Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1919
(1919)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 196]
| |
Kleine verscheidenheden.I.
| |
[pagina 197]
| |
Onder den naam Rybier, was te Hoogstraten, in het Antwerpsche, een dergelijk gebruik in voege Onder voorwendsel van het eischen van zulk ‘Rybier’, werden soms erge baldadigheden bedreven. Daarvan getuigt zeker crimineel onderzoek, dat te Hoogstraten, op 11 Maart 1684, plaats greep en waaruit wij het volgende vernemen: ‘Adriaen Willemszoon van Dun’ was, den 22 Januari 1684, met de dochter van Jan Voet in ondertrouw opgenomen. Daags daarna, was hij gegaan ten huize van A., waard binnen het dorp Meel, om te zien of hij ‘met de jonge gesellen’ die aldaar ‘waren drinckende op sijn rijbier’, nopens het gelag kon overeenkomen: hij had hun eerst ‘drij ducatons’ aangeboden en daarna nog ‘twee tonnen bier’, maar zekere C., een uit het gezelschap, had ronduit verklaard dat zij het ‘voor het voorschreven gebodt niet en wilden doen’, dat zij derhalve met het voorgestelde aanbod niet te vreden waren. Den 8en Februari, het huwelijk voltrokken zijnde en de wederzijdsche vrienden aan tafel zittende ten huize van Jan Voet, waren, ongenoodigd, genoemde gezellen aldaar binnengedrongen, onder 't zingen van ‘het gewoonelijck liedeken Wij comen om d'ons etsa’ en dragende twee van hen zittende op een ladder; deze waren gewapend met een kluppel, waarmede zij op de zoldering sloegen, en hadden ten slotte de jonge bruid aan haar linker kaak gekwetst. Nog ander geweld werd de jonggehuwden in hun goed aangedaan; ten slotte had de zuster van Adriaan, om voordere ‘affronten te voorcomen’, met bedoelde gezellen voor eene som van 28 gulden overeenkomst gesloten. De tekst volgt:
Staatsarchief van Antwerpen, Fonds Hoogstraten, Criminele onderzoeken, stuk van 11 Maart 1684: ‘Den welcken Adriaen Willemssen van Dum verclaert waerachtich te wesen, dat als wanneer hij deponent met Adriana Jan Voets dochter, opden 22 Januarij 1684 was opgenomen in ondertrouwGa naar voetnoot(1), hij daeghs daer aen volgende (hem) heeft getransporteert ten huijse van A, weert binnen den voorschreven dorpe van Meel, om te sien off hij met de jonge gesellen, die hij verstaen hadde dat aldaer waeren drinckende op sijn rybier, soo men | |
[pagina 198]
| |
dat noempt, t'accorderen, ende dat van het selve geselschap waeren C., G., P.. ende meer anderen; dat hij deponent, naer veele discoursen omme de selve persoonen contentement te geven, over het bij haer gepretendeerde rybier, in twee distincte reysen heeft gebooden eens drij ducatons, ende daer naer noch twee tonnen bier; dat onder anderen den voornoemden C., naer dat hij sijne mede compagnions hadde gesproken, den selven C. aen hem deponent heeft comen seggen, dat sij het voor het voorschreven gebodtGa naar voetnoot(1) niet en wilde doen. Verders verclaert hij deponent... dat soo wanneer hij met sijn voornoemde huysvrouwe opden 8en Februarij daer aenvolgende was getrout ende de wedersijtse vrinden..... waeren ten huyse vanden voorschreven Jan Voet, sijne schoonvader, omtrent den avont, aldaer ongenoeyt sijn gecomen, sittende op een ladder den voorn. C. ende G., gedragen wordende van... (volgen de namen), hebbende de voorschreven twee persoonen sittende op de gemelde ladder in haer handen elck eenen grooten clippel; dat sij alsoo gesamentlijck met de voornoemde ladder in huijs sijn gedrongen, singende het gewoonelijck liedeken: Wij comen om d'ons, etsa, slaende de voors. twee persoonen op de ladder sittende met hare clippels tegens den solder, soodanichlijcke dat sij met de gemelte ladder voortdringende hebben gequets de huijsvrouwe van hem deponent aen haer slincker coone..., scheijdendeGa naar voetnoot(2) alsoo de voorsch. persoonen uijt den huijse naer dat sij de voorsch loffelijcke acte hadde bedreven; den voorsch. deponent verclaert oock... dat op den 23en ende 24en ditto, sijns deponents affgecapte hout, gestaen hebbende op sijns voorsch. schoonvaders erve, waer beneffens is liggen eenen wouwerGa naar voetnoot(3), het voors. affgecapte hout vanden kant tot twee reysen in den gemelten wouwer is geworpen, sonder te weeten bij wie tselve gedaen is; den deponent verclaert mede dat opden selven tijd des nachts is doorgesteken den dam, waer mede het water uijt den missingh van sijns deponents schoonvader wert gehouden, omme alsoo daer mede den stal onder water te doen setten ende de beesten te bedervenGa naar voetnoot(4); finalijcken verclaert hij deponent dat sijne suster, omme alle verdere gewelt ende affronten te voorcomen, opden 26en Februarij is gegaen naer het huys van..., dat sijne suster met de zelve per- | |
[pagina 199]
| |
soonen, ter saecke van het gemelte rybier, heeft moeten accorderen voor eene somme van achtentwintich guldens...’
Hoe evenwel dit woord Rijbier uitgelegd? Onzes inziens, staat het in verband met Rijden, dat Salire, Inire femellam, beteekent. Hier zij overigens herinnerd aan zeker gebruik nog te Brugge, onder straatjongens bekend: wanneer zulke lui soms in een of ander eenzamig hoekje, een koppeltje vrijers betrapen die aan minnelust bezwijken, dan vallen zij die op het lijf al roepende ‘Hingstegeld, hingstegeld’ (hengstegeld) en vragen van hen wat geld. Hoe jammer dat wij het werk van den heer De Roever, over Vrijen en trouwen, niet hebben kunnen te rade gaan!
In Volkskunde, 3e jaarg., blz. 223, is er spraak van het eischen van ‘Brudegomsbier’, in den lande van Ravestein. In een verzoekschrift, ten jare 1649, tot den heer gericht, leest men: ‘Overmits oock die ervaerentheyt leert, dat jonghe luyden die bruydegoms ende bruyts seere lastich vallen ende naer haer apetijt overschatten met het eysschen van brudegomsbier, 't welk sy naer haer eygen goetduncken ende moetwille begrooten ende voort met gewelt executeeren...’. Dit gebruik bestond nog in het jaar 1801. Nadere bijzonderheden komen aldaar voor.
***
Thans een woord over een ander gebruik, uit de 15e eeuw, dat in betrekking stond met huwelijken en dat te Wervik Delven geheeten werd. In de costume van de kasselrij van Iperen, zei men Brudegoms delven Aldaar luidt het, dat al wie, bruid of bruidegom, ten gevolge van bedreigingen of uit vrees, iets gaf, ‘gheld, dranc of spise’, in de boete van 3 pond verviel, terwijl hij die zulks aanvaardde, 60 pond parisis moest betalen. Geweld tegen het huis van bruid of bruidegom gepleegd werd als huiszoeking gestraft:
L. Gilliodts-van Severen, Coutume Salle et Châtell. d'Ypres, I, blz. 328: ‘Van delven brudegoms. Item, dat van nu voortaan elc laten zal paisivel ende onghemoyt alle brudegoms ende bruden, zonder hemlieden eenighen lemmere, ongheryf of moyenessen te doene an lechame noch an huusen in eenicher manieren, ghelic dat men hier voortyds gheploghen heift, twelcke men gheheeten helft te Werveke delven Ende daer yemen de contrarie dade, ende daer eeniche bruud of brudegome, of yement van haren weghe, bi bedreeghe, bi duchte of bi vreesen yet gheiven moesten, gheld, dranc of spise, diet name ende daer in bevonden worde metter goeder waer- | |
[pagina 200]
| |
hede, dat ware up de boete van lx lb. p., ende diet gave verbuerde iij lb. Ende daer yement eeniche andelinghe dade ant huus, waert delven, slaen of steken up tselve huus, ende daer in bevonden worde metter goeder waerhede, zoude ghehouden zijn van huussouke.’ (Keure van 1422.) De heer Karel de Flou stelt ons de volgende vraag: Zou hier Delven niet identisch zijn met ‘begraven’, doch ook in overdrachtelijken zin, als ‘een einde aan iets maken’: Hespebeen, Kermis, enz. delven sive begraven. Dus: Fr. enterrer le célibataire. Wie weet er ons in elk geval iets over de twee besproken gebruiken mede te deelen? | |
301. - a voor E.In oude charters komt somwijlen de eindletter a in de plaats van e voor. De twee voorbeelden hieronder hebben wij in onze Keure van Hazebroek, IV, 363 en 437, aangehaald: Ta verstane = Te verstaen (1267) en Te waerna = Te waeren (1286). Men vergelijke met Tra Panne en Tra Balie = Ter Panne en Ter Balic, alsook met Tragoudsche (uitspr: Dragouwsche) Kaas = Goudsche kaas, of Kaas van Ter Gouw (Gouda), welke ten huidigen dage nog, te Brugge, gehoord worden. Naar De Bo, vo A 2o, is de naslepende e in sommige gewesten een a: Vadera, Moedera, Tafla, Vrouwa, Strata = Vadere, Moedere, Tafele, Vrouwe, Strate. Andere voorbeelden volgen.
Besettingha en Kerka: Staatsarchief te Brugge, Fonds van Oudenburg, oud nr 7968 (114), voorloopig blauw nr 6753: ‘Ontfanghende... in die name van siere kerka, tland ende besettingha die hier naer bescreven staen...’ (Akte van 14 Juli 1279.)
Kerka en Varsanara (Varsenare): Id., Fonds id., oud nr 7982 (128), voorloopig blauw nr 6767: ‘Weinin van Varsanara.. In die name van siere kerka...’ (Akte van 26 Maart 1283)
Ruddra: Id., Fonds van Sint-Salvatorskerk, oud nr 949, voorloopig blauw nr 4498: ‘Wie Willem van Boenheem, ruddra, ende J., scepenen van den Vrihen...’ (Akte van 12 Mei 1285)
Edw. Gailliard. |
|