| |
| |
| |
Vergadering van 17 October 1923.
Waren aanwezig de heeren: Prof. J. Vercoullie, bestuurder, Prof. Dr. J. Mansion, onderbestuurder, en Dr. L. Goemans, bestendig secretaris;
de heeren: K. de Flou, Dr. L. Simons, Prof. Adolf de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Kan. Dr. J. Muyldermans, Kan. Am. Joos, Is. Teirlinck, O. Wattez, Prof. Dr. L. van Puyvelde, Prof. Dr. L. Scharpé, Mr. Leonard Willems, Prof. Dr. J. Vermeylen, Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde, Jos. Jacobs, Prof. K. van de Woestyne, Dr. J. Persyn, en Juffr. M.-E. Belpaire, werkende leden;
de heeren: Senator A. Carnoy, Dr. Jos. Cuvelier en Prof. Dr. Frans Daels, briefwisselende leden.
Eerw. Pater J. Salsmans S.J. en Mr. J. Muls, briefwisselende leden, lieten zich verontschuldigen.
***
Het verslag der September-vergadering wordt goedgekeurd.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door Kan. Dr. J. Muyldermans, werkend lid, vanwege den Schrijver:
Nog eenige beschouwingen over het Lam van Van Eyck, door Gerrit Philips. (Overdruk uit Dietsche Warande en Belfort.)
| |
| |
Door den heer F.V. Toussaint van Boelaere, briefwisselend lid:
De Vlaamsche Gedachte, nrs 1-4, 6-10, 18, 20-22 en 26 (April 1916-Mei 1917.)
De vliegende Aktivist, nrs 2-3 (15 Dec. en 1 Januari 1918.)
De Vlaamsche Leeuw, nrs 8, 11, 19-23, 25-28 (Oct. 1916-Oct. 1918.)
De Vlaamsche Post. Algemeen dagblad voor Vlaanderen, nrs 1-68 (21 Febr.-20 April 1915.)
Verder een 40-tal vlugschriften en strooiblaadjes over de Vlaamsche Beweging, die gedurende en onmiddellijk na den oorlog, verspreid werden.
| |
Mededeelingen namens Commissies.
1o) Commissie voor Middelnederlandsche Letteren. - De heer Prof. J. Vercoullie, secretaris, brengt verslag uit over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig de heeren: Mr. L. Willems, voorzitter, K. de Flou, Kan. Am. Joos, Is. Teirlinck, Dr. Goemans, Dr. Simons, Prof. Dr. J. Mansion, Prof. Dr. L. Scharpé, leden, en Prof. J. Vercoullie, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
1o) Verkiezing van Voorzitter, Ondervoorzitter en Secretaris der Commissie, voor 1924-1925 (9e Bestuur).
Worden aangeduid:
de heer K. de Flou, tot voorzitter, Prof. J. Vercoullie, tot ondervoorzitter, en Prof. Dr. L. Scharpé, tot secretaris.
2o) Vondel's Tasso-vertaling. De rol van den corrector in het St-Peterburger handschrift. - Lezing door Dr. L. Simons.
Spreker wijst op 320 onderstreepte en verbeterde plaatsen in het Peterburgsche hs., die niet van Vondel komen, maar van een vreemde hand. Deze verbeteraar was niet in staat om het Oxfordsche hs. samen te stellen. Misschien is dit het werk van hem die onderstreepte.
Degene die verbeterde, is zeker niet dezelfde persoon als degene die onderstreepte.
| |
| |
2o) Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. - De heer O. Wattez, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig de heeren: Kan. Dr. Muyldermans, voorzitter, Is. Teirlinck, Dr. L. Simons, G. Segers, Prof. Dr. Lod. Scharpé, Dr. A. Vermeylen, Dr. Jul. Persyn, leden, Mr. L. Willems en Dr. Vandevelde, hospiteerende leden, en O. Wattez, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
1o) Verkiezing van Voorzitter, Ondervoorzitter en Secretaris der Commissie, voor 1924-1925 (19e Bestuur).
Worden verkozen:
de heer Prof. Dr. A. Vermeylen, voorzitter, |
Dr. L. Simons, ondervoorzitter, |
O. Wattez, secretaris. |
2o) Over het Landjuweel in de 2e helft der 18e eeuw. -
Lezing door Mr. L. Willems.
De heer Willems legt uit wat een landjuweel was in de 15e en 16e eeuwen. Het was een wedstrijd voor tooneelletterkunde.
In de 18e eeuw werd met de traditie afgebroken; het werd toen een wedstrijd voor tooneelspeelkunst.
Er werd aan de deelnemende maatschappijen een stuk opgelegd. De stukken waren meestal vertalingen uit het Fransch. Voltaire kreeg het leeuwenaandeel.
De heer Willems leest een lijst van gespeelde stukken, te beginnen van 1770.
De heer Vandevelde vraagt of de tooneelschrijver P.-J. Castelein dezelfde is welke scheikundige werken uit het Fransch heeft vertaald.
Dit punt zal opgeklaard worden door beide sprekers.
| |
| |
3o) Vlaamsche Kunst in een Fransch kleed. - Lezing door G. Segers.
Spreker doet uitschijnen dat de Vlaamsche taal het beste kenmerk is van het Vlaamsche volk. De Vlaamsche kunstenaar moet het leven van zijn volk medeleven; hij moet dit volk door en door leeren kennen, wat onmogelijk is, indien hij zich door middel der taal niet in gemeenschap met hem stelt. Aan de Vlaamsche menschen eene andere taal in den mond leggen dan die, waarin zij hunne volkskarakteristiek, heel hun eigenaardig zieleleven openbaren, is hun het vlamingschap ontnemen. Ook kan zulk kunstwerk niet genoten worden door het volk, hetwelk er in opgevoerd wordt; er kan geene voeling tusschen den schrijver en zijne lezers bestaan.
De Vlaamsche taal is de taal der Vlaamsche kunst, omdat de taal gansch het volk is.
| |
Dagorde.
1o) Proeve over de moderne talen. - Aanstellen van een voorzitter van de Jury. - Bij brieve van 26 September bericht de heer Minister van Wetenschappen en Kunsten (Beheer van Middelbaar Onderwijs), dat in de provincien Oost-Vlaanderen en Brabant inschrijvingen genomen werden voor het afleggen, gedurende den gewonen zittijd van 1923, van de proeve over de moderne talen, voorzien door de wet van 12 Mei 1910.
De heer Minister verzocht, hem zoohaast mogelijk voorstellen te doen tot de benoeming van een titelvoerenden en een plaatsvervangenden voorzitter voor de jury van elk der beide provincien:
Worden voorgesteld:
a) | tot titelvoerenden voorzitter:
Oost-Vl.: Prof. J. Vercoullie, werkend lid;
Brabant: Dr. L. Goemans, werkend lid. |
b) | tot plaatsvervangend voorzitter:
Oost-Vl.: Kan. Am. Joos, werkend lid;
Brabant: Prof. Dr. A. Vermeylen, werkend lid. |
| |
| |
2o) Levensberichten van afgestorven Leden. -
Aan de lijst der nog niet verschenen levensberichten, opgenomen op blz. 534 der Versl. en Med. 1922, wordt de volgende verandering gebracht: de heer Dr. L. Simons neemt aan, het levensbericht te schrijven van Prof. Dr. C. Lecoutere.
Bij de lijst dienen gevoegd: Baron Nap. de Pauw, door Mr. L. Willems; - Edw. Gaillard, door K. de Flou; - Dr. Hugo Verriest, door E.H. Alois Walgrave.
3o) Aangeboden boek. - De heer Omer Wattez biedt namens den schrijver, Dr. M.C. Schuyten, aan de Academie een ex. aan van The Mathematics of Historical Science and its connection with The Great War. By Dr. M.C. Schuyten, Antwerp. (Translated from the Flemish Edition 1919.) With an Introduction by W. Gornold, D.A., F.R.A.S., London. Londen, z.j.
4o) Lezing door den heer Prof. Dr. Leo van Puyvelde: De Nederlandsche wetenschappelijke Terminologie. - Tot het ernstig beoefenen van de wetenschap is een vaste terminologie onontbeerlijk. Vooral in studievakken, die nog niet lang op streng wetenschappelijke wijze beoefend worden, verloopt de beteekenis van vele termen nog te zeer en gebruikt men al te veel verschillende benamingen voor een zelfde zaak.
Spreker drukt den wensch uit dat de Koninklijke Vlaamsche Academie het opstellen van eenvoudige en practische Vakwoordenlijsten zou bevorderen. Hij onderzoekt de beginselen, die moeten in het oog gehouden worden bij het opmaken van dienstige vakwoordenlijsten, en verklaart ze met toepassingen genomen uit de vakliteratuur over de bouwkundige archeologie.
Naar zijn inzicht moet men, in de eerste plaats, steeds met scherpe kieskeurigheid voor elk begrip den meest geeigenden term uitkiezen onder degene die in zwang zijn. Vele termen te bezitten voor hetzelfde begrip, is
| |
| |
niet een rijkdom voor een taal: het sticht verwarring en vermindert dus de uitdrukkingskracht van de taal. Daarom moet elk begrip slechts één algemeen aangenomen term hebben, en elke aangenomen term mag slechts in één beteekenis gebruikt worden. Men kan daartoe geraken in een vaktaal, die eigenlijk maar een conventioneele taal is.
In de tweede plaats mag een term geen te realistisch beeld opwekken van de zaak, die hij aanduiden moet. Dit gebeurt al te veel met de ‘beschrijvende’
termen, die velen in de wetenschappelijke vaktaal gaarne invoeren. Die woorden kunnen nooit ten volle het begrip weergeven van een zaak, en zij worden geheel valsch zoodra het wetenschappelijk inzicht in een zaak zich wijzigt.
Ten derde, de oude woorden kunnen ons weinig baten. Hun beteekenis is al te onvast en hun vorm blijkt ons dikwijls te vreemd.
Een vierde princiep is dat men slechts in nood zijn toevlucht moet nemen tot de dialecten. Dialectwoorden mogen de algemeene bekende termen niet verdringen, en zij mogen ook geen verwarring komen stichten in de algemeene terminologie.
Vijfde princiep: als de aangenomen Nederlandsche vaktaal in gebreke blijft en als de oude taalschat en de volkstaal te kort schieten, dan moeten wij den durf hebben om in den rijken bodem van onze taal te gaan delven en zelf nieuwe termen voor te brengen.
Ten laatste, werkelijke bastaardvormingen moeten uit de vaktaal verwijderd gehouden worden, maar ontleende woorden, waarvoor niet reeds een equivalent bestaat, kan men blijven gebruiken. Het vreemde goed moet men weren, als men daarvoor eigen deugdelijk bezit heeft. Doch erger is dat men Nederlandsche woorden gaat knippen naar vreemd model: dit is geheel in strijd met ons taaleigen. Sommige vreemde benamingen kan men
| |
| |
gerust behouden om dingen aan te duiden, die werkelijk vreemd zijn en blijven voor ons.
Door deze grondstellingen heeft Spreker zich laten leiden bij het samenstellen van een practische vakwoordenlijst voor de bouwkundige archeologie, die hij ter uitgave aanbiedt aan de Academie.
|
|