J. Gailliard, Inscript. funér. Notre-Dame Bruges, blz. 102: ‘Item noch gefondeert eeuwelyck misse te lesen aen den voornoemden autaer alle Sondagen ... 's morg. ten 8 uren, en bovendien den dienst van den Capellaen voor het doen van twintig zingende Donker-missen t'elcken jaere voor Kers-dag, daer vooren den Disch jaerlyck betaelen moet 5 ponden gr.....’
De ‘Donckermissen’ worden hieronder te zamen met de ‘Jhesus missen’ vermeld. Uit de aangevoerde teksten blijkt dat er hier wel van gezongen missen spraak is:
Weale, op. cit., blz. 104: ‘Betaelt den selven (clocluyder), van de donckermissen te luyden, xxxviij s. Betaelt den selven, van Ihesus missen te luyden, xx s. Betaelt den selven, van de bede clocke te slaene, over tjaer vj s.’ (Kerk Dixmude, 1575.)
Id., blz. 104: ‘Betaelt den orghelare met den blasere, van Onser Vrauwen dach ten tweden in Hoymaent, tsamen xv s. Betaelt den selven, van Onser Vrauwen van der Sneeu de feeste te orghelen, xv s. Betaelt den selven, van de donckermissen met den blasere, xxxiiij s.’ (Id.)
Id., blz. 104: ‘Betaelt den selven (Cornelis Vroman, als capellaen), van de donckermissen te celebrerene, iiij l.’ (Id.)
Id., blz. 105: ‘Betaelt meester Jan Brasselet (als sanckmeester), van al de donckermissen met Jhesus missen, alle tsamen compt iij l....’ (Id.)
***
Wat is er eigenlijk door ‘Donckermisse’ te verstaan? Teksten zijn ons tot nog toe enkel uit West-Vlaanderen bekend. Vruchteloos zijn wij dan ook heeren geestelijken uit de bisdommen Gent en Mechelen te rade gegaan. De Z.E. heer kanunnik A.C. De Schrevel, aartspriester te Brugge, was zoo goed onze aanteekeningen mede te deelen aan twee bevoegde geleerden, die hem met de meeste hoffelijkheid te woorde stonden. Door zijne tusschenkomst werd ons, inderdaad, vanwege Dom Louis Baudouin, van Leuven, uit de Abdij van Cesarsberg, de nota hieronder ter hand gesteld:
‘1. Il nous semble que les Donckermissen sont les messes que les liturgistes de cette époque appellent: Missae nocturnae. Le cardinal Bona (1609-1674), dans son ouvrage: Rerum liturgicarum libri duo (Ed. Jala lib. I, chap. XXI, § IV, Turin 1749, t. IIe, p. 114-115), dans le paragraphe qui a pour titre: Quae fuerint missae nocturnae, dit qu'à son époque il n'y a plus que deux messes nocturnes: 1) la messe de minuit à Noël, ‘quae in nocte Nativitatis Domini ubique celebratur’; 2) ‘Est et alia quaedam missa nocturna, nisi quis velit eam potius matutinam nuncupare, in quibusdam provinciis, praesertim in Polonia, in Germania hodie usitata tribus vel quatuor horis ante lucem, quae ab initio Introitus missa Rorate nuncupatur et in Adventu Domini ad honorem B.M.V. cum ingenti solemnitate cantatur’.