Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1920
(1920)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 777]
| |
Vergadering van 20 October 1920.Zijn aanwezig: de heeren Prof. Dr. C. Lecoutere, onderbestuurder, waarnemend bestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris; de heeren: Karel de Flou, Dr. L. Simons, Prof. Dr. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, Kan. Amaat Joos, Dr. Hugo Verriest, Is. Teirlinck, Dr. Leo Goemans, Prof. Dr. J. Mansion, Omer Wattez, Prof. Dr. Leo van Puyvelde, Prof. Dr. Lod. Scharpé, Prof. J. Vercoullie, Mr. Leonard Willems, Dr. A.-J.-J. Vandevelde en J. Jacobs, werkende leden.
De heeren Staatsminister J. Helleputte, Mgr. Rutten en Prof. Dr. A. Vermeylen, werkende leden, Mejuffrouw Virginie Loveling, A. de Cock, Dr. Maurits Sabbe en Dr. A. Fierens, briefwisselende leden, en Prof. Dr. H. Logeman, buitenlandsch eerelid, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen. ***
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de September-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering: Les Archives de l'Etat en Belgique pendant la guerre (1914-1918). Annuaire publié sous la direction de Joseph Cuvelier, archiviste général du Royaume. Z. pl. of j. (Ronse, 1920.) | |
[pagina 778]
| |
Tijdschriften. - Académie Royale de Beigique. Classe des lettres et des sciences morales et politiques. Mémoires. Collection in 8o, 2e série: Tome XI, fase. III; Tome XII; Tome XIII, fasc. I. - Classe des Beaux Arts. Mémoires. Coll. in 8o, Tome I. - Bulletin de la Classe des lettres, nos 7-8, 1920; Bulletin de la Classe des Beaux-Arts, no 8, 1920. - Commission Royale d'Histoire. T. 84, IIIe bull.
Door de Antwerpsche Bibliophilen: Correspondance de Christophe Plantin, publiée par J. Denucé, Conservateur du Musée Plantin-Moretus. VII. Antwerpen. 's Gravenhage, 1918. (Uitgaven der Antwerpsche Bibliophilen, nr 32.)
Door Kan. Dr. J. Muyldermans, werkend lid: Bloemlezing. Dicht- en Prozastukken, verzameld en voorzien met aanteekeningen, eene schets van de geschiedenis onzer letterkunde, enz., door Dr. Jan Bols, Oud-Bestuurder van het Sint-Jozefscollege te Aarschot, Werkend Lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie, Lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, en Kanunnik Dr. J. Muyldermans, Oud-Collegebeheerder en schoolopziener, Werkend Lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie. Eerste deel, 12e uitgave. Mechelen, 1920.
Door den heer Omer Wattez, werkend lid: Wattez (Omer). - Sonnetten van een Vlaming in Parijs. 1914-1918. Brussel, 1920.
Door den heer Dr. M. Sabbe, briefwisselend lid der Academie: Cornelis Kiliaan, door Maurits Sabbe. (Overgedrukt uit Elsevier's geïllustreerd Maandschrift.)
Door den heer Prof. Dr. R. Verdeyen, hoogleeraar te Luik: België in Nederland. 1914-1919. De Vluchtoorden Hontenisse en Uden, door R.W.R. Verdeyen. Met 53 afbeeldingen. 's-Gravenhage, 1920.
Door de Redactie: Mnemosyne, 1914: pars IV; 1915 en 1916, 1917: pars I-II-III; 1918: pars I; 1920: pars III-IV. - Pro Flandria, October 1920.
Ingekomen boek. - Voor de Boekerij der Academie is ingekomen: A notre frontière de l'Est. Moresnet-Eupen-Malmédy-Saint-Vith. Avec carte. Par Jos. Langohr, docteur en philosophie et lettres, professeur à l'Athénée royal de Tongres. Liége. 1920.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de | |
[pagina 779]
| |
Boekerij der Academie de laatstverschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Vlaamsche Arbeid, Oogst-Sept. 1920. - St.-Cassianusblad, nr 8-9, 1920. - Neerlandia Franciscana, no 4, 1920. - De Schoolgids, nrs 6-8, 1920. - Studiön, Aug.-Dec. van jg. 46; jgg. 47, 48, 49 en 50; jg. 51: Januari-Juli; en October 1920.
***
Voor den Aug. Beernaert-Prijskamp (1920-1921) werden de hieronder volgende boeken ingezonden:
Landsche Liederen, door Joz. de Voght. Antwerpen, z j. (1920.)
Daan F. Boens. De Verrijzenis. Werk gedegen in de Loopgraven aan den Yzer 1917-1918. Bandversiering van Oscar De Clerck. Antwerpen 1920.
*** | |
Mededeelingen namens Commissiën.1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - De heer Prof. J. Vercoullie, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Aanwezig de heeren: Kan. Am. Joos, voorzitter, Edw. Gailliard, K. de Flou, Prof. C. Lecoutere, Is. Teirlinck, Dr. Leo Goemans, Prof. J. Mansion, leden, Mr. L. Willems, hospiteerend lid, en Prof. J. Vercoullie, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat als eerste punt:
Etymologisch Kleingoed, door Prof. J. Vercoullie: weegbree; - boetje en boeten; - beiereu; - bivak, bivouak; - spek = suikergoed; - kavesse, kuite, mol; - aat, oot; - imker, kooiker; - roopaard; - daarin zit het hem; - katrol; - lariefarie.
Van dit eerste punt behandelt de heer J. Vercoullie het volgende: Weegbrec bevat een woord *wege dat verwant is met Lat. romer = ploegschaar en dergelijke. | |
[pagina 780]
| |
Boetje en boeten zijn onderscheidenlijk dimin. en augment. van *boe, vleivorm van broeder, waarvan ook boel en Eng. boy gevormd zijn. Beieren is van bei, gelijk carillonner van quadrinionem en Prov. trignouna van trinionem. Bivak, bivouak gaan zooals bekend is, over het Fransch, op een Mnl. *biwake terug; doch dit *biwake beteekent niet bijwacht, maar bewaking, want het is het verbaalnomen van bewaken gelijk biloke (bijloke) dit is van beluken (beluiken). Spek = suikergoed, is een oude ontleening van Lat. speciem. Nu nog beteekent het Fr. épices, ook van speciem, onder andere suikergoed. Een schertsende afl. daarvan is speculatie, in Brabantschen vorm speculaas of speculoos. Kavesse, Brabantsche vorm van kouwe werse, is dus ongekookt bier, gelijk kuite, uit Pic. queute, Fr. cuite, goed gekookt bier, en mol of mil, misschien van milde en een ablautsvorm molde, weinig gekookt bier is. Dobbelen beteekent niet ‘om een verdubbelden inzet spelen, maar met twee dobbelsteenen spelen met het doel om een doublet te gooien. Na een paar opmerkingen van den heer Is. Teirlinck op het meegedeelde over weegbree, en van heer J. Mansion op het meegedeelde over *boe en mol, besluit de Commissie tot het opnemen van de lezing van den heer J. Vercoullie in de Verslagen en Mededeelingen. De rest van dit eerste punt der dagorde, alsook het tweede punt worden tot de volgende zitting verdaagd.
- Door de Academie in pleno vergaderd, wordt de genomen beslissing goedgekeurd.
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taalen Letterkunde. - De heer O. Wattez, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Aanwezig de heeren: Is. Teirlinck, voorzitter, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, G. Segers, Dr. Hugo Verriest, Prof. Dr. L. Scharpé, leden, Mr. Leonard Willems, hospiteerend lid, en Omer Wattez, lid-secretaris. | |
[pagina 781]
| |
De voorzitter, de heer Is. Teirlinck, brengt hulde aan Nestor de Tière, onlangs te Brussel overleden:
Mijne Heeren,
Vooraleer tot onze dagorde over te gaan laat me toe met een paar woorden den onlangs gestorven tooneeldichter Nestor de TièreGa naar voetnoot(1) te herdenken. de Tière was een der velen die, in de laatste helft der vorige eeuw, uit Vlaanderen zijn gesproten en het Vlaamsche geestelijke leven hebben verrijkt. De strijdliteratuur van zijn tijd vond in de Vlaamsche Beweging elementen van begeestering, van prikkeling en ook van schoonheid. de Tière moet gerekend worden bij de talrijke schaar Vlaamsche volksdichters. Wat - om er maar eenige te noemen - Conscience en Sleeckx voor het proza, Ledeganck, van Duyse, van Ryswyck, van Beers en Hiel voor de poëzie waren, is hij geweest voor het tooneel. Op dat gebied is hij inderdaad een baanbreker en heeft hij evenals Conscience en Sleeckx school gesticht: zijne vele discipelen nemen de heele Vlaamsche tooneelliteratuur in beslag gedurende het vierde van een eeuw. Zijne werken zijn talrijk en meestal in realistischen zin opgevat. Zij zijn gekenschetst door uitstekende tooneeltechniek en handeling, door rijk en mild gevoel. De dialoog is kort en pakkend. Misschien bespeurt men hier wel eens verwaarloozing van de zuiver literaire factoren ten bate van de uitsluitend theatrale. Al zijn gewrochten munten uit door de rapheid der handeling en de raakheid van 't effekt. En enkele onder hen verwezenlijken hoogere kunstharmonie en zijn daarom van blijvende waarde. Ik hoef onder deze maar te noemen: Zieleketens, Een Spiegel, Roze Kate en het naturistische Een Misdadige. de Tière schreef ook libretto's voor opera-toondichters. Zijn tooneelkundige knapheid liet hem toe de zeer geslaagde Herbergprinses en de Bruid der Zee te schrijven, waarmede hij en Blockx de reis rond de wereld hebben kunnen ondernemen. Hij was tevens een edel geestdriftig mensch, in overdade gevoelig en liefderijk, een bewuste en strijdende Vlaming, een | |
[pagina 782]
| |
populair figuur in de volkswijken der Hoofdstad, die hij, met voorliefde en als lustige gezel, tot den vooravond van zijn dood bezocht. Het Vlaamsche land zal de gedachtenis van den Einschen volksjongen, van den gevierden kunstenaar in eere houden.
- De Vergadering stemt in met die woorden en spreekt den wensch uit dat zij in het verslag opgenomen worden.
Aan de dagorde staat:
a] Commissie van drie leden (de heeren: Prof. A. de Ceuleneer, Kan. Amaat Joos en Mr. Leonard Willems) belast met het nazien van de gedichten en brieven door Prudens van Duyse nagelaten. - Wanneer schikt de Commissie hare werkzaamheden aan te vangen? - De aangeduide leden behooren niet tot de Commissie voor Nieuwere Taal en Letteren. De vraag zal moeten gesteld worden in de Algemeene Vergadering. De heer Willems, hospiteerend lid, later binnenkomende, zegt dat hij reeds met het nazien is begonnen en in de toekomende vergadering eene lezing daarover zal houden.
b] Lezing over Verhoeven, koopman en geschiedschrijver te Mechelen, door Kan. Dr. Jac. Muyldermans. - De heer Muyldermans leest eene uitgebreide studie over den man, van wien J.F. Willems zei, dat hij een der ieverigste beoefenaars der Nederduitsche letteren was van zijnen tijd. Hij leefde van 1739 tot 1809. Er wordt besloten de studie van M. Muyldermans in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
- Door de Academie in pleno vergaderd, wordt de genomen beslissing goedgekeurd.
3o) Bijzondere Commissie zaak Eupen. - De ontworpen vergadering is tot de toekomende maand uitgesteld.
4o) Commissie voor het Pater Salsmans-Fonds. - De heer Karel de Flou, waarnemend secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden: | |
[pagina 783]
| |
Aanwezig de heeren: Edw. Gailliard, Kan. Am. Joos, Dr. Lecoutere, Dr. Hugo Verriest en Karel de Flou.
Aan de dagorde staat:
a] Methodische Inventaris en Beschrijving van Middelnederlandsche Getijden- en Gebedenboeken. - De heer R.A. Parmentier, Conservator van het Stadsarchief te Brugge, tot de vergadering uitgenoodigd, begint zijne uiteenzetting met er op te wijzen dat hij alleen van plan is de te Brugge berustende handschriften uitvoerig te beschrijven. Al is de aldaar voorkomende verzameling niet zeer groot, toch is zij in menig opzicht merkwaardig. Deze studie is om zoo te zeggen volkomen nieuw. Toen enkele jaren geleden de heeren de Flou en Gailliard de beschrijving maakten van middelnederlandsche manuscripten te Londen bewaard, was hun eerste doel vooral taalparticulariteiten te doen uitschijnen uit alstoen nog niet onderzochte bronnen. Verschillende middeleeuwsche getijdenen gebedenboeken zijn hun onder de handen gevallen, waaruit zij niet onaanzienlijke brokstukken hebben aan den dag gebracht, daar deze nu eenmaal niet het voorwerp hunner speciaalstudie zijn mochten, hebben zij er dan ook niet in het lange over uitgeweid. Zonder in bijzonderheden te treden, heeft wijlen P. van den Gheyn, S.J. in het eerste deel van zijnen Catalogue des Manuscrits de la bibliothèque royale de Belgique (Brussel, Lamertin, 1901) een meer bepaalde inhoudsopgaaf gegeven van vrij talrijke codices in dien aard. De beste tot nogtoe verschenen inventaris is zeker deze van den gunstig gekenden Nederlandschen geleerde P. Kruitwagen, O.F.M.: Catalogus van de handschriften en boeken van het bisschoppelijk museum te Haarlem (Amsterdam, Van Langenhuysen, 1913). Het werk is een prachtig voorbeeld van systematisch aangelegde inventorieering. Het karakter van de getijden- en gebedenboeken is gemakkelijk te bepalen: zij zijn de trouwste weerspleet van het persoonlijk godsdienstig leven onzer voorouders. De Roomsche liturgie is de officiëel erkende codificatie van formules, die de katholieke gemeente bezigt in haar plechtige vergaderingen om tot God en zijn Heiligen te bidden. In de private devotieboeken daarentegen wordt aan de intiemste en soms willekeurigste gedachten en gevoelens van particulieren oorsprong ruimschoots | |
[pagina 784]
| |
teugel gelaten: de kerkelijke controle is beperkt. Het valt dan niet te verwonderen, dat eigenaardig bijgeloof, simpele volksopvattingen, ja soms weinig orthodoxe beweringen er licht zijn ingeslopen. Niet enkel voor de taalstudie dus, maar ook van een cultuurhistorisch standpunt uit, hebben dat slag codices groote waarde. Daarbij leveren zij nog belang op voor de inrichting en verspreiding van vele devoties, deze tot den Naam Jezus, tot de H. Anna, ja tot het H. Hart b.v., die toen in de katholieke middens ontkiemden en waarop de Roomsche Kerk later haar officiëelen stempel heeft gedrukt door ze in haar Liturgie op te nemen. Ook is spreker van meening, dat de studie der getijdenboeken voor de kennis van opkomst en verspreiding van feestdagen al te veel is ter zijde gelaten geweest. Eindelijk zijn gemelde handschriften meestal prachtig verlucht en versierd, en leveren zij dus ook eene bijdrage tot de kunstgeschiedenis en soms tot de iconographie. Enkele interessante specimina van even aangehaalde vooruitzettingen worden door spreker voorgelezen en toegelicht. Zoo onder meer wijst hij er op, hoe het karakter dier devotieboeken in de XVIe eeuw verandert, hoe de gebeden een apologetischen toon aannemen en critische bedenkingen bevatten over godsdienst en sacramenten, hoe de gewone ‘aflaatrijke’ gebedjes plaats ruimen voor ernstige gebeden tot God en in 't bijzonder tot den persoon van Christus. Wat een door het Salsmansfonds uitgeschreven prijsvraag betreft, doet de H. Parmentier uitschijnen, dat deze, zooals zij nu gesteld is, bezwaarlijk te beantwoorden valt; zoolang er geene specifieke inventarissen van middelnederlandsche getijden- en gebedenboeken bestaan van verschillende bibliotheken en archieven, is het onmogelijk uit te maken hoe het er met de inrichting en de verspreiding van deze boeken toegegaan is.
- De Commissie beslist, dat alswanneer de H. Parmentier zijne nog ontbrekende inleiding zal voltooid hebben, de heer Kan. Joos over het geheele voorgelegde werk verslag zal uitbrengen.
b] Verslag van den H. Parmentier over zijne reis naar Frankrijk op kosten van het Salsmansfonds. - De H. Parmentier geeft mondelings verslag van zijnen arbeid; hij spreekt over den invloed van de Benedictijnerabdij van | |
[pagina 785]
| |
S.-Omaars bij het evangeliesatiewerk in Vlaanderen en inzonderheid over haren invloed op de Heiligenvereering aldaar. Verder doet hij het verband uitschijnen tusschen de verschillende middeleeuwsche liturgieën, die op verre na niet eenvormig waren en wijst op de afhankelijkheid, in vele punten, voor de liturgie van het oude bisdom Therenburg en van het bisdom Doornik, precies van de abdij van S.-Bertinus en van de collegiale kerk van S.-Omaars. Spreker beweert een rijken voorraad notas uit de kostelijke handschriften te S.-Omaars berustend, medegebracht te hebben.
- De H. Parmentier wordt om een schriftelijk verslag verzocht, te meer wijl de tijd hem ontbreekt om nader bescheid over zijnen arneid te geven en teksten daaruit mede te deelen. Na enkele opmerkingen vanwege den H. Lecoutere, waarnemend bestuurder der Academie, inzonderheid over de toepassing van het reglement van het Salsmans-fonds, wordt de zitting geheven. | |
Dagorde.1o) Vande Ven-Heremans-Fonds. - Voorstel tot opneming van werken. - De heer bestendige secretaris geeft lezing van de hieronder volgende nota: Eerst en vooral dient opgemerkt, dat dit Fonds enkel over een jaarlijksch inkomen van 600 fr. beschikt. De thans in kas zijnde gelden, de interesten tot Juli 1920 inbegrepen, beloopen 7750 fr. In haar Augustus-vergadering, op voorstel van de Commissie voor Nieuwere Taal, heeft de Academie beslist tot het opnemen van het werk van Dr. A.-J.-J. Vandevelde, getiteld: Leidraad voor lessen over de voeding, en in de September-vergadering, op verslag door de heeren Prof. J. Vercoullie en Prof. J. Mansion, tot het opnemen van het Mayombeesch Idioticon van den heer L. Bittremieux, missionnaris in Congo. | |
[pagina 786]
| |
Daar het werk van den heer Jef. Mennekens, over de Inrichting van het Lager Onderwijs in België, verschillende deelen zal beslaan, kan dit onmogelijk onder het Fonds opgenomen worden.
2o) Vereenvoudiging van de Schrijftaal. - Voortzetting van de Bespreking. - De heer Kan. Dr. Jac. Muyldermans geeft eenige bedenkingen op het invoeren der Kollewijn-spelling in België. - De spreker is van meening, dat, in de huidige omstandigheden, alle verandering van spelling en schrijfwijze zoude nadeelig zijn voor het Nederlandsch in België. Ongetwijfeld ware dit het geval, moest men er op bedacht zijn, van lieverleê op het z.g. Kollewijnstelsel aan te leggen. Zeker is 'n spelling nooit eeuwig; wijziging kan wel eens wenschelijk zijn; doch dan ga men stapsgewijze te werk. Die verandering, voorgesteld gelijk zij het wordt in Holland, door Hollanders en met het oog op Hollandsche toestanden, zoude in België niet welkom zijn, vooral nu niet. Overigens bestaat er geen gegronde reden in België om spelling en schrijfwijs te veranderen. Er valt hier nuttiger werk te verrichten, en, in 't belang van 't gemeenschappelijk Nederlandsch, diende het Noorden dit eenigszins in te zien. - Aan de bespreking, die op deze lezing volgt, nemen beurtelings deel de heeren Segers, Dr. L. Simons, Mr. L. Willems en Prof. Dr. Lod. Scharpé. - Ten slotte wordt door de heeren Kan. Am. Joos, Gustaaf Segers en Dr. Leo Goemans een motie als volgt aan de Academie voorgelegd: | |
Motie.De Koninklijke Vlaamsche Academie, zonder een oordeel te vellen over den grond van de zaak, is van meening, dat eene hervorming van | |
[pagina 787]
| |
de officiëele schrijfwijze der Nederlandsche taal in de huidige Zuidnederlandsche toestanden ongelegen komt, en besluit, dat die zienswijze aan de Nederlandsche Regeering en aan de ‘Nederlandsche Staatscommissie’ zal bekend gemaakt worden. Zij drukt den wensch uit, dat er geene verandering zou gebracht worden aan de officiëele schrijfwijze, zonder voorafgaande raadpleging met haar.
Deze motie, in stemming gebracht, wordt aangenomen door zestien stemmen tegen drie.
- De vergadering wordt te vier uur gesloten. |
|