Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1920
(1920)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 705]
| |||||||||||||||
Vergadering van 29 September 1920.Zijn aanwezig de heeren: Prof. Dr. C. Lecoutere, onderbestuurder, waarnemend bestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris; de heeren: Karel de Flou, Prof. Dr. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, Staatsminister J. Helleputte, Kan. Am. Joos, Dr. Hugo Verriest, Is. Teirlinck, Dr. Leo Goemans, Prof. Dr. J. Mansion, Omer Wattez, Prof. Dr. Leo van Puyvelde, Prof. Dr. L. Scharpé, Mr. Leonard Willems en Prof. Dr. A. Vermeylen, werkende leden; de heer Dr. Fierens, briefwisselend lid.
De heeren Prof. J. Vercoullie, Dr. A.-J.-J. Vandevelde en J. Jacobs, werkende leden, en Juffrouw Virginie Loveling, briefwisselend lid, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen. ***
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de Augustus-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering: Woordenboek der Nederlandsche taal. Derde deel, 31e afl. (Laatste afl. van het 3e stuk). Fournituren-Fuut, bewerkt door Dr. J.A.N. Knuttel. - Achtste deel, 17e afl. (5de afl. van het 2e stuk). Linkerzijde-Lof, bewerkt door Dr. J. Heinsius. - Dertiende deel, 9e afl. Rondvorschen-Rook, bewerkt door Dr. R. van der Meulen. - 's Gravenhage en Leiden, 1920. | |||||||||||||||
[pagina 706]
| |||||||||||||||
Rapport général sur les opérations et le fonctionnement du Comité National de Secours et d'Alimentation. Troisième partie. Département Secours et OEuvres créés ou subsidiées par lui. Tome I. Rapport. Tome II. Annexes. - Quatrième partie. Controle des garanties. Coopératives intercommunales. Organismes allemands. Inspection et Controle. Bruxelles, 1920. Royaume de Belgique. Ministère de l'Industrie, du Travail et du Ravitaillement. Administrations des Mines et Inspection du Travail. Office de l'assurance de la prévoyance sociale (Direction centrale des secours). La situation des industries belges en juin 1920. Bruxelles, 1920. Royaume de Belgique. Ministère de l'Industrie, du Travail et du Ravitaillement. Secrétariat général. Statistique des Accidents du travail, élaborée par l'Office du Travail, d'après les documents fournis en exécution de la loi du 24 décembre 1903 sur la réparation des dommages résultant des accidents du travail. Année 1908. Bruxelles, 1920. Annuaire de l'Observatoire royal de Belgique, publié sous la direction de G. Lecointe, directeur de l'Observatoire. - 1921. - Bruxelles, s.d. (1920.) Nikolaus Lenaus Lyrik, ihre Geschichte, Chronologie und Textkritik, von Heinrich Bischoff, Professor an der Universität Lüttich. Band I. (Mémoire couronné par la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques en 1912.) Bruxelles, 1920.
Tijdschriften. - Annales des travaux publics. no4, 1920. - Arbeidsblad, nr 13-16, 1920. - Académie Royale de Belgique. Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques, nos 4-6, 1920, et Bulletin de la Classe des Beaux-Arts, nos 4-7, 1920, - Handelingen der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, Deel XVI, 1ste afl. - Revue Néo-Scolastique, Août 1920. - Revue Sociale Catholique, no 10, 1904; no 8, 1913.
Door den heer Gouverneur van Oost-Vlaanderen: Bijvoegsel aan het Bestuurlijk Memoriaal, Deel CCVI. 1919. Officieele Processen-verbaal en stenographisch verslag der zittingen van den Provincieraad van Oost-Vlaanderen. Buitengewone zittijd van 1918, 1e en 2e Buitengewone, 3e en 4e Buitengewone zittijd van 1919. Gent, 1920.
Door den heer Gouverneur van West-Vlaanderen: Verzameling der Besluiten en Omzendbrieven uitgegeven door den Burgerlijken Gouverneur, tijdens den oorlog van 1914-1918, in het gedeelte van West-Vlaanderen dat niet door den vijand overweldigd geweest is. Brugge, z.j. (1920.)
Door de Bibliotheek der gemeente Rotterdam: Bibliotheek en Leeszalen der gemeente Rotterdam. Verslag over het jaar 1919. Z. pl. of j. (Rotterdam, 1920.) | |||||||||||||||
[pagina 707]
| |||||||||||||||
Door ‘Det Kgl. Danske Videnskabernes Selskab’, te Kopenhagen: Det Kgl. Danske Videnskabernes Selskabs Shrifter. 5te Raekke, Historisk og filosofisk Afd. II. 4-5; - III. 1-3; - IV. 1. Historisk-filologiske Meddelelser. 1-2. Bind. Filosofiske Meddelelser. I, 1-2. Oversigt over det Kongelige Danske Videnskabernes Selskabs Forhandlinger. 1914, nrs 3-6; - 1915-1916; - Januar-Juni 1917; - Maj 1918; Juni 1918; Maj 1919.
Door de Antwerpsche Bibliophilen: Correspondance de Christophe Plantin, publiée par J. Denucé. VIII et IX. Antwerpen, 1920. (Uitgaven der Antwerpsche Bibliophilen, nrs 33 en 34.)
Door het Willems-Fonds van Gent: Het Aandeel der Vrouw in de Nederlandsche Letterkunde, door Maurits Basse, Leeraar aan het Koninklijk Atheneum te Gent. Eerste deel. Gent, 1920.
Door den heer Dr. Jan Bols, binnenlandsch eerelid: L'ancienne frontière du flamand en Belgique, par Georges Cumont, docteur en droit. Bruxelles, 1920.
Door Kan. Dr. Jac. Muyldermans, werkend lid: Woordkunst van onze Tijd. Schilders-met-de-pen. I. Oudere dichters, door J.B. Schepers. Amsterdam, 1908. Exposition des anciens métiers d'art malinois, d'art religieux de la province et de folklore local. Catalogue. - Id. Catalogue définitif. Malines, 1911.
Door den heer Dr. Maurits Sabbe, briefwisselend lid: Christoffel Plantin, St.-Avertin bij Tours 1520, † Antwerpen 1589, door Maurits Sabbe. (Overdruk uit Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift.) Gedichten van en voor Chr. Plantin, door Maurits Sabbe. Overdruk uit Het Boek. Kiliaan. Een schets van zijn leven en werk, door Maurits Sabbe. Zegezang voor Kiliaan's Beeld (te Dufel hersteld 1920). Gedicht van Aloïs Walgrave. Muzick van Karel De Suiter. Antwerpen, 1920.
Door den heer Dr. H.J. Eymael, buitenlandsch eerelid: C. Huygens' zede-printen, vermeerderd met de tot dusver onuitgegeven print van ‘een professor’ en van inleiding en aanteekeningen voorzien door H.J. Eymael, leeraar aan de openbare handelsschool te Amsterdam. Groningen, 1891. | |||||||||||||||
[pagina 708]
| |||||||||||||||
C. Huygens' Trijntje Cornelisdr. Klucht. Uitgegeven en van eene inleiding en aanteekeningen voorzien, door Dr. H.J. Eymael. Zutphen, z.j. (1911.) Constantyn Huygens' Hofwyck (Vitaulium), door Dr. H.J. Eymael. Tweede, geheel omgewerkte druk. Zutphen, 1920. Verhandeling ter beantwoording der vrage: Welke volkeren hebben de zoogenoemde Hunebedden gesticht? In welke tijden kan men onderstellen, dat zij deze oorden hebben bewoond? door Nicolaus Westendorp, Predikant bij de Hervormde Gemeente te Losdorp, en Lid der Commissie van Onderwijs in de Provincie Groningen.... Tweede druk. Groningen, 1822. Graf euvelen der oude Germanen ontdekt, beschreven en toegelicht door L.J.F. Janssen. Arnhem, 1833. Drenthsche oudheden, door L.J.F. Janssen, lit. doct., conservator bij het Museum van oudheden te Leyden - Platen daarbij behoorende. - Utrecht, 1848. Bredero's Spaansche Brahander op het woort Al sietmen de luy men kensse niet. Met eene inleiding en aanteekeningen voorzien door Dr. Eelco Verwys. Tweede druk, bezorgd door D.G.A. Nauta. Leeuwarden, 1895.
Door den heer M. Basse, leeraar aan het Koninklijk Atheneum, te Gent: Het Aandeel der Vrouw in de Nederlandsche Letterkunde, door Maurits Basse, Leeraar aan het Koninklijk Atheneum te Gent. Eerste deel. Gent, 1920.
Door den heer Albert Bielen, te Antwerpen: Leidraad tot de Studie van de Geschie lenis der Nederlandsche Letterkunde inzonderheid voor Middelbaar en Normaal Onderwijs, door Alb. Bielen, Leeraar aan het Koninklijk Athenaeum te Antwerpen. Vijfde uitgave. Antwerpen, 1920.
Door den heer Karl W. Hierseman, boekhandelaar, te Leipzig: 1920. Katalog. Belgien. Geschichte, Altertumskunde, Geographie, Kunstgeschichte. Belgische Drucke usw.
Door den heer J. Kleijntjens, te Katwijk a/d Rijn: Beknopt Leerboek der Algemeene Geschiedenis, door J. Kleyntjens, te Katwijk a/d Rijn, en Dr. H.F.M. Huybers, te Tilburg-Geïllustreerd. Vijfde herziene en vermeerderde druk. Nijmegen-'s Hertogenbosch-Antwerpen, z.j. (1920.)
Door den heer Dr. Paul van Oye, te Tasikmalaja (Java): Over de voedselooname bij de zoetwaterplanariën, door Dr. Paul van Oye, Tasikmalaja (Java). Overgedrukt uit het 18e Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres. Antwerpen, 1919.) | |||||||||||||||
[pagina 709]
| |||||||||||||||
Door den heer A. van der Schelden, te Gent: Nederduytsche Spraekkunst. ten gebruyke der schoólen; uitgegeven op last van het Koninklyk Genoótschap van tael en dichtkunde, onder de zinspreuk: Tot nut der jeugd, te Antwerpen, doór deszelfs medelid J.A. Ter Bruggen. 1ste deel, zesden druk. Antwerpen, 1827. 2de deel, derden druk. Antwerpen, 1823. Eenige regeltjes om den Vlaamschen studenten hunne moedertaal te leeren behoorlijk schrijven en uitspreken, verzameld door eenen Oudleeraar (J. Bols). Verbeterde en vermeerderde uitgaaf. Mechelen, 1883.
Door den heer L. Terneus, vanwege het Inrichtend Comiteit tot huldiging van den heer Lod. de Vriese: Huldeblijk Lod. de Vriese. 28 Maart 1920. - Manifestation Lod. de Vriese. 28 Mars 1920. Z. pl. of j.
Door de Redactie: Nederlandsche Bibliographie, Mei-Juni 1920. - Pro Flandria, 1 Sept. 1920. - Korrespondenzblatt des Vereins für niederdeutsche Sprachforschung, no 3, 1919-1920.
Ingekomen boek. - Voor de Boekerij der Academie is ingekomen:
Bouche (Henri). - Le langage populaire. Grammaire, syntaxe et dictionnaire du français tel qu'on le parle dans le peuple de Paris, avec tous les termes d'argot usuel. Paris, 1920.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatstverschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Biekorf, nr 8-9, 1920. - Leuvensche Bijdragen, XIe jg., nr 1; XIIe jg., nr 2. - De Schoolgids, nrs 23-25, 1e reeks, en nrs 1-5, 2e reeks, 1920. - De Student, Half-Oogst en September 1920. - Studiën, September 1920. - De kleine Vlaming, nr 10, 1920. | |||||||||||||||
Mededeelingen namens den Bestendigen Secretaris.1o) Van de pers gekomen uitgave. - Den 23 September is verschenen het Jaarboek voor 1920 (1919-1920) na de oorlogsjaren 1914, 1915, 1916, 1917 en 1918, of het: Negen en Twinstigste-jaar) - Dat dit pas van de pers is gekomen, kan niet ten laste van den | |||||||||||||||
[pagina 710]
| |||||||||||||||
Bestendigen Secretaris worden gelegd. Inderdaad, met het zetten der kopij, die echter sedert November van het jaar 1919 gereed lag, kon alleen einde Januari 11. een begin worden gemaakt. Ten gevolge van de plundering door de Duitschers van de drukkerij van den heer W. Siffer, was er ten anderen een tekort aan letter, waarmede rekenschap diende gehouden. Andere moeilijkheden kwamen nog in den weg. Vandaar de vertraging, die het boek heeft ondergaan. In dit Jaarboek, behalve de gebruikelijke stukken en mededeelingen, zijn verschenen:
| |||||||||||||||
[pagina 711]
| |||||||||||||||
2o) Erasmus Colloquia, van Prof. Dr. H. de Vocht. - Reeds tweemaal heeft de heer H. de Vocht aan de Academie om de toelating verzocht zijn Inleiding in het Engelsch uit te geven: bij brieve van 26 Maart 1919, zond hij zelfs een vertoog aan de Academie tot staving van het door hem gedane voorstel. De Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde, waaraan dit vertoog om advies werd verzonden, besloot echter in haar vergadering van 6 Augustus 1919, zich bij haar eerst genomen beslissing te houden, geen werken in het Engelsch uit te geven. Zie Verslagen en Mededeelingen, jaargang 1919, blzz. 101 en 193.) Naar zijn schrijven van 9 September 1920, heeft nu de heer H de Vocht uit de beste bron vernomen, dat men thans in Engeland eene uitgave voorbereidt van de vroegste Engelsche vertalingen van Erasmus Colloquia, welke binnenkort zal verschijnen. Hij kan het werk van zooveel jaren hoegenaamd niet laten verloren gaan en doet derhalve aan de Academie het voorstel, ofwel zijn werk naar zijn wensch uit te geven, d.w.z. inleidingen en notas in het Engelsch, ofwel hem de reeds gedrukte vellen mits vergelding af te staan, zoodat hij de uitgave voor eigen rekening zou voortzetten. Het Bestuur heeft het voorstel overwogen en ten slotte beslist, eenvoudig afstand te doen aan den heer de Vocht van de reeds afgedrukte vellen (196 blz.), onder beding dat hij van het heele werk 40 exemplaren aan de Academie zal toesturen. (Goedgekeurd.)
3o) Jaarboek voor 1921. Levensschets van Z.E. Pater Van de Ven. - Den 18 September heeft de Z.E. Pater J. Salsmans, S.J., te Leuven, de kopij inge- | |||||||||||||||
[pagina 712]
| |||||||||||||||
zonden van de Levensschets van Z.E. Pater Van de Ven, S.J., den milden stichter van het Van de Ven-Heremans' Fonds, waarvan hij het opstellen zoo bereidwillig op zich genomen had. Pater Salsmans werd daarvoor, namens onze Koninklijke Instelling, hartelijk dank gezegd. | |||||||||||||||
Mededeelingen namens Commissiën.1o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - De heer Dr. J. Mansion, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Aanwezig de heeren: Edw. Gailliard, waarnemend voorzitter, Karel de Flou. Prof. Ad de Ceuleneer, Kan. Jac. Muyldermans, Is. Teirlinck, leden, en Prof. J. Mansion, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
a] Lezing door den heer Mansion: Namenkunde en geschiedkundig onderzoek. - De namen in de schenking van priester Felix ao 745. - Het onderzoek der eigennamen bevestigt de zienswijze van Pirenne dat het stuk niet een origineel is maar wel een afschrift van de Xe eeuw. Is de hl. Amandus in Antwerpen geweest? - De meening dat de hl. Amandus in Antwerpen zou gepredikt en er eene kerk gesticht hebben berust in laatste instantie op de gelijkstelling van den plaatsnaam Chanelaus met Calloo. Deze identificatie is uiterst onwaarschijnlijk en dus vervalt de hoofdstelling. b] Mededeeling van Kleine Verscheidenheden, door den heer Edw. Gailliard:
Het vieren van den Sinxendag. Teksten van 1578 en 1618. - De hand slaan aan een pilaar van de vierschaar, te Brugge, tot bevestiging van een inbeslagneming. (1650.) - Een aanbesteding, ten jare 1569. - Puuden wachten. Een verplichting aan zekere leenhouders opgelegd. (1428.) - Het privilegie van de muntwerkers. - Een leen houden ‘van Godt ende vander zonne’. (1635.) - ‘Leen hanghende in | |||||||||||||||
[pagina 713]
| |||||||||||||||
de lucht.’ (1501 en 1642.) - Een speelman onwaardig geacht een openbaar ambt te bekleeden. - Het verbruik van wijn te Wenduine. in de XVIe eeuw. - Een verkooping ‘up den Steen’ of gevangenis der stad Brugge. (1538.) - ‘Zo waert quaed arm zijn! (Tekst van 1467.) - Vergiftiging der openbare waters. Hoe gestraft? (1467.) - Consent maect wet’ en ‘Vriendelichede altoes gaat voor wettelichede. (1467.)
- De Commissie verzoekt de Academie deze lezingen in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. Door de Academie in pleno vergaderd goedgekeurd.
2o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer Segers, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Aanwezig de heeren: Dr. Leo Goemans, voorzitter, O. Wattez, ondervoorzitter, Kan. Jac. Muyldermans, Prof Ad. de Ceuleneer, Kan. Am. Joos, Dr. Hugo Verriest, Prof. C. Lecoutere, leden, en G. Segers, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
Lezing door den heer Kan. Dr. Jac. Muyldermans: Modeme talen in de oude Humaniora. - Spreker houdt eene lezing over het nut, de mogelijkheid en de noodzakelijkheid van het onderricht in Duitsche en Engelsche talen in de oude humaniora. - Deze lezing geeft aanleiding tot eene bespreking, waaraan al de leden deelnemen. Op voorstel van den heer Voorzitter beslist de Commissie eenparig aan de Academie voor te stellen haar in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
- Door de Academie in pleno vergaderd goedgekeurd. | |||||||||||||||
Dagorde.1o) 400e verjaring van Christoffel Plantin's geboorte. - De heer Dr. Leo Goemans, afgevaardigde der Academie bij de Academische zitting die ter dier gelegenheid te Antwerpen plaats greep, geeft mededeeling van de toespraak door hem op die zitting gehouden: | |||||||||||||||
[pagina 714]
| |||||||||||||||
De Koninklijke Vlaamsche Academie heeft mij de hoogst vereerende taak opgelegd haar te vertegenwoordigen bij de herdenking der 400ste verjaring van Christoffel Plantin's geboorte. Om aan den wensch van de Academie te beantwoorden, zal het hier volstaan de beweegredenen in het kort te verklaren welke haar hebben aangezet aan den oproep van het Comiteit in dank gevolg te geven. Verwonderen zal het niemand: ons Genootschap waardeert in Christoffel Plantin vooral den ingever, den ontwerper, den bekostiger, laat ons zeggen den stichter van het eerste Vlaamsche woordenboek in den modernen zin van het woord. Vóór hem bestonden er korte lexicons der Vlaamsche taal: hij heeft de gedachte opgevat en het plan ontworpen om, naar het voorbeeld van hetgeen elders verwezenlijkt was, een eigenlijk woordenboek tot stand te brengen waarin, dank zij het opnemen van spreekwijzen, spraakkunstige en zelfs phonetische opmerkingen, een min of meer volledig beeld der taal zou verrijzen. Ziedaar een verdienste die niet alleen door onze geleerden, maar door alwie aan taal en geschiedenis hecht ten zeerste geschat dient te worden. De Koninklijke Vlaamsche Academie heeft, te dien opzichte, haar plicht begrepen: even voor den oorlog, bekroonde zij Een critiek op den Schat der Nederduitscher Spraken, door haar als prijsvraag uitgeschreven en die een helder licht zal werpen op de totstandkoming, de wetenschappelijke waarde en den invloed van Plantin's Thesaurus. Iets waarop men niet genoeg nadruk kan leggen bij dit voor den tijd merkwaardig werk is het feit, dat een Franschman als Plantin zich de moeite heeft getroost de spraak van zijn aangenomen vaderstad door jarenlange inspanning aan te leeren; ja, dat hij in genoegzame mate in de Vlaamsche denkwijze van zijne nieuwe medeburgers was opgegaan om zulk een tijd- en geldroovende onderneming aan te durven tot gemakkelijker onderricht en tot verspreiding hunner taal. Eene bijzondere hulde zij hem daarom door ons gebracht, en tevens - de geest kent immers geen grensbeperkingen - eene warme en dankbare hulde aan het land dat ons dien verdienstelijken man heeft geschonken, aan het edele Frankrijk, aan het volk wiens ridderlijk streven, zoowel in 't verleden als in 't heden, de bewondering afdwingt van heel de beschaafde wereld en niet het minst van de Vlamingen. | |||||||||||||||
[pagina 715]
| |||||||||||||||
In Plantin waardeeren wij ook den burger van het onovertroffen Antwerpen in de eerste ontluiking van handel en weelde, van kunst- en geestesbloei, waarvan de Italiaan Guicciardini ons zoo'n heerlijk tafereel ophangt; hij was een dier vernuftige vreemdelingen welke de Scheldekoningin om haar rijkdom had aangetrokken en die haar gastvrijheid met lauweren hebben betaald. En al hetgeen Antwerpen ter eere strekt gaat de Vlaamsche Academie diep ter harte. Niet alleen aan Antwerpen, maar ook aan België komt de faam van Plantin ten goede. Op België's bodem stichtte hij zijn wereldoe kende drukkerij; hier ontstonden die wondere boeken welke wetenschap en beschaving heinde en ver verbreidden; hier ontsproot uit hem een geslacht dat heeft uitgeblonken door verheven werkzaamheid; hier ten slotte leende hij zijn naam aan het Museum waarop het Vaderland met volle recht mag bogen. Zou dus bij de huidige plechtigheid, welke zooveel uitgelezen mannen uit den lande en uit den vreemde heeft samengebracht, onze Vlaamsche Academie onverschillig blijven? Neen! Waar het België's roem en grootheid geldt, liet zich de Academie nooit onbetuigd; want zij omstrengelt in eene ondeelbare liefde en vereening den luister van België en dien van Vlaanderen.
2o) Kiliaan-feest te Duffel. - De heer Isidoor Teirlinck, die de Koninklijke Vlaamsche Academie bij dit feest vertegenwoordigde, dient het hieronder volgende verslag in:
Op Zondag 29 Augusti 1920 werd te Duffel het herstelde beeld van Cornelis Kiliaan onthuld Het heel nieuwe gedenkteeken - het eerste, in 1882 opgericht (ik was er aanwezig), werd gedurende den oorlog vernield - is het werk van Frans Claessens, naar Kiliaan's borstbeeld van Constant Jacobs, dat men vindt in de proeflezerskamer van het Flantijn-Museum te Antwerpen. Bij deze onthulling trad als feestredenaar op ons geacht medelid Dr. Maurits Sabbe, die over de verdiensten van den Duffelschen geleerde sprak en mijne taak zeer vergemakkelijkte: want na de uitmuntende redevoering van Dr. Sabbe mocht en moest mijne toespraak kort zijn. En zij was het ook. Ik zei nagenoeg het volgende: | |||||||||||||||
[pagina 716]
| |||||||||||||||
‘Ik heb de eer de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde op dit Kiliaanfeest te vertegenwoordigen. ‘Kiliaan was een der grootste taalkundigen uit zijn tijd; zijn Woordenboek blijkt nog altijd onmisbaar te zijn voor iedereen die aan de Nederlandsche taalkunde meedoet; Kiliaan was een stevige steun van de Plantijnsche drukkerij en Plantijn, dien men voor eenige weken te Antwerpen zoo plechtig heeft herdacht, is zonder twijfel aan Kiliaan een niet gering deel van zijnen roem verschuldigd: zulks te beweren neemt niets weg van de groote verdienste van Plantijn, maar dat verhoogt wel, in zekere mate, de verdienste van onzen Kiliaan. Meer hoef ik hier niet bij te voegen: de heer Sabbe heeft, breedvoerig en op volmaakte wijze, u de groote waarde van Kiliaan's arbeid voor oogen gelegd en aangetoond dat de man, blijvend mag aanspraak maken op de dankbaarheid van zijn volk en van de geleerde wereld. ‘En dat deze dankbaarheid werkelijkheid is, wordt hier ten overvloede bewezen; men hoeft maar de blikken rond zich te werpen! En het doet waarlijk deugd aan het hart te zien hoe een volk zijne mannen kan beminnen, hoe een erkentelijk volk zijne geleerden en kunstenaars weet te eeren en hoog te schatten. Een volk dat, met bewustzijn, dat doet, leeft - het leeft, al zij het klein, en staat niet op het punt te vergaan! Namens de Koninklijke Vlaamsche Academie, die, met reden, in eene van haar vergaderingen besloten heeft zich bij dit feest aan te sluiten, bedank ik het gemeentebestuur van Duffel en zijne medehelpers: geleerden, kunstenaars en inrichters! voor de prachtige, welverdiende hulde, die zij heden aan eenen der waardigste zonen van Vlaanderen hebben toegebracht.’ Daarna sprak de heer Burgemeester Janssens en hij, insgelijks, dankte allen die hadden medegewerkt om die onthulling luister bij te stellen. Eindelijk werd op de Gemeenteplaats een gelegenheidscantate uitgevoerd: Zegezang voor Kiliaan's beeld, te Duffel hersteld, 1920, gedicht van Aloïs Walgrave, muziek van Karel De Sutter; zij verwekte diepen indruk. Aldus eindigde, voor ons, dit welgeslaagd en schitterend feest, waaraan gansch Duffel en omstreek deelnam: want meer dan zestig maatschappijen luisterden het op door hun veelkleurige vaandels en vlaggen of door vaderlandsche muziek en Vlaam- | |||||||||||||||
[pagina 717]
| |||||||||||||||
schen zang. Zelfs de zon, die eerst te pruilen scheen, zond haren glans over 't joelende volk, over het vriendelijke Duffel en over het thans zoo strak en ernstig blikkende beeld van onzen Kiliaan, als wilde zij bij de hulde zijn, die door 't dankbare Vlaanderen aan een zijner besten op dien Oogstdag zoo mild werd geschonken.
3o) Letterkundige Mededeeling, door den heer Prof. Dr. Leo van Puyvelde, over zijn pas verschenen werk: Voor mijn Land in Oorlogsnood (Gent, 1920). De heer van Puyvelde leest het volgende voor:
Ik heb de eer aan de Koninklijke Vlaamsche Academie een boek van mijn hand aan te bieden: Voor mijn Land in Oorlogsnood. Het is een bundel opstellen over België en de Vlaamsche Beweging, in Holland geschreven gedurende den oorlog. Bij deze aanbieding ben ik zoo vrij een kort woord te voegen. Niet een woord tot zelfverdediging tegen enkele persoonlijke aanvallen omtrent deze opstellen. Tegen de gassen van verdachtmaking, van uit een zekeren hoek, heb ik, wat mij betreft, uitstekende afweermiddelen: een gerust geweten, een effen gemoed en bovendien een flinke dosis humor Ik vermaak mij zeer in de bekrompen laatdunkendheid van hen, die zich laten bij den neus leiden, zelfs in kringen, waar wetenschappelijke nuchterheid oordeel en gemoed zou moeten helder houden. Dus niet een woord tot zelfverdediging. Maar een woord tot inlichting. Het bundelen van de opstellen, die ik gedurende den oorlog over België en de Vlaamsche Beweging schreef, heeft een dubbele aanleiding. Ik wil in de eerste plaats iets bijdragen opdat de noodige opklaring zou kunnen gebracht worden in de geesten, die vertroebeld worden. En in de tweede plaats, wil ik de volle verantwoordelijkheid opeischen voor wat ik schteef gedurende de teistering en de verwarring van den oorlog. Op het gebied van het nationalisme zijn de geesten zeer vertroebeld in ons land. Het activisme, dat zooveel verwarring stichtte, is eilaas niet dood. Het is praat tegen den vaak te zeggen: ‘De Duitschers zijn weg en het activisme is niet meer mogelijk’. Neen, niet het hand in hand gaan met de Duitschers is de essentie van het activisme: dit samengaan was voor de meeste activisten slechts een middel om tot hun doel te geraken. | |||||||||||||||
[pagina 718]
| |||||||||||||||
De ziel van het activisme is de vijandschap tegen de eenheid van den Belgischen Staat, omdat men die eenheid beschouwt als onvereenbaar met een ‘zelfstandig Vlaamsche volk’. En deze zie leeft krachtig voort na den oorlog. Het is opzettelijke leugen of dwaze zelfbegoocheling het tegenovergestelde te beweren. Het dualisme Vlaanderen én België wordt hoe langer hoe meer voorgehouden door allerlen Vlaamschgezinden en uitgebuit door de togenstrevers van de Vlaamsche taal. Dit dualisme sticht op het oogenblik de gevaarlijkste verwarring in de geesten der Belgen, en moet, als het door de ‘leiders’ der beweeglijke massa niet scherp en krachtdadig bij hun volgelingen zelf wordt tegengewerkt, onvermijdelijk brengen tot de splitsing van België en tot de internationale gevolgen, die uit deze splitsing en verzwakking van België zullen voortkomen. En wat houdt dit dualisme in? Ik ben ervan overtuigd dat het slechts op woorden berust, op woorden over wier begrippen men zich geen juiste rekenschap geeft en die men links en rechts verschillend begrijpt. Als men elkaar maar eens leerde begrijpen! Als men het maar even eens werd over de beteekenis van de woorden! Voor de Koninklijke Vlaamsche Academie zou het op het oogenblik de schoonste taak wezen eens, ten gebruike van de flaminganten, in een bespreking na studie, de begrippen nauwkeurig en vast te omlijnen van woorden als: volk, land, vaderland, ras, stam, natie, zelfberechtiging, zelfstandigheid, zelf-bestuur, Vlaanderen, Vlamingen en flaminganten, Vlaamsche gedachte, en de juiste begripsgehalte te bepalen van slagwoorden als: de rechten der taal, de taal is gansch het volk, een volk - een taal, vrij Vlaanderen in vrij België, gelijkheid in rechte en in feite, enz. Door de anarchistische begripsverwarring bij al deze woorden wordt een deel van de Vlamingen misleid en een groot deel der Belgische bevolking tegen de Vlaamsche Beweging opgejaagd. Laten wij voorzichtig wezen met de woorden in dezen tijd, vooral in een land als België, waar de menschen zoo slecht hun taal kennen, waar zelfs heel wat knappe koppen zoo weinig taalkritisch inzicht hebben. Vage woorden dringen onzuivere begrippen en bedrieglijke gedachten op. En deze leiden licht tot verredragende daden, bijzonder wanneer de jeugd deze begrippen en gedachten in realiteit wil gaan omzetten... Wat zouden vele toestanden zuiver opgelost worden, wat zouden de Belgen elkaar beter begrijpen, ook in de talenkwestie, als zij | |||||||||||||||
[pagina 719]
| |||||||||||||||
even begonnen met de beteekenis te verklaren van vele termen, die zij aan beide zijden steeds in den mond hebben. En daarom nogmaals: zou het niet in de lijn liggen van de Koninklijke Vlaamsche Academie, die dan toch een Belgische instelling is voor de Vlamingen, de moderne significa op dit gebied te beoefenen? Zij toch kan niet haar voordeel willen zoeken in begripsverwarring? Zij tracht te wezen de condenseering van de geesten der Vlaamschsprekende Belgen; zij verlangt er naar de leiding van dien geest in handen te nemen. Wat een voordeel voor ons land als zij er toe overging om, op dit haar speciaal gebied van de woordkennis, de Vlamingen van voorlichting te dienen. Ik heb aan mij zelf bevonden hoezeer de geest der Vlaamschgezinden verstrikt ligt in de romantische ‘strijd’-taal. De oorlogsgebeurtenissen in België en de voorvallen van het activisme hebben mij er, dag voor dag, toe gebracht, om voor mijzelf naar een zuiverder inzicht te zoeken in de beteekenis der woorden, waarover wij het voortdurend hebben in de Vlaamsche Beweging. Gij zult dit kunnen nagaan in het boek dat ik hierbij aanbied. Aanvankelijk zult gij, in hetgeen ik schreef gedurende de vier oorlogsjaren, ook het troebele opmerken in de begrippen, waarover ik sprak. Maar gij zult er ook in gewaar worden hoe ik allengs trachtte afrekening te houden met de dubbelzinnigheid in woordgebruik en daden, waar het gaat over de nationaliteitskwestie, waarmee de toekomst en het bestaan zelf van België te midden van grijpzuchtige geburen innig verbonden is. Niet alles zou ik nu nog op dezelfde wijze denken en schrijven, nu tijdens den vrede meer aan het daghcht kwam. Alleen een bekrompen geest evolueert niet. Toch wil ik, en dit is de voornaamste aanleiding van het verschijnen van het boek, toch wil ik de volle verantwoordelijkheid dragen van wat ik durfde te zeggen in de woelige tijden, die ons Vaderland doorleefde. Laat ieder, die toen wat zei en deed, even openbaar en oprecht vooruitkomen met wat hij zei en deed. Dan zou men de woorden en daden van eenieder terug kunnen plaatsen in de wisselende tijdsomstandigheden, waarin zij gesproken en gepleegd werden, en wie oordeelen wil zal het dàn kunnen doen met kennis van zaken in alle eerlijkheid. In dit boek kom ik vooruit met alles wat ik gedurende den ooriog schreef in verband met de Vlaamsche Beweging, ook met | |||||||||||||||
[pagina 720]
| |||||||||||||||
mijn artikelen uit De Gids en deze uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant, versch nen onder het journalistiek teeken: ‘Van onzen □ in dewerker’. Deze laatste artikelen heb ik trachten te schrijven zóó dat zij bij poozen tot in het bezette België zouden kunnen geraken, zóó dat de Belgische regeering er baat mee kon hebben, zóó dat ook een en ander kon binnendringen in de geesten van de neutralen en de geallieërden, die zich gingen voorstellen dat ons land bezig was zich in tweeë te splitsen. Ik heb ze geschreven met het doel om, naast de Vlaamsche bevolking, ook de geheele Belgische bevolking te dienen. Openlijk wil ik erkennen dat ik gedurende den oorlog mijn geest en mijn pen ten dienste heb gehouden van mijn land, van België. Ik deed het uit loutere overtutging, zonder de minste persoonlijke vergoeding, omdat ik du als een dwingenden plicht beschouwde waar anderen met heldhaftigen moed datzelfde land verdedigden met de wapens in de vuist. Ik zie nog niet in dat ik verkeerd deed En ik erken eveneens dat ik met de regeering van mijn land briefwisselde en aan ‘de regeering van Havere’ rapporten stuurde over de Vlaamsche Beweging, op verzoek van Ministers. Ik denk niet dat dit ook in de Academie, als in sommige andere Vlaamschgezinde kringen, beschouwd wordt als een ‘verraad’ tegen ‘het Vlaamsche volk’. Anders wenschte ik wel dat degenen, die dit zouden meenen, het hier, in mijn aanwezigheid, openbaarlijk on duidelijk zouden zeggen. Ik vrees dan geen vierschaar en zal stout zeggen: Hier zijn de rapporten, die ik stuurde; ze staan hier in dit boek. Zij waren trouwens geenszins geheim. Zij werden steeds openbaar gemaakt in de Nieuwe Rotterdamsche Courant, waarin zij verschenen onder den titel ‘Uit de Vlaamsche Beweging’ en eerst nadat eenieder er door de pers kennis van had gekregen, gingen zij naar de Regeering. En het cijfer, dat mijn stukken naar ‘Havere’ droegen en waarover zooveel geheimzinnigs is rondgestrooid? De oorzaak ervan is eenvoudig. Brieven van mij aan de Belgische Regeering, en voluit door mij onderteekend, werden door den diplomatieken koerier meegenomen op de Hollandsche boot ‘Prins Hendrik’, die den 23 September 1916 te Vlissingen vertrok en door de Duitschers werd aangehouden en opgebracht. Ik moest verhoeden dat de Duitsche propagandisten van mijn | |||||||||||||||
[pagina 721]
| |||||||||||||||
correspondentie zouden gebruik maken om mij in een verkeerd daglicht te stellen, ten einde mijn propaganda voor de Belgische zaak te fnuiken. Wat zij inderdaad reeds onmiddellijk beproefden. Want in De Toorts en in De Nieuwe Courant van 24 October 1916 wilden de activisten en de Duitsche propagandisten in Holland mij reeds doen doorgaan als den ‘tweeden secretaris van Minister Poullet’ en als een ‘Belgischen regeeringsagent’. Van toen af schreef ik onder een nummer. Dit alles zal duidelijk blijken uit het volgende uittreksel uit de briefwisseling van Minister Poullet aan mij en van mij aan Minister Poullet. Als het noodig mocht blijken zal ik Minister Poullet openbaarlijk verzoeken mijn correspondentie voor het daglicht te brengen of zal ik deze uittreksels nog vermenigvuldigen.
La Haye, 15. VI. 16
Cher Monsieur,
Procurez-moi, je vous pric, cinq exemplaires du No de l'Algemeen du 13 VI, je pense, avec l'article d'Elout. Comme je ne lis pas régulièrement ni l'Algemeen ni le Nicuwe Courant, je vous serais reconnaissant de m'envoyer les articles sensationnels, quand il en paraît, mais rien que les articles importants qui peuvent intéresser un membre du gouvernement belge. Bien à vous. (w.g.) P. Poullet.
Le Havre, le 8. VIII. 16
Cher Monsieur,
Votre article me paraît excellent. Vous avez fort bien fait, dans une question aussi délicate de vous êtré concerté avec la Légation. J'espère que vous me tiendrez au courant: vous savez ce qui m'intéresse. Votre dévoué.
(w.g.) P. Poullet. | |||||||||||||||
[pagina 722]
| |||||||||||||||
Le 18. XI. 16
Cher Monsieur,
Aucune lettre du 21 septembre ne m'est parvenue. J'ai reçu de vous des lettres du 12, du 15 et du 29 (par celle-ci vous me dites avoir adopté le No 25). Bien à vous. (w.g.) P. Poullet.
La Haye, le 21 septembre 1916.
Monsieur le Ministre,
Voici encore quelques extraits de journaux qui pourront vous intéresser. Ce sont des opinions hollandaises sur la flamandisation de l'université de Gand par les Allemands. J'ai appris par un professeur d'Amsterdam que, dans son discours d'ouverture, le recteur de l'université d'Amsterdam a annoncé que Monsieur Barge, chargé de cours à cette université, a refusé d'accepter une chaire à l'université de Gand et que l'assistance a chaudement applaudi ses paroles.
(w.g.) Leo van Puyvelde.
La Haye, le 29 septembre 1916.
Monsieur le Ministre,
L'aventure arrivée au courrier m'oblige à la circonspection. J'ai de bonnes raisons d'être très discret. Il serait par trop facile à nos ennemis allemands de neutraliser mon action en faveur de la Belgique auprès des Hollandais neutres, sur lesquels j'ai pu gagner quelqu'influence. Dorénavant je ne signerai plus mes lettres. Vous reconnaîtrez ma main. Et je vous prie de m'adresser votre correspondance sous le No 25 à la Légation. Celle-ci me passera tout ce qui arrive à mon adresse. Voici encore quelques envois qui pourront vous intéresser. J'avais écrit à M. le Prof. Nyrop, de l'université de Copenhague, pour le prier de faire connaître dans les pays scandinaves le sort de MM. Pirenne et Fredericq, et je lui avais certifié que les autorités allemandes n'ont trouvé aucun motif d'accusation contre eux. A la suite de ce qu'il avait publié à ce sujet, le général von Bissing a | |||||||||||||||
[pagina 723]
| |||||||||||||||
adressé une lettre à un de ses collègues suédois dans laquelle il dit que MM. Pirenne et Fredericq ont reçu des ordres secrets du gouvernement belge. Cette lettre a été publiée et, comme le Professeur Nyrop serait bien aise de pouvoir la réfuter, il me demande des renseignements à ce sujet. Pourriez-vous, Monsieur le ministre, me les procurer? Veuillez agréer etc......
No 25. La Haye, le 4 novembre 1916.
Monsieur le Ministre,
Je crains que la lettre que je vous ai adressée en date du 21 septembre dernier ne soit pas parvenue jusqu'au Havre. Vous m'obligeriez beaucoup en me faisant savoir si elle est arrivée à destination. Dans la négative, je suis persuadé que les Allemands s'en sont emparés et s'en serviront contre moi auprès des neutres. Veuillez agréer, etc......
No 234. La Haye, le 23 novembre 1916.
Monsieur le Ministre,
Vous me dites par votre lettre du 18. XI. 16 ne pas avoir reçu ma lettre du 21 septembre. Comme je crains la propagande allemande en Hollande et que les Allemands ont de nouveau mis la main sur le courrier se trouvant sur le bateau ‘Koningin Regentes’ le 12 novembre, mes lettres porteront dorénavant un autre numéro: 234, afin de dérouter la propagande allemande. Veuillez agréer etc.....
4o) Mayombeesch Idioticon, door den eerw. heer Pater Bittremieux, S.J., missionnaris in Congo, aan de Academie aangeboden, ter opneming onder de uitgaven van het Pater Van de Ven-Heremans-Fonds. - Verslagen door de heeren Prof. J. Vercoullie en Prof. Dr. J. Mansion. | |||||||||||||||
[pagina 724]
| |||||||||||||||
a) Verslag van Prof. J. Vercoullie.Ik heb het werk van Pater Bittremieux zorgvuldig doorgezien en letters A en B nauwkeurig gelezen. Ik heb alzoo de overtuiging opgedaan, dat we hier een degelijk en belangwekkend boek voor ons hebben, dat zal bijdragen tot een dieper kennis van onze Kolonie en waarvan de uitgave onze Akademie eer zal aandoen. Vergeleken met den inhoud van Pater Butaye's Dictionnnaire kikongo-français et français-kikongo, is de hier geboden woordenschat zeer rijk, en geeft, daar het een ongeschreven taal geldt, bewijs van een langen onverdroten arbeid en een scherpzinnigen speurzin. Men vindt er zegswijzen, spreuken, formules, die de beteekenis der woorden door den eigenaardigen geestestoestand der Zwarten en hun folklore verduidelijken. Zoo verneemt men bij de passende woorden bijzonderheden over den dood, het trouwen, de bevalling, het tappen van den palmwijn, de maagschap, de slavernij, het tatoueeren, de voorstelling van de Godheid, van de sterren en de maan, de maanden enz. De taal is soms nog al dialectisch gekleurd, wat in een woordenboek zeer hinderlijk is (sloep voor nauw pad, slop; kletsen voor klappen; pers voor staak; miek voor maakte; de deze, de die enz.). Men stoot al eens op een germanisme, als minstens voor ten minste, of wijder voor verder, of soort kikvorsch, soort hertebeest voor soort van k., s.v. hertebeest. De verbindingen met er, zooals er aan, er in, er mede, evenals of wel, worden steeds in één woord geschreven. De verschillende homoniemen zouden door getallen moeten uiteengehouden of in verschillende artikels behandeld worden. Zoo moet er door cijfers aangeduid worden dat er 5 ba's, 3 beta's, 2 loba's zijn. Er moeten twee artikels ngo en drie artikels nzau gemaakt worden. Soms is de vertaling afwezig, zooals bij boba, bombolo en bubulu; doorgaans ook bij de hulpwerkwoorden, als bakana, edi, waar dan tevens nog aanduidingen over het gebruik ontbreken. Hetzelfde geldt voor sommige voorvoegsels, als ba, bu, ki. Aan vertalingen als zeker kruid, soort (van) kikvorsch of (onder nzau) is ook een riviervisch, heeft men niet veel. Overigens bij planten diernamen zou steeds de wetenschappelijke naam moeten gegeven worden, wat nu slechts af en toe het geval is. Bangu-nzekete heet: hout dat men knabbelt om de tanden te kuischen. Bangu beteekent toch de scheurbuik van het tandvleesch en nzekete is de plant die tot geneesmiddel dient. Beide woorden echter komen op zich zelf in 't Idioticon niet voor (cf. Pater Butaye, op bangulunga en nzeke-nzeke). Bij banga wordt opgemerkt: vreemd woord. Er mocht toch wel gezeid waar het van daan komt. Hetzelfde geldt voor boi, boyi, boyo, waar niets bij opgemerkt wordt. | |||||||||||||||
[pagina 725]
| |||||||||||||||
Biza wordt vertaalt door iets vuil, leelijk (sic), - boda door iets nat, rot (sic), - budila door iets leeg, eenzaam (sic) en vele dergelijke meer, waar toch bedoeld wordt vuiligheid enz., abstract en concreet. Wat beteekent onder yika, vgl. gewestl. Vlaamsch worden, werden met den noemvorm van een nw.? Van pronomina afgeleide adverbia worden voornaamw genoemd; z. buana, kue en passim. Op e wordt gehandeld over den invloed van e uit i op l. De bedoeling is toch wel dat men in 't Noorden mbedi zegt i.p.v. mbele en in 't Zuiden mbele blijft zeggen Dat wordt niet duidelijk voorgedragen en op mbedi en mbele blijkt daar niets van. Op II n (lees III n) wordt gezegd dat een medeklinker het dynametisch (lees dynamisch) accent neemt. Dat is mij niet duidelijk en zal velen met mij niet duidelijk zijn. Op o leest men: o komt voor in de vorming der voornw., zonder verder uitlegging, wat al bitter weinig is. En waarom wordt de klankwaarde der teekens in 't Latijn omschreven? Er bestaan toch Nederlandsche vakwoorden in de geluidleer. Tegen den titel van het werk heb ik twee bezwaren. Het geeft de taal van Mayombe. De slot-e nu van Mayombe klinkt als die van dominee, want volgens P.P. Butaye, Seidel en Struyf en Brittremieux zelf kennen de Kongoleesche talen geen doffe e, doch slechts heldere e's Het adj. van Mayombe is dus Mayombeesch. Pater Bittremieux zelf schrijft overigens Swahilisch, waar de slot-i toch op dezelfde lijn staat als de slot-e van Mayombe. Maar met Mayombeesch zou ik nog geen vrede hebben. Ik wil hier de woorden van F. Finck tot de mijne maken, die in Die Sprachstämme des Erdkreises, blz. 108, zegt: ‘Diese Eigentümlichkeit der Bantusprachen, die Differenzierung der Grundelementen hauptsächlich durch präfixe zu bewirken, das eigentliche Kennzeichen der ganzen Gruppe, hat die in mancher Beziehung missliche Folge gehabt, dass nun die Benennung der einzelnen Horden und Sprachen in Reiseberichten und auch in wissenschaftlichen Abhandlungen in recht verschiedenem Gewande erscheinen, Zusammenhänge für den nicht Eingeweihten oft allzusehr verschleiernd. So wird das Volk der Tschwana in der Regel als Betschuana angeführt, dessen be ein dem ba in Bantu ursprünglich gleisches präfix ist, seine Sprache oft als Setschwana, dessen se dem ki in Kintu entspricht, während die Herero meist nicht mehr in analoger Weise als Ova-herero erscheinen, auch ihre Sprache gewöhnlich nicht Otji-Herero genannt wird, sondern in beiden Fällen der blosse Stamm Herero in Gebrauch ist. Der Gleichmässigkeit und gleichzeitig leichteren Orientierung halber empfiehlt es sich jedoch, letztere mehr und mehr um sich greifende Bezeichnungsart streng durchzuführen, was auch im folgenden geschehen soll, freilich mit | |||||||||||||||
[pagina 726]
| |||||||||||||||
Ausnahme der Benennung Bantusprachen selbst, die nun einmal so eingebürgert ist, dass die Ersatzbezeichnung Ntusprachen nicht mehr empfohlen werden kann.’ Ook heet de taal van ons Idioticon bij hem, blz. 115, Jombeisch, dus voor ons Yombeesch. Immers waar onze talen buigingsuitgangen en afleidingsachtervoegsels gebruiken, bezigen de Bantoetalen voorvoegsels. Kongo is de naam van een stroom en van een vlek; een Kongolees is Mukongo, Kongoleezen Bakongo en het Kongoleesch Kikongo. Yombe is de naam van de streek van ons Idioticon; een Yombees is Nyombe, Yombeezen Bayombe en het Yombeesch Kiyombe. Mayombe is ten slotte een synoniem van Bayombe. Bij de Europeanen loopen de Europeesche en de Kongoleesche woordvormingen vaak dooreen. Dat sticht een verwarring die zich ook in hun woordenboeken doet gevoelen. Hier moet men het eene woord op zijn stamvorm, het andere op den vorm met voorvoegsel zoeken. Zoo bij Pater Butaye Bakongo en Mukongo op Kongo, maar Kikongo op zijn alphabetische plaats. Bij Pater Bittremieux vindt men Bayombe en Nyombe op hun plaats, met verzending naar Mayombe, waarheen men ook verzonden wordt bij 1. Yombe; naar Kiyombe vindt men niet op zijn plaats: dat wordt onder 2. Yombe behandeld. Hier ook vindt men een artikel Basundi, waarin Nsundi en Sundi behandeld worden; maar Sundi, toch het stamwoord, komt op zijn plaats niet voor; wel Nsundi met verzending naar Basundi en met eenige aanvullingen op hetgeen over Nsundi onder Basundi gezegd werd, terwijl bij Basundi vergeten werd voor die aanvullingen naar Nsundi te verzenden. Hier ook nog vindt men Bamimbala, maar het enkv. Mumbale ontbreekt, terwijl Mbala en Kimbala op hun plaats aanwezig zijn. In dit alles moet dus nog, volgens een eenvormig stelsel, orde gebracht worden. Uit die beschouwingen volgt dat, uit een taalkundig oogpunt, Dictionnaire Kikongo-français, zooals Pater Butaye zijn boek noemt, hetzelfde is als Dictionnaire English-français, en Mayomb(ee)sch Idioticon, zooals Pater Bittremieux het zijne betitelt, hetzelfde als Dictionnaire Englandais-français of Dictionnaire Englishmannaisfrançais. Overigens Pater Bittremieux zegt in zijn Inleiding dat het Kongoleesch van Mayombe ‘gewoonlijk Yombe in Mayombe zelf genoemd wordt’, en in zijn Idioticon op 2. Yombe vertaalt hij Kiyombe door de Mayombsche taal. Mijn opmerkingen strekken om aan te toonen, in welken zin het werk vóór den druk nog zou moeten overzien worden. | |||||||||||||||
[pagina 727]
| |||||||||||||||
b) Verslag van Prof. J. Mansion:Het werk van P. Bittremieux is buiten twijfel eene zeer geslaagde en hoogstverdienstelijke bijdrage tot de kennis der Afrikaansche talen. Men hoeft geen kenner van het MayombeeschGa naar voetnoot(1) te zijn om te beseffen dat de schrijver voor den arbeid dien hij beoogde, nl. het opstellen eener volksencyclopedie van een Congoleesch gewest volkomen berekend is. Zoo iets bestaat bij mijn weten nog niet en het Idioticon zal de grootste diensten bewijzen aan al wie in de taal, de zeden en de godsdienstige begrippen der Zwarten belang stelt. Met den eersten verslaggever ben ik het dus over de meeste punten eens. Ik zal hier slechts eenige aanteekeningen bij de zijne voegen, in de hoop dat ze P. Bittremieux bij eene herziening van zijn boek voor den druk, nuttig zullen kunnen wezen. Uit den aard der zaak zijn mijne op- en aanmerkingen tot den vorm beperkt; over den inhoud mogen bevoegder rechters oordeelen.
De gekozen phonetische transcriptie ziet er eenigszins ingewikkeld uit en deze indruk wordt bevestigd, waar wij den schrijver er voor zien waarschuwen de teekens voor afkapping met die voor aspiratie of palataliseering niet te verwarren. Daar de groote arbeid van P. Bittremieux naar wij hopen geroepen is om invloed op de verdere beoefening der Bantoesche taalkunde uit te oefenen, ware het zeer te wenschen dat de spelling aan alle eischen zoowel van practischen als van wetenschappelijken aard voldeed.
Bij het opmaken van een woordenboek moeten zekere regels in acht genomen worden, die tot de techniek van het vak behooren. Deze vindt men o.a. door H. Sweet in zijn Practical Study of Languages (Londen, Dent & Co, 1899) uiteengezet, vooral in Hoofdstuk XII, the Dictionary. Andere deelen van dat zelfde werk geven waardevolle wenken voor de studie van vreemde talen, inzonderheid voor de wijze hoe men zelf zijne spraakkunst en woordenboek moet opmaken, als het talen geldt waar zulke hulpmiddelen ontbreken. Sweet dringt er op aan dat plaatsbesparing, gemak van overzicht, duidelijkheid in de vertaling eerste vereischten zijn in een woordenboek. Bijgevolg geene ophooping van synoniemen waar éen woord voldoet; de vertaling zal altijd moeten zijn in gewone, eenvoudige, ondubbelzinnige taal; geene etymologische vertaling, geene dialec- | |||||||||||||||
[pagina 728]
| |||||||||||||||
tische of verouderde woorden. Prof. Vercoullie heeft er in zijn verslag op gewezen dat de taal van P. Bittremieux nog al dialectisch gekleurd is en dat zulks voor een woordenboek zeer hinderlijk is. Het is immers van den gebruiker van het Mayombeesch Idioticon veel geeischt, als hij nog een halfdozijn Vlaamsche Idiotica bij de hand moet hebben om het Congoleesch te verstaan. Ook waar men den schrijver van dialectisme vrij kan spreken, moet het erkend dat niet altijd het juiste woord voor de vertaling is gevonden. In sommige gevallen, niet overal, is de Fransche vertaling beknopter en duidelijker dan de Nederlandsche. Ziehier eenige voorbeelden:
Davana, zinken, ondergaan, fra. descendre. Uit de aanhalingen blijkt dat de algemeene beteekenis ‘naar beneden gaan’ dus ‘descendre’ het best past.
desuna, kraken, fra. écraser(!).
Huidbeprikking is misschien eene geslaagde woordkoppeling om tatoueering weer te geven. 't Is echter een neologisme dat eerst duidelijk wordt, als men er naast tatouage leest (s.v. dibadika).
Leenen en ontleenen geven zeer nauwkeurig de beteekenis van devana en deva weer; gebruikt men voor beide leenen dan moeten er uitleggingen bijgevoegd die den tekst onnoodig verlengen.
Scheel en deksel (s.v. difuku) hebben dezelfde beteekenis, een van beide voldoet dus en scheel mag wegvallen daar het in een groot gedeelte van het Nederlandsch gebied ongebruikelijk is.
Waar de Fransche en de Nederlandsche vertalingen niet hetzelfde zeggen moet men gaan twijfelen. Villen is écorcher, niet dépecer (in stukken verdeelen) s.v. futuna. Twist, tweedracht staan niet gelijk met fra. rixe (s.v. k'ani); knabbelen is ronger eerder dan mâcher (s.v. kasuka, kasula); enz. Overigens vraagt men zich af naar welken regel Fransche vertalingen bijgevoegd zijn. Bij veel artikelen ontbreken ze geheel; elders is slechts éene van de vele beteekenissen in het Fransch weergegeven. Zoo dizunga tuin, omheining, hof, fra. enclos. Het woord beteekent toch wel ‘jardin’? Kingamba arbeid, dragersdienst, werkloon, fra. salaire. Waarom alleen voor de laatste beteekenis eene Fransche vertaling?... Ik zou voorbeelden van dezen aard nog veel talrijker kunnen maken maar dit zou eene verkeerde voorstelling van het werk geven. Honderden artikelen zullen bij eene herziening onveranderd mogen blijven, daar ze in alle opzichten bevredigend zijn, en vele zelfs uitstekend. Maar juist daarom, omdat het werk van P. Bittremieux naar mijne bescheiden meening zulke groote waarde heeft, moet het vrijgemaakt worden van de feilen die het ontsieren. Deze taak zal den schrijver niet moeilijk vallen, daar het vooral den vorm | |||||||||||||||
[pagina 729]
| |||||||||||||||
geldt en aangezien voor het Nederlandsch gemakkelijker dan voor het Mayombeesch hulp van vrienden kan verwacht worden.
- De verslaggers zijn het dus eens om den wensch uit te spreken dat Pater Bittremieux zijn werk nog zal nazien en rekening houden met de aan- en opmerkingen in bovenstaande verslagen gedaan.
5o) Het Gebied van Eupen. - Door den Bestendigen Secretaris werd, den 25 September, aan de Leden der Academie, een afdruk gezonden van de briefwisseling aangaande de Zaak Eupen.
De heer G. Segers geeft lezing van eene uitvoerige nota, waarin hij zich op het standpunt stelt van het onderwijs, vooral van het volksonderwijs:
Te recht zegt de Koninklijke Vlaamsche Academie, in haren brief van 27 Februari 1920, aan den Heer Minister, en zij steunt haar schrijven of onwederlegbare bewijzen, dat het ‘gebied van Eupen de voortzetting is, op taalgebied, van den Vlaamschsprekenden Noord-Oosthoek der Provincie Luik’. Het dialect van dit gedeelte van ons land is wel degelijk een Vlaamsch dialect. Aan het verslag over de Januarivergadering van het jaar 1913 van het Institut National de Pédologie Belge ontleen ik daarover het volgendeGa naar voetnoot(1):
M. le President. - Permettez-moi de vous citer le cas de la région ‘allemande’ de la province de Liège. Cette région est dite ‘allemande,’ mais elle ne l'est nullement; elle est la continuation de la partie flamande du Limbourg (frontière hollandaise) qui part de Maestricht vers Fouron-le-Comte, Fouron-Saint-Martin et Gemmenich. Et quelle langue parle l'enfant qui arrive à l'école primaire? C'est un langage qui n'est pas de l'allemand, mais tout simplement un patois flamand.
M. Siméons. - Un mauvais flamand.
De Voorzitter, de heer Corman, destijds directeur-generaal over het lager onderwijs, was vroeger hoofdopziener in de pro- | |||||||||||||||
[pagina 730]
| |||||||||||||||
vincie Luik. De heer Siméons is dit nog. Hun ambt bracht mede, dat zij de volksscholen herhaaldelijk bezochten; niemand kon dus den toestand, in taalopzicht, beter kennen dan zij. Toch is de onderbreking van den heer Siméons: Un mauvais flamand ongelukkig. Niet alleen in den noord-oostelijken hoek der provincie Luik, niet alleen in het district Eupen, - dat, in dit taalopzicht, de voortzetting daarvan is, - spreekt de massa der bevolking, spreken dus de kinderen, die op zesjarigen ouderdom ter volksschool komen, dialect. Dit is het geval in België, in Nederland, in Frankrijk, in Duitschland; overal. Behalve zeer weinige kinderen, die te huis hun onderwijs ontvangen en wier ouders tot de geletterde standen behooren, kennen de kinderen slechts het dialect hunner streekGa naar voetnoot(1). ‘J'exerce depuis dix-sept ans dans une commune rurale,’ - schrijft eene Fransche onderwijzeres. - où tous les enfants parlent patois chez-euxGa naar voetnoot(2).’ ‘Het kind,’ aldus drukte Jan Van Ryswyck zich schilderachtig uit, ‘brengt aan zijn voetzolen het stof der straat in huis en op zijne lippen de taal der straatGa naar voetnoot(3).’ Doch overal is het de plicht der school, en is het zelfs het hoofddoel van het taalonderricht, de gewestelijke taal der leerlingen tot de beschaafde, letterkundige omgangstaal te veredelen en te verheffen. Al de pedagogen zijn het daarover eens, en onze Belgische onderwijswet schrijft het uitdrukkelijk voor. De Koninklijke Vlaamsche Academie heeft dus het recht, zich steunende op de leer, zoowel van vreemde als van inlandsche onderwijskundigen, aan de Regeering te vragen dat, aangezien in het district Eupen, de bevolking, en dus de kinderen, die zich ter volksschool aanbieden, een Vlaamsch dialect spreken, dat de Nederlandsche taal de voertaal van het volksonderwijs zij, gelijk dit in de andere gewesten van ons land door de Belgische Onderwijswet voorgeschreven wordt. | |||||||||||||||
[pagina 731]
| |||||||||||||||
- Die Nota geeft aanleiding tot eene bespreking waaraande heeren Scharpé, Willems, A. de Ceuleneer en L. van Puyvelde deel nemen. - De heer Voorzitter doet opmerken dat de Commissie door de Academie aangesteld thans een antwoord voorbereidt over de documenten die aan de Academie werden medegedeeld.
6o) Vereenvoudiging van de Schrijftaal. - De Bestendige Secretaris deelt aan de Vergadering mede, dat, den 25 September, aan de heeren Leden der Academie een afdruk werd gestuurd van de uitvoerige nota, opgesteld door den heer Mr. Leonard Willems onder den titel: Verslag der minderheid over de Spellings-vereenvoudiging. (Zie beneden.)
De bespreking wordt voortgezet.
Pastoor Hugo Verriest spreekt tegen de vereenvoudigde spelling, omdat zij geen eenheid brengt maar verdeelt; omdat het grondprincipe niet doorhouden noch toegepast wordt, naar 't behoort; omdat de wet over de geslachten onhoudelijk is; omdat Noordnederlandsche uitspraak dialect en bederf inheeft; omdat zij armoede brengt in letters, klanken en kunst; omdat zij een nieuwe kloof tusschen de standen veroorzaakt; omdat zij Holland en Vlaanderen schaadt in hun vriendschap en wezen.
- De vergadering wordt te 4 1/2 uur gesloten. |
|