| |
| |
| |
Vergadering van 21 Januari 1920.
Zijn aanwezig de heeren: Prof. Dr. C. Lecoutere, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren: Dr. L. Simons, Prof. Dr. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, Kan. Amaat Joos, Dr. Hugo Verriest, Is. Teirlinck, Dr. Leo Goemans, Prof. Dr. Jos. Mansion, Omer Wattez, Prof. Dr. Leo van Puyvelde, Prof. Dr. Lod. Scharpé, Prof. J. Vercoullie, Mr. Leonard Willems, Prof. Aug. Vermeylen, Dr. A.-J.-J. Vandevelde en Jos. Jacobs, werkende leden;
de heeren: Dr. Maurits Sabbe, briefwisselend lid, en Prof. Dr. H. Logeman, buitenlandsch eerelid.
De heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw, bestuurder, Karel de Flou en Mgr. M. Rutten, werkende leden, Frans van Cauwelaert en Dr. A Fierens, briefwisselende leden, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
***
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de December-vergadering 1919, dat wordt goedgekeurd.
***
Mgr. M.H. Rutten, werkend lid, tot Groot-Officier in de Leopoldsorde bevorderd. - Bij Koninklijk Besluit van 27 December 1919, werd Mgr. Rutten, bisschop van Luik, werkend lid der Academie, tot Groot-Officier in de Leopoldsorde bevorderd.
| |
| |
Leden der Academie in de Kroonorde benoemd. - Mejuffrouw Virginie Loveling en Dr. Maurits Sabbe werden, bij Koninklijk Besluit van 12 Januari 1920, de eerste tot Commandeur, de tweede tot Officier in in de Kroonorde benoemd.
- De heer Onderbestuurder meent de tolk van al de Leden der Academie te zijn, als hij Mgr. Rutten, Juffrouw Loveling en Dr. Sabbe gelukwenscht met hun benoeming. (Handgeklap.)
Drukwerk der Academie. - De Bestendige Secretaris doet aan de Vergadering een mededeeling over het drukwerk der Academie. Hij zegt dat de heer W. Siffer, drukker der Academie, hem beloofd heeft binnenkort de noodige maatregelen te treffen, om in den toestand te voorzien.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Annuaire de l'Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique. 1915-1919. 81e-85e années.
Middelnederlandsch Woordenboek van wijlen Dr. E. Verwijs en Dr. J. Verdam, Oud-Hoogleeraar te Leiden. Deel 9, afl. 16.
Tijdschriften. - Arbeidsblad, nrs 16-18, 1919. - Annales des Travaux publics, nos 4-5, 1919. - Handelingen der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent. Dl. XIV, Dl. XV, 1e en 3e afll. - Revue Sociale Catholique, nos 8-9, 1919.
Door de Commissie ter Redactie van den Groningschen Studenten-Almanak:
Groningsche Studentenalmanak voor 1914, 1915, 1916, 1617 en 1920. 86ste, 87ste, 88ste, 89ste en 92ste jaargang.
Door de Abdij van Maredsous:
Les évêques auxiliaires de Liége, par D. Ursmer Berlière O.S.B., de l'abbaye de Maredsous. Bruges, 1919.
Door de ‘Société liégeoise de littérature wallonne’, te Luik:
Bulletin du Dictionnaire de la langue wallonne, 3e année (1908), nos 3 et 4.
| |
| |
Door Dr. Leo Goemans, werkend lid, te Brussel:
Goemans (Leo). - Ons België vrij! Lyrisch Gedicht in drie deelen voor alleenzang, koor en orkest. Eerste deel: Voorheen. Tweede deel: De Strijd voor 't Recht. Derde deel: De Bevrijding. Woorden van Leo Goemans, Hoofdopziener over het Middelbaar Onderwijs, Lid der Koninklijke Vlaamsche Academie. In den volkstrant getoonzet door Paul Lebrun, Bestuurder van het Muziek-Conservatorium te Leuven, Z. pl. of j. (Leuven, 1919.)
Id. - L'étude du moyen-néerlandais. Extrait des Mélanges Bormans. Luik, 1919.
Id. - Deux Communications à la Commission de Réforme des Humanités. Leuven, 1919.
Door den E.H. Jos. Kleijntjens S.J. te Katwijk a.d. Rijn:
Rekeningen der stad Nijmegen. 1382-1543. Dln. I-IV, uitgegeven door H.D.J. van Schevichaven, Gemeente-archivaris, en J.C.J. Kleijntjens. S.J., Leeraar a/h Canisius College. - Dln. V-VIII, uitgegeven door J. Kleijntjens en L. Sormani. Nijmegen, 1910-1919.
Door den heer E. Winsel, lid van het ‘Institut international de Bibliographie’, Dampoortstraat, 61, te Gent:
La question des loyers, par E. Winsel. Gand, 1918.
Door de Schrijvers:
Beknopte Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde, met Bloemlezing uit schrijvers van vóór de 19e eeuw, door W. van Neylen, oudleeraar aan 't College te Geel, en A. van den Dries, candidaat in Wijsbegeerte en Letteren, leeraar aan het St.-Joannes-Berchmanscollege te Antwerpen. Vierde, herziene en vermeerderde uitgave. Lier, (1914) 1919.
Door de Redactie:
Nederlandsche Bibliographie, nrs 10-11, 1919. - Neophilologus, 5de jg., nr 2. - Le Thyrse, no 1, 1920. - Tijdschrift der Gemeentebesturen, nrs 11-12, 1919. - De Vlaamsche Bakkerij, Dec. 1919. - Vlaanderen, nr 8, 1919, nr 1, 1920. - De Kleine Vlaming, nr 1, 1920.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatstverschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Biekorf, nrs 23 en 24, 1919 en Bladwijzer van woorden en zaken, 1914-1919. - Onze Kunst, nrs 7-8-9, 1919. - De Student, 35ste jaarg., 2de afl., Kerstmis, 1919. - Studiën, Januari 1920.
| |
| |
Ingekomen brieven. - De Bestendige Secretaris stelt de Vergadering in kennis met de hieronder volgende ingekomen brieven:
1o) | Verkiezing van Bestuurder en Onderbestuurder voor 1920. - Goedkeuring. - Brief van 19 December, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten aan den Bestendigen Secretaris afschrift stuurt van het Koninklijk Besluit in dato 30 November, houdende bekrachtiging van de verkiezing van de heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw en Prof. Dr. C. Lecoutere, tot bestuurder en onderbestuurder der Academie voor het jaar 1920. |
| |
2o) | Beperkte aanbesteding voor het drukken der Verslagen en Mededeelingen, 1920. - Brief van 13 Januari, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten, als antwoord op het schrijven van den Bestendigen Secretaris van 1n en van 9n December 1919, het drukken der Verslagen en Mededeelingen voor 1920, aan den heer W. Siffer, drukker der Academie, toegewezen verklaart. |
| |
3o) | Belgisch Toponymisch Woordenboek. - Brief van 18 December 1919, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten aan den Bestendigen Secretaris een schrijven mededeelt, uitgaande van den Oudheidkundigen Kring ‘Hageland’ te Thienen (25 November 1919), waarin de wensch wordt uitgesproken tot het samenstellen van een Belgisch Toponymisch Woordenboek, naar het plan in genoemd schrijven uiteengezet. - (Het Bestuur heeft het stuk naar de Bestendige Commissie voor Geschiedenis om advies verzonden.) |
| |
4o) | Commissie voor de Vereenvoudiging van de Schrijftaal. (Zie Verslagen en Mededeelingen, 1919, blz. 485-486.) - Bij brieve van 20 December 1919, werd de heer Dr. A. Kluyver, voorzitter der Commissie, om
|
| |
| |
| eenige exemplaren verzocht van het verslag bij de Noordnederlandsche Regeering ingezonden, tot mededeeling aan de Leden der Academie. - Den 25 December schreef Dr. Kluyver, dat hij inderdaad voorzitter is geweest van genoemde Commissie, ‘maar dat deze slechts tot taak had aan de Regeering eenige voorstellen te doen. De Vereenvoudiging is dus nog niet tot stand gebracht. Onlangs heeft de Minister van Onderwijs in de Tweede Kamer der Staten-Generaal verklaard, dat het zijn voornemen was eene regeling tot stand te brengen, en zich daarbij van het advies der Commissie te bedienen, zonder het evenwel in alle opzichten te volgen. Zoodra - aldus gaat Dr. Kluyver voort, - de door de Regeering vastgestelde regeling in een geschrift wordt publiek gemaakt, zal ik mijn best doen om U daarvan een aantal exemplaren te bezorgen, en hoop dan daarmede aan uw verlangen te voldoen. Van het verslag der Commissie, dat niet onveranderd door de Regeering zal worden aangenomen en dus thans van een betrekkelijk geringe beteekenis is, bezit ik slechts één exemplaar, en de Commissie is reeds in het begin van dit jaar ontbonden’. |
Hierop volgt eene bespreking ingeleid door Dr. Leo van Puyvelde en waaraan de heeren Dr. Maurits Sabbe, Prof. Dr. Jos. Mansion, Dr. Lod. Scharpé, Kan. Dr. Jac. Muyldermans en Gustaaf Segers achtereenvolgens deel nemen. Er wordt ten slotte beslist:
a] Dat het Bestuur der Academie zich schriftelijk zal wenden tot de Regeering om, door haar tusschenkomst van de Nederlandsche Regeering mededeeling te bekomen van alle documenten aangaande spellinghervorming, en bij genoemde Regeering te willen aandringen opdat geen beslissing in dezen zou genomen worden zonder vooraf daarover met haar, Belgische Regeering, overeengekomen te zijn.
De heeren volksvertegenwoordigers J. Helleputte en Frans van Cauwelaert, onze geachte medeleden, zullen met dit schrijven in kennis gesteld worden, met verzoek het bij de Regeering te willen steunen.
| |
| |
b] Dat het Bestuur de verschillende buitenlandsche eereleden in Nederland zal uitnoodigen de Academie te willen documenteeren over de voorgenomen Spellinghervorming en ook mede te werken opdat in dezen de Nederlandsche Regeering geen beslissing neme, zonder vooraf, met het oog op de wenschelijke eenheid in de officiëele spelling voor België en voor Nederland de instemming verworven te hebben van de Belgische Regeering.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o) Uitgaven der Academie. - Verzending der uitgaven sedert den oorlog van de pers gekomen:
a) | Oude Glossen en hun beteekenis, door Dr. F. Buitenrust Hettema; |
b) | Van den Vos Reinaerde. Naar de thans bekende handschriften en bewerkingen critisch uitgegeven met eene inleiding, door Dr. J.W. Muller; |
c) | Tondalus' Visioen en St.-Patricius' Vagevuur, uitgegeven door Dr. R. Verdeyen en Dr. J. Endepols, 2de deel; |
d) | Middelnederlandsche Gedichten en Fragmenten, uitgegeven door Jhr. Mr. Napoleon de Pauw, 2de deel (2de stuk): Wereldlijke gedichten. |
Bovengenoemde uitgaven werden den 10 Januari 1920 gezonden aan de buitenlandsche eereleden, alsmede - hetzij alle hetzij enkele er van - aan vier ministeriën in België; aan 30 genootschappen, boekerijen en onderwijsinrichtingen hier te lande; aan 18 academiën, openbare boekerijen, hoogescholen en letterkundige genootschappen uit den vreemde; aan 14 bijzondere personen zoowel in het binnenals in het buitenland.
2o) Karel Boury-prijskamp. Zijn ingekomen: den 24 December 1919, een antwoord met 30 schoolliederen, waarbij een briefomslag met dit opschrift: ‘Naam en
| |
| |
adres’; - en den 27 December, een ander met kenspreuk ‘Pax’. - Daar de antwoorden uiterlijk 10 December dienden ingezonden, kunnen deze stukken aan den prijskamp geen deel nemen. (Ze blijven in de Secretarie der Academie, ter beschikking van de inzenders.)
3o) Boeken uit de Bibliotheek der Academie, door den heer Dr. W. de Vreese, voor den oorlog, in bruikleen genomen. - Het laatste boek, dat nog in handen van Dr. de Vreese was, nl. Polak, Studien, is teruggebracht.
Van de in onze boekerij ontbrekende boeken, waarvan de lijst voorkomt in Verslagen en Mededeelingen, jg. 1919, blzz. 71-77, werd vanwege Dr. W. de Vreese teruggezonden: Duvillers (C.F.A.), Den Baron Penninck.
4o) Handschriften, ten behoeve der Boekerij, door Dr. W. de Vreese gephotographeerd. (Zie Verslagen en Mededeelingen, 1919, blzz 386-387.) - Op 19 December werden door den heer Jan de Vreese de nog ontbrekende nummers der photographieën ingezonden:
3. |
37 bladen. |
24. |
13 bladen. |
12. |
19 bladen. |
34. |
28 bladen. |
14. |
6 bladen. |
44. |
3 bladen. |
15. |
1 blad. |
72. |
306 bladen. |
5o) Het Boerenhuis in Vlaanderen, Brabant en Limburg. - Vanwege den heer Dr. Maurits Sabbe, ons geacht briefwisselend lid, heeft de Bestendige Secretaris mededeeling ontvangen van een nummer van het blad Het Tooneel (20 December 1919), dat te Antwerpen verschijnt: daarin wordt, onder de betiteling ‘Werk voor de Vlaamsche Academie’, een artikel opgenomen uit De Bouwwereld, handelende over het Boerenhuis in Nederland, en wordt ten slotte de vraag gesteld: ‘Wanneer volgt de Koninklijke Vlaamsche Academie met een studie van het Boerenhuis in Vlaanderen, Brabant en Limburg?’. - De Bestendige Secretaris stelt voor het stuk aan de Commissie voor prijsvragen over te maken. (Aangenomen.)
| |
| |
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - De heer Prof. Dr. Jos. Mansion, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Aanwezig de heeren: Mr. Leonard Willems, voorzitter, Edw. Gailliard, Dr. de Ceuleneer, Dr. Muyldermans, Is. Teirlinck, leden, en Dr. J. Mansion, lidsecretaris.
Aan de dagorde staat:
a] Sacramentum bij de Kerkslijke Schrijvers der derde eeuw, met uitzondering van Tertullianus en Cyprianus. Verhandeling ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen door den heer Dr. J.-B. Poukens, S.J., aangeboden. - Verslagen door de heeren Dr. Jac. Muyldermans en Prof. Dr. Jos Mansion. - De Commissie is het met de verslaggevers eens om de opneming in de Verslagen en Mededeelingen voor te stellen.
(De Academie in pleno vergaderd, sluit zich aan bij het advies door de Commissie uitgebracht.)
| |
I.
Verslag van Kan. Dr. Jac. Muyldermans.
De eerweerde Pater J.B. Poukens S.J. biedt der Academie eene verhandeling aan nopens de beteekenis van het woord ‘Sacramentum’ bij de Kerkelijke Schrijvers der derde eeuw (met uitzondering van Tertulliaan en Cypriaan). Met welke beteekenis dit woord bij Tertulliaan voorkomt, werd door P. De Backer onderzocht, zegt hij; - en voor Cypriaan deed hij zelf de opzoeking in eene voorgaande studie. Dit werk wil dus het onderzoek naar den zin van ‘Sacramentum’ voltooien voor de gansche derde eeuw. - Deze bijdrage schijnt me met zorg gedocumenteerd, wel doordacht en wijs beredeneerd Dergelijke studiën, in 't Nederlandsch opgesteld, zijn maar zeldzaam P Poukens' voorbeeld strekke tot navolging. Zoo om die reden als om de belangrijkheid zelve van het stuk, stel ik voor, het in onze Verslagen te laten overdrukken.
| |
| |
| |
II.
Verslag van Prof. Dr. Jos. Mansion.
Wie de verhandeling van P. Poukens, niet alleen naar den uiterlijken vorm, maar ook naar den inhoud wil beoordeelen, moet met de kerkelijke letterkunde der IIIe eeuw wel bekend zijn, in de godgeleerdheid goed beslagen, en tot op zekere hoogte latinist van beroep zijn. Daar deze driedubbele bevoegdheid mij ontbreekt, kan ik alleen over werkwijze en methode van den schrijver een algemeenen indruk weergeven. De studie van P. Poukens munt uit door gezonde critische omzichtigheid. En dit is éene der eerste vereischten bij een onderzoek naar de beteekenis van een woord in hare wording. Het zou louter onzin zijn, als men meende dat woorden als Sacramentum, of andere, zoo maar met een tooverslag aan hunne nieuwe beteekenis gekomen zijn. Zulke veranderingen gaan maar traag en zelden kan men met zekerheid het oogenblik hunner voltrekking vaststellen. In de tweede plaats moet de schrijver een strengen historischen zin bezitten. De theologische termen hebben voor de eerste kerkleeraren de vaste beteekenis nog niet aangenomen die het later dogmatisch onderwijs hun zal geven. Men moet zich in hun omgeving weten te verplaatsen en hunne denkbeelden leeren beoordeelen naar de begrippen van den tijd. Ook hier schijnt P. Poukens de zaken bij het rechte einde te hebben en bijgevolg stem ik er ten volle in toe, dat zijne verhandeling in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen worde.
b] Levensbericht van den Gentschen geschiedschrijver Steyaert, door zijn kleinzoon Pr. Gabriel Celis. - Na, op aandringen van Mr. Nap. de Pauw, de vraag opnieuw in behandeling genomen te hebben of deze levensbeschrijving in de Verslagen en Mededeelingen, moet opgenomen worden, bevestigt de Commissie hare vroegere beslissing om het stuk ter beschikking te stellen van de Sub-Commissie belast met de uitgave van: Leven en werken der Zuidnederlandsche schrijvers.
c] Verhandeling (Handschrift) ‘Excerpta Lossensia’, door den heer J. Lyna, staatsarchivaris te Hasselt, aan de Academie, ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen aangeboden. - Door het Bestuur om advies naar de Commissie verzonden. - De Commissie stelt de heeren I. Teirlinck en L. Willems tot verslaggevers aan. Deze worden verzocht hun verslag tegen de Maart-vergadering in te zenden.
| |
| |
d] Belgisch Toponymisch Woordenboek. Mededeeling door het Bestuur van een brief (23 November 1919) uitgaande van den Oudheidkundigen Kring ‘Hageland’, gevestigd te Thienen. - De Commissie stelt de heeren J. Mansion en L. Willems aan om over dezen brief verslag uit te brengen.
e] De lezing over Het Bonaventuraraadsel in het leven van Anna Byns, door den heer Leonard Willems te houden, wordt tot de Maart-vergadering uitgesteld.
2o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer Gustaaf Segers, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Aanwezig de heeren: Dr. Leo Goemans, voorzitter, Dr. Muyldermans, Dr. A. de Ceuleneer, Kan. Amaat Joos, Dr. Hugo Verriest, Omer Wattez, Jos. Jacobs en G. Segers, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
a] | Natuurlijke geschiedenis van België. De Aardkunde van België, door den heer Theo van den Bergh, licentiaat in natuurwetenschappen. - De heer Prof. Ad. de Ceuleneer geeft eene korte ontleding van het werk van den heer van den Bergh, die vraagt of de Koninklijke Vlaamsche Academie zijn eerste deel waardig oordeelt van hare belangstelling, en, in voorkomend geval, of zij met aanbeveling bij de Regeering, of anderszins, hem zou kunnen bij de uitgave daarvan behulpzaam zijn. - De Commissie acht dat zij onbevoegd is om over de gestelde vraag uitspraak te doen. |
| |
b] | Experimenteele bijdrage tot de psychologie van het geheugen. Verhandeling aan de Academie, ter opneming in haar Verslagen en Mededeelingen aangeboden door den heer Dr. J. Varendonck, docent aan de Internationale Paedologische Faculteit te Brussel. De heeren Kan. Am. Joos en Gustaaf Segers als verslaggevers aangesteld. - Beide verslagen zullen in de volgende vergadering der Commissie medegedeeld worden. |
| |
c] | Lezing door den heer G. Segers: Volksletterkunde en Volksonderwijs. - Spreker zet de lezing zijner verhandeling over Volksletterkunde en Volksonderwijs voort. |
| |
| |
Ons Volk, dat niet aan letterkunde doet, dat geene boeken schrijft en geene letterkundige kritiek uitoefent, heeft recht op eene letterkunde, die voor hem gepast is, die het smaken en voelen kan. In die letterkunde moet dat gedeelte van ons volk, hetwelk zwaren handenarbeid verricht, verpoozing en uitspanning vinden. Dit wil in 't geheel niet zeggen, dat de volksletterkunde niet door ernstige letterkundige hoedanigheden hoeft gekenmerkt te wezen; de volksschrijver schrijft niet voor letterkundigen, maar hij mag nooit vergeten, dat ook letterkundigen zijn werk zullen lezen en beoordeelen. Zoowel den minderen man als den hoogstontwikkelde moet dit werk belang opleveren. Zonder dat de volksverhalen den aard van tendenzwerken aannemen, zullen zij nationaal, degelijk, zedelijk en stichtend wezen.
De leer, volgens welke de schrijver zich niet heeft te bekommeren over den invloed, welken zijn werk op de bevolking zal uitoefenen, moet bestreden worden. Want wij allen willen, dat ons volk gezond en zedelijk zij, en de volksschool heeft tot plicht hare leerlingen tot verstandige en tevens zedelijke burgers op te leiden. Al hare pogingen blijven noodzakelijk ijdel, indien zij door de maatschappij, door de letterkunde tegengewerkt wordt.
Waar het werk der school niet door het huisgezin, het maatschappelijk, letterkundig en wetenschappelijk leven ondersteund, maar tegengewerkt wordt, zal zij nooit duurzame vruchten opleveren, daar de wezenlijke volksontwikkeling slechts na den schooltijd aanvangt.
Hoewel men niet kan zeggen, dat het hoofddoel der volksschool is hare leerlingen tot het genot der volksletterkunde voor te bereiden, ligt dit stellig op haren weg; en draagt haar onderwijs daar wezenlijk toe bij, dan is dit een zegen voor ons volk.
Is ons lager onderwijs door zijne humanistische strekking gekenmerkt, dan zal reeds een aanzienlijk deel van zijne taak volbracht zijn. Ook om deze reden is de moedertaal het hoofdvak der lagere school; de taal der leerlingen hoeft zoo dicht mogelijk bij de taal der letterkunde te worden gebracht.
Het leesboek zal een voorhof der letterkunde zijn. Doelmatig gebruikt, zal het er in ruime mate toe bijdragen om den letterkundigen smaak te louteren. Ook zal het hunnen leeslust bevorderen en hun van lieverlede meer smaak in ernstige letterkunde doen krijgen.
Het veredelen der volksletterkunde, het verspreiden van nationale, degelijke, gezonde volksboeken, is op onzen tijd, meer
| |
| |
dan ooit, eene nationale en tevens maatschappelijke noodzakelijkheid.
- De heer Kan. Amaat Joos vestigt de aandacht op de Bibliotheken in de lagere Scholen in te richten. Deze aangelegenheid zal in de volgende vergadering der Commissie besproken worden.
- Op voorstel van den heer Voorzitter, stelt de Commissie aan de Academie voor de lezing van den Secretaris in hare Verslagen en Mededeelingen mede te deelen.
(Dit voorstel wordt door de Academie in pleno vergaderd aangenomen.)
| |
Dagorde.
1o) Wedstrijden voor 1915 en 1916 uitgeschreven en die, ten gevolge van den Oorlog, enkel na den wapenstilstand zijn binnengekomen:
a] | Klankleer van het Hollandsch dialect. De verslagen van de heeren Lecoutere en Vercoullie zijn reeds gereed. De heer Dr. Leo Goemans zal het zijne tegen de Maart-vergadering indienen. |
| |
b] | Germanismen. De drie verslagen, uitgaande van de heeren Jos Jacobs, Gustaaf Segers en Prof. Dr. Jos. Mansion zijn binnengekomen. |
| |
c] | Geschiedenis van het Lager Onderwijs in België onder de Oostenrijksche Regeering. De drie verslaggevers de heeren Gustaaf Segers, Kan. Dr. Jac. Muyldermans en Omer Wattez hebben hun verslag ingediend. |
| |
d] | Lakenweverij. De heeren Van Vlaanderen en Van Speybrouck, vakkundigen te Gent, die, met den heer Dr. Leo van Puyvelde tot verslaggevers werden aangewezen (zie Verslagen en Mededeelingen, 1919, blz. 151), hebben beloofd hun verslag tegen de Februari-vergadering in te zenden. |
| |
| |
- De Bestendige Secretaris stelt voor de tot nog toe ingekomen verslagen te laten drukken. In de Mei-vergadering zal tot de bespreking daarvan worden overgegaan. (Aangenomen.)
2o) Jury voor den Beernaert-prijs. Vierde tijdvak: 1918-1919. - Ingevolge de lijst der ‘Werkzaamheden der Academie door de wet voorgeschreven’, moet de Academie, in haar vergadering van Januari 1920, overgaan tot de benoeming van de Jury die zal gelast zijn met de beoordeeling van de boeken voor het Vierde tijdvak: 1918-1919, ingezonden.
Voor genoemd tijdvak zijn 15 boeken ingekomen. (Zie Verslagen en Mededeelingen, jaarg. 1919, blzz. 111, 134, 143, 263, 444 en 477.)
Worden tot leden van de Jury benoemd, de heeren Gustaaf Segers, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, Prof. C. Lecoutere en Prof. Lod. Scharpé,
Onmiddellijk zal daarvan kennis gegeven worden aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten, tot benoeming van den afgevaardigde der Regeering bij de Jury.
De afkondiging van den uitslag zal op de Plechtige Vergadering van het jaar 1920 plaats grijpen.
3o) Plechtige Vergadering op Zondag, 27 Juni. - Het Bestuur zal Minister Helleputte, werkend lid, verzoeken als feestredenaar te willen optreden.
Wat het jaarlijksch feestmaal der Academie betreft, te houden na afloop van de plechtige vergadering, zal later eene beslissing genomen worden. Het ware te wenschen dat aldus aan de Leden gelegenheid kon gegeven worden, om met de nieuw verkozen heeren vriendschappelijke betrekkingen aan te knoopen.
4o) Commissie voor Rekendienst voor het jaar 1920. - Benoeming van drie Leden, welke, met het
| |
| |
Bestuur, de Commissie van Rekendienst voor 1920 zullen uitmaken. - Worden aangewezen de heeren Kan. Amaat Joos, Prof. J. Vercoullie en Mr. Leonard Willems.
5o) Lezing door den heer Omer Wattez: De Trojaansche legende in de geschiedenis der Franken. - Spreker bewijst dat volkeren in den loop der eeuwen hunne taal hebben vergeten. Dit is gebeurd in de landen welke wij bewonen, in Gallië. De Galliërs spraken Keltisch. Gallië werd door de Romeinen veroverd en het volkslatijn verdrong het Keltisch, dat uitstierf. De Franken veroverden daarna Gallië en het Frankisch vond ingang in het geromaniseerde Gallië. Tal van woorden in het Fransch, ontelbare familieen plaatsnamen leggen getuigenis af van de Frankische overheersching in het noorden van Frankrijk.
Het Frankisch rijk ging ten onder en de Frankische taal week voor het Romaansch, nieuwe taal uit het volkslatijn ontstaan.
De geromaniseerde Franken verloren niet alleen hunne taal maar ook de herinnering aan hunnen oorsprong. Dit tengevolge van eene legende, door de kronijkschrijvers verspreid, die aan de Franken een Griekschen oorsprong toeschreef. De Franken waren zonen van de Trojaansche helden, Priamus en Hector. Die legende werd overal verspreid en eindigde met als geschiedenis te worden aanvaard. Ze drong in de letteren en Ronsard verwerkte ze in zijne Franciade.
Ten tijde der Renaissance kwam er eene omkeering. Onderzoek en kritiek waren nadeelig voor legendarische geschiedenis. De Franken werden hun Germaanschen oorsprong weerom toegekend. Thans volgde een geweldige strijd onder de geschiedschrijvers. Sommigen streden voor de legende, die de eenheid der Fransche natie versterkte en de politieke ideologie van dien tijd in de hand werkte. De strijd duurde voort tot aan de Fransche Revolutie.
Uit de verwarring in de begrippen kreeg Gallië den naam van Francie, later France, en de Romaansche taal werd
| |
| |
Fransche taal geheeten, omdat men dacht dat de Frankische koningen Fransch spraken. Geschiedschrijvers hadden de benaming francica lingua, door Eginhard aan de taal van Karel den Groote gegeven, vertaald door Fransche taal in plaats van Frankische taal.
De heer Wattez zet uiteen hoe dit alles is geschied, haalt getuigenissen van Fransche schrijvers aan en brengt ten laatste hulde aan de Franken, die in de geschiedenis der Westersche beschaving groote daden hebben verricht.
Hebben de Franken, toen zij het Frankische koningdom stichtten en er gedurende eeuwen het heerschende ras waren, later hunne taal vergeten, Vlamingen en Nederlanders, niet geromaniseerde Franken, hebben ze behouden, en hebben dus hun deel in den historischen roem aan den naam der Franken verbonden.
- De heer Onderbestuurder wenscht den heer Wattez geluk met zijn lezing en stelt voor die in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
- De vergadering wordt om 4 uur gesloten.
|
|