Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1919
(1919)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 283]
| |
Prijsantwoord over het bakkersbedrijf.
| |
[pagina 284]
| |
‘Is hij (de schrijver) een man van het vak? 't Kan zijn, doch het geeft er niet toe’, schreef de heer Coopman in zijn verslag. Een nauwkeurig onderzoek neemt daarover al mijnen twijfel weg, indien die ooit mocht hebben bestaan. D schrijver is een geleerde Hij heeft tal van boeken gelezen, zelfs grondig bestudeerd. Hij kent de vakliteratuur van het Bakkersbedrijf. Mij schijnt het echter dat hij in de bakkerij zelf niet al te goed te huis is. Hij heeft Vondel niet nagevolgd, die ‘om van elke stof en zaak de rechte spreekwijzen te vinden bij allerler slag van menschen, onderzocht wat duitsche woorden elk omtrent zijn werk, hanteering en kunst gebruikte’. En hoe dit ‘tot opbouw der taal gestrekt heeft en van al wat hem voorkwam met woorden die de zaak eigen waren te spreken, behoeft ons Brandt niet zeggen, maar wij kunnen het van bladzijde tot bladzijde in zijne werken proeven’Ga naar voetnoot(1). Tal van vakwerken heeft de schrijver geraadpleegd, met zorg geraadpleegd. Te recht brengt de heer Coopman hem daarvoor hulde in zijn verslag. Een gevaar was er aan verbonden, en de schrijver van Eigen brood bovenal is er niet altijd aan ontsnapt. De taal van het bakkersbedrijf komt niet altijd tot haar recht. Op meer dan eene plaats is het werk eerder eene Encyclopedie dan een Vakwoordenboek. Tal van uitdrukkingen, vooral samenstellingen, worden aangehaald, die niet tot de eigenlijke vaktaal van den bakker behooren. Enkele voorbeelden zullen dit staven. Daar vooral Noordnederlandsche vakwerken onderzocht, en onze levende volksspraak te veel verwaarloosd werd, kon het bezwaarlijk anders, of de vaktaal onzer bakkers, de taal, die in onze Vlaamsche bakkerijen gehoord wordt, de levende vaktaal van onze Vlaamsche menschen, een aanzienlijk gedeelte van de volksspraak onzer door en door Vlaamsche menschen, moest over het hoofd gezien worden. | |
[pagina 285]
| |
In mijn verslag schreef ik, dat, ‘in het handschrift de plaatsen, waar dialectische uitdrukkingen gehoord worden, niet overal opgegeven zijn’. De schrijver heeft dit niet gedaan, en dit is te betreuren. Om meer dan eene ernstige reden. In het handschrift komen tal van uitdrukkingen voor, die niet tot de algemeene letterkundige taal behooren Dat moest zijn. Doch ik vermoed, dat vele onder hen niet in den volksmond liggen, zoomin in Vlaamsch België als in Holland. Het zijn gesmede woorden of neologismen, al komen deze in woordenboeken of vakschriften voor. Thans is het onmogelijk dit na te gaan, en gesmede woorden mogen wij in onze vaktaal niet dulden. Ik druk er nogmaals op: het is dringend noodzakelijk deze leemte aan te vullen Daarbij: ‘voor de aauwijzing der gewestwoorden wordt de streek vereischt’.
De vorm, de taal van het prijsantwoord moet door den schrijver met de grootste zorg overzien worden. Hier moet hij vooral streng tegenover zich zelf wezen. De Academie heeft dan ook beslist, dat de door haar uit te geven werken, in dit opzicht niets te wenschen mogen overlaten. Wij zijn door schade wijs geworden. Vanwege den verslaggever mag men niet eischen dat hij in bijzonderheden trede, evenmin wat de tekortkomingen in het opzacht der keurigheid van de taal en den stijl, als wat de waarde van het materiaal en de juistheid der omschrijvingen betreft. Slechts op enkele onnauwkeurigheden zal de aandacht gevestigd wordenGa naar voetnoot(1). De schrijver weze voor ontgoocheling gevrijwaard: hem wacht veel werk; bezadigd werk en strenge zelfkritiek is onontbeerlijk.
Een aantal woorden, die niet tot het bakkersbedrijf noch tot de volkstaal behooren, moeten uit het werk geweerd worden. Ook zijn de historische beschouwingen over de ‘broodbakkunst’, de windmolens enz., hier niet op hunne plaats. Ik kom op deze aangelegenheid terug.
*** | |
[pagina 286]
| |
In mijn eerste verslag schreef ik: ‘De bepaling van het voornaamste voedsel van den mensch (Brood) is te onvolledig. Ik verwijs den schrijver naar het prachtig artikel: Brood in het Woordenboek der Nederlandsche Taal’, en in eene voetnota voegde ik er bij: ‘Het verwondert mij dat dit standaardwerk niet voorkomt op de lijst der door den schrijver geraadpleegde werken’ In eene nota van het handschrift lees ik: ‘Mijnheer Segers verzoelt mij de bepaling van brood uit Het Woordenboek der Nederlandsche Taal; tiende aflev., bewerkt door Dr. J.W. Muller, kol. 1534, af te schrijven om de mijne de vervangen’. 't Is wonder hoe de schrijver zich zoo deerlijk kan vergissen. In mijn verslag was geene spraak van het artikel van Dr. Muller af te schrijven, om het in het Vakwoordenboek eene plaats te gunnen. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal is geen Vakwoordenboek. Het geeft de woorden en uitdrukkingen van het Nederlandsche taalgebied op, met hunne afleiding en geschiedenis. De verschillende, uiteenloopende beteekenissen, hare spelingen, aanhalingen uit de werken van tal van Vlaamsche en Hollandsche schrijvers uit verschillende tijden, komen voor. Neen, het artikel Brood, van Dr. Muller moest niet afgeschreven worden; het mocht niet in zijn geheel in een vakwoordenboek worden opgenomen. De nota van den heer Quicke verklaart ons duidelijk hoe deze geleerde hier en daar op het dwaalspoor is geloopen. Om te doen zien hoezeer het te betreuren is, dat het Woordenboek voor hem een gesloten boek is gebleven, en hoe dringend noodzakelijk het is dat hij dit werk, dat ik reeds vroeger het ‘schoonste wetenschappelijk werk dat wij in onze taal bezitten’, heb genoemd, raadplege, zal ik hier enkele bepalingen uit het ‘Woordenboek’ tegenover die van ‘Bakkersbedrijf’ stellen De schrijver van het prijsantwoord zal overtuigd zijn dat in dit prachtig museum onzer taal veel te leeren valt, wat de juistheid der omschrijvingen, en de zuiverheid der taal betreft. Eerst het woord Brood. Natuurlijk haal ik het gansche artikel van Dr. Muller niet aan. Slechts de hoofdbepaling als tegenhanger van dat uit het prijsantwoord. | |
(Artikel van het prijsantwoord).Brood. Voedsel uit gekneed en gebakken meel bestaande 't reeds gekneed maar nog niet gebakken deeg; 't brood in den | |
[pagina 287]
| |
oven doen; een brood, zekere hoeveelheid hiervan in een bepaalden vorm gebakkenGa naar voetnoot(1). | |
(Artikel van het Woordenboek).Brood Eigenlijk. De bekende spijs, bereid uit gekneed, meestal door zuurdeeg of gist gerezen, en gebakken deeg (met water of melk vermengd meel, thans gewoonlijk tarwe of roggemeel), van ouds 't meest gewone voedsel, en dus eene eerste levensbehoefteGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 288]
| |
(Artikel van het prijsantwoord.)Aanbakken. ow. 1o Vlijtig doorbakken, ook doorbakken. Fr. Se dépêcher en cuisant. Hogd. Schnell backen. Eng. Make haste in baking. 2o Bakkend aankleven. - Fr. Grativer. Niet heel en al juist, of althans niet duidelijk, noch volledig. | |
(Artikel van het Woordenboek.)Aanbakken. I. Aan in den zin van aanhechting. (34. b) Hulpw zijn. Zich onder het bakken aan iets vasthechten. II. Leg het brood niet tegen den muur van den oven, anders bakt het aan. Een deel van het baksel is bedorven, het is aangebakken. 2. Aan in den zin van voortgang of toeneming (34 j) Hulpw. hebben. Zich haasten met bakken, er spoed mede maken. De man moet goed aangebakken hebben, de gansche bestelling is reeds geleverd. Ge moogt wel wat aanbakken, wilt ge bij tijds klaar zijn. Wab. der Ned. Taal, I. 56. | |
[pagina 289]
| |
(Artikel van het prijsantwoord.)Bakken, b.w. Van brood, door warmte de noodige bereiding geven; ook slempen, hier en daar in Vl. 2. ow. gebakken worden; 3 ow. brood bereiden en verkoopen. In Limb. te bakken, d.i. al wat tot het bakken noodig is gereed zetten. Fr. 1o cuire; 2o (se) cuire; 3o boulanger; Hgd 1 en 2. Backen; 3o Backerei treiben - Eng. to bake. Brood in 's rijksbakkerij bakken. - Fr. manutentionner.
Bakken ow. Daad van bakken. Bak in Antw. Hag. en Hasp Men onderscheidt het brood-pastei - koekebakken enz. Fr. cuisson, cuite, Hgd. Backen. o. Eng. Baking. | |
(Artikel van het Woordenboek.)Bakken Bedr. In toepassing op zekere levensmiddelen, die uit een deeg van meel en andere bestanddeelen worden bereid; bakken is dan het toebereide deeg verhitten tot het de gewenschte veranderingen heeft ondergaan, en dialectisch wordt ook reeds het kneden van het deeg bakken genoemd. (Zie Taalk. Mag., 1, 309). Met een lijdend voorwerp, aanwijzende het voortbrengsel. Brood, beschuit, koek, poffertjes, wafelen bakken, enz. Onz. Hard worden, aaneenbakken. | |
(Artikel van het prijsantwoord.)Builen b.w. De verschillende soorten van bloem en de zemelen uit het meel door middel van eenen buidel scheiden; ook buidelen; buggelen, bulten, bulteren in W.-Vl. ta (e) uisten in Hag. en elders; bálen (Schm.). | |
(Artikel van het Woordenboek.)Builen. Naar de gewone toepassing in de bakkerij en pellerij van meel. Het door middel van den buidel (buil), doorzeven, ziften, zoodat de fijnere blom, de grovere soorten en de zemelen gescheiden worden. Bij overdracht ook van het fijnere brood, dat met gebuild meel gebakken isGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 290]
| |
Ik denk dat men de reden zal begrijpen, waarom ik deze omschrijvingen uit het handschrift tegenover die uit het Woordenboek heb gesteld. Wij zijn eene Academie voor Taal- en Letterkunde en door het uitgeven van Vakwoordenboeken streven wij een werk van taalzuivering na Al is het Woordenboek van de Vries geen vakwoordenboek, toch zijn de bepalingen en schiftingen doorgaans juister dan die van het handschrift. Builen, bij voorbeeld. ‘De verschillende soorten van bloem en de zemelen door middel van eenen buidel scheiden’. Daarmede was mijn werk in mijnen knapentijd niet gedaan. Eerst de zemelen uit het meel gebuild; dan het gebuilde weer in den buil twee, drie en meermaals; er was niets aan te doen, hoe aanlokkend het weder ook was, en hoezeer het geroep der kameraden boven het geratel van den buil uitklonk.
***
Hier volgen nog enkele nota's, die ik onder het lezen van Eigen brood bovenal opteekende. Uitdrukkelijk moet ik verklaren dat de lijst mijner aan- en opmerkingen zeer onvolledig is. Er komen in het prijsantwoord een aantal uitdrukkingen voor, waartegen ik ernstige bedenkingen heb te doen gelden. Sommige behooren niet tot de vaktaal van het bakkersbedrijf; de omschrijving laat niet zelden te wenschen over, nu eens wat de juistheid, de duidelijkheid, dan wat de keurigheid van den vorm betreft.
Het woord Graan komt niet voor. Het Woordenboek heeft daarover een zeer leerrijk artikel (V, kol. 516 en vlg), met vele toepassingen op de vaktaal van het bakkersbedrijf.
Graanzolder komt daarentegen voor. ‘Zolder der bakkerij waar het graan wordt bewaard Ook korenzolder’. Men moet al tamelijk breed zijn om dit woord als vakwoord van den bakker te aanzien. Het behoort veeleer tot de beroepstaal van den landbouwer en den graankoopman dan van den bakker. Meel hadden wij gewoonlijk nogal veel op den zolder; wel kochten we hard graan bij de boeren, doch dit ging door den band recht naar den molenaar. Wat daarvan zij, ik heb zoomin te huis als bij andere bakkers over den graanzolder hooren spreken. | |
[pagina 291]
| |
Als men het woord graanzolder opneemt, zie ik geene reden om ook niet op te nemen: graanakker, - bed, - beurs, - bouw, - gewas, - godes, - goden, - halm, - handel, - handelaar, - harp, - kever, - klander, - korrel, - land, - maaier, - maat, - magazijn, - makelaar, - meter, - mijt, - oogst, - opper, - paard, - pacht, - pakhuis, - prijs, - recht, rijk, - schip, - schoof, - schuur, - stapel, - veiling, - veld, - verkooper, - vloot, - vrucht, - wan, - wet, - worm, - zak, zee, - zolder, - zuivering. Deze samenstellingen en nog andere komen in het Woordenboek voor, en zijn daar op hunne plaats. (V, kol. 519 en vlg.)
Kadet. - ‘Zeker klein broodje’. Dat volstaat toch niet.
Broodhoedanigheid. - o.v. Ter onderscheid van broodgebrek. Goede eigenschap van brood, zooals lichtheid, voedzaamheid, enz. - Fr. Qualité du pain. v. Hgd. Brotqualität. v. Eng. Bread-quality. - Het woord Broodhoedanigheid behoort niet tot de algemeene taal. In het Woordenboek, dat vier kolommen samenstellingen compressen druk, met brood als bepalend woord bevat, komt het niet voor. Ook in de idioticons van Joos, Teirlinck, Cornelis en Vervliet heb ik het tevergeefs gezocht. Ik heb het nooit gehoord. 't Valt overigens in het oog, dat het geen gewestelijk woord is. 't Kan zijn, dat het in de bakkerstaal de beteekenis heeft, die de schrijver er van opgeeft. Waar?
De spreuk: Beter dat brood naar den oven smaakt dan naar de moelie. - Weer is het niet gansch onmogelijk, dat dit spreekwoord in de bakkerstaal, de hooger opgegeven beteekenis heeft. Waar? Ik ben overigens zoo vrij er aan te twijfelen. In de algemeene taal kan het slechts beteekenen: 't Is beter dat het brood te hard gebakken is, dan te licht. In het laatste geval smaakt het naar den trog, naar het deeg.
Genadebrood. - ‘Brood, waarmede men anderen uit liefde onderhoudt.’ Fr. Pain précaire, Pain de charité, Hgd. Gnadenbrot. - Eng. Ginger-breadGa naar voetnoot(1). Slechts ten halve juist. Zeker, ‘het brood, dat iemand uit genade, om Godswil’, wordt gegeven; altijd in de figuurlijke beteekenis van brood | |
[pagina 292]
| |
voor het levensonderhoud in den algemeenen zin, is ‘genadebrood’ inzonderheid in de zegswijzen (het) genadebrood eten, van genadebrood leven, op kosten van anderen leven, levensonderhoud ontvangen waarop men geene aanspraak heeft, maar dat uit gunst wordt gegeven; met het bijdenkbeeld van vernedering. ‘Al zijn geld heeft hij verdobbeld; hij leeft nog slechts van genadebrood’Ga naar voetnoot(1). Genadebrood eten beteekent niet alleen brood op kosten van anderen eten, maar ook gevoed worden en bij anderen inwonen, geheel afhankelijk van anderen zijn. Genadebrood is geen brood van eene bijzondere soort, in de letterlijke beteekenis wordt het niet gebruikt Het is geen vakwoord.
Koningspruimentaart. v. ‘Met Koningspruimenmoes waaronder een weinig beschuitkruimels zijn gemengd gevulde in eene lage met korst van meel en gevoerde taartzand gebakken taart - Fr. Tarte v. aux reine claude. - Hgd. Reine claude - Konigspflaumentorte.’ De taal is in 't geheel niet keurig, en dit is op vele plaatsen het geval In dit opzicht is ernstige verbetering onmisbaar.
Broodvolwichtigheid. Een zeer onhebbelijk woord Hier ook herhaal ik wat ik hooger zegde: het is mogelijk, waarschijnlijk zelfs, dat de schrijver het in een werk over de broodbakkunst aantrof Maar datis geene reden om het in een vakwoordenboek op te nemen. De schrijver kan ook een liefhebber zijn van gesmede woorden en neologismen. In geen enkel woordenboek, in geen enkel Idioticon heb ik het woord broodvolwichtigheid gevonden: tal van bakkers, die ook elders hunnen stiel geleerd hebben, heb ik ondervraagd: niemand heeft het ooit gehoord. Als Fransche vertaling wordt opgegeven: Etat du pain d'avoir son poids exact. Tegen de broerkens en zusterkens, zelfs tegen de verre verwanten van broodvolwichtigheid, - de schrijver heeft er m.i. al te veel onder zijne bescherming genomen, - heb ik eenen hekel, ik kan er niet aan doen. Delicieuse. v. ‘Met frambozemoes bestreken en vanielje of gekleurde schuim bespoten, dun, kaartenbladgroot ovengebakje van korst.’ - Fr. Délicieuse v. | |
[pagina 293]
| |
In Holland wordt dit woord gebruikt, maar ik denk dat wij ongelijk hebben het in onze Nederlandsche vaktaal op te nemen. Moesten wij, in dit opzicht onze noorderburen tot model kiezen, dan zouden wij ver gaan. De woorden Afwegen, Afwerken, Opwerken, Letteren, Gasoven, Houtoven, Heetelucht en Heetwateroven zoek ik tevergeefs. De vier eerste vooral werden alle dagen in onze bakkerij gebruikt. Als het deeg in den trog genoegzaam gerezen is, verdeelt men het met de deegschup in klompen, die bij benadering het gewicht van het te bakken brood hebben; ik moest die klompen op de schaal afwegen, er wat deeg bij of af doen tot ze het juiste gewicht hadden. Dan gaf vader den noodigen vorm aan het brood: dat heette hij het brood opwerken. Het Idioticon van Cornelissen en Vervliet kent alleen de uitdrukking Boter opwerken: ‘Die met zout vermengen en kneden om er de wei uit te halen en om ze tegen het sterk worden te bewaren’. In dezen zin wordt de uitdrukking ook door onze boeren gebruikt: zij behoort dus insgelijks tot de vaktaal van het landbouwbedrijf. Als het brood afgewerkt is, wordt het geletterd, worden er de aanvangsletters van den naam des bakkers in gedrukt. Korenwerk, Volgens het handschrift: In W.V. ‘Al wat van koren gemaakt is’, (?) zooals deeg, brood, kruim, korst, geweekt of niet. In de Kempen: Roggebrood. Hij steekt in een slecht vel: hij kan geen korenwerk meer verdragen.
Afwerken van het deeg. In de Bakkerijschool (nummer van 6 October 1917) lees ik: Is het zout goed fijn, dan kan het best droog gebruikt worden bij het afwerken van het deegGa naar voetnoot(1). Hang. Bnw. Wordt gezegd van deeg dat zich op de hand kan uitspreiden zonder zich te verdeelen. Voor mij: Gallicismen.
Heer. ‘Dun van leer en dik van smeer, wordt gezegd in Hasp. van eene dunne, welgeboterde snede brood.’ | |
[pagina 294]
| |
Niet alleen in Haspengouw, maar in gansch de Kempen, en ook te Antwerpen kent men dat rijmpje. Maar, wat heeft het met het bakkersbedrijf te maken?
Meel. ‘In het handschrift lees ik de volgende bepaling: Fijn gemalen, voedzaam deel van granen, ook van sommige peulvruchten en knolgewassen’. Daarop volgen goede beschouwingen over de meelopbrengst der granen. De bepaling die het Woordenboek geeft, acht ik vollediger; ook beter geschikt voor een Vakwoordenboek: ‘Het poeder dat men verkrijgt bij het malen van graan, en waaruit de zemelen al of niet zijn verwijderd; in het eerste geval wordt de fijnste soort bloem genoemd.’ Grof, fijn, gebuild meel.
Meelzak. m.Ga naar voetnoot(1) ‘Zak ter inhouding van meel’, zegt het handschrift Een zak met meel of waarin meel wordt gedaan, - zegt het WoordenboekGa naar voetnoot(2) en ons volk zegt dit ook. Het is juister, en ik hoor het liever. Van het woord meel komen and ermaal tal van samenstellingen voor, die mij niet aanstaan. Ik heb de redenen daarvan reeds meer dan eens aangehaald Ik vind of hoor deze woorden nergens. De verzamelaar heeft ze hoogstwaarschijnlijk in Hollandsche boeken aangetroffen, wier schrijvers den bakkerstiel goed kenden, maar wier taalgevoel weinig ontwikkeld was. Woorden als meeloordeelvelling, meelberging, meeldroging, meeldroogkamer, meelinvating, en andere meer staan mij niet aan. Ik weet wel, uitdrukkingen die algemeen gebruikt worden, kunnen of mogen wij niet weren; maar aan lieden die geen burgerrecht verdienen, mogen wij het niet toestaan; nog minder mogen wij het hun opdringen. Sandwich. m. en v. Twee geboterde broodsneden met eene dunne snede vleesch, zooals hesp, ossetong enz. er tusschen Dit woord is van Engelschen oorsprong en dit gerecht werd met dien naam bestempeld naar dien van John Montagu, graaf van Sandwich, omdat hij het aan de speeltafel nuttigde, terwijl hij speelde. | |
[pagina 295]
| |
Vooreerst dient de taal ook hier gepolijst, en dan, het woord Sandwich is geen vakwoord van den bakker.
De woorden pasteibakkersvrouw, pasteibakkersbond, pasteibakkerscongres, pasteibakkersgereedschap, pasteibakkersgerief, pasteibakkersgetuig, konden m.i. heel goed gemist worden. Maar de benamingen van het pasteibakkersgereedschap en van het broodbakkersgereedschap mis ik ongaarne. In dit opzicht, evenals wat de benamingen van wat ik het mobilier der bakkerij noem; ook wat de bewerkingen van het bakken betreft, is het handschrift onvolledig. ***
Nog op andere tekortkomingen zou ik kunnen wijzen. Mijne vrij talrijke op- en aanmerkingen mochten wellicht enkele collega's in den waan brengen dat ik de waarde van het prijsantwoord Eigen brood bovenal onderschat. Zij, die het handschrift niet hebben ingezien, mochten, naar mijn verslag te oordeelen, een verkeerd denkbeeld van het bekroond werk opvatten. Volgens mij, ik zeg het rond en goed, heeft dit werk groote waarde. Mijne terechtwijzingen doen mij aan een verhaaltje denken, dat ik als schooljongen las. ‘Men zou een lijvig boekdeel kunnen schrijven, over zaken die gij niet kent, - werd aan eenen leeraar gezegd. - Dat is waar, antwoordde deze, maar het boek, dat men zou schrijven over de zaken, die gij wel kent, zou noodzakelijk heel dun zijn.’ Tot den schrijver van Eigen brood bovenal, zeg ik: ‘Over het vele goede dat uw handschrift bevat, handelde ik reeds uitvoerig in mijn verslag, waarin ik voorstelde dit werk te bekronen. Wilde ik thans nog op al het verdienstelijke wijzen dat het bevat, dan zou mijn verhandeling tienmaal zoo uitgebreid worden als dit verslag reeds is, al schreve ik nog een aantal bedenkingen tegen woorden en uitdrukkingen op, die ik onverlet laat De schrijver moge er diep van overtuigd zijn: ik zeg het zonder aanstellerij: uit loutere belangstelling heb ik zijn werk met zorg onderzocht en op de tekortkomingen gewezen, ten minste op wat mij als tekortkomingen voorkwam. Hij zal er mij stellig dankbaar om zijn, als hij tot het besluit komt, dat zijn werk ernstig moet herzien worden. | |
[pagina 296]
| |
Het woord van Boileau komt hier vooral te pas: Hâtez vous lentement, et sans perdre courage,
Vingt fois sur le métier remettez votre ouvrage;
Polissez le sans cesse et le repolissez.
Ajoutez quelquefois, et souvent effacezGa naar voetnoot(1).
Elk woord is raak.
Ook den raad van onzen grooten Vondel geef ik aan den rijkbegaafden schrijver van Eigen brooa bovenal:
‘Om veiliger en vaster te gaan, geeft uwe díchten niet in uwen eersten lever aan den dag. Laat ze eene goede wijl onder u rusten; ga er dan eene en anderwerf, ja zevenwerf, met versche zinnen over; want ons oordeel is, naar de gesteltenis der hersenen, gelijk de lucht, soms helder, soms betrokken..... Gij ziet hoe de hoenders, den kop in de lucht stekende, met smaak en nasmaak drinken, en de gezonde schapen het gras herkauwen..... Joken uwe ooren naar eenen vleier, die elk naar den mond spreekt, gij bedriegt niemand dan u zelven. Haat ge den openhertigen bestraffer, die geene gebreken verschoont, zoo blijft ge daarin steken’Ga naar voetnoot(2).
De stof om een standaardwerk te schrijven is in Eigen brood bovenal voorhanden. De schrijver is alleszins tegen deze taak opgewassen. Hij heeft slechts te willen, ernstig te willen en zijne Verklarende Woordenlijst van het Bakkersbedrijf, zal eene eereplaats innemen onder de Vakwoordenboeken, die door de Koninklijke Vlaamsche Academie werden uitgegeven.
Ik stel voor: Dat de Koninklijke Vlaamsche Academie den schrijver zou uitnoodigen: 1o) Zijn materiaal met de grootste zorg te overzien. Er bestaan leemten, maar er dient ook geschrapt:
Ajoutez quelquefois, et souvent effacez.
2o) De bepalingen en omschrijvingen, waar het noodig is, zullen hertoetst worden. Hier valt met de grootste omzichtig- | |
[pagina 297]
| |
heid te werk gegaan. Tal van bepalingen laten te wenschen over, wat de juistheid, de schifting der beteekenissen betreft. 3o) Op de verbetering van de taal en den stijl zal met onvermoeibare, angstvallige zorg gelet worden. Hier wacht den schrijver, veel, heel veel werk. Hij heeft zijn handschrift vollediger, leesbaarder, bruikbaarder, genietbaarder te maken. Misschien oordeelt de Academie het niet ongepast het handschrift Eigen brood bovenal door een ander harer leden te laten nazien.
Hoogstraten, 2 September 1919. |
|