Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1921
(1921)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 584]
| |
Kleine verscheidenheden.I.
| |
[pagina 585]
| |
- en naar die van Verdam: Aanvulling van het hof met meerdere dingplichtigen.
Vurste ofte hofstercking heet het hieronder: Berten, op. cit., blz. 50: ‘Al eyst dat in de zaken ghenomen int advys of ghesloten in rechte vursten ofte hofsterckinghen ghenomen zyn, zo useren de voornomde mannen...’ (Juni 1548.) - Zie ook blz. 132, nrs xxiv en xxv. De Vurste was eigenlijk onafhankelijk van de Hofsterckinghe en ging deze voor, Kon de zaak door het nemen van de drie vursten niet beslist worden, dan waren de mannen gerechtigd om tot het houden van een Hofsterckinghe over te gaan: Berten, blz. 130: ‘De mannen vermoghen in zaken ghenomen int advys of ghesloten in rechte, uut causen hemlieden daertoe mouverende te nemen tot drie vursten, zonder meer, indien zy zo vele vursten behouven om de sake te deciderene... De mannen mochten echter tot drie Hofsterckinghen toe in eene zaak nemen, met drie, met vijf of met zeven mannen, dit boven die ‘van den inhove’ of van het hof dat in de te beslissen zaak betrokken was: Berten, blz. 49: ‘De mannen zyn gheploghen tot drie hofsterckinghen in een zake te moghen nemene, deerste met drie mannen. tweetste met vyfve, ende de derde met vii, zonder nochtans in als tghetal van zevenen te excederene, al boven de mannen van den inhove.’ (1548.) In de besprekingen gehouden (Juni 1548) tusschen de commissarissen van den Raad van Vlaanderen en de afgevaardigden van het leenhof, treffen wij plaatsen aan in den aard als volgt: Berten, Vieuxbourg, blz. 66: ‘Hoewel de ghedeputeerde te deser present ghenouch twyfelen of de voorscreven costume in haer zelven absoluut ende zonder scrupule es...’ | |
[pagina 586]
| |
Blz. 69: ‘Maer omme dat eeneghe van den ghedeputeerden in tobserveren van desen article scrupule maken, zo es gheadviseert daer op te letten ende metten ouderlinghen te sprekene...’ Blz. 70: ‘Nietmin, overmidts dat de ghedeputeerde te desen present niet verzekert en zyn van der usancie van desen laetsten pointe...’ Blz. 78-79: ‘Overmidts de twyfelachtichede ende scrupule die de ghedeputeerde daerinne vinden...’
En daarop volgen vermeldingen zooals hieronder:
Naer renforcement (van raede) van mannen:
Blz. 75: ‘Naer renforcement van raede van mannen, zo es gheresolveert dat...’ Blz. 78: ‘Naer renforcement van mannen op dit article..., zo waeren gheinclineert tzelve te laten...’
Naer, of By versterckinghe van mannen:
Blz. 76: ‘Naer versterckinghe van mannen, es de finale clausule int originale verandert in der maniere...’ Blz. 77: ‘Naer versterckinghe van mannen, zo bevind men de usancie zulc zynde...’ Blz. 79: ‘Ende sichtent, by versterckinghe van mannen, die ghestelt ut hic...’
Deze procedure was evenwel niet eigen aan het leenhof van den ‘Oudenburch’ van Gent. Zij maakte deel uit van de oudere wetsgebruiken, die, althans sedert de XIIIe eeuw, op de leenen in Vlaanderen van toepassing waren. De geleerde heer L. Gilliodts-van Severen heeft, in zijn Coutume du Bourg de Bruges, IIIe deel, blzz. 199-310, een ‘Leenboek’ uitgegeven. dat hij ‘Leenboek van der mannen (van Vlaendren)’ betiteld heeft, alhoewel het een nadruk is van een traktaat betreffende ‘het Ouderburgsche of Graef Kasteel’ van Gent, dat, op last van het gezegde hof en met aanpassing van den titel ‘ende sonderlinghe vanden Casteele te Ghendt’, ten jare 1528 te Antwerpen gedrukt werd. (Zie op. cit., blzz. 193-194.) Het oorspronkelijke stuk ‘naer costume ende ordonanche sLands van Vlaendren’ zou echter veel ouder zijn, zou namelijk van de XIIIe eeuw dagteekenen, en zal wel het algemeen leenrecht van Vlaanderen betreffen. In het artikel CLVIII en vlgg. is er spraak van de Hofsterckinghe. Wij nemen er de volgende bepalingen uit over: | |
[pagina 587]
| |
Cout. Bourg Bruges, blz. 287: ‘Die mannen moghen... niet meer nemen dan iij veursten... Derste veurst staet ten costen van partien... Naer ene veurst moghen de mannen wel hofsterkinghe neimen van al zo vele mannen als zy willen, haer huus ghenoten. Ende als die mannen van der hoofsterkinghe in hove commen, moghen zy wel nemen twe veursten ende niet mer... Dus zyn drie veursten ende iij hoofsterkinghe... Ende alle hoofsterkinghe, zonder deerste veurst ende deerste hoofsterkinghe, gaen up de mannen, niet up partien.’ De belangen van de partij waren derhalve gevrijwaard, daar de kosten van het houden van ‘Hofsterkinghe’ ten laste vielen van de mannen en niet van de partij.
Het zal wel der aandacht waard zijn, hier het formularium in oogenschouw te nemen, dat door genoemd ‘Leenboek’ in zake ‘hofsterkinghen’ was voorgeschreven.
Bij het nemen van ‘Hoofsterkinghe’ moesten de mannen aan den baljuw verklaren: (Blz. 288.) ‘Zo ne bein icx niet zoo vroet, no ne kenne hem, die mannen zyn, niet zoo sterc, no thof niet zo ghestoffeirt van mannen, up die tyt van nu, ic ne neme omme veurst ende beghere thoof ghesterct te hebbene met deisen... minen husghenoten...’ ‘Te wat daghe’, vroeg dan de baljuw, en het antwoord luidde: ‘Van heiden deisen daghe in xiiij nachten’. Maar zeg mij, zoo ging de baljuw voort, ‘hoe ic die mannen int thof ghecrighen’ zal. De mannen, die om ‘hofsterkinghe’ verzochtten, antwoordden hierop: ‘Bailliu, dat ghyse bin viij daghen naest volghende daeghd, mont sprekens of te haren huus, met mannen van sheren weghe ende met ij mannen van den hove of meer, omme ten daghe te zine, ende danne manen also voort also men doet van eene veurst’. Wanneer nu ‘hofsterkinghe ghenomen es’, nl. als de dag gekomen is: (Blz. 289.) ‘Zo zal de bailliu manen ofzy (die om hofsterking verzocht hebben) thof zo sterc kennen dat zy vermoghen wet te doene van der zake daer zy de hofsterkinghe omme namen; ende wisen zy jaet, zo sal mense manen dat zy de veurst uten, of zys vroet zyn, of daer toe doen dat zy schuldich zyn te doene...’ | |
[pagina 588]
| |
Daarna bepaalt nog het formularium, wat de baljuw te doen heeft als ‘die mannen ter hofsterkinghe niet ghedaecht zyn al eist ghewyst, of zinnen (belet) hebben ende niet commen, of niet commen ne wilden...’ (Blzz. 290-291.)
Er is nogmaals spraak van Hofsterkinghe in ‘Dit es den bouc vanden leenen ende de privilegen van dien’, van Roeland de Baenst, ridder, geschreven ten jare 1480, en door L. Gilliodtsvan Severen, op. cit., blzz. 311-347, opgenomen naar een handschrift dat ter stadsboekerij van Brugge berust: (Blz. 343.) ‘Hoe vele vorsten ende hoft sterkinghe (sic) datmen nemen mach... Na eene vorste, so moghen de mannen hofsterkinghe nemen up also vele mannen als zy willen. Ende...’ | |
500. - Hervaertghelt.Hetzelfde als Heervaertgelt, of Geld opgebracht tot bestrijding der kosten van een krijgstocht, Belasting betaald voor het onderhoud van het leger (J. Verdam). Twee zonderlinge voorbeelden hieronder, in zake van betaling van ‘hervaertghelt’ door een leenman: onderscheid, wat het betalen van het onderhavig recht betreft, wordt gemaakt tusschen een leenman, waarvan de heer of ridder of schildknaap was; het geëischte recht mocht enkel gedurende 40 dagen gevorderd worden: Staatsarchief te Brugge, Fonds Veurne, Charters, voorloopig blauw nr 822, akte van 5 April 1497: ‘Staende tvornoemde leen te trauwen..., gheldende jn rechten dienste hervaertghelt, te wetene es de heere van desen hove rudder twee naemsche penninghen sdaechs, ende es hy sciltcnape eenen naemschen penninc sdaechs, ende dit, als de vornoemde heere met mynen gheduchten heere grave van Vlaendren ligghet jn dienste ten cante van den lande, veertich daghen lancgheduerende ende niet langher.’ Hier volgt een voorbeeld met onderscheid tusschen ridder en ‘maerschcnape’: Id., Fonds van den Burg van Veurne, id., voorloopig blauw nr 835, akte van 26 Mei 1521 (Denombrement van een leen): ‘Gheldende jn dienste hervaertghelt, es te weitene als de heere vanden voorseiden hove ligghet jn dienste van zyne prince, es hy rudder twee ponden parisise daeghs, ende es hy maerschcnape een penninc sdaeghs, xl daghen lanc...’ | |
[pagina 589]
| |
In een denombrement gedaan door Jan den Poortere, van een leen gehouden van den hertog van Bourgondië, als van zijnen Burg van Veurne, staat bepaald: ‘ende waert by also, dat min gheduchte prince ute laghe met sinen mannen, so moetic Jan voirseid hem dienen. xl. dagen lanc up mins selves cost’. Wat de onderleenen betreft, zij waren ‘hervaertgheld’ verschuldigd in dezer voege: Id., Id., voorloopig blauw nr 806, akte van 1434: ‘Ende waert by also dat de voorseide Jan vte laghe met sinen prinche, so moeste dit voorseide leengoed - (er is hier eigenlijk spraak van een onderleen) - Janne gheven vyf scellinghen parisise sdaghes van elken ghemete, xl daghen lanc gheduerende.’ De belasting werd geheven per gemet en was gedurende veertig dagen verschuldigd: Id., id., voorloopig blauw nr 823, akte van 25 September 1499: ‘Ende gheldende in rechten dienste elc ghemet eenen penninc parisise sdaechs, veertich daghen lanc ghedurende, als de heere van desen hoeve vut ligghet ghewapent ten cante vanden lande van Vlaendren, ende es hy rudder zo dobbleert den dienst.’ Herwaert (sic, te lezen: Hervaert) ghebieden is Den heerban uitschrijven, of Ter heervaert oproepen (J. Verdam, vo Heervaert). Ziehier tot wat verplichtingen al de leenmannen van het hof van Lichtervelde gehouden waren: Staatsarchief te Brugge, Fonds van den Burg van Brugge, Charters, oud nr 5395, voorloopig blauw nr 2203, akte van 10 Februari 1497: ‘Item waert zo dat de heere vanden lande van Vlaenderen dede ghebieden gherechte herwaert ende de leenhoudre van desen voorseiden leene daer toe vermaent worde alzoot behoort vanden heere of vrauwe van Lichtervelde, so moet hy hem selven wapenen te zynen coste, met zulcke wapene ende met sulcken peerde als daermede dat hy ziin lyf aventueren wille, ende met een glavie jn ziin hant commen te Lichtervelde jnt hof, den heere of vrauwe te dienste, hemlieden dienen vp zynen cost alzoo verre als de palen van Vlaendren gaen; ende waert zo dat de heere of vrauwe van Lichtervelde den leenhoudere te dienste hebben wilde buuten lande, daer zoudene de heere of vrauwe moeten onthouden van allen costen, alzoo hem behooren soude, maer soude moeten bliven dienende.’ Hervardpenghe, in eene akte van 1222: Léop. van Hollebeke, L'Abbaye de Nonnenbossche, blz. 104: ‘Ego Michael de Harnis... ecclesie de Buscho... in perpetuam elemo- | |
[pagina 590]
| |
sinam contuli... denarios qui vulgo Hervardpenghe dicuntur et quos michi annuatim ecclesia illa solvere solebat, de terra illa quam in dominio meo possidet apud Steinewerke...’ (Sept. 1222.) | |
501. - Gheven halm ende wettelike ghifte.Is eene formule van overdracht van onroerend goed. Belangwekkende bijzonderheden en teksten komen voor bij Stallaert, Gloss., vo Halm, en bij Verdam, vo Gifte 2o alsook vo Halm. Men zie verder ons Gloss. à l'Inventaire Arch. Bruges, vo Halm. Een tekst volgt uit het jaar 1311: Staatsarchief te Brugge, Fonds Abdij van Sint-Andries, Charters, oud nr V. 24, voorloopig blauw nr 7226: ‘Wie..., scepenen in tSaeftinghen..., doen te wetene... dat wie hebben ghesien ende ghelesen eene lettre onbesmet van eenigher rasure ende..., jn dire manieren als hier na staet ghescreven: Men zei ook eenvoudig Gheven wettelike ghifte:
Archief O.-L.-Vrouwkerk te Brugge, Charters, voorloopig nr 8862. ‘Dat cam vor ons Michiel f. Boudeloots... ende ghaf wettelike ghifte den here Janne van Blankenberghe... van zesse ymete lands... licghende inde prochie te Vutkerke..,’ (Akte van 18 October 1320. - Een Latijnsche akte, die naar deze charter verwijst, heeft: ‘...sex mensuras terrarum..., jacentes infra parrochiam de Vutkerke, quas idem dominus Johannes [de Blanckenberghe] emit erga Michaelem filium Boudeloots...’) Id., id., voorloopig nr 826: ‘Dat cam voor ons Robrecht die Buekel ende verCelie zyn wijf ende ghaven wettelike ghifte Janne Hanken... vander heltscede van zevene ymete lands...’ (Akte van | |
[pagina 591]
| |
27 Augustus 1349. - Een Latijnsche akte heeft: ‘...Medietatem septem mensurarum terrarum ...quam medietatem Johannes Hanx emit erga Robertum dictum Buekel et Celiam eius uxorem...’) En Halm ende ghifte werpen: Staatsarchief Brugge, Fonds Burg van Brugge (Coucy), Charters, oud nr 7430, voorloopig blauw nr 3007: ‘Vanden welken coope de voors. vercoopere houd hem wel vernoucht, hevet... halm ende ghifte gheworpen den voors. coopere wel ende wettelycke naer der costume ende usage vander voors. vierscare ende hevets hem ywed ende belooft ywarscap zonder calaenge jeghen allen lieden quite land om quite ghelt...’ (Akte van 30 November 1460.) Ook nog Vutghanc (Uitgang) ende wettelike ghifte gheven, waarin door het woord Uitgang bedoeld wordt het gaan uit erve van het verkochte goed: Staatsarchief Brugge, Charters, oud nr Acq. 1846, voorloopig blauw nr 7725: ‘Ende ghaven aldaer vutghanc ende wettelike ghifte van alt trecht dat zy doen ten tyden hadden an vyf ghemeten lands...’ (Akte van 5 Februari 1509, verleden voor notaris Adriaan ‘de Abiele’.) Gheven halm ende wettelicke ghifte... ten tytle van loyalen coope luidt het in eene akte van 1640: Staatsarchief te Brugge, Fonds Brugge, Charters, oud nr 5359, voorloopig blauw, nr 6274: ‘Ende ghaven halm ende wettelicke ghifte aen ende tot proffiete van Sr P., present ende t'selve accepterende over hem ende syne naercommers, ende dat ten tytle van loyalen coope danof ghedaen ten stocke van J., gheswooren stochouder deser stede..., van een huus staende...’ (Akte van 17 April 1640.) Een Saertre van ghifte was een Akte van verkoop: Staatsarchief Brugge, Fonds Brugsche Vrije, Charters, oud nr 5430, voorloopig blauw nr 2106: ‘Up twee ymete lants, twelke voorseide land dat L. cochte jeghen P., also die tsaertre vander ghiften die daer of es wel verclaerst, mencioen maect ende in houd...’ (Akte van 6 Mei 1401.) Gherecht zyn by coope ende wettelycke ghifte wees op de gedane overdracht van goed: Archief O.-L.-Vrouwkerk te Brugge, Charters, voorloopig nr 799: ‘In welcke voorschreven zes ghemeten... Adriaen de... gherecht was by coope ende wettelycke ghifte van dheer Gillis de..., volghende sijne ghifte dannof synde...’ (Akte van 14 Mei 1652.) | |
[pagina 592]
| |
502. - Bestedinghe.Is hetzelfde als ons woord Aanbesteding en is in een fransche akte vertaald door ‘Rebail’: L. Gilliodts-van Severen, Cout. du Franc, III, 233: ‘... Aultrement a faulte de ce, serait a craindre une generale inondation de tout le pays circonvoisin, nous avons bien voulu requerir qu'incontinent veuilliez entendre au rebail ou bestedinghe des reparations des dictes dunes...’ (Brieven van den prins, van 25 Mei 1628.) | |
503. - Vrede: goede vrede doen.Goede Vrede doen uit den tekst hieronder, is niet Donner bonne trève, zooals door D. Berten vertaald werd. Daardoor wordt integendeel bedoeld, dat de inwoners van de in spraak zijnde heerlijkheid van Nevele, elkanders land, - bij voorbeeld het zaailand van een gebuur, - door gepaste afsluiting, behoorlijk dienden te vrijwaren tegen de schade die door hun grasbeesten zou kunnen veroorzaakt worden: D. Berten, Cout. Seign. enclavées Vieuxbourg Gand, blz. 517: ‘Men ghebiet van weghen heere ende weth vanden lande van Nevel, dat men by desen, naer oude costume, is ghebiedende de halfmaert vrede, by de welcke eenen yeghelicken bevolen wort elckanderen goede vrede te doene onthier ende xiiij daeghen naest commende, en alle rechtvaerdighe weghen te opene ende onrechtvaerdighe te stoppen...’ (Rond 1666.) De Halfmaert-vrede is ook niet la paix (ou trève) de mi-mars, maar wel de Keure van halfmaart, waardoor het ‘vreden’ of afsluiten, d.i. het Stoppen, ‘Besluten’ en ‘Betunes’ van stukken land bevolen werd. Men vgl. met onze aanteekeningen op Vreden: Syn goet vreden, enz., in onze Keure van Hazebroek, IVe deel, blz. 500, kol. 1, nota, - en op Stoppen, Bevreden, enz., in Versl. en Meded., jaarg. 1912, blz. 915-917. Edw. Gailliakd. |