| |
| |
| |
Vergadering van 19 Mei 1921.
Zijn aanwezig de heeren: Omer Wattez, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren: Karel de Flou, Dr. Lod. Simons, Prof. Dr. A. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, Kan. Amaat Joos, Dr. Hugo Verriest, Isid. Teirlinck, Dr. Leo Goemans, Prof. Dr. J. Mansion, Prof. Dr. Leo van Puyvelde, Prof. J. Vercoullie, Mr. Leonard Willems, Prof. Dr. A. Vermeylen, Dr. A.-J.-J. Vandevelde, Joz. Jacobs en Prof. Karel van de Woestijne, werkende leden;
De heeren Dr. Jul. Persyn en Herman Teirlinck, briefwisselende leden, en Prof. Dr. H. Logeman, buitenlandsch eerelid.
***
De Bestendige Secretaris geeft lezing van het verslag over de April-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Académie Royale de Belgique. Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques. Mémoires, coll. in-8o, 2me série, T. XV, Fasc. I: Glaesener (H.). - La Révélatrice d'un Peuple. Bruxelles, 1921.
Id. Classe des Beaux-Arts. Mémoires, coll. in-8o, T. I, Fasc. III: Blareau (L.). - Histoire de la création et du développement du drame musical, particulièrement en Italie, depuis l' ‘Euridice’ de Péri jusqu'à l' ‘Orfeo’ de Gluck. Id.
| |
| |
Royaume de Belgique. Ministére de l'Industrie, du Travail et du Ravitaillement. Administration des mines et Inspection du travail. La situation des industries belges en décembre 1920. Bruxelles, 1921.
Tijdschriften. - Arbeidsblad, April 1921. - Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques, nos 2-3, 1921. - Id. de la Classe des Beaux-Arts, nos 1-3, 1921, et Programme du Concours annuel pour 1925.
Door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant:
Afbeeldingen van kerken, kasteelen en andere gebouwen in oostelijk Noordbrabant, door H. Spilman, met aanteekeningen van Jhr. Mr. A.F.O. van Sasse van Ysselt. 1e stuk. Z. pl. of j.
Door de ‘Vereniging tot vereenvoudiging van onze schrijftaal’:
Vereenvoudiging, orgaan van de Vereniging. - 24e jaargang, 11 Mei 1921. Nummer 3. (36 exx.)
Door de ‘Societa Piemontese di Archeologia e Belle Arti’, te Turijn (Italië):
Bollettino. Publicazione trimestrale, nrs 1-4, 1919.
Door Kan. Dr. Jac. Muyldermans, werkend lid:
De Tijd, 9de, 11de en 12de dl.
Zevende Jaarboek der letterkundige Vereeniging Jan Frans Willems. Antwerpen, 1890.
Redevoeringen door Hendrik Conscience. Id., 1861.
Pol de Mont. - Waarheid en Leven. Gedichten. Brugge, 1877.
Een Zwanenzang door Jan van Beers, en De Zending der Vrouw door Hendrik Conscience, uitgegeven ten voordeele der Weduwe en Weezen van Eug. Zetternam. Antwerpen, Gent, Amsterdam, z.j.
Handelingen der Gelukzalige Neger-Martelaren van Oeganda. Antwerpen, z.j.
Wat de katholieken te wachten hebben van den invloed van Duitschland (door Frans Hoefnagels). Ontleend aan het Eindhovensch Dagblad. 1918. Eindhoven.
Appelmans (Al.). - Au Pays des fruits et du houblon. Etude monographique sur la situation économique et sociale à l'ouest de Bruxelles. Conférence faite à la Société d'Economie sociale. Préface de M. Brants, professeur à l'Université de Louvain. Malines, Bruxelles, 1905.
Door den heer Dr. M. Sabbe, briefwisselend lid, te Antwerpen:
Uit de Briefwisseling van Clusius met Chr. Plantin en J. Moretus. (Overdruk uit Het Boek. 's Gravenhage, z.j.)
| |
| |
Door den E.H.J. Salsmans S.J., te Leuven:
Adam in ballingschap van Joost Van den Vondel, met aanteekeningen door J. Salsmans, S.J. Vijfde druk. Leuven, 1921.
Door den heer M. Basse, Nicuwland 26, te Gent:
Het Aandeel der Vrouw in de Nederlandsche Letterkunde, door Maurits Basse, Leeraar aan het Koninklijk Atheneum, te Gent.Tweede deel. Gent, 1921. (Uitgave van het Willems-fonds, nr 158.)
Door den heer Mr. De Hoon, te Brussel.
Aanhangsel behoorende bij de Grondbeginselen van Belgische Strafvordering, door Mr. de Hoon, Z. pl. of j.
Door den heer Dr. Paul van Oye, te Tasikmalaja (Java):
Over het geheugen bij de Platwormen en andere Biologische waarnemingen bij deze dieren, door Dr. Paul van Oye.
Microbiologie in de Tropen, speciaal in Nederlandsch Indië, door denzelfde. (Twee overdrukken uit het Natuurwetenschappelijk Tijdschrift. Dec. 1920 en Jan. 1921.)
Een Wandeling naar Tjipanas bij Garoet, door denzelfde. (Overdruk uit de Trop. Natuur, nr 4, 1921.
Door de Redactie:
Nederlandsche Bibliographie, Maart 1921.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatstverschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Biekorf, nr 4, 1921. - Neerlandia, Mei 1921. - De Opvoeder, nrs 12-14, 1921. - De Schoolgids, nrs 10-13, 1921. - Sint-Cassianusblad, nrs 4-5, 1921. - Studiën, Mei 1921. - Tooneelgids, VIIe j., nr 2. - De Kleine Vlaming, Mei 1921. - La Vie diocésaine, avril 1921. - Dietsche Warande en Belfort, April 1921.
Voor den Aug. Beernaert-Prijskamp (1920-1921) werd ingezonden:
Sichemschc Novellen, door Ern. Claes. Leuven-Leiden, z.j. (1921.)
***
Ingekomen brief. - De Bestendige Secretaris stelt de Vergadering in kennis met den hieronder volgenden ingekomen brief:
| |
| |
Geneeskundige dienst bij het Leger. - Bij brieve van 3 Mei, verzoekt de heer Minister van Landsverdediging de Academie, hem een driedubbele lijst voor te stellen van burgerlijke geneesheeren, waaronder een zou kunnen aangesteld worden om deel uit te maken van de Jury belast met het afnemen van het examen A der Militaire geneesheeren, wat de practische Vlaamsche proef betreft.
- Worden door de Academie aangewezen, de heeren:
Prof. Dr. Frans Daels, briefwisselend lid der Academie, te Gent.
Dr. Sano, bestuurder der Colonie van Gheel, en
Dr. Terlinck, te Brussel.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o) Driejaarlijksche wedstrijd voor Nederlandsche letterkunde. 15de tijdvak (1918-1920). - Werden, door Koninklijk Besluit van 22 Maart 1921 tot leden van de Jury benoemd, de heeren: O. Wattez en Dr. L. Scharpé, leden der Academie; K. Ellebaers, leeraar te Herenthals; Mr. J. Muls, advokaat, te Antwerpen, en Pater J. Van Mierlo, S.J., te Drongen.
2o) Mayombeesche Spraakkunst (als bijvoegsel op: Mayombeesch Idioticon), van Pater Bittremieux, missionnaris in Congo. - De verslagen van Prof. Vercoullie en van Prof. Mansion werden door den Bestendigen Secretaris aan den Schrijver medegedeeld.
3o) Van de pers gekomen uitgave. - Den 13 Mei werd aan de heeren Leden verzonden het IIe deel van het Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen, enz., door onzen geachten Collega Karel de Flou. - De gebruikelijke schikkingen werden verder getroffen voor de verzending van genoemde uitgave.
| |
| |
Daar, ten gevolge van de thans heerschende papiercrisis en de tegenwoordige hooge loonen, het werk van den Heer K. de Flou gevaar loopt stilgelegd te worden, acht de Bestendige Secretaris het noodig de heel bijzondere aandacht van den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten op de dringende noodzakelijkheid te vestigen, die zoo belangrijke uitgave onverwijld en met allen bekwamen spoed voort te zetten. Hij heeft dan ook aan den Heer Minister een dringend betoog gezonden, waarbij hij hem, tot voorlichting, de hieronder volgende stukken ter inzage heeft voorgelegd:
Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen, Vlaamsch-Artesië, Guînes, Boulogne, enz. door den heer Karel de Flou. - Memorie van toelichting door Schrijver, den 14 Juni 1911, in vergadering der Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde voorgelezen en thans, - Mei 1921, - door hem als hieronder volgt aangevuld:
Sedert 42 jaar, weliswaar met enkele jaren tusschenpoos, werd door ons gearbeid aan het samenstellen van een Toponymisch Woordenboek van het aloude land der Vlamingen.
Het grondgebied, dat wij onder die benaming verstaan, omvat de volgende gewesten:
1o) | het voormalige vierde district van Zeeland, namelijk het land gelegen tusschen de Schelde ten noorden. den Brakman ten oosten, het Zwin ten westen en de provincie Oost-Vlaanderen ten zuiden; |
2o) | de noordwestelijke hoek der huidige provincie Oost-Vlaanderen, die, tot bij den aanvang der XIXe eeuw, tot het Brugsche Vrije behoord heeft, namelijk de streek rondom Eecloo en Maldeghem, tot en met Ursel en Knesselare; |
| |
| |
3o) | de geheele provincie West-Vlaanderen, aldus met inbegrip van de gemeenten oostwaarts van de Leie gelegen, die voorheen van de kasselrij van Audenaarde afhingen, maar van eeuwen her met West-Vlaanderen hebben samengegaan; |
4o) | het gedeelte van het voormalige Westkwartier van Vlaanderen, dat nu tot Frankrijk behoort, namelijk de kasselrijen Bergen-St.-Winocs, Cassel en Broekburg, met toevoeging van het oude Belle-Ambacht; |
5o) | de steden St.-Omaars en Ariën, met de omliggende plaatsen van het voormalige Vlaamsch-Artesië; |
6o) | het Land van den Hoek, dat zich, in eene smalle strook, van aan St.-Omaars tot aan de zee uitstrekt; |
7o) | het gewezen Graafschap Guînes, eertijds Ghisene geheeten; |
8o) | het gewezen Graafschap Boulogne, of Boonen, tot en met de rivier de Canche, die de uiterste grens van het Nederlandsche taalgebied geweest is binnen den historischen tijd; |
9o) | enkele plaatsen in den noordwesthoek van het Graafschap Ponthieu, namelijk deze tusschen Montreuil en Bercksur-Mer gelegen; |
10o) | al de plaatsen, die eenen naam dragen, in de monding der Wester-Schelde, en langs de kusten der Noordzee, der Vlaamsche Zee, en voorbij de Hoofden, tot zuidwaarts van Boulogne toe. |
***
Voor geheel dat geografisch gebied ligt thans eene rijke tekstenverzameling voor den druk gereed.
Al deze teksten en aanhalingen werden alleen uit vertrouwbare oorkonden gelicht, die wij verder zullen aanduiden.
Zij zijn betrekkelijk tot de namen van:
landstreken, kasselrijen, ambachten, groote domeinen, enz.; - steden, gemeenten, parochiën, wijken en gehuchten; - heerlijkheden, leenen, achterleenen, hoofdijen, diensten, tiendehoeken en -spleten, rentelanden, enz.; - kasteelen, hofsteden,
| |
| |
kerken en kapellen, kloosters en abdijen, bedevaartplaatsen, kruisen, oude boomen, enz.; - polders, wateringen, schorren en slikken; - velden en heiden, vrijgeweiden, heernissen, enz.; - straten en wegen, voetpaden, stiëen en slagen; - zeeboezems, kreken, stroomen, rivieren, beken, watergangen, dilven, trek- en losgrachten, poelen, vijvers, klok- en waterputten, zwalmen en zwanen, moeren, vriezen, enz.: - akkers en zaailanden, graslanden en weiden, meerschen, bosschen, vlogen, donken en elsten; - duinen, pannen, zandvleugen, blekkaards, stranden, zeebanken, vaarwaters en geulen, diepten en droogten, visscherijplaatsen, enz., langs en in de zee; - heuvels en dalen, hoogten en diepten, koppen, kouters en faliën, - kortom alle plaatsen en zaken, die eene toponymische benaming dragen of ooit in den loop der tijden gedragen hebben.
***
Bij elken opgenomen naam worden, zoover het mogelijk is, doch altijd zeer beknoptelijk, de teksten en bewijsplaatsen medegedeeld, waarin die naam, zoowel in 't Latijn, als in 't Fransch en in 't Vlaamsch, in echte oorkonden en in zijne toenmalige spelwijze - foutief of niet - voorkomt. Alleen daar, waar op de speciale beteekenis van een woord of een feit te letten valt, worden uitvoeriger aanhalingen medegedeeld, waaruit vaak een onverwacht licht over historische bijzonderheden zal opgaan.
Het ware onbegonnen werk, voor een bepaalden plaatsnaam uit elke eeuw één of ten hoogste een paar typen voor oogen te brengen. Daarbij ware 't den lezer recht op een dwaalspoor leiden. Er hoeft immers gelet te worden op de geregelde opkomst, verbreiding en verdwijning der onderscheiden schrijfwijzen, die naast elkaar bestaan hebben, met opgave van plaats en jaartal, ten einde later uit die bescheiden een genoegzaam aantal getuigenissen te kunnen vooropstellen, voor wie de geschiedenis der spellingsstelsels en het verloop van het klankwezen wil nagaan, ook op een ander gebied dan het door ons gekozene. Zoo vindt het zijne verklaring, waarom wij voor de namen van zekere steden, dorpen en gehuchten weleens een zeer lange reeks citaten geven, die voor plaatsen van minder gewicht wel overtollig zouden wezen.
| |
| |
Ons woordenboek zal op die wijze een repertorium zijn van allerlei bescheiden, dienstig om veel verkeerde overleveringen en wanbegrippen over den voortijd uit den weg te ruimen, en tevens om bij duizenden bronnen bekend te maken, die tot dusver door de schrijvers van monografieën noch gebruikt, noch vermoed zijn geworden.
Woordverklaring wordt slechts dán gegeven, wanneer de rechte beteekenis van een naam uit historische gegevens of uit onwraakbare teksten blijkt. Edoch, bij honderden woorden zal de beteekenis der zaak door de citaten zelven gegeven worden. Voor nog niet op te helderen benamingen laten wij liefst alle gissing ter zijde: tot heden toe zijn de meeste verklaringen van dat slag maar struikelsteenen geweest, die den weg naar de echte waarheid zijn komen bemoeielijken.
Aan de etymologie der plaatsnamen kan toch, in den huidigen staat der wetenschap, nog niet zeer ernstig gedacht worden. De tijd daarvoor zal eerst aanbreken, wanneer nagenoeg alle cartularia, alle land- en cijnsboeken, alle kaarten en beschrijvingen van groote domeinen uit het Nederlandsch taalgebied zullen zijn geëxcerpeerd en getoetst aan de bestaande toponymen en de dingen waarop deze toegepast worden. Thans daarover ingaan, heeten wij den wagen voor de paarden spannen; in elk geval zou het nog geene degelijke uitkomsten leveren. Wie toch maakt een naam bevattelijk, zonder eerst alle oudere en nieuwere schrijfwijzen ervan vergeleken, en de plaatselijke uitspraak ervan gehoord te hebben; zonder uit kaarten en landboeken èn ligging, èn gedaante èn eigenschappen van het voorwerp, dat door dien naam beduid wordt, nagevorscht en gevonden te hebben? Zeker zijn er van stonden aan plaats- en landbenamingen, waarvan de rechte beteekenis mag opgegeven worden, zonder vrees voor ze later te hooren wraken; dezulke, - zeer weinig in getal - zullen wij in onze verzameling mogen kenbaar maken, al ware het maar om aan latere bewerkers nuttelooze opzoekingen te sparen.
***
Het verband tusschen Plaats- en Geslachtsnamen is van overlang in veler oog gevallen. Dit mocht hier niet worden voorbijgezien, te min dewijl beide soorten van namen malkaar
| |
| |
kunnen verklaren. Daarbij dient aangemerkt, dat het bestaan van vele plaatsen voor het eerst gebleken is uit de namen van personen, afkomstig uit, of bezitters van diezelfde plaatsen. En, omgekeerd, worden tallooze familienamen nu eerst verduidelijkt door de opgave van de toponymen, die er aanleiding toe gaven.
Wat gezegd immers van geslachtsnamen als: van Crombrugghe, van Picquendaele, van Looringhe, Van de Cazeele, de Ghelcke, Noircarmes, Steeghers, Uuterzwane, Van Rossem, Versnaeyen, Verstappen, Vrieze, Waepoel, enz., als niemand teksten bij de hand heeft waarin de plaatsen genoemd worden waar deze adellijke en burgerlijke namen van afstammen? Dit alles nu zal men in onze verzameling aantreffen, vaak met andere historische aanduidingen, die voor de volkskunde, de legende en de kennis van overoude gebruiken niet te versmaden bijdragen zullen blijken.
***
Vele dingen, waar nu verkeerdelijk een bepaalden oorsprong aan toegeschreven wordt, op grond van gelijkluidende benamingen, of zaken die doorgaans vermeld worden als behoorende tot een zeker tijdvak onzer vaderlandsche geschiedenis, zullen in het Toponymisch Woordenboek te voorschijn treden ofwel als geheel iets anders, ofwel als passende bij veel vroegere of veel latere omstandigheden. Zoo is 't geval met de Aarden, de Evangelie- en Preekboomen, de Ommegangen, Leugenmeeten, Klokputten, Zwanen, Vriezen, Ingels, Eeken, Loo'n, Cassels, Hulsten, Schreiboomen, Maren en Meiren, Munsters, Mijlen, enz.
***
Eenige woorden thans over onze bronnen en ons apparaat.
Deze bronnen zijn zoo menigvuldig als rijk in soorten. Het zijn hoofdzakelijk de volgende:
1o) | alle oude charters, en bij gemis aan deze, of tegelijk ermede, de cartularia, die in eene gemeente bewaard worden of in andere verzamelingen nog voorhanden zijn, en tot de geschiedenis dier gemeente behooren. Verder de cartularia van gemeente,
|
| |
| |
| kerk, armendisch, abdij, hospitaal, enz.; somwijlen ook de oude resolutieboeken van het beheer dier onderscheidene instellingen; |
2o) | de cijns- en renteboeken dier instellingen, van de XIIe tot de XIXe eeuw, en vaak ook de oude rekeningen van de XVe tot het einde der XVIIIe eeuw; |
3o) | de landboeken of kadasters, ook liggers, slapers, terriers, ommeloopers, prijs- en assignementboeken geheeten, die in zoo grooten getale van de XIIe eeuw tot aan de vervaardiging van het Kadaster dienst gedaan hebben, en voorzeker als de rijkste mijn van inlichtingen mogen gelden, en die dikwijls nog nadere verklaring verschaffen door de vele kaarten, plans en schetsen die daarbij behooren; |
4o) | de hedendaagsche kadastrale kaarten der gemeenten; |
5o) | de advertentiën, van 1790 tot op heden; |
6o) | de officiëele naamlijsten en andere opgaven, namelijk: de atlassen en tafels der buurtwegen; de atlassen en plans der onbevaarbare waterloopen; de oudere en de moderne kaarten van provinciën, gemeenten, polders, wateringen, vrijgeweiden, openbare en bijzondere domeinlanden, kasteelgoederen, boerderijen; zee- en rivierkaarten, opmetingen van allen aard, enz.; |
7o) | de hedendaagsche plaats- en landnamen, zooals deze alleen door de ingezeten landbouwers gekend zijn, en waarin metterdaad de grootste schatten van oud- en middelnederlandsch verborgen liggen. Tot het bemachtigen dezer laatste categorie van namen, hebben wij, sedert den zomer van 1901 een enkwest geopend, niet alleen in Zeeuwsch-, West- en Oost-Vlaanderen, maar ook in Fransch Vlaanderen en het land rondom Boulogne, Dèvres, Samer, Montreuil, St.-Omaars, enz., met het verheugend gevolg dat ons alzoo bij duizenden landnamen kenbaar geworden zijn, waarvan slechts een allerkleinst gedeelte in de door ons ingeziene oorkonden vermeld staan. |
Van kronieken en landbeschrijvingen, als die van Malbrancq, Grammaye, Sanderus, Marchantius en anderen uit de XVIIe eeuw, hebben wij hoogstzelden gebruik gemaakt, en alleen dan, wanneer eene of andere bijzonderheid uit die werken niet mocht verzwegen of onverbeterd voorbijgegaan worden. Den, naar ons oordeel, al te veel afgekeurden Miraeus, hebben
| |
| |
wij in zijn geheel geëxcerpeerd, van de gelegenheid gebruik makende om al de fouten en vergissingen in zake van plaatsnamen terecht te wijzen, zij het volgens de origineele teksten die in ons bereik kwamen, zij het volgens de vergelijking met andere door den druk bekend geworden bewijsstukken. Gelijke correctie hebben wij toegepast op al de verkeerde lezingen, die in al de gedrukte cartularia van West-Vlaanderen en het Noordwesten van Frankrijk voorkomen; en wij achten het geen vergeefsche moeite zulk een lastigen arbeid van uitpluizing verricht te hebben.
Al de ons foutief gebleken namen hebben wij met een * geteekend en daarnaast, tusschen teksthaken, de rechte lezing ervan opgegeven. Hetzelfde deden wij met alle andere verdachte of onzekere lezingen, zelfs met die uit origineele stukken.
Namen van om het even welke plaatsen, die in geschiedkundige werken, zelfs met attributie van jaartallen, als op een gegeven tijd bestaande, vermeld worden, hebben wij uit ons werk gesloten, wanneer de bewering der schrijvers niet door afdoende bewijsplaatsen en oorkonden gestaafd wordt.
Even omzichtig zijn wij te werk gegaan met de algemeene landkaarten, als die van Vander Beke, Mercator, Ortelius, Pourbus, Sanderus, Blaeu, Fricx, Ferraris, Cassini, Mailliart, Bogaert, Van der Maelen, Popp, den Waterstaat, het Institut cartographique de Belgique, en de kaart van den franschen état-major, waarin als het ware gewedijverd geweest is om het meeste getal fouten en misschrijvingen op te leveren.
***
Vraagt ons iemand of onze namenverzameling als volledig kan beschouwd worden, dan verklaren wij gaarne enkel naar volledigheid gestreefd te hebben en de zekerheid te behouden, dat er in de bestaande archieven nog stof genoeg voorhanden is om er eene tweede verzameling, haast even omvangrijk als de tegenwoordige, mede samen te stellen. Men herinnere zich het gebeurde met het Westvlaamsch Idioticon van De Bo, waar onze eigene woordverzameling en die van Loquela naderhand bijgekomen zijn om De Bo's voorraad meer dan te verdubbelen.
***
| |
| |
Aan ons Woordenboek zal een afzonderlijk deel toegevoegd worden, tot nadere toelichting van al het daarin verwerkte materiaal.
Daarin zullen gevonden worden:
a) | de grondbeginselen voor de behandeling der topografische benamingen, tevens met verwijzing naar de te wraken bronnen, de niet vertrouwbare documenten en gedrukte werken, en wat dies meer, om latere werkers den weg te banen en voor misleiding te hoeden; |
b) | inlichtingen omtrent de oude en middeleeuwsche geografie der Vlaamsche gewesten. Dit punt achten wij van zeer groot belang, gezien de verkeerde begrippen die deswegen nog algemeen, zelfs in wetenschappelijke werken, voorkomen; |
c) | eene volledige opgave van al de door ons geëxcerpeerde oorkonden en gedrukte werken, aldus de bibliographie van het vak, wat de door ons behandelde landstreken aangaat; |
d) | een register van al de stamwoorden met hunne verbindingen, hetzij als eerste of als tweede lid der benamingen; |
e) | historische nota's en woordverklaringen, die niet in het Woordenboek zelf hunne plaats konden vinden; |
f) | woordverklaringen, in zoover deze op oorkonden kunnen gegrond worden; |
g) | een historisch overzicht van de opvolgende spellingstelsels, enz. |
***
Het Woordenboek der Toponymie voldoet aan de verlangens der Commissie voor het vaststellen van de spelling der gemeentenamen, vooral wat betreft de vermelding van de spelwijzen dier namen door de eeuwen heen.
Het werk voldoet tevens in de ruimste mate aan den eisch gesteld door het Departement van Openbaar Onderwijs van Frankrijk, onder dagteekening van 25 Januari 1860 en waaraan nooit een voldoende gevolg gegeven werd, wat de landstreken betreft, die van op de belgische grens tot nabij de monding der Somme gelegen zijn. Vandaat de ongewoon groote waardeering, die het boek in Frankrijk geniet, terwijl het in België... allicht geen steun waardig geacht wordt.
| |
| |
Voor de eigenlijke historische wetenschap is reeds stof voorhanden in artikelen als: de Aa; Abdisseweg: Aire-sur-la-Lys, nota's; Alleuwe straete; les Attaques; Ays, Ayshove; Bamburg; Beborna; Beer; Beete; Blauwhuis; Bleekerij-dijk; Broot hofstedeken; Brouway; Brugge, nota's; Brugsche Dijklanden; Breda; Balgvaarden; Buggersbersbergen, enz.
In zake van feodaal recht zal het Woordenboek nogal wat nieuws aan den dag brengen en weleens dwalingen terecht kunnen wijzen. Op dat gebied zie men artikelen als:
Balgvaarden; Buggersbergen; Dienst; Lokedijk-dienst; Berchbroodt; Bertevelde-Thiende; Hoofdij; Brieven; Borchhoren; Vierschare, enz.
De Folklorist vindt inlichtingen onder: Bailleul: - Belhutte; - Bertolfs-kasteel; - La Chapelle, enz.
Ook de zoogenaamde Volksetymologiën worden steeds aangehaald en aan de teksten getoetst.
Tekstverbeteringen, in de Voorrede aangekondigd, ziet men haast onder ieder artikel.
Laat ons wijzen op AEpaticus (Portus -); Bavichove, nota; Bergues; Beringhamma, enz.
DOEL VAN HET WERK. - Uit al de bovenstaande gegevens blijkt genoeg, dat het hoofddoel van onze Toponymie bestaat in de Plaatsnamenkunde op historisch-wetenschappelijke grondslagen te vestigen, en, zoo mogelijk, een einde te stellen aan de voortdurende verspreiding van louter gissingen, verkeerde voorstellingen en naamverklaringen zonder bewijsplaatsen, die nog steeds in allerlei schriften herhaald en betwist worden, zonder dat ooit iemand naar de handvesten omziet. Dit was indertijd het grootste verdriet van G. Kurth.
| |
| |
| |
De Toponymie van Karel de Flou, beoordeeld door Prof. Dr. J. Mansion, hoogleeraar te Luik, werkend lid der Academie.
‘De Toponymie van ons geacht medelid K. De Flou is eenig in hare soort. Zekere toponymisten hebben naamvormen uit gedrukte teksten verzameld; andere hebben zich door het excerpeeren van onuitgegeven archiefstukken verdienstelijk gemaakt; andere nog behandelden den levenden namenvoorraad, de nu nog gebruikelijke benamingen en teekenden die uit den volksmond op, De meesten bepalen zich dus tot een deel van den arbeid.
De heer De Flou is de eenige, die de reuzentaak in geheel haar omvang heeft aangedurfd. Geene andere toponymische studie die, gelijk deze, naar volledigheid streeft; geene die het ideaal der volledigheid zoo zeer nabijkomt. Hier is niets weggelaten, àlles wordt vermeld. Geene stad, dorp, gehucht, geene wijk of buurschap, geen vlek of weide of andere plaats, geen graafschap, heerlijkheid, leen of achterleen, geen kasteel, kerk of hofstede, als ze maar tot het West-Vlaamsch gebied in ruimen zin behooren, worden uitgesloten. In zijne opvatting komt alles in aanmerking. Niet alleen de namen uit het heden, maar ook de namen uit het verleden. Voor deze reusachtige onderneming heeft onze Collega op zoek naar namen moeten gaan in alle archieven van België en Noord-Frankrijk; in alle mogelijke bibliotheken en verzamelingen, in België, in Fransch-Vlaanderen, in Zeeland, in Engeland. Hij heeft alle steden en dorpen van Vlaanderen doorreisd, hij is met den man uit het volk omgegaan, heeft uit zijn gesprek de ware benamingen van berg en dal, van land en dorp vernomen. Geene krant, geene advertentie, geen aanplakbiljet, die hem op het spoor van een naam konden brengen, heeft hij verwaarloosd of over het hoofd gezien.
En deze ontzaglijke stof, dit onafzienbaar materiaal heeft hij tot een geheel verwerkt in een systematisch Woordenboek der Toponymie, dat noch in Frankrijk, noch in Duitschland, noch in Engeland, noch in Holland zijne weerga vindt. Het zou jammer zijn als de dure tijden, die we beleven, het drukken van zulk een standaardwerk moesten belemmeren of uitstellen.
| |
| |
De oorlog heeft Vlaanderen en zijne plaatsnamen heinde en verre bekend gemaakt. Ook Engelschen geven blijk van belangstelling in de Vlaamsche toponymie. In de Times, Literary Supplement, kon men in Februari ll. verschillende brieven van oudstrijders lezen, waarin naar de beteekenis der -ghem en -tun namen gevraagd werd. De Fransche geleerden zullen met des te meer geestdrift de verschijning van De Flou's werk begroeten, daar een groot gedeelte van het onderzochte gebied heden Fransche bodem geworden is. Zoowel in nationaal als in internationaal opzicht zou het voor de wetenschap eene ramp zijn, als de begonnen arbeid moest gestaakt worden. Een monument als de Toponymie van West-Vlaanderen mag niet onafgewerkt blijven.’
Luik, 10 Mei 1921.
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - De heer Dr. Mansion, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Zijn aanwezig de heeren: Mr. Leonard Willems, Karel de Flou, Edw. Gailliard, Prof. A. de Ceuleneer, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, Is. Teirlinck, leden, Prof. Dr. Leo van Puyvelde en Prof. H. Logeman, hospiteerende leden, en Prof. Dr. J. Mansion, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
a] Folklore. - Vraag door den Heer Dr. H. Logeman, hospiteerend lid: Of het niet op den weg der Commissie zou liggen om voor het geheele Vlaamsche Land pogingen in te leiden, tot verzameling van gegevens voor de Folklore.
Op voorstel van den heer Logeman wordt eene sub-commissie van drie leden benoemd, bestaande uit de heeren Is. Teirlinck, Prof. Van Puyvelde en Prof. Vercoullie, om de vraag te onderzoeken en voorstellen in dezen aan de Academie voor te leggen.
| |
| |
b] Sprokkelingen. door Kan. Dr. Jac. Muyldermans. - Dit punt wordt tot eene volgende zitting uitgesteld.
c] Over het 16de-eeuwsch volksboek ‘van de tien esels’ (Kalff, Gesch. 16de eeuw, ll, 158). Mededeeling door Mr. L. Willems. - Spreker handelt over het 16de-eeuwsch volksboek Van den thien esels. Hij betoogt dat het boekje, zijnde eene vertaling uit het Engelsch, niet dagteekent van 1558, datum van het eenige bekende exemplaar, maar wel van omstreeks 1525. Dit blijkt uit eene plaats in het boek, waar sprake is van Mechelen als hofstad, wat alleen mogelijk is onder de regeering van Margareta van Oostenrijk.
2o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer secretaris G. Segers legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Dr. Leo Goemans, voorzitter, Dr. Jac. Muyldermans, Prof. Ad. de Ceuleneer, Kan. Amaat Joos, Omer Wattez, Dr. Hugo Verriest, leden, Dr. A.-J.-J. Vandevelde, hospiteerend lid, en Gustaaf Segers, lidsecretaris.
Aan de dagorde staat:
a] Hulde te brengen aan Jan Van Beers, ter gelegenheid van de honderdste verjaring van zijn geboortedag: 22 Februari 1921. - Jan van Beers als man van het onderwijs, door den heer Gustaaf Segers. - Daar het onderwijs in en door de moedertaal in de verschillende graden sinds de stichting der Koninklijke Vlaamsche Academie haar hoogste belang heeft opgewekt, past het haar, dezen hoogst verdienstelijken man, ter gelegenheid der honderdste verjaring van zijn eeuwfeest, hulde te brengen. Als leeraar aan de Normaalschool te Lier en aan het Koninklijk Atheneum te Antwerpen heeft Van Beers uitstekende diensten aan het onderwijs onzer taal bewezen. Hij was een man van den plicht, en wist zijne leerlingen geestdrift voor onze moedertaal in te boezemen. Als schrijver en als redenaar heeft hij met groot talent het hoofdbeginsel der pedagogie verdedigd: ‘De moedertaal is het eenige doelmatig voertuig van alle degelijk onderwijs’. Sleeckx en Van Beers,
| |
| |
wier eeuwfeest wij dit jaar gevierd hebben, waren, als letterkundigen en als leeraars, sieraden van ons volk. Hun komt tevens de eer toe, dat zij door hunne werken en door hun onderwijs België, ons Vaderland, hebben leeren liefhebben.
Aan de bespreking dezer voordracht nemen al de leden der Commissie deel. Vooral op de noodzakelijkheid van het zorgvuldig verbeteren der schriftelijke opstellen, hetwelk van zulk overwegend belang is, met het oog op het letterkundig onderricht onzer taal, wordt gewezen; over de wijze, waarop deze verbetering best geschiedt, deelen de leden elkander hunne zienswijze en ervaringen mede.
- De heer Voorzitter drukt, namens de Commissie, zijne instemming uit met de hulde, aan Van Beers bewezen, en stelt voor de lezing van den heer Secretaris in de Verslagen en Mededeelingen der Academie op te nemen. - Eenparig aangenomen.
b] Over eene methode tot het aanleeren van wetenschappelijke vakken in den vierden graad van het lager onderwijs, door Ingenieur Emiel Tytgat. - Door Dr. A.-J.-J. Vandevelde aangeboden, ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen. - De Commissie benoemt tot verslaggevers de heeren Vandevelde en De Ceuleneer.
- In de Juli-vergadering zal de heer Joos zijne voordracht: Onze Folklore in de School voortzetten.
| |
Dagorde.
Lezing door den heer Wattez: Hulde aan Jan van Beers, ter gelegenheid van de honderdste verjaring van zijn geboortedag: 22 Februari 1921. - De Vergadering beslist die lezing op het programma van de Plechtige Juni-vergadering over te brengen.
- De vergadering wordt te een uur gesloten.
|
|