| |
| |
| |
Vergadering van 19 Mei 1920.
Zijn aanwezig: de heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren: Karel de Flou, Dr. L. Simons, Prof. Dr. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, Kan. Amaat Joos, Isid. Teirlinck, Dr. Leo Goemans, Omer Wattez, Prof. Dr. Leo van Puyvelde, Prof. Dr. Lod. Scharpé, Prof. J. Vercoullie, Mr. Leonard Willems, Prof. Dr. A. Vermeylen en Dr. A.-J.-J. Vandevelde, werkende leden;
de heer Dr. A. Fierens, briefwisselend lid.
De heeren Prof. Dr. C. Lecoutere, onderbestuurder, Staatsminister Joris Helleputte, Dr. Hugo Verriest, Prof. Dr. Jos. Mansion, Jos. Jacobs en Karel van de Woestyne, werkende leden, hebben bericht gezonden dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
***
Daar de heeren Bestuurder en Onderbestuurder allebei verhinderd zijn ter vergadering aanwezig te zijn, geeft de Bestendige Secretaris lezing van het art. 9 der Wet van 15 Maart 1887, waarbij wordt bepaald dat in die omstandigheid het oudstbenoemde werkend lid der Academie, de vergadering voorzit; hij verzoekt derhalve den heer Karel de Flou aan het bureel plaats te willen nemen.
***
De Bestendige Secretaris leest vervolgens het verslag over de April-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
| |
| |
De heer Leo van Puyvelde, tot ridder in de Leopoldsorde benoemd. - Bij Koninklijk Besluit van 5 April (Staatsblad, nr van 23 April), werd onze geachte collega, de heer Dr. Leo van Puyvelde, docent aan de Hoogeschool van Gent, tot ridder in de Leopoldsorde benoemd. - Het Bestuur wenscht hem geluk met die onderscheiding. (Toejuichingen.)
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Tijdschriften. - Académie Royale de Belgique. Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques, nos 9-19, 1919. - Bulletin de la Classe des Beaux-Arts, nos 7-12, 1919. - Bulletin de la Commission Royale d'Histoire, Tome 84, nos 1-3. - Table onomastique du Tome 83 du Bulletin. - Arbeidsblad, nrs 4-7, 1920. - Le Musée belge, nr 1, 1920.
Door den Z. E. Kan. Dr. J. Muyldermans, werkend lid:
Redenkundige Bedenkingen. Over de natuur en hare werkingen of natuur-kunde. Eerste deel. Den liefhebberen der Waarheid medegedeeld door Christiaan Wolff, Kancelier en Hoog-Leeraar van de Universiteit tot Halle. En uit het Hoog-Duits vertaald door Adolph Fredric Marci, Medelid in de Societyt of 't Gezelschap der Konst-Reekenaars te Hamburg. t' Amsterdam, 1745.
Door Dr. A.-J.-J. Vandevelde, werkend lid:
De Scheikunde in betrekking met de Kunst van den Steendrukker (2e deel, organische stoffen), door Dr. A.-J.-J. Vandevelde. Gent, 1919.
Door den heer J. Kleijntjens, Sint-Willebrords College, te Katwijk a/d Rijn:
Uit de Oudheid. Historisch leesboek voor kweekscholen, middelbare en M.U.L.O. scholen, door J. Kleijntjens en H.I. de Bie. Amsterdam, z.j.
Leerboek der Nederlandsche Geschiedenis, door J. Kleijntjens, te Katwijk a/d Rijn, en Dr. H.F.M. Huybers te Tilburg. Geïllustreerd. Eerste deel. Vijfde druk. Malmberg, 1920.
| |
| |
Door de Redactie:
Nederlandsche Bibliographie, nr 3, 1920. - Mnemosyne, Pars II, 1920. - Ontvoogding, nr 1, 1920. - Tijdschrift der Gemeentebesturen, nrs 5-6, 1920. - De Kleine Vlaming, nr 5, 1920.
Ingekomen boek. - Voor de Boekerij der Academie is ingekomen:
Table des noms propres de toute nature compris dans les chansons de geste imprimées. Ouvrage couronné par l'Académie des Inscriptions et Belles-Lettres (Prix du Budget). Par Ernest Langlois, professseur à l'Université de Lille. Paris, 1904.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatstverschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Nederlandsch Archievenblad, 23ste-27ste jgg. (1914-1919) en nrs 1-2 van den 28sten jg. - Biekorf, nr 4, 1920. - De Schoolgids, nrs 9-12, 1920. - Studiën, Mei 1920. - Vlaamsch Opvoedkundig Tijdschrift, 1ste jg., nrs 1-7. - Tooneelgids, VIe j., nrs 4-5. - La Vie diocésaine, avril 1920. - Dietsche Warande en Belfort, nr 4, 1920.
***
Ingekomen brieven. - De Bestendige Secretaris stelt de Vergadering in kennis met de hieronder volgende ingekomen brieven:
1o) | Huldebetoon aan Kiliaan's nagedachtenis, te Duffel op 15 Augustus aanstaande. Verzoek om twee afgevaardigden der Academie bij de Inrichtingscommissie. - Bij brief van 6 Mei, bericht het gemeentebestuur der gemeente Duffel de Academie, dat het voornemens is het standbeeld van Kiliaan, dat door de Duitschers gedurende den Oorlog werd vernield, door een marmeren borstbeeld te vervangen en dat de onthulling daarvan is vastgesteld op 15 Augustus aanstaande. Genoemd gemeentebestuur heeft de eer de Academie uit te noodigen tot het huldebetoon aan Kiliaan's nagedachtenis te dezer gelegenheid ingericht, en verzoekt deze twee harer leden bij de inrichtingscommissie af te vaardigen, tot het welgelukken van het
|
| |
| |
| ontworpen Vlaamsche feest. Verdere inlichtingen zijn te bekomen bij ons geacht medelid den heer Dr. Maurits Sabbe, die met de meeste bereidwilligheid zijne medewerking aan het Gemeentebestuur van Duffel heeft verleend. - Er wordt besloten een lid der Academie bij de Inrichtingscommissie af te vaardigen. Wordt aangewezen de heer Is. Teirlinck. |
| |
2o) | Herdenking der 400ste verjaring der geboorte van Christoffel Plantin. De Academie uitgenoodigd. - Bij brieve van 11 Mei, wordt aan de Academie, namens het Inrichtingscomité door den Conservator van het Plantin-Museum, den heer Dr. Maurits Sabbe, ons geacht medelid, medegedeeld, dat de stad Antwerpen, op 9 Augustus a.s. de 400e verjaring zal vieren der geboorte van Christoffel Plantin, den beroemden aartsdrukker, die op de ontwikkeling van ons geestesleven in de 16e eeuw zulken heilzamen invloed uitoefende. Het feestprogramma omvat een academische zitting, waar Belgische, Fransche, Engelsche en Hollandsche geleerden zullen spreken over het werk van Plantin. Het schepencollege van Antwerpen, wenschende deze feesten te plaatsen onder de bescherming van de Belgische wetenschappelijke wereld, gelast den heer Sabbe aan de Academie te vragen een harer leden bij genoemde herdenking af te vaardigen. - Wordt aangewezen de heer Dr. Leo Goemans. |
| |
Mededeeling door den Bestendigen Secretaris.
Klankleer van het Hasseltsch dialect, door Dr. L. Grootaers en Dr. J. Grauls. - Verslag van den heer Dr. Leo Goemans:
Deze studie is eigenlijk niet voorwaardelijk bekroond. De drie recensenten hebben integendeel in hunne verslagen van 1914 uitdrukkelijk gewezen op de waarde van het ingeleverde werk en gezegd, dat het ten volle verdient bekroond te worden.
| |
| |
De Academie vroeg eene Klankleer van het Hasseltsch dialect. De schrijvers hebben zulks geleverd, en men mag zeggen dat men hier te doen heeft met een afgerond geheel, met een werk dat wetenschappelijk op zich bestaat en niet hoeft volledigd te worden.
Maar om een wenk van een der recensenten te beantwoorden, hadden zij beloofd bij de klankleer, als toemaat, een vormleer te voegen. Nu, ze hebben totnogtoe geen tijd gevonden om deze nieuwe studie af te werken.
Ik stel niettemin voor den prijs onmiddellijk aan de schrijvers uit te reiken.
Daarbij gaat de wensch, dat de beloofde vormleer zoo snel mogelijk zou ingeleverd worden om het gezamenlijk drukken van Klank- en Vormleer mogelijk te maken.
De door Dr. Grootaers sedert het bekronen ingelaschte nota's dienen tot verklaring van zekere stellingen en tot bepaling van gebezigde termen.
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - De heer Is. Teirlinck, waarnemend secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Aanwezig de heeren: Mr. Leonard Willems, voorzitter, K. de Flou, Edw. Gailliard, Prof. Dr. A. de Ceuleneer, Kan. Dr. Jac. Muyldermans en Dr. A. Fierens, leden, en Is. Teirlinck, waarnemend lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
a) Verhandeling (handschrift) ‘Excerpta Lossensia’, door den heer J. Lyna, staatsarchivaris, te Hasselt, aan de Academie, ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen, aangeboden. - Verslag door de heeren Is. Teirlinck en Mr. Leonard Willems. - Die verslagen stellen voor de anders niet onbelangrijke ‘Excerpta’ niet op te nemen. De Commissie stemt hiermede in en vraagt dat die twee verslagen in de Verslagen en Mededeelingen zouden verschijnen.
| |
| |
| |
1o) Verslag van den heer Is. Teirlinck.
Ik heb gedacht, en wellicht ook andere leden dezer Commissie, dat het ons toegezonden hs. van den Hr J. Lyna wèl van historischen, doch vooral van toponymischen-topograpischen aard was, en juist daarom heb ik aangenomen het te lezen en er over verslag uit te brengen. Ik heb me echter teenemaal vergist. Het geldt hier niet een eigenlijke geschiedenis van Loon; wat ik onderzoeken moest, zijn niet met elkaar nauw verbonden verhandelingen over eenige bepaalde historische geschilpunten die tot de geschiedenis van Loon behooren - een zestal excerpten, zooals Schr. zelf deze essai's noemt. En waarlijk de naam Excerpta Lossensia zou reeds voldoende geweest zijn om mij aangaande den inhoud nauwkeurig in te lichten; doch ik erken gereedelijk dat ik er op niet genoegzaam acht heb geslagen.
In zijn voorbericht noemt Schr. zijn arbeid een ‘studie van voltooiing’, voltooiing nl. van het door hem genoemde werk van Joz. Darìs, Histoire de la bonne Ville, de l'Église et des Comtes de Looz (1864). Schr. heeft vastgesteld dat deze Geschiedenis ‘minder volledig, ja verouderd (is), waar het handelt over den oorsprong der politieke instellingen’, en gemeend dat het gedeelte, waarin gesproken wordt over ‘het onmiddellijk domein van den graaf, de familia en het ontstaan van het eygenshof, de gerechtshoven van Loon en Graethem, de grenzenbeschrijving o.a.’ moest ‘herzien’ worden. Hij heeft dus ‘herwerkt’ wat hem bij Daris zwak scheen te zijn, en de volgende kwestiën onderzocht: ‘1. Loon, villa indominicata. 2. De Familia. 3. Het Eygenshof te Loon. 4. De liberi in de Middeleeuwen. 5. De edellieden (nobiles). 6. De wording der bank van Graethem. 7. De grenzen van Loon’.
Zooals men zonder moeite gewaarwordt, bestaat het werk van Hr Lyna uit een zevental losse voltooiingsstudiën, zonder echten band naast elkaar geplaatst en - 't woord komt van Schr. zelf - zonder veel ‘eenheid’. Ze zijn zekerlijk geschreven door iemand die zich thuis voelt op het terrein dat hij heeft betreden - de lange lijst der geraadpleegde werken bewijst het evenzeer als de bewerking zelf - en zullen zonder twijfel belangrijk en lezenswaard zijn voor hem die zich met speciale navorsching op Loonsch hlstorisch gebied bezighoudt, ‘want haast uitsluitend leveren de Loonsche geschiedbronnen den grondslag’ van deze excerpta. Doch behooren zulke excerpta, al blijken ze, op zichzelf beschouwd grondig te zijn, wèl tot de eigenlijke werkzaamheden onzer Academie? De arbeid toont te weinig eenheid om de Academie aan te sporen hem als afzonderlijk boek uit te geven. En anderszins raakt hij maar eventjes onzen academischen werkkring, zoodat ik het niet waag voor te stellen hem op te nemen in onze Verslagen en Mededeelingen, die, meen ik, tot iets
| |
| |
anders moeten dienen. En is hier 't oude spreekwoord niet van toepassing: het hemd is nader dan de rok? Er ligt, hier ter Academie, zooveel degelijke arbeid - waaronder bekroonde arbeid - die met smachtend, geduldig of soms ook ongeduldig verlangen van de schrijvers op den drukker wacht. Om deze redenen spijt het me inderdaad dat ik me gedwongen voel hier in de Commissie een afwijzend voorstel te doen, want, ik herhaal het, Schr.'s beschouwingen zijn voorzeker niet van echte historische waarde ontbloot.
Het hs. van den Hr Lyna noopt me een laatste opmerking te maken. Ze werd reeds gemaakt in den schoot der Academie, ik herinner me juist niet wanneer, doch ze mag, ja moet nogmaals worden herhaald:
De taal van den schrijver der Excerpta Lossensia is wel is waar simpel en klaar, doch niet feilloos. Schr. zelf heeft duidelijk ingezien dat zij voor veel verbetering vatbaar was: op talrijke plaatsen werd het hs. gewijzigd. De schrijver heeft goedgekeurd dat - bijna op elke bladzijde, ook meermaals op éene bladzijde - de woordenkeus, de zinswending, de woordenplaats, de heele zin werden veranderd. Hij deed het zelf of liet het doen, en dàt is 't niet wat ik afkeur. Wat afkeuring verdient, is de zeer blijkbare manier waarop dat gedaan en ons naaktelijk vertoond wordt: een ratuur door woord en zin (of een ander verbeteringsteeken), en daarboven het nieuwe woord en de nieuwe zin! De indruk, die onder 't lezen van dergelijk hs. bij den verslaggever ontstaat, is alles behalve gunstig voor den inzender: want de lezing van een geratureerd en gesurchargeerd hs. is uiterst lastig en vermoeiend, en 't ontstemt den lezer. Als zulke veranderingen zeldzaam zijn, is 't niet zoo slim, maar als ze te vaak voorkomen, is 't ergerlijk. En men vraagt zich af hoe 't toch gebeuren kan dat een schrijver ons verzoekt zijn hs. te laten drukken als 't hs. niet gereed is om gedrukt te worden; zulke schrijver begrijpt zijn belangen niet. Het is niet de eerste maal dat een verslaggever over handschriftslordigheid klaagt. De Academie heeft overigens besloten, als ik het niet misheb, een hs. dat niet duidelijk en ordentelijk geschreven is, of met doorhalingen, met bijvoegsels boven, onder, nevens den regel, of op welke andere wijze ook ontsierd is, eenvoudig zonder verder onderzoek terug te sturen. Dat het voortaan zoo gebeure: de beklagenswaardige verslaggevers en niet het minst de inzenders zullen er bij winnen.
| |
2o) Verslag van den heer L. Willems.
In hoofdzaak sluit ik mij volkomen aan bij het Verslag van den hr Teirlinck.
Onder den ietwat raadselachtigen titel Excerpta Lossensia heeft de hr J. Lyna aan de Academie een studie toegezonden over het ont- | |
| |
staan der stad Borgloon en de geschiedenis van het vroegste tijdperk dier stad.
In 1865 had Kanunnik Daris dit onderwerp reeds behandeld in zijne Histoire de la bonne ville... de Looz. Doch sedert Daris schreef, is onze kennis der sociale, economische en rechterlijke toestanden van de vroegere Middeleeuwen merkelijk toegenomen. En het werkje van Daris, hoe verdienstelijk ook voor zijnen tijd, is heden ten eene male verouderd.
De hr. J. Lyna is zeer goed op de hoogte der literatuur van het door hem behandelde tijdvak en zijn studie is in menig opzicht zeer verdienstelijk.
Indien de Academie over ruime geldmiddelen beschikte en een reeks publicaties kon ondernemen, zou ik niet aarzelen voor te stellen de aangeboden studie in druk te laten verschijnen.
Ongelukkig moet de Academie zich voor het oogenblik in hare uitgaven wat beperken.
Er kan geen sprake zijn de studie te laten verschijnen in de Verslagen en Mededeelingen, aangezien daar slechts beknopte verhandelingen in kunnen opgenomen worden, en dat Lyna's studie veel te uitvoerig is om op die wijze te verschijnen. In afwachting dat betere tijden aanbreken voor de Academie, zou het stuk in ons archief kunnen blijven berusten. De schrijver zou hier en daar aan zijn werk eenige verbetering kunnen toebrengen, hetgeen ook zijn bedoeling is, naar ik uit een schrijven van hem verneem. Moest echter Schrijver haast hebben met de verschijning van zijn werk, dan zou een ander historisch genootschap moeten gevonden worden, dat deze uitgave aandurft.
Moge dit verslag als aanbeveling dienen voor het drukken van het werk, zoo er elders over beraadslaagd wordt.
b) Prijsvragen, namens de Academie voor te stellen. - Geene nieuwe prijsvragen worden voorgesteld.
c) Kleine verscheidenheid. Bedde van parckemente, als vervolg op Stroyen bedde (bij het celebreren van jaargetijden), door de heer Edw. Gailliard medegedeeld. - De Commissie stelt voor die belangrijke mededeeling in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
d) Lezing door den heer Leonard Willems, over: Het Bonaventura-raadsel in het leven van Anna Byns. - Zooals bekend, komt de naam Bonaventura voor in een twintigtal acrostichons der Refereynen van de Antwerpsche dichteres. Jonckbloet heeft in de eerste uitgave zijner Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde de gissing geopperd, dat dit de naam van Anna's minnaar was. Nadien heeft Ch. Ruelens dit bestreden
| |
| |
en beweerd dat hier de Heilige Bonaventura bedoeld werd. En sedertdien werd het stelsel van Ruelens door al onze geschiedschrijvers aangenomen.
De heer Leonard Willems tracht te bewijzen dat deze laatste stelling onmogelijk is. Zeker wordt, naar schrijver's meening, niet de Heilige bedoeld, maar wei iemand uit de omgeving van Anna Byns.
Dat Bonaventura echter Anna's minnaar zou zijn, kan hij evenmin aannemen.
- De Commissie stelt voor de merkwaardige verhandeling van Mr Willems in de Verslagen te laten verschijnen.
- Hierboven genomen beslissingen worden door de Academie, in pleno vergaderd, goedgekeurd.
2o) Bestendige Commissie voor Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer Gustaaf Segers, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Dr. Leo Goemans, voorzitter, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, Prof. Dr. Ad. de Ceuleneer, Kan. Amaat Joos en Omer Wattez, leden, en Gustaaf Segers, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
a) Lezing door den heer Dr. Leo Goemans: De Wet van 1910 op het Vlaamsch Onderwijs in de Athenea en Colleges. - De Nota door Dr. L. Goemans voorgelezen geldt hoofdzakelijk de wetgeving van 1910 welke heden, met die van 1883, het middelbaar onderwijs van den 1sten graad beheerscht. De Nota vult zekere kapittels aan van de werken Onze Taal in het Onderwijs en Onze Taal in het Middelbaar Onderwijs door den H. Segers in 1904 en 1907 in het licht gegeven. Tevens bewijst Spr. dat hetgeen men in dagbladen en tijdschriften tegen de Vlaamsche wetgeving heeft opgeworpen, als zou zij het onderricht van het Fransch belemmeren, totaal van ernst ontbloot is.
- De Secretaris wenscht den heer Voorzitter geluk met zijne verhandeling, en stelt voor aan de Academie te vragen deze
| |
| |
in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. (Met eenparige stemmen aangenomen.)
- Door de Academie in pleno vergaderd goedgekeurd.
b) Lezing door den heer Gustaaf Segers: Een Hollandsch schoolman, voorstander van het tweetalig onderwijs in de Volksschool. Andere Hollandsche Klokken. De Hollandsche wet op het Lager Onderwijs. - De heer Segers deelt den Franschen tekst mede van eenen brief, door het Belgisch dagblad La Libre Belgique, in zijn nummer van 30 Maart 1920, uit De Nieuwe Rotterdamsche Courant overgenomen, en waarin de heer Inspecteur Bitter zich voorstander van het tweetalig onderwijs in de volksschool verklaart. Spreker is niet in het bezit van den oorspronkelijken tekst van dezen brief.
De heer Segers treedt in enkele beschouwingen over dit schrijven van den Hollandschen ambtenaar, en deelt, naar aanleiding daarvan, de artikels uit de Hollandsche Wet van den 17 Augustus 1878 op het Lager Onderwijs mede, zooals die wet nader is gewijzigd. Spreker handelt over het toezicht over het Lager onderwijs in Holland, en deelt tal van uittreksels van de officiëele verslagen van Hollandsche schoolopzieners mede over het onderricht van vreemde talen en wiskunde in de Lagere School. Ten slotte tracht de heer Segers, door middel van officiëele statistieken, te bewijzen, dat het onderricht in de Fransche taal, in de Lagere Scholen van Vlaamsch België geene noemenswaardige uitslagen oplevert.
Daar de kennis der Fransche taal van het hoogste belang is, moet aan allen, voor wie die kennis noodzakelijk is, de gelegenheid gegeven worden deze taal te leeren. Dit moet in bijzondere cursussen geschieden; in de volksschool is het onmogelijk. In de Middelbare Onderwijsinrichtingen van België moet in Vlaanderen, de Fransche taal, in Wallonie, de Nederlandsche, beide als eerste tweede taal, verder het Duitsch, insgelijks een onzer landstalen, en het Engelsch, de voornaamste wereldtaal, met de grootste zorg onderwezen worden.
- De heer Segers zal zijne verhandeling in de vol gende vergadering voortzetten.
c) Prijsvragen namens de Commissie voor te stellen. - Ingezien er nog talrijke prijsvragen te beantwoorden over- | |
| |
blijven, ingezien er geen vooruitzicht is nieuwe bekroonde werken eerlang uit te geven, oordeelt de Commissie dat het onnoodig is dit jaar nieuwe prijsvragen voor te stellen.
| |
Dagorde.
1o) Plechtige Vergadering op Zondag, 27n Juni. Het programma wordt als volgt vastgesteld:
a) | Toespraak door den heer Onderbestuurder, waarnemend bestuurder der Academie. |
b) | Voordracht door den Weled. heer Staatsminister Joris Helleputte, werkend lid der Academie: Achttien maanden na den Oorlog: De duurte van het leven. |
c) | Algemeen verslag over de Academische Wedstrijden voor 1915 en volgende jaren, door den heer Edw. Gailliard, bestendigen secretaris der Academie. |
d) | Afkondiging van den uitslag van den Aug. Beernaert-prijskamp:
Eerste tijdvak: 1912-1913;
Tweede tijdvak: 1914-1915;
Derde tijdvak: 1916-1917;
Vierde tijdvak: 1918-1919; en
van den Karel Boury-Wedstrijd voor het jaar 1920. |
e) | Uitslag der verkiezingen. |
f) | Dankrede van den waarnemenden Bestuurder. |
***
2o) Staatsminister Aug. Beernaert-prijskamp. Derde tijdvak: 1916-1917. - De zaak wordt tot de volgende vergadering verschoven.
3o) Karel Boury-prijskamp, voor 1919-1920. Verslag van den keurraad. Het verslag van den heer Oscar Roels is binnengekomen. Een vergadering van de heeren Jury-leden zal vóor de aanstaande Juni-vergadering belegd worden, tot het nemen van eene eindbeslissing.
| |
| |
4o) Van de Ven-Heremans' Fonds: Mayombisch Idioticon, door den heer L. Bittremieux, missionnaris in Congo, aan de Academie ter opneming onder de uitgaven van het Fonds aangeboden. - Daar dit werk niet eigenlijk valt in de bevoegdheid van een der vier Bestendige Commissiën, heeft het Bestuur voorgesteld, het aan het oordeel van de heeren Prof. Dr. J. Mansion en Prof. J. Vercoullie te onderwerpen. - (De Academie keurt dit voorstel goed.)
5o) Geheime vergadering. - Candidaten voor het lidmaatschap der Academie: Twee plaatsen staan open van Briefwisselend Lid, - en een van Buitenlandsch Eerelid. - Verslag door den Bestendigen Secretaris namens de Commissie tot voordracht van candidaten. - Bespreking der candidaturen. - Gelegenheid tot toevoeging van candidaten. - De heer waarnemende Bestuurder meent zich te mogen bepalen bij verwijzing naar het verslag van 12n Mei over de vergadering door de Commissie gehouden. Dit verslag werd overigens, in druk, aan de heeren werkende leden vertrouwelijk medegedeeld.
De hieronder volgende candidaten worden op de lijst bijgevoegd:
a) | Op voorstel van den heer Prof. Dr. A Vermeylen, voor de twee openstaande plaatsen van briefwisselend lid, de heeren
Prosper van Langendonck, te Brussel, en
Fernand Toussaint van Boelare, te Brussel;
en voor de plaats van buitenlandsch eerelid, den heer Johan de Meester, te Rotterdam. |
| |
b) | Op voorstel van den heer Prof. Dr. J. Mansion, voor deplaats van buitenlandsch eerelid, den heer Prof. N. van Wijk, te Leiden. |
6o) Lezing door den heer Dr. Hugo Verriest. - Uit hoofde van onpasselijkheid is het den heer Verriest
| |
| |
niet mogelijk naar Gent te komen. De door hem te houden lezing is tot een latere vergadering verschoven.
- Het gebied van Eupen. - Bij het sluiten der vergadering ontstaat er over de zaak een lange bespreking, ingeleid door Prof. Dr. L. Scharpé en waaraan beurtelings de heeren A. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, A. Fierens, L. Willems en anderen deel nemen. Er wordt ten slotte besloten, aan den Weled. Heer Eersten Minister te schrijven, om hem ontvangst te berichten van zijn brief van Maartll. en van het afschrift der Nota van den Heer Luitenant-Generaal Baltia, dat bij genoemd schrijven gevoegd was: de Academie zal het zich tot plicht rekenen binnen eenigen tijd in een uitvoerig en gestaafd betoog, hare bezwaren uiteen te zetten tegen bedoelde Nota, welke haar geenszins voorkomt als ‘beslissend’ te mogen opgevat worden: zij hoopt dat het den Heer Eersten Minister believen zal zijn oordeel over die Nota te willen voorbehouden en bidt hem er in toe te stemmen haren brief van 27 Februari ll., alsmede zijn antwoord en het betoog van Luitenant-Generaal Baltia in hare Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
- Plombiêres. - De heer Prof. Ad. de Ceuleneer vestigt de aandacht der Academie op het feit dat in het Officiëel Treinboek de naam Bleyberg niet vermeld wordt, maar wel de Fransche benoeming Plombières. - De heer Minister van Spoorwegen zal verzocht worden den Vlaamschen naam in het Treinboek weder te doen opnemen.
- Vereenvoudiging van de Schrijftaal. - De heer Gustaaf Segers komt tegen de Vereenvoudiging op; hij heeft een studie over de Kollewijn-spelling geschreven, waarvan hij lezing zal geven in de Commissie voor Onderwijs. Overigens, zal hij zijn rede in een volgende vergadering voortzetten.
- De vergadering wordt te vier uur gesloten.
|
|