| |
| |
| |
Kleine verscheidenheden.
I.
Bestendige commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde.
312. - Propre messe bewijsen.
Bewijsen = Voorschrijven. ‘Ten ware dat de Helighe Kerke propre messe bewysde’, uit den tekst hieronder, beteekent Ten ware dat, b.v. op een bepaalden dag, een mis eigen aan dien dag (aan stad of bisdom), een ‘propria missa’, diende gecelebreerd. In de akte van stichting van een ‘messe van requiem’ lezen wij:
Staatsarchief te Brugge, Fonds Klooster der Augustijnen, Charters, voorloopig blauw nr 611: ‘Zo worden (de paters Augustijnen) ghehouden te doen doene, over de daghelicsche messe, eene messe van requiem voor zine ziele...., ten ware dat de Helighe Kerke propre messe bewysde. Ende daer de Kerke propre messe bewysde. zoo zal de priester die de messe doen zal moghen lesen zonder begripp de propre messe.....’ (Akte van 11 Jan. 1452.)
| |
313. - Plusynghe en pluusinghe; ook compluusinghe.
Bij Verdam komt het w. Plusinge voor met de beteekenis ‘Een kleinigheid, Een bagatel’. Een voorbeeld aldaar. In de onderstaande teksten worden daardoor bedoeld Allerhande voorwerpen van weinig waarde, of Rommel, Rommelarij, Brol, Brul.
Staatsarchief te Brugge, Fonds Ambachten van Brugge, Charters, oud nr 3096, voorloopig blauw nr 8834: ‘ij p. cuetsen ende bedden; iij scriinkins; een dridzoor; een wintweech; vij stoelen ende een cuupsetel... ende vele andere oude pluusinghe.’ (Akte van 10 Mei 1490.)
Id., Fonds Spermalie, Charters, oud nr 4034, voorloopig blauw nr 6060, in het verslag over een inbeslagneming van goed: ‘In den vloer, een scaprade... Inde kuekene, een coedsse metten bedde, voetbanck ende zetele daartoe,.. drie stoelen, een rondeelkin, een scaprade, een dridsoor,... twee saussieren, twee thenin croesen, viere
| |
| |
kandelaers, viere thenin lepelen, een tafle met twee scraghen, een braedpanne, een spit, een drooplepele ende andre plusynghe.’ (Akte van 16 Dec. 1514, verleden voor schepenen van Brugge.)
In een oorkonde uit de XVIIIe eeuw, zijnde het relaas van een verkooping (we weten jammer genoeg niet waar de tekst tehuis te wijzen) hebben wij de variante Compluusinghe aangetroffen: ‘Een leere..., een rock..., een ketel..., een spinnewiel..., een deel compluusinghe...’.
| |
314. - Vloer.
Vloer, eigenlijk Voorplaats; in den tekst hieronder is hetzelfde als Winkel, Werkwinkel; Fr. Atelier. (De Bo.) Het woord wordt overigens, in den tekst zelven, bij appositie met ‘Wynckele’ gebruikt:
Staatsarchief te Brugge, Fonds der Ambachten van Brugge, Charters, oud nr Delep. XVIII-20, voorloopig blauw nr 8274: ‘Versochten (heesschers) wettelick verboden thebbene den voorseiden Joos meer te werkene ten huuse van A, ofte in eenighe andre particuliere poorters huusen binnen deser stede, emmer vp andren vloer dan vp den zynen... Ende de voorseide verweerers sustinerende de contrarye, ende zonderlinghe dat den voors. Joos twerc dat hy maecte jn thuus vanden voors. A. wel gheoorlooft was te makene, also wel binnen den huuse vanden voors. A., als vp zynen vloer ofte wynckele,...’ (Akte van 28 Aug. 1493.)
| |
315. - Water slaen EN stoeyen.
In Versl. en Meded., jaarg. 1914, blz. 296-297, hebben wij gezien dat de uitdrukking Water Slaen wijst op het Aanbrengen, bij middel van ‘engienen’, van water ten dienste van het ‘Waterhuus’, of van de onderaardsche stedelijke waterleiding, te Brugge. De tekst hieronder leert ons dat, op 22 April 1560, de schepenen aan de bevolking lieten aankondigen, dat van den Zondag daaropvolgende tot den Woensdag daarna in het ‘Waterhuus’ geen water zou ‘geslagen’ worden, en dat intusschen eenieder zijn ‘fonteynen’, of zijn aansluiting met de waterleiding, hoefde te zuiveren:
Archief der stad Brugge, Fonds Hallegeboden, Regist. van 1553 tot 1564, fol. iijc xxviij: ‘Voorts, datmen Zondaghe avondt zal laten water te slane jnt waterhuus deser stede tot Woensdaghe nuchtent
| |
| |
vroech, ordonnerende eenen yeghelicken de fonteynen te zuveren ende schoon te makene jeghens den zelven Woensdaghe, dat men wel vrough wederomme aldaer zal water slaen.’ (22 April 1560.)
Dit Water slaen heette ook Stoeyen dat hetzelfde is als Stouwen, Stuwen, Opstuwen, edoch met de bijzondere beteekenis Water steken (in de waterleiding, d.i. deze van water voorzien):
Id, Fonds id., Regist. id., fol clxxxvij: ‘Voort, zo zal men Maendaghe, Dysendaghe ende Woensdaghe eerstcommende jnt Waterhuus niet stoeyen zal, maer zuveren de fonteynen, ten fyne dat elc hem mach voorzien van watre.’ (10 Juli 1557.)
| |
316. - Brexem.
Verdam legt dat woord uit door Braak, Inbraak, Doorbraak; hij haalt een enkel voorbeeld aan. Een ander volgt:
Ed Vlietinck, Cartulaire d'Ostende, blz. 125: ‘Item, de dycken ende bermen over beyden zyden vander sluus sal men beslaen met eenen berrem van ryse ofte een caye gemaect van houte jeghens den brexem vanden voorseiden berrem...’ (1515.)
Men vergelijke met het Fr. Brêche.
| |
317. - Betreck.
Personen betrecken vor... is Die in rechte betrekken, te recht doen staan. Zie bij Verdam, vo Betrecken 8o. Fr. ‘Mettre à loy’, bij de Pelsmaeker, Reg. sent. échevins Ypres, nr 896. Het znw. Betreck beteekent de daad zulks te doen, en is hetzelfde als Vervolging, Fr. Poursuite (en justice). ‘Vervolg, kennisse ende betreck’ wijzen overigens in hun geheel op de oud-fransche uitdrukking Mise à loi.
D. Berten, Cout. Seigneuries enclavées Vieuxbourg de Gand, blz. 132: ‘...Behaudens nochtans dat by aldien iment van weghen eenighe baillius ofte officieren onser voorseyde heerlyckhede ofte prochie ghestelt waeren in de ghemeene cipiraege ende vanghenisse van onse proostdye ende aldaer vangenis braecke commiteerde, danof, in syn gesagh, het vervolg, kennisse ende betreck sal syn ende blyfven aende bailliu, officieren...’ (1688.)
‘In syn gesagh’ wil niet zeggen ‘dans l'intérêt de leur autorité’; daardoor wordt bedoeld ‘Op syn district ende
| |
| |
territoir’, dat boven in het stuk voorkomt: ‘... onse intentie te wesen, dat alle onse baillius ende andere officieren onser heerelyckheden ende prochien, elck op syn district ende territoir, sullen moghen vanghen... alle de ghone...’
| |
318. - Betreck doen.
Een vonnis ‘betrecken’ beteekent Tegen eene uitspraak opkomen, nl. ‘bij reformacien of appelacien’. Zie bij Verdam, vo Betrecken 9o. Hier hebben wij het znw. Betreck, en de uitdrukking Betreck doen, om op het In beroep gaan te wijzen:
Staatsarchief te Brugge, Fonds Iperen, Charters, oud nr 3563, voorloopig blauw nr 117: ‘By welcken vonnesse de heesschere hem vindende ghegreveert hadde danof betreck ghedaen ende vuyt crachte. van pertinente provisie den verweerders hier jnt hof ghedaen dachvaerden..’ (1563.)
Berten, Cout. Seigneuries enclavées Vieuxbourg Gand, blz. 88: ‘Item, zoo wie by eenich vonnesse van de voornomde scepenen meent ghegreveert te zyne, staet in zyn gheheel daeraf betreck te doene voor den voorseyden raedt van Vlaenderen.’ (1612.)
Betreck oirboiren is: Eenig rechtsmiddel gebruiken (tot eenig rechtsmiddel zijn toevlucht moeten nemen):
Staatsarchief te Brugge, Fonds Burg van Veurne, Charters, oud nr 5902, voorloopig blauw nr 846.: ‘Omme jnghevalle van beschaetheide, byden voorn J, zijne hoirs ofte naercommers huerlieder recouvre ende gharandt daeranne te moghen verhaelen by vercoopynghe van drie zondaechs kercghebooden, zonder ander wettelicheiden ofte betrecken daerinne te moeten oirboiren... (12 Juli 1578.)
| |
319. - Haerm (arm) van hem zelven.
Die uitdrukking beteekent Arm van geboorte, Fr. Pauvre de naissance:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Proostsche van Brugge, Register nr 828, of ‘Ferieboek’ van 1467 tot 1473, fol. clxxij vo: ‘Dat zij zo haerm van hem zelven waren, dat zij gheene macht en hadden te betalene...’
Edw. Gailliard.
|
|