Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1921

Kleine verscheidenheden.

I.
Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. 517. - Bachuut.

Is gevormd uit het Fr. Bahut. Zie bij Littré. Groot met leder overtrokken koffer, zegt Verdam, v^o Bahuut. Van de variante Bachuut, ook aldaar aangehaald, volgt een voorbeeld met aanwending tot het vervoeren van ‘costelycken abyten’:

J. Gailliard, Inscr. N.D., blz. 339, kol. 1: ‘Item, ghegheven ende betaelt G..., voor dat hy vuyt Brugge voerde ende tot Dordrecht bracht tot de joncvrouwe van Huesden, twee bachuuten met costelycken abyten ende anders...’ (1487.)

Wijst Bahu hieronder niet op een Staande kas:

Id., id., blz. 276, kol. 1: ‘Daer of de brieven zyn int bahu (bij misslag: bahn) staende naest tcleen beddekin binnen mynen huuse...’ (1488.)

[p. 720]

518. - Gaen tot bider erden.

In den tekst hieronder is er spraak van het aankoopen, ten behoeve van de O.-L.-Vrouwkerk te Brugge, van een zijden kleed, dat ‘gaen’ zou ‘tot bider erden’, dat derhalve hangen zou tot aan den grond, in het Fransch, qui irait, qui descendrait jusqu'à terre. Bij testament van 1333, beschikt ‘Griele, Gillis wedewe van der Leye, slakensniders’, of koopvrouw in laken, zooals volgt:

J. Gailliard, Inscr. N.-D., blz. 284, kol. 1: ‘In teerste willic ende beghere dat men coopt talre beste zyden cleet dat men vint gaende tot bider erden ende dat willic dat blive in Onzer Vrauwen kerke, ende al dat met minen lichame zal bliven commen ter kerke...’ (1333.)

519. - Corenbiter.

Korenbijter heeft gewezen en wijst nog ten huidigen dage op den Opkooper van koren, Fr. Accapareur. Zie bij Verdam, v^o Cornbiter. - Hieronder integendeel wordt eigenlijk daardoor de Koopman in koren bedoeld en wordt het woord in onzen tekst met den ‘Corenmeter’ en met den ‘Corendragher’ in verband gebracht:

J. Gailliard, Inscr. N.-D., blz. 263, kol. 1: ‘Dat int jaer duust v^o xvij..., in de presencie van my openbaer notaris... zyn ghecompareert... Victor Viseric, als deken van der neeringhe van de Corenbiters, Vincent Bataelge, als deken van der neeringhe van de Corenmeters, ende Jan van West, als deken van der neeringhe van de Corendraghers...’ (1517.)

Bovengenoemde personen, handelende ‘over hemlieden ende huerlieder naercommers dekens, ende tghemeene ghezelscipt van de vorseyde drie neringen representerende’, erkennen dat zij van proost, kapittel en kerkmeesters der Onze-lieve-Vrouwkerk te Brugge, in gebruik genomen hebben zekere kapel tot het doen van den kerkelijken dienst hunner nering: deze wordt in eene akte aldaar, gedagteekend van 1676, geheeten: ‘De Neerynghe van de Graniers’.

Edw. Gailliard.