Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1920
(1920)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| ||||||||
Vergadering van 18 Februari 1920.Zijn aanwezig de heeren: Prof. Dr. C. Lecoutere, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris; de heeren: Karel de Flou. Dr. Lod. Simons, Prof Dr. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, Kan. Amaat Joos, Dr. Hugo Verriest, Is. Teirlinck, Dr. Leo Goemans, Prof. Dr. J. Mansion, Omer Wattez, Prof. Dr. Leo van Puyvelde, Prof. Dr. Lod. Scharpé, Prof. J. Vercoullie, Mr. Leonard Willems, Prof. Dr. A. Vermeylen en Dr. A.-J.-J. Vandevelde, werkende leden;
de heeren Dr. Ad Fierens, briefwisselend lid, en Prof. Dr. H. Logeman, buitenlandsch eerelid.
De heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw, bestuurder, en Staatsminister J. Helleputte, werkende leden, en Dr. F. van Cauwelaert, volksvertegenwoordiger, briefwisselend lid, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
***
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de Januari-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Dante Alighieri herdacht. - Bij het openen der vergadering brengt de heer Gustaaf Segers een eerbiedige hulde aan Dante Alighieri, den grooten dichter der Divina Comedia, den wezenlijken grondlegger der poëtische Italiaansche taal; hij spreekt den wensch uit dat, ter | ||||||||
[pagina 138]
| ||||||||
gelegenheid van dezes geboortedag, de onsterfelijke dichter toekomend jaar op plechtige wijze in de Koninklijke Vlaamsche Academie zal worden herdacht:
Den 14den September 1921Ga naar voetnoot(1) zal het zeshonderd jaar geleden zijn, dat Dante Alighieri, zwervensmoede, te Ravenna het hoofd voor eeuwig ter ruste legde. Niet alleen te Florence, zijne geboortestad, niet alleen in de voornaamste steden van Italië, zijn vaderland, maar in gansch de beschaafde wereld, zal de groote man te dier gelegenheid plechtig worden gehuldigd. Te recht. Want Dante was het grootste poëtisch genie, waarop Italië trotsch is; hij was een der verhevenste dichters van alle tijden en volken, en heeft door zijn heerlijk werk den schat der schoonheid, die de gansche wereld veredelt en verheft, op ongeëvenaarde wijze verrijkt. In ons vaderland werd de buitengewone man reeds gehuldigd, en men bereidt er zich voor om in eene reeks voordrachten zijn reusachtig werk te bestudeeren, zijn onbegrijpelijk genie in een heller licht te stellen.
De Koninklijke Vlaamsche Academie kan bij deze algemeene hulde niet onverschillig blijven. Wij bewonderen Dante om zijn poëtisch vernuft. Hij mag tevens als den wezenlijken schepper der Italiaansche taal beschouwd worden, en zijne liefde voor de moedertaal heeft hij in de prachtigste bewoordingen uitgedrukt. Zijn eerste werk schreef hij in het Latijn. Spoedig echter schaamde hij zich de heiligste gevoelens, wenschen en idealen van zijn hart en van zijn volk in vreemde klanken te hebben uitgedrukt, en werd van dan af in volle bewustzijn een begeesterd ijveraar voor zijne moedertaal. Wie voortaan zijne werken in eene vreemde taal opstelde, had zijne hevige aanvallen te duchten, waarvan hij zelfs zijnen hoogvereerden leermeester Brunetto Latini niet verschoonde. | ||||||||
[pagina 139]
| ||||||||
Wat wonder, - roept hij in zijn werk, De vulgare eloquio uit, - dat de innigste liefde tot de moedertaal zich van ons meester maakt? Zij werd door onze naaste bloedverwanten gesproken, zij was de band tusschen onze ouders; zij nam het allereerst bezit van onzen geest, zij leidde ons in het leven der wetenschap in, hetwelk de hoogste volmaaktheid verzekert; met haar hebben wij omgang gehad sinds den aanvang van ons leven.
Dante verrijkte zijn Toskaansch dialekt met het Latijn, evenals hij met de grootste zorg eene keuze deed uit het beste van verscheidene andere Italiaansche tongvallen; hij werd aldus voor alle tijden de schepper der poëtische taal van de Italianen, die zich tot op den huidigen dag door hare welluidendheid boven alle andere onderscheidtGa naar voetnoot(1).
De Vlamingen, - de Fiamminghi, onder welken naam ons volk in Dante's vaderland beroemd is, - naast de Italianen de grootsten in het rijk der kunsten, - hebben meer dan een ander volk het recht en den plicht Italië's groote zonen te huldigen. Reeds voor eeuwen togen Rubens, Van Dyck, en zoovele anderen naar dat zonnige land om er zich aan de kunst van Tiziano Vecellio, Paolo Veronese, Michel Angelo en Rafaël te laven, en zij verlieten dit land niet zonder er op hunne beurt diepe sporen van het Vlaamsche kunstgenie na te laten. Nog heden blijft Italië het heilig pelgrimsoord van al de bevoorrechten, die den sprankel der kunst in zich voelen branden. Wij hopen dat toekomend jaar de onsterfelijke dichter der Divina Comedia in de Koninklijke Vlaamsche Academie op plechtige wijze zal worden herdacht: reeds heden leggen wij eene kroon op liet graf van den grooten man, en zenden onzen broedergroet aan het edele, rijkbegaafde Italiaansche volk.
*** | ||||||||
[pagina 140]
| ||||||||
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering: Royaume de Belgique. Ministère de l'Industrie, du Travail et du Ravitaillement. Administration des mines et inspection du travail. Office de l'assurance et de la prévoyance sociale (Direction centrale des secours). - La situation des industries belges en décembre 1919. Bruxelles, 1920.
Tijdschriften. - Annales des travaux publics, no 1, 1919. - Arbeidsblad, nr 19, 1919. - Revue Sociale Catholique, Janvier 1920.
Door de ‘Société historique et archéologique dans le Limbourg’, te Maastricht: Publications. Tome LV. Nouvelle série. Tome XXXV. 1919.
Door de ‘Preussische Akademie der Wissenschaften’, te Berlijn: Sitzungsberichte, XL-LIII, 1919.
Door de ‘Kungl. Universitetsbibliotheket’, te Uppsala: Skrifter utgifna af Kungl. Humanistiska Vetenskaps-samfundet i Uppsala. Band 20.
Door de ‘R. Accademia delle Scienze dell' Istituto di Bologna’: Memorie. Classe di Scienze morali. Serie II, Tomo III, 1918-19. - Sezione di Scienze Giuridiche, fasc. unico; - Sezione di Scienze Storico-Filologiche, fasc. unico. Rendiconto. Classe di Scienze Morali. Serie seconda. Vol. III (1918-19).
Door Kan. Dr. Jac. Muyldermans, werkend lid: Flora Bruxellensis, exhibens characteres generum et specierum plantarum circum Bruxellas crescentium, secundum Linneum disposita, cum synonymis auctorum, cui additur Lexicon botanicon, in quo termini artis breviter exponuntur, Cura J. Kickx, pharmacopeorum Bruxellensium college. Bruxellis, 1912. Mont (K.M. Pol de). - Rijzende sterren. Gedichten. Rouselare, 1879. Catalogue des livres de la Bibliothèque de l'Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique. 2e partie: Ouvrages non périodiques. (2e fasc., nos 5872-10907.) Lettres. Bruxelles, 1887. Catalogue des livres et manuscrits, formant la bibliothèque de feu M. Jean de Meyer. (Vente, le 2 Novembre 1869.) Gand, 1869. Les collections Van der Straelen-Moons-Van Lerius à Anvers. Vol. V: Catalogue des Manuscrits, livres d'heures, dossiers généalogiques, | ||||||||
[pagina 141]
| ||||||||
chartes, diplômes, bulles, autographes, cartes et plans. Vol. IX: Catalogue des Monnaies, Jetons et Médailles. Z. pl. of j. (Antwerpen, 1886.)
Door den E.H.J. Salsmans, S.J., professor te Leuven: Rechterlijke Plichtenleer, Deontologia juridica, door J. Salsmans, S.J., prof. in de zedenleer, met inleiding door E. Vliebergh, hoogleeraar te Leuven. IIe Herziene en vermeerderde uitgaaf. Leuven-Leiden-Brugge, 1920.
Door den Z.E.H. Caeymaex. Plebaan-Deken, te Mechelen: Kleine Kartabel van het Bisdom Mechelen. 1920. 33e jg.
Door den heer Kam. van Caeneghem, eere-opziener van het Lager Onderwijs, te Gent: Telemachus, uit het Fransch van den Heere Fénélon; in Nederduitsche Vaerzen overgebracht, onder de Zinspreuk ‘Studio Fovetur Ingenium’. Amsterdam, 1733. Dit is Jong Dietschland, tijdschrift voor Kunst en Letteren; verschijnende viermaal 's jaars, onder leuze ‘De Kunst voor God en Dietschland’. Jaargangen 1-9; nrs 3 en 4 van den 10n jg. en nr 3 van den 11n. Hand in Hand. Orgaan van het Verbond der Pensioengilden van het Arrondissement Audenaarde. 7 jgg., 1904-1910. Nouvelle carte de la Province de Flandre, dédiée à Messieurs les Députés des États de la dite Province. Leur très humble et dévoué Serviteur Louis de Vreese, ce 26 Avril 1792. Carte des Routes des Pays-Bas et des Frontières de France, à l'usage des Voiageurs etc. Par J.B. De Bouge, Géographe. Stad Halle. Gedenkenis der verjaarfeesten van den Boerenkrijg. September 1898. Eeuwfeest van den Boerenkrijg te Meerhout. 1o) Oogslag op den Boerenkrijg. - 2o) Verzameling der gedichten, jaar- en opschriften. - 3o) Gedenkboek. Nagalm der Feestelijkheden. Meerhout, z.j. (1898.) Wekelijksche verdeeling der Leerstoffen van het modelprogramma van 1n Mei 1897, in dagelijksche samenhangende lessen, door Ed. van der Stockt, hoofdonderwijzer, Oycke. Middelbare graad en Hoogere graad. 2e uitg. Pitthem, z.j. Maatschappelijk Belang van het Werk van den Onderwijzer binnen en buiten de school en evenredige ontoereikendheid van zijne jaarwedde. St. Niklaas, 1910. Maskers af! Het werk der grafmakers. Korte beschouwingen over de nieuwe onderwijswet of ontmaskering van 't Maçonniek-Ministerie, door Johan Leemans. Antwerpen, z.j. Over de onwettige uitlegging en toepassing van art. 15 der wet van 15 September 1895 en beknopte inhoud der Leerplichtwet in Holland, door L. Roevens, Rustend-Onderwijzer te Oorderen. Brasschaat, 1901. | ||||||||
[pagina 142]
| ||||||||
Onderwijs en Grondwet, door R.P. - Het Recht der ouders in het schoolwezen, door Vranck van Aeckeren. (Nrs 2 en 3 van ‘Vlugschriften uitgegeven door de Redactie der Christene School’.) Essai de Révision de la Loi sur l'enseignement primaire par la Fédération des Instituteurs Catholiques de l'Arrondissement d'Ypres, offert à MM. les Présidents et Membres du Sénat et de la Chambre des Représentants. Ypres, s.d. Quelques réflexions à l'occasion du projet scolaire par Dr. A. van de Perre, membre de la Chambre des Représentants. Anvers, 1913. Projet de Loi sur l'organisation de l'Enseignement primaire. Z.p.n.j. Lezingen voor de brankardiers der voorlinie door een krijgsdokter. IIe dl., versierd met 32 teekeningen. Uit ‘De Belgische Standaard’. Op den Yzer, 1914-1915. Een Vlaamsche bloedgetuige. E.P. Remi van Merhaeghe, priesterzendeling der congregatie van Scheut, geboren te Waereghem den 6 Februari 1869, ter dood gebracht in zijne Missië van Shia-ing-tze (China), den 13 December 1901. Rousselare, 1902. Keus van aanspraken en lijkreden, door Ed. Van der Stockt-Cnudde, hoofd-onderwijzer te Mullem. Aalst. z.j. Methodeleer voor het onderwijs in den Catechismus en in de Heilige Geschiedenis, door B. van den Steene, bestierder van het Gesticht St. Joseph, der bisschoppelijke normaalschool te St. Niklaas, en kantonale schoolopziener.
Door P. Ed. Fraussen, minderbroeder, candidaat in de Germaansche Philologie, leeraar aan het St.-Antoniusgesticht te Lokeren: Fraussen (Ed.). Nederlandsche Spraakkunst voor het middelbaar en het normaal onderwijs. Gent, 1919.
Door den heer J. Kleijntjens, S.J., te Katwijk a/d Rijn: Ludwig Windthorst en zijn politieke loopbaan, door J. Kleijntjens, S.J. Malmberg, 1917. (Nr 6, serie XII, van Geloof en Wetenschap, Studiën voor onzen tijd.)
Door den heer Jules Vannérus, eere-archivaris te Brussel: L'AEsling et ses rapports avec l'Ardenne. (Extrait des Mélanges de Borman.) Liége, 1919.
Door de Schrijvers: Over Handel en Nijverheid door J. Kleijntjens, leeraar aan het Will.-College te Katwijk a/d Rijn, en Dr. H.H. Knippenberg, directeur der middelbare handelsschool te Waalwijk. Nijmegen, z.j.
Door de Redactie: Nederlandsche Bibliographie, nr 12, 1919. - Tijdschrift voor Gemeentebesturen, nr 1, 1920. - Vlaanderen, nr 2, 1920. | ||||||||
[pagina 143]
| ||||||||
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie is ingekomen:
Dubbele Wegwijzer der stad Gent met voorgeborchten, en der provincie Oost-Vlaanderen, 1920, 58e jg.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatstverschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Biekorf, nr 1, 1920. - Neerlandia Franciscana, nrs 1-2, 1920. - Schweizerisches Archiv für Volkskunde, Band 22, Heft 4. - Studiën, Feb. 1920. - Tooneelgids, nr 1, 1920. - La Vie diocésaine, no 1, 1920.
***
Voor den Aug. Beernaert-Prijskamp (1920-1921) werd het hieronder volgend boek ingezonden:
Door de Schrijvers: Beknopte Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde met Bloemlezing uit schrijvers van vóór de 19de eeuw, door W. van Neylen, oudleeraar aan 't college te Geel, en A. van den Dries, candidaat in wijsbegeerte en letteren, leeraar aan het St.-Joannes-Berchmanscollege te Antwerpen. Vierde, herziene en vermeerderde uitgave. Lier, 1919. | ||||||||
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.1o) Plechtige vergadering op 27 Juni. - De heer Onderbestuurder deelt mede dat de heer Staatsminister J. Helleputte, ons geacht medelid, aangenomen heeft als feestredenaar op de Plechtige Vergadering van 27 Juni op te treden.
2o) Kongl. Danske Videnskabernes Selskap, te Kopenhagen. - De Koninklijke Deensche Academie voor Wetenschappen en Letteren bericht de Academie dat haar gewezen secretaris, Dr. Hieronymus Georg. Zeuthen, oud professor van wiskunde aan de Hoogeschool van Kopenhagen, aldaar in zijn 80ste jaar overleden is. | ||||||||
[pagina 144]
| ||||||||
3o) Experimenteele bijdrage tot de psychologie van het geheugen, door Dr. J. Varendonck. - De schrijver heeft zijn handschrift ingetrokken: het werd hem, tegen ontvangstbewijs, den 11 Februari 1920 weder ter hand gesteld. | ||||||||
Letterkundige Mededeeling.1o) Door den heer Kan. Dr. Jac. Muyldermans, over Rechterlijke Plichtenleer, - Deontologia juridica, - door J. Salsmans S.J., prof. in de zedenleer, met inleiding door E. Vliebergh, hoogleeraar te Leuven. IIe herziene en vermeerderde uitgaaf. Leuven, drukk. ‘De Vlaamsche Boekenhalle’, 1920; 410 blz.
Van dit werk dat even verschenen is, biedt de zeer eerw. P. Salsmans een exemplaar aan de Koninklijke Vlaamsche Academie. De 1e uitgave verscheen in 1914, en was op enkele weken uitverkocht De vijandelijke bezetting was oorzaak, dat deze 2e uitgave niet eerder gedrukt werd. Meer dan 300 exemplaren waren reeds besteld, eer zij het licht zag. Toen de eerw. schrijver mij dit meêdeelde, voegde hij er bij: ‘Signa temporum’! Ja, hij heeft gelijk: 't is een teeken des tijds. Waar is de tijd dat een ernstig werk, in onze taal geschreven, amper eenige koopers, eenige liefhebbers vond? Wij verheugen ons thans in hier te lande uitgegeven werken, die een auteur vroeger nooit in onze taal zou aangedurfd hebben. Pater Salsmans is van 't getal dergenen die met raad en daad vooruitstreven om ons ontwikkeld publiek te gerieven in eigen taal. Lof behoeft zijn ‘Rechterlijke Plichtenleer’ hier niet. Het publiek sprak dien lof uit. Maar lof en dank zij den schrijver om zijne voorbeeldige initiative en om het vele goed dat zij sticht.
2o) Door den heer Prof. Ad. de Ceuleneer, over Nederlandsche Spraakkunst voor het Middelbaar en het Normaal Onderwijs, van P. Ed. Fraussen, candidaat in de Germaansche philologie, leeraar aan het Sint-Antoniuscollege, te Lokeren. | ||||||||
[pagina 145]
| ||||||||
Namens Pater Fraussen, leeraar aan het St.-Antoniuscollege te Lokeren, heb ik de eer aan de Academie aan te bieden zijn Nederlandsche Spraakkunst voor het Middelbaar en het Normaal onderwijs op het einde van verleden jaar verschenen (Gent, Vanderpoorten, 1919, in-12o IX-214 blz.). De schrijver is reeds gunstig bekend door meer dan een schoolboekje uitgegeven ten nutte van het aanleeren onzer moedertaal. Hier bekomen wij nu een breed opgevatte Nederlandsche Spraakkunst, opgesteld met het oog, gelijk schrijver in zijn voorbericht zegt, ‘op het opvoedkundig beginsel dat de moedertaal moet dienen tot grondslag voor alle onderwijs’. Het boek levert niet enkel het bewijs van een grondige kennis der taal, maar ook van een groote paedagogische ondervinding waardoor men het best beseft op welke wijze de leerling een volkomene kennis van een taal kan bekomen. De aanhangsels zullen met nut geraadpleegd worden en niet het minst de lijst der standvastige voorzetsels. Wij kunnen den schrijver over zijn Spraakkunst gelukwenschen, overtuigd dat zij veel zal bijdragen tot den vooruitgang van het onderwijs der Nederlandsche taal. | ||||||||
Mededeeling namens Commissiën.1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - De heer Prof. J. Vercoullie, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Aanwezig de heeren: Kan. Amaat Joos, voorzitter, Edw. Gailliard, K. de Flou, Prof. Dr. C. Lecoutere, Is. Teirlinck, Prof. Dr. J. Mansion, leden, Mr. Leonard Willems en Prof. Dr. H. Logeman, hospiteerende leden, en Prof. J. Vercoullie, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
Lezing door Mr. L. Willems: Reinardiana (Voortzetting): a) De Teirlinck-codex der 17de-eeuwsche rijmbewerking van den Reinaert. - b) De verhouding van den Reinke de Vos (1498) tot den 15de-eeuwschen rijmdruk van Geeraert Leu (± 1487). - c) Rein. II, vs 7587 en de Vlaamsche oorsprong van den Reinaert II. | ||||||||
[pagina 146]
| ||||||||
Spreker behandelt b) en komt tot het besluit dat de auteur van Reinke reeds een Rijnsch-Westfaalschen Reinke I onder de oogen moet gehad hebben. De hh. Lecoutere, Logeman en Teirlinck vragen inlichtingen, waarop door Spreker wordt geantwoord. - De vergadering besluit tot opneming in de Verslagen en Mededeelingen der Academie. - (Door de Academie in pleno vergaderd goedgekeurd.) Het vervolg van de dagorde wordt tot de volgende zitting uitgesteld.
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. - De heer Omer Wattez, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Aanwezig de heeren: Is. Teirlinck, voorzitter, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, G. SegerS, Dr. Hugo Verriest, Prof. Dr. Lod. Scharpé, Prof. Dr. A. Vermeylen, leden, en Omer Wattez, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
a) Van de Ven-Heremans-Fonds: Natuurlijke geschiedenis van België. De Aardkunde van België, door den heer Theo. van den Bergh. - Voorstel door het Bestuur dit werk onder de uitgaven van het Fonds op te nemen. - Advies van de Commissie. - Benoeming van twee verslaggevers.
b) Id.: De inrichting van het lager onderwijs in België, door Jef Mennekens, afdeelingsoverste aan het Gemeentebestuur van Sint-Jans-Molenbeek. (Zie Verslagen en Mededeelingen, jaarg. 1919, blz. 267.) - Mededeeling door den Bestendigen Secretaris van een schrijven waarbij de heer Mennekens, de Academie verzoekt om het opnemen van zijn werk onder de uitgaven van het Van de Ven-Heremans-Fonds. - Naar de Commissie om advies verzonden. - Benoeming van twee verslaggevers.
- Voor het onderzoek van beide zaken benoemt de Commissie tot verslaggevers de heeren Prof. Ad. de Ceuleneer en Is. Teirlinck.
c) Mededeeling door den heer Prof. Dr. Lod. Scharpé: Het Premiestelsel tot aanmoediging der Tooneelletterkunde. | ||||||||
[pagina 147]
| ||||||||
Spreker doet eene uiteenzetting van het Premiestelsel en maakt er de kritiek van; hij oppert gedachten hoe het stelsel dient heringericht; verder onderzoekt hij wat er kan gedaan worden om het tooneel dienstbaar te maken tot hoogere ontwikkeling van ons volk, en om het spelen van goede stukken aan te moedigen. Nemen deel aan de bespreking de heeren Vermeylen, Muyldermans en Segers. De Leden zijn van meening, dat het Leeskomiteit zelf zal dienen de Regeering te bewegen om de herinrichting te bespoedigen. | ||||||||
Dagorde.1o) Vereenvoudiging van de Schrijftaal in Nederland. Verslag over de gehouden briefwisseling. - Bij brieve van 24 Januari heeft het Bestuur den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten verzocht, aan de Nederlandsche Regeering om mededeeling te vragen van alle bescheiden rakende de voorgenomen Spellinghervorming: ‘Met het oog op de eenheid in de officiëele spelling voor België en voor Nederland, - aldus luidt het in dit schrijven, - is het wenschelijk dat in dezen door de Nederlandsche Regeering geen beslissing genomen worde, zonder vooraf daarover met de Belgische Regeering overeengekomen te zijn’.
Den 26 Januari, werd die brief medegedeeld aan onze geachte Collega's de heeren Staatsminister J. Helleputte en Volksvertegenwoordiger Frans van Cauwelaert, met verzoek de vraag der Academie bij de Belgische Regeering te willen steunen. - Beide heeren hebben den gewenschten steun beloofd.
Een afschrift van het stuk werd vervolgens gezonden aan onze buitenlandsche eereleden uit Nederland, met gelijke vraag wat de Nederlandsche Regeering betreft.
Den 31 Januari, liet de heer Prof. Dr. A. Kluyver, uit 's Gravenhage, aan den Bestendigen Secretaris weten, dat hij onverwijld het verzoek der Academie aan den Heer Minister had overgemaakt. | ||||||||
[pagina 148]
| ||||||||
Van zijn kant, berichtte de heer Prof. Dr. C.G.N. de Vooys, uit Utrecht, dat hij het schrijven der Academie op de aanstaande vergadering van het hoofdbestuur der Vereeniging tot vereenvoudiging van onze schrijftaal (waarschijnlijk 15 Februari te houden) ten sprake zou brengen. ‘Voorloopig zend ik U - schrijft de heer de Vooys aan den Bestendigen Secretaris, - eenige nummers van ons orgaan, waarin U kan nagaan wat er in het laatste jaar voorgevallen is. Het voornaamste dokument, het verslag van de Staatskommissie, kan ik U niet onmiddellijk bezorgen, maar ik zal trachten U er een exemplaar van te doen toekomen door bemiddeling van mijn kollega Muller, te Leiden’.
(Werden door den heer Dr. de Vooys gezonden: 1917, 21e jaarg, nummer 1, van 22 Mei. - 1918, 22e jaarg., nummer 5, van 19 April. - 1919, 23e jaarg., nummer 1 en 2, van 4 Juni en van 16 September. - 1920, 23e jaarg., nummer 3, van Januari.)
- Op voorstel van den heer Dr. Lod. Scharpé wordt de zaak om advies verzonden naar de Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde.
2o) Staatsminister Aug Beernaert-prijskamp. - Eerste tijdvak: 1912-1913. - Verslag van de Jury: toekenning van den prijs. - In de Januari-vergadering van de Jury, heeft de heer Dr. Lod. Scharpé lezing gegeven van het verslag door hem, op last van den keurraad, over het Eerste tijdvak: 1912-1913 opgemaakt. Het stuk werd goedgekeurd en geteekend door de heeren Is. Teirlinck, als voorzitter, Gustaaf d'Hondt en Dr. J. Muyldermans, als leden, en Dr. Lod. Scharpé, als secretaris: het kende den uitgeloofden prijs van duizend frank toe aan de Interludiën van den heer Karel van de Woestyne, ons geacht medelid. - De Academie bekrachtigt de besluitselen van dit verslag, wenscht den heer van de Woestyne geluk met de bekomen onderscheiding, en stelt voor het stuk hieronder op te nemen: | ||||||||
[pagina 149]
| ||||||||
Aug. Beernaert-prijskamp.Eerste tijdvak: 1912-1913.
|
Toussaint van Boelaere, Landelijk Minnespel; |
Frans Verschoren, Langs kleine wegen; |
Berto van Kalderkerke, Uit donkere dagen; |
Edw. Vermeulen, Trimards; |
W. Elschot, Villa des Roses; |
René De Clercq, Harmen Riels; |
Maurits Sabbe, De Nood der Bariseele's. |
Hetgetal der dichtbundels stond iets lager: 21. De ‘Verzen’ van J. Muls, - Herman Broeckaert's ‘Van den Minnestreel’, - J. Mennekens' ‘Boven de donkere diepten des
Doods’, - C. Eeckels' ‘Bloeitijd’, - R. De Cneudt's ‘Naar lichtende Wegen’, - behooren hier tot het beste. Maar bovenal dienen blij begroet twee, gansch verschillend van toon en inhoud, maar van zulke bijzondere waarde beide, dat men geen treffender bewijs mocht wenschen voor den stijgenden bloei onzer letteren: de ‘Omheinde Hoven’ van den jongen Franciscaner Pater Hilarion Thans, vol zoete mystieke bekoring, innige liederen, vol berusting, van lijden en hopen, een zacht geurende ruiker uit vredigen kloostergaard; - en de ‘Interludiën’ van K. van de Woestijne, waarin deze zijn overweldigende fantasie botviert in episch grootsche tafereelen uit de oerwereld van den Helleenschen sagentijd, en het daarbij zelfs aandurft, in een heldenlied nog stouter, te zingen van den ‘Vliegenden Man’, den mensch van nu, vermetel het wagend op het geronk van zijn motor zijn vlucht te richten ten hemelkolk in. En even geweldig, en te bewonderen, als de fantasie welke de oude reuzen en goden weer te leven roept, forsch en schoon als uit marmer gehouwen, is des dichters macht over de taal, die stroef, hard, donker, hel, lenig, lief, al naar zijn stemming of luim, zijn beelden bouwt, en zich voegt naar zijn gedachte en gevoel, om trouw en treffend ze te verklanken en te vertolken.
Wat de tooneelstukken aangaat, - er waren er alleen 11 ingezonden, - dienen als de verdienstelijkste vermeld: Alfred Bogaerd's ‘Keten der Misdaad’, Edmond Roeland's ‘Vaderlijk Gezag’, en onder de drie drama's van den begaafden Cyriel Verschaeve vooral het tweede zijner Artevelden, de Philips, terwijl het drama ter verheerlijking van Ferdinand Verbiest in de eerste plaats als leesdrama te waardeeren valt.
De ‘Kritische Opstellen’ van Karel Van den Oever, J. Muls' beide bundels ‘Moderne Kunst’ en ‘Steden’ waren, met J. Persyn's ‘Kritisch Kleingoed’ het meest vooraanstaande onder de werken der vierde groep. Tot spijt van de Jury moest het ingezonden 1e Deel van Persyn's grootsch aangelegde merkwaardige Schaepmanbiographie buiten beschouwing blijven, als niet beantwoordend aan de bepalingen van den Prijskamp, die zóó dienen opgevat dat alleen ‘voltooide’ werken in aanmerking kunnen komen.
***
Door de hh. Teirlinck, D'Hondt en Scharpé werd, op de October-vergadering (1919) der Jury - nadat het bij herhaling niet mogelijk was gebleken de Jury voltallig de belegde bijeenkomsten te zien bijwonen, - met eenparigheid besloten den prijs toe te kennen aan de ‘Interludiën’ van den heer Karel van de Woestyne. Op de zitting van 16en December 1919 verklaarde Z.E. Kan. Muyldermans, plaatsvervanger van den betreurden V. de la Montagne, onder den oorlog overleden, met deze beslissing in te stemmen.
De Schrijver,
L. SCHARPÉ.
De Voorzitter,
I. TEIRLINCK.
De Leden,
G. D'HONDT, J. MUYLDERMANS.
- Tweede tijdvak: 1914-1915 en Derde tijdvak: 1916-1917. - In de Januari-vergadering is vervolgens de Jury overgegaan tot de kennisneming van de boeken voor die twee tijdvakken ingezonden en tot de verdeeling van het werk onder de Leden.
3o) Boekerij der Academie. Verslag door den Bestendigen Secretaris over den toestand der Boekerij. (Ingevolge art. 16 van het Reglement van inwendige orde voor de Secretarie.) - De Bestendige Secretaris legt zijn verslag ter tafel over den toestand der Boekerij gedurende het jaar 1919. - De Vergadering beslist dat dit stuk in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden. (Zie beneden blz. 206-207.)
4o) Commissie tot voorstelling van candidaten voor het Lidmaatschap der Academie. - Benoeming eener Commissie van drie Leden, die te zamen met het Bestuur het noodig getal candidaten zal voorstellen. - Worden benoemd de heeren Kan. Amaat Joos, Dr. Leo Goemans en Prof. Vercoullie.
5o) Wedstrijd over de Lakenweverij. - Het verslag van den keurraad zal in de eerstvolgende vergadering medegedeeld worden.
6o) Karel Boury-prijskamp. Verslag van den keurraad. - De heer Karel van de Woestyne zal zijn verslag vóor de Maart-vergadering inzenden.
7o) Mededeeling door den heer Prof. Dr. H. Logeman. - Prof Logeman doet een kleine mededeeling over een moderne Engelsche bewerking van de Reinaertstof. Mr. F.S. Ellis, oud-boekverkooper en een bekend Engelsch kunstkenner, gaf in de laatste jaren van de 19de eeuw een door Walter Crane geïllustreerde, zeer geestige bewerking uit (Londen, David Nutt), waar hij Caxton's 15de eeuw proza-tekst op de voet volgde, tot zelfs in 't gebruik van diens voor een Engelschman bijna onverstaanbare Batavismen toe. Als in een rijmroes schreef Mr. Ellis zelfs het glossaar en een begeleidend schrijven tot hen gericht aan wie het boek ten geschenke werd aangeboden, in geestige verzen.
Hier volgt nog slechts een klein voorbeeld van 's schrijvers meer vrije bewerking; als Bruin gevangen is na zijn aventuur bij Lantfert, geeft Mr. Ellis dit lyrisch ‘complaint’ ten beste:
8o) Lezing door den heer Mr. Leonard Willems: De nieuwe Reinaert-proloog en het Arnout-vraagstuk. -
De nieuw Bedburg-Dyksche codex van den Reinaert leert ons dat er vóór Willem's bewerking, eene oudere bewerking van het epos heeft bestaan, welke ‘onvulmaket’ gebleven was. Van deze vroegere bewerking wordt door het nieuw handschrift gezeid dat ‘Arnout ze niet hadde bescreven (= geschreven)’.
De nieuwe lezing van den proloog schijnt eenigermate een steun te geven aan de vroeger, door spreker geuite gissing dat onze Reinaert door twee dichters werd vervaardigd, - welke gissing steunde op de mededeeling van den Comburgschen codex dat ‘Willem zijn gedicht niet hevet vulscreven’.
Deze woorden wilde spreker in 1897 uitleggen op de volgende wijze: ‘Willem heeft zijn epos niet “volscreven”, omdat een gedeelte van dit werk (RIb) het werk van een ouderen dichter is’.
Wie nu deze twee mededeelingen wil 't akkoord stellen en overeenstemming tusschen beide handschriften betracht, zal moeten aannemen dat er twee dichters aan onzen Reinaert hebben gewerkt. Maar de vraag is thans of wij in de mededeeling van het Comb. hs. vertrouwen kunnen stellen, nu er een andere lezing in een ouder handschrift voorkomt.
Spreker onderzoekt de verschillen in taal, stijl, anthropomorphisme enz. tusschen RIa en RIb en komt tot de slotsom dat er inderdaad verschillen tusschen beide deelen van den Reinaert bestaan.
Maar die verschillen kunnen op tweeërlei wijzen uitgelegd worden: 1o ofwel toonen zij aan dat er twee dichters aan het gedicht hebben gewerkt; 2o ofwel dat één en dezelfde dichter van twee uiteenloopende bronnen gebruik heeft gemaakt.
Om na te gaan welke van beide hypothesen de voorkeur verdient, is het niet voldoende de verschillen te onderzoeken, ook de gelijkenispunten dienen aandachtig aangestipt, onderzocht en overwogen te worden.
Spreker onderzoekt achtereenvolgens deze laatste punten: gelijkenis tusschen Ia en Ib in taal, stijl, rijmen, eenheid
van het gedicht, toespelingen van Ib op het voorgevallene in Ia enz., en komt tot de slotsom dat onze Reinaert wel degelijk door één schrijver vervaardigd werd. De verschillen schijnen voort te spruiten uit het feit dat er twee bronnen zijn: eene Fransche voor Ia en eene Nederlandsche voor Ib.
Het onderzoek van den Reinaert-tekst leidt tot de conclusie dat wij geen vertrouwen kunnen hebben in de mededeeling van het Comb. hs. dat Willem zijn gedicht ‘niet hevet vulscreven’. De verknoeing in dien tekst komt voort uit het feit dat de copist de oudere oorspronkelijke lezing niet goed begrepen heeft en gemeend heeft dat het ‘onvulmaket’ epos door Willem werd voortgezet, hetgeen in het Bedburg. hs. niet geschreven staat.
Voorloopig moeten wij ons dus houden aan de lezing van het Bedb. hs. en aannemen dat er een ouder ‘onvulmaket’ epos bestond en dat een zekere Arnout dit gedicht niet geschreven heeft.
Waarschijnlijk is de bedoeling van den auteur met deze negatieve mededeeling geweest, niet ons een inlichting te verschaffen nopens den schrijver van het ‘onvulmaket’ epos, maar wel ons een vingerwijzing te geven nopens den inhoud.
***
Het gebied van Eupen. - Prof. Dr. Lod. Scharpé vestigt de aandacht der Vergadering op de uitbreiding van het Belgisch Bestuur over de streek van Eupen en stelt de vraag, of de Academie het niet als haar plicht moet beschouwen, de Regeering opmerkzaam te maken op het feit dat zij, in dat nieuwe Bestuursgebied, tegenover een bevolking staat die het Vlaamsch als moedertaal heeft.
Het gebied van Eupen, zegt hij, is de voortzetting in taalopzicht van den Vlaamschsprekenden Noord-Oosthoek der provincie Luik. Hij wijst op de getuigenis van Prof. Kurth wat de Vlaamsche gemeenten in die provincie betreft, en op het niet te wraken getuigenis van Duitsche geleerden
zelf, wat de streek van Eupen aangaat. Het belang van de bevolking, in overeenstemming met dat van België, doet het als in hooge mate wenschelijk voorkomen in het nieuwe gebied, evenals in den Vlaamschen Noord-Oosthoek van het Luiksche, Onderwijs en Bestuur in te richten overeenkomstig het feit dat, niettegenstaande verwaarloozing en bekamping, en het langjarige kunstmatig opdringen van het Duitsch, het Vlaamsch er toch de moedertaal gebleven is.
De Koninklijke Vlaamsche Academie zou derhalve het vertrouwen dienen uit te drukken, dat de Regeering er de hand aan houden zal, dat in die oostelijke streek van het Vlaamsche taalgebied, voor Bestuur en Onderwijs, naar het beginsel der gelijkheid in rechte en in feite tusschen Vlaanderen en Wallonië, geen opgedrongen vreemde taal de toenadering belemmere en de aanwenning bemoeilijke van de nieuw bijgekomen bevolking tot den Belgischen Staat, waar zij van natuurswege zich bij het Vlaamsch gedeelte aansluit.
- Verschillende Leden nemen deel aan de bespreking. Ten slotte wordt door de Academie beslist dat het Bestuur in dien zin aan de Regeering zal schrijven.
***
- De Vergadering wordt te 4 uur gesloten.
- voetnoot(1)
- Dante's levensbeschrijvers zijn het niet eens omtrent den juisten sterfdag van den dichter. Sommigen geven den 14, anderen den 21 September 1321 op. Hij werd in de laatste helft der maand Mei (nader kan zijn geboortedag tot heden niet vastgesteld worden) van het jaar 1265 te Florence geboren.
- voetnoot(1)
- Dante Alighieri, in Zum sechshundertjährigen Jubiläum des Dichters der Göttlichen Komödie, von Dr. Joh. Gihr.