| |
| |
| |
Kleine verscheidenheden.
I.
Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie.
43. - Over persoons- of familienamen.
Te Sweveghem, en elders in het Zuiden van Vlaanderen, - wellicht als een herinnering aan gebruiken uit vroegere dagen, - had men nog over eenige jaren de gewoonte, bij de benoeming van personen, niet den eigenlijken familienaam in aanmerking te nemen, maar wél den voornaam van hun voorzaten. Aldus:
Peer van Pieters Naaskens - ‘Peer’ (Pieter) zoon van Pieter zoon van Ignaas (van den B.);
Ook:
Staf van Peer Pieters Naaskes - Gustaaf zoon van ‘Peer’ zoon van Pieter zoon van Ignaas (van den B.).
Ook nog, met den familienaam tot slot:
Jan van Ces Houten - Jan zoon van Frans van Houtte;
Rosalie van Jan Ces Houten - Rosalia dochter van Jan zoon van Frans van Houtte.
Deze bijzonderheden heb ik vernomen uit den mond zelven van de aldus genoemde personen, die aan een aanzienlijke familie van Sweveghem en van Beveren (bij Kortrijk) toebehoorden.
| |
44. - Rybier.
Zonderlinge gebruiken in zake van huwelijken.
In Verslagen en Mededeelingen, jaarg. 1919, blz. 196-200, hebben wij gesproken van twee zonderlinge gebruiken in zake van huwelijken, die vroeger hier te lande en elders, ook in 't Fransche, bekend waren. Het gold nl. het schenken van drank
| |
| |
door den bruidegom, aan de jonkheden uit zijne buurt, om den eersten nacht van zijn huwelijk ongestoord te mogen doorbrengen. Rybier heette zulks in het Antwerpsche; op andere plaatsen Bruidegomsbier, of Bruidsbier. Naar een mededeeling ons door ons geacht medelid, den heer Alfons de Cock gedaan, leest men daaromtrent bij De Roever, in zijn werk Van vrijen en trouwen (Haarlem, 1891):
‘Oudtijds waren de geburen ook niet tevreden, zoo zij hun Bruidsbier niet ontvingen, en aan die ontevredenheid gaven zij, evenals thans nog de Beusichemsche boerenjongens, lucht door zich recht vlegelachtig met baldadigheden te wreken (blz. 169)’.
‘Over bewuste boerenjongens en hunne baldadigheden verder niets’, schrijft de heer de Cock.
In het Wdb. der Ned. Taal, onder redactie van Dr. R. van der Meulen, dl. XIII, kol. 211, lezen wij integendeel:
‘Rijbier, feest door een jonggchuwd paar gegeven aan de dorpsgenooten. die, als ruiters te paard gezeten hen hadden afgchaald en ter kerke geleid, waarbij zij op bier werden onthaald. (Navorscher 27, 177). ‖ 't afvorderen na gedaene inschryvingen ofte Trouw, van Rybieren, ofte Boxem-bieren, ofte Quansel-bieren, Gr. Placaatb. 2, 2432 (Echt-Reglement... in de Heerlijckheden, ende Dorpen, staende onder de Generaliteyt; ao 1656)’.
Uit den tekst door ons medegedeeld, blijkt echter dat door Rybier, althans te Hoogstraten, niet het ‘mederijden’ naar de kerk werd bedoeld.
| |
45. - ‘De aenbedinghe van de joden tot Christum’, als onderwerp van eene schilderij.
Bij Verdam komt een voorbeeld voor van Aenbedinghe = Aanbidding. Hoe moet echter de ‘Aenbedinghe van de Joden tot Christum’, waarvan een voorbeeld hieronder, als onderwerp van eene schilderij, uitgelegd worden? Ons medelid, de heer Dr. Leo van Puyvelde schrijft dienaangaande als volgt: ‘...Nooit ontmoette ik een Aanbidding door de Joden. Het onderwerp lijkt mij zelfs onmogelijk. Tenzij de schrijver zou verstaan door Joden: de herders of de wijzen, of deze beide samen. Er hangt in het Museum te Brussel een half vergane schilderij van Breugel den Oude, waarop eene groote menigte de aanbidding door herders en koningen bijwoont. Misschien
| |
| |
is eene schilderij in dezen aard bedoeld. De schilderij is niet gecatalogeerd...’.
W.H. James Weale, Les Églises du doyenné de Dixmude, Documents, blz. 400: ‘Over leeveringhe van een schilderie, te weeten, de aenbedinghe van de Joden tot Christum, x l.’. (Kerkrekening Oostkerke, 1639-1640.)
| |
46. - Het omkantelen van iemands stal, bij wijze van straf.
Zoo een vischverkooper te Brugge den door hem gekochten visch niet 's anderendaags betaalde, dan wist men korte rekening daarmede te maken: de schepenen bevolen eenvoudig, dat men zijn stal zou omkantelen, of ‘averecht omme keeren’; vervolgens werd het hem verboden zijne nering voort te doen, totdat hij ten volle zou betaald hebben. Wij lezen inderdaad in eene oorkonde van 20 Januari 1457:
Staatsarchief te Brugge, Fonds der Ambachten van Brugge, Charters, oud nr 88, voorloopig blauw nr 8184: ‘Ende doet men gheene betalinghe binnen den anderen daghe daer naer, dat men danne haerlieder stal averecht omme keezen zal, ende zy ne zullen gheene neeringhen moghen doen tote vulle betalinghe ghedaen zal wesen...’
In zake van koopmanschap was het principe, dat alle gedane koop vóór vespertijd moest betaald worden. Bijzonderheden dienaangaande in onze Keure van Hazebroek, I, 375-380, en V, 109 (kol. 2) en 110 (kol. 1).
| |
47. - Het ‘stroyen bedde’, bij het celebreren van jaargetijden.
Een Cruuce van stroode, of Stroyen bedde, werd vroeger, in de kerken, bij het vieren van jaargetijden voor een overledene gemaakt: in stede daarvan wordt ten huidigen dage een ‘tombe’ geplaatst. Tombe, zegt De Bo, is een Stellagie, die met den pelder overdekt, een doodkist verbeeldt, en die in den choor eener kerke gesteld wordt, als men de gedachtenis of het jaargetijde viert van een of meer overledenen; anders ook de Bare geheeten: Fr. Catafalque. Littré heet dat Représentation: Espèce de cercueil vide sur lequel on étend un drap mortuaire, pour une cérémonie religieuse Een tekst met
| |
| |
Cruuce van stroode en met Stroyen bedde of cruuse volgt hieronder:
Staatsarchief te Brugge, Fonds der kerk van Sinte-Kruis buiten Brugge, Charters, oud nr 1986, voorloopig blauw nr 3510: ‘Ende een cruuce van stroode te makene jnden hooghen choor ende daer te stelne twee candelaren elc met eene wassin kerse de messe lanc gheduerende... Den roedraghere over tstroyen bedde of cruuse te makene jnden coor... Ende tenden der messe, werd de priestere die de messe zinghen zal, ghehouden te ghane daer tstroyen bedde jnden coor ligghen zal, aldaer te lesene de Profondis met...’ (Akte van 4 Mei 1483.)
Den 15 December 1419, wordt in de Sint-Donaaskerk te Brugge, een plechtige uitvaart gedaan, tot lafenis van de ziel van den hertog Jan zonder Vrees, te Montereau-Faut-Yonne verraderlijk vermoord. Een ‘Bedde’ van stroo was in den choor gemaakt:
L. Gilliodts-van Severen. Invent. Archiv. Bruges, IV, 355: ‘Item ghegheven van el gluyes, daer thedde in den choor af ghemaeck was... Item ghegheven Willemme Havrecht van te makene eenen grooten scilt van der wapene van onser voors. gheduchten heere, de welke lach up een zwart laken in den middel van den voors. bedde... Item noch ghegheven van tween zwarten lakenen, die ghebesicht ende gheleyt waren up tvoors. bedde te verreedene...’
Andere bijzonderheden vo Bedde, in ons Gloss. à l'Invent. Arch. Bruges, Suppl., blz. 591. Men vergelijke met Inbare, bij Verdam, Middelndl. Wdb., III, kol. 826.
Soms werd alleen een zwarte pelder gebruikt, die met kaarsen omringd was:
Id., op. cit., iv, 35: Item... salmen singhen vighelic met neghen lessen; een pellel zalmen spreeden voren den hooghen outaer, ende viere grote karsen doen staen up viere yserine kandelaers. Item, des ander daghes salmen singhen commendacien ende zielmesse... over onsen heere ende prinse Philips van Borgoenien...’ (1408.)
| |
48. - ‘Baljuwaeghe’ of het wegjagen van honden uit de kerk.
Baljuwaeghe (uitspraak: Baljuwaze) is een verbastering van het Fr. Baillage en is hetzelfde als Baljuwschap. Met dien statigen naam werd vroeger te Jabbeke, bij Brugge, de
| |
| |
bediening aangewezen van hem die met het uitdrijven gelast was van honden, die de kerk waren binnengedrongen. Die bediening was een armen man toevertrouwd:
Staatsarchief te Brugge, Register nr 12358 of Rekening ‘vande kercke van Jabbeke’ van 1621-1622, fol. 35 vo: ‘Item betaelt an Matheus, schoemaecker, over de. coop. ende leverynghe, van. een. paer schoen. voor. een. aerme man., over trecht van zyne. baljuwaeghe vande honden. vut de kercke te jaeghen...’
Te Brugge, boven het portaal van de Sinte-Walburgakerk, stond eertijds een opschrift met groote geschilderde letters, dragende het woord ‘Hondenbuiten’, met verwijzing naar eene plaats uit het boek van den profeet Isaias. Natuurlijk werden door dit opschrift veeleer ‘ongeloovigen’, dan wezenlijke honden, bedoeld.
Men zei te Berlaer, in het Antwerpsche, de honden vuytte de kercke slaen, - de honden vuyt jaeghen, - de honden vuytter kercke smijten, enz.:
Staatsarchief te Antwerpen, Fonds Berlaer, kerkrekening over 1618-20, fol. 39 vo: ‘Item gegeven aen P., voor de honden vuytte kercke te slane, de quantiteyt van twe muekens rogx’.
Id., id., kerkrekening over 1631-32, fol. 31: ‘Item..., gegeven aen Bastiaen Peers, op cortinghe van tgene den selven toegevoecht is vander honden vuyter kercken te jaegen, xxx st...’ - Fol. 31 vo: ‘Item..., voor de honden vuytter kercken te smijten...’
Id., id., kerkrekening over 1673-74, fol. 52: ‘Van syne gasie over het vuyt jaeghen vande honden...’ - Fol. 46: ‘Op cortinghe van t' gene den selven jaerlycx is geloofft voor het vuytslaghen vande honden...’
Id., id., kerkrekening over 1684-85. fol. 47: ‘Over het uijtjaegen ende slaegen vande honden uyt de kercke alhier...’
| |
49. - Het Sinte-Ceciliafeest.
Het vieren van dit feest is reeds sedert lang bekend. Zelfs in eenvoudige dorpen gaf het aanleiding tot vriendschappelijke bijeenkomsten onder den pastoor, onderpastoors, kerkmeesters en ‘sangers vanden choor’. Daarvan getuigen de hieronder volgende teksten:
Staatsarchief te Antwerpen, Fonds Berlaer, kerkrekening over 1687, fol. 45 vo: ‘Aen A., opten 28 November 1688 (sic) betaelt de
| |
| |
somme van 12 guldens, over verteiringen t'sijnen huijsc gedaen... op den dagh van Ste Secillia, bij den heere pastoer, cappellanen, keuster, kerckmeesters ende andere, welcke somme jaren daer toe wegens de kercke gegeven wert...’
Op eene andere plaats luidt dit: ‘Over verteringen... gedaan op Sinte Cecilia dagh, by den heeren pastoor, onderpastoor, ceuster, schoolmeester, kerckmeesters ende de sangers vande choore...’.
Id., id., kerkrekening over 1628-29, fol. 37 vo: ‘Item, den 26 9bris 1628, betaelt aen de voorscreven wede Peter tSerneels, tgheene thaeren huyse int houden van Sinte Cecilien feeste by den heer pastoor ende choor ao 1628 is verteert geweest, de somme van vij g. xj st.’
De ‘Sangers vanden choor’ heeten ook elders ‘de Clergie ofte sangers vanden choir’:
Id., id., kerkrekening over 1667, fol. 49: ‘Verteringen... by den ceusters (sic) ende sangers vanden choor op den dagh van Sinte Cecilia...’ - Kerkrekening over 1686, fol. 47: ‘... tot de clergie ofte sangers vanden choir...’
Cecilianen waren de gezellen van het genootschap genoemd:
Id., id., kerkrekening over 1782-84, fol. 25: ‘Item, betaelt aen de Cecilianen, 8. o.o.’
In het jaar 1729 werd, tijdelijk althans, het feest afgeschaft:
Id., id., kerkrekening over 1729, fol. 20 vo: ‘Betaelt aen den Eerw. Hre pastoir de somme van twelff guldens, de welcke, eertydts gedestineert synde voor de Cecilie feest, nu voortaen, volgenslgoetvinden van wethouderen, sullen geappliceert worden totte cathechismus prysen...’
Edw. Gailliard.
|
|