Ook die werken moesten, na een tweede schifting, ter zij worden geschoven.
In Gewijde Bloei, den verzenbundel van L. Reypens, komen vele kernachtige, flink gebouwde gedichten voor; echte vroomheid en een ernstige levensbeschouwing zijn de grond waarop deze dichter bouwt. Zijn gemoed is klaar en zuiver: geen twijfel en geen aarzeling; zijn vers is rustig en zeker. ‘Bloei’ inderdaad; al missen wij soms die diepe aandoening bij de aanraking met het leven van geest en gevoel, die zich bij Gezelle steeds gelden doet.
De Zwarte Pokken en De Pauwenschreeuw Ego! Ego!, door Edward Vermeulen: ongetwijfeld verdienstelijk werk, vooral nog het eerste. De stijl is warm en zwaar - hij doet aan als een flinke stap waaronder de aardeweg dreunt - doch vaak ook is hij overladen. Het zelfde geldt voor den bouw van het verhaal: flink en breed, maar met soms een krommen aanwas, tengevolge van een zeker gebrek aan geestelijke verfijning, en aan zuiver inzicht. Het begin, vaak voortreffelijk, steeds beter dan het slot; doch er zit altijd scheut in het verhaal, en ten slotte, ondanks hier en daar eenige romantische oppervlakkigheid, steeds een levendige gulheid, die aangenaam verrast.
Urbain. van de Voorde, wiens verzenbundel De Haard der Ziel in het bijzonder aandacht verdient, behoort ongetwijfeld tot de besten onder de jonge dichters, die in den laatsten tijd aan Vlaanderen's rijk voorziene tafels zijn komen aanzitten. Zijn verzen hebben nog niet den diepen klank van het in twijfel en smart of in hooge levensvreugd gebaard gedicht. Doch gedachteleven en het onrustige gevoel van den man, die weet dat hij den levensstroom bevaart, en hoe, waar hij ook heen zal sturen, onzekerheid en twijfel zijn metgezellen zullen zijn - die eigenschappen spreken reeds luid in het werk van Urbain van de Voorde. De Haard der Ziel, al is dit boek een eersteling, overtreft in waarde en als belofte voor de toekomst, vrijwel al wat in het tijdvak 1920-1921 van de hand van jonge Vlaamsche schrijvers in het licht is verschenen.
Maurits Sabbe heeft met Het Kwartet der Jacobijnen de Vlaamsche letterkunde verrijkt. Van Sabbe verwacht men geen verrassing. Van zijn werk weet men dat het de lijn, met Een Mei van Vroomheid en De Filosoof van 't Sashuis aangelegd, zal volgen. Warm-vlotte stijl, vernuftig