, dat Vondel zich eens bij uitzondering had toegelegd om in de correcties van P en in O een fraaier hand te schrijven dan naar gewoonte, dan nog kunnen wij ons bezwaarlijk bij die stoute stelling neerleggen. Immers zij houdt geen rekening met het eng beperkt getal correcties en met de macht van verlezingen; ook niet met het feit dat er verbeteringen van hem in P zijn aan te wijzen, maar die worden gewoonlijk ingeleid met N.B of met drie puntjes in driehoeksvorm en ze zijn in dezelfde minder verzorgde hand geschreven als de tekst zelf. 2o) Wat wij in ons eerste opstel blz 1061 in 't midden brachten omtrent Vondels wijze van arbeid wordt hier ten overvloede bevestigd. Hij werkte te snel, en hierop hebben wij al het licht laten vallen, en daarenboven met lange tusschenpoozen, zoodat hij tijd had om te vergeten wat hij door oefening had aangeleerd. Nochtans is het niet mogelijk bij gebrek aan gegevens die tusschenpoozen te benaderen, zelfs al kon men met De Vreese uit het schrift aantoonen, waar telkens de vertaling werd afgebroken en weder opgevat, wij zouden nog niet weten, hoe lang die onderbrekingen geduurd hebben, en daar komt het op aan Niets staat evenwel in den weg om aan te nemen, niet met Dr. De Vreese, dat P in één adem tegen 1640 werd voltooid, maar met Dr SterckGa naar voetnoot(1), dat Vondel reeds in zijn jeugd de hand aan 't werk had geslagen, zoodat beide perioden, waarop het watermerk wijst (1606-15 en 1635-48) in aanmerking komen. Inderdaad met VI, 36 treedt de corrector op Dit laat de gissing toe, dat het voorafgaande al geruimen tijd tot het verleden behoorde en bijgevolg verwaarloosd werd. | |
[pagina 665]
| |
3o) Indien men nagaat, dat de corrector zoo weinig plaatsen aan een onderzoek onderwerpt en dan nog veel kaf ongeschift laat, dan mag men zich afvragen, of hij wel bij machte was om de herziening in O op touw te zetten en tot een gewenscht einde te brengen. Dit klopt met hetgeen door mij vroeger blz. 1017 werd vastgesteld, dat de aanhef I, 1-4, in het handschrift van Oxford vrij is van vreemde inmenging en uitsluitend Vondel's werk. 4o) In onze eerste bijdrage blz. 990 kwamen wij tegen De Vreese's meening op als zou C naar gelang dat hij O uitschreef de correcties in P hebben aangebracht We zeiden, dat dit laatste vroeger moet geschied zijn dan het totstandkomen van O, immers waartoe zou het verbeteren van P nog dienen op het oogenblik dat P heeft afgedaan en plaats gemaakt voor een beter vertolking? Hier hebben wij een nieuw bewijs: Indien C niet genoeg op de hoogte was om al het verkeerde in P aan de kaak te stellen, dan was hij het nog minder om den beteren tekst van O te gelijker tijd te ontwerpen Dus is O later ontstaan dan de verbeteringen in P. 5o) Tot hier toe hebben wij de zaak voorgesteld als was er één corrector. Dit brengt het bezwaar mee, en ik wees er al op, dat men zich niet kan verklaren waarom hij zijn willekeur botviert met alleen ter loops te verbeteren, terwijl hij toch aldoor onderstreept Trouwens wij vinden beide wijzen in een en dezelfde stroot en soms, ofschoon zelden, in denzelfden zin Indien er echter twee verbeteraars zijn, van welke de eerste de misstellingen alleen onderlijnde, terwijl een tweede er daarna op voortwerkte en naar zijn beste vermogen de juiste vertaling er boven schreef, dan is alles tot klaarheid gebracht Dit vermoeden wint nog aan waarschijnlijkheid, wanneer men zich te binnen brengt, dat door den band alleenstaande woorden worden verbeterd. Dit bewijst dat corrector II de zinnen niet aandurfde, terwijl zijn voorganger ze toch niet zoo maar klakkeloos had onderstreept. En waarom het verkeerde en daarom verbeterde onderstreept als er maar één corrector is? Gewoonlijk wordt alsdan doorgehaald. Zijn er echter twee, dan trekt de eerste een streepje en de tweede verbetert op zijn spoor, net als met het huiswerk op school, waar leeraar en leerling juist eender betijen. De tweede moet minder beslagen zijn geweest; doch hij | |
[pagina 666]
| |
heeft zich langen tijd met Vondel's Tasso bezig gehouden, daar hij het is die het handschrift van Oxford heeft uitgeschreven. 't Is dus mogelijk, dat ook op hem ‘al doende leert men’ toepasselijk is, en dat hij een werkzamer en ingrijpender aandeel heeft gehad in de totstandkoming van O dan wij voorloopig d.i. uit de gegevens, door P aan de hand gedaan, vermoeden. Wie weet? het uitgeven van O zal veel ophelderen, dat nu in 't duister schuilt, en wellicht aan heel onze redeneering den bodem inslaan. Nu zal men mogelijk vragen, wie de twee verbeteraars zijn. Hier hebben wij geen vasten grond meer onder de voeten Quod gratis asseritur, gratis negatur is de leus van de schoolsche wijsbegeerte Is het me echter veroorloofd mij op de gladde baan der veronderstellingen te wagen, dan zou ik het er voor houden, daar het schrift van O geen bezwaar meer in den weg legt, dat corrector I een van Vondel's jonger vrienden kan zijn geweest, en dat corrector II, die meer bepaald werk heeft gemaakt van O, wel zijn dochter Anna zou kunnen zijn. Zij heeft haar vader nooit verlaten en was met de schoonste hoedanigheden naar hart en geest toegerust. Zoo vinden wij omtrent haar vermeld in het jaarboek over de Hollandsche zending, in het jaar 1841 door de paters det Societeit van Jesus opgemaakt (Baumgartner, blz. 81) dat zij was ‘een meisje van uitstekende begaafdheden en ook in het Latijn zeer bedreven’ Daarenboven kwamen baars vaders papieren door aankoop in haar bezit, dus ook wel de Tassovertaling. (Oorkonden, Sierck, blz. 214). Hebben wij een staaltje van hare hand? Ik voor mij ken alleen de handteekening van haar testament (ib. Sterck, blz 214), en men weet, dat men kwalijk op zoo iets kan afgaan om een schrift thuis te brengen. Drukken wij om te besluiten den wensch uit, dat er niet langer gedraald worde met het uitgeven van het handschrift van Oxford. Het zal zekerheid brengen, waar nu twijfel heerscht, en het zal tevens den prins onzer dichters tot geen oneer strekken. |
|