Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1914
(1914)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 601]
| |||||||||||||||
Vergadering van 15 Juli 1914.Aanwezig de heeren: Z.E. Kan. Amaat Joos, bestuurder; Jhr. Mr. Nap. de Pauw, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris; de heeren: Prof. Mr. Julius Obrie, eerw. Dr. Jan Bols, Karel de Flou, Dr. L. Simons, Prof. dr. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Prof. dr. Willem de Vreese, Kan. dr. Jac. Muyldermans, Prof. dr. Julius Mac Leod, eerw. Dr. Hugo Verriest, Is. Teirlinck, Prof. dr. C. Lecoutere, V. Dela Montagne, Dr. Eug. van Oye, Frank Lateur, Dr. Leo Goemans, Prof. dr. J. Mansion en Omer Wattez, werkende leden; de heeren Prof. dr. Leo van Puyvelde en Ing. Edm. Fabri, briefwisselende leden. De heer Mr. Lodewijk Dosfel, briefwisselend lid, heeft laten weten, dat hij verhinderd is de vergadering bij te wonen.
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de Juni-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Fierens (A.). - Analecta Vaticano-belgica. Documents relatifs aux anciens diocèses de Cambrai, Liége, Thérouanne et Tournai, publiés par l'Institut Historique Belge de Rome. VII. Suppliques d'Urbain V (1362-1370). Textes et analyses, publiés par Alphonse | |||||||||||||||
[pagina 602]
| |||||||||||||||
Fierens, docteur en philosophie et lettres, professeur à l'Athénée Royal de Bruxelles, membre de l'Institut Historique Belge de Rome. Rome-Bruxelles-Paris, 1914. Ministère de l'Intérieur. Annuaire statistique de la Belgique et du Congo belge 44me année, 1913. Tome XLIV. Bruxelles, 1914. Woordenboek der Nederlandsche Taal. Achtste deel, 10de afl. Leggen-Leppen Bewerkt door Dr. J. Heinsius. 's Gravenhage en Leiden, 1914.
Tijdschriften. - Bibliographie de Belgique, nos 10-11, 1913. - Bulletin des Commissions Royales d'Art et d'Archéologie, nos 11 et 12, 1913. - Revue Sociale Catholique, no 8, 1914. - Revue de l'Université de Bruxelles, no 9, 1914. - Handelingen der Maatschappij van Geschieden Oudheidkunde te Gent, Deel X, afl. 2; Deel XI, 1 en 2; Deel XII, 1-4; Deel XIII; - Bulletijn, id., nr 3, 1914. - Tooneelgids, nr 6, 1914. - Wallonia, Mai 1914. - Arbeidsblad, nrs 8-9, 1914. - Bulletin des Musées Royaux, no 5, 1914. - Annales des travaux publics, Juin 1914. - Maandschrift van Land- en Tuinbouw, nr 10, 1914. Door den ‘Oudheidskundigen Kring van het Land van Waes’, te Sint-Niklaas: Annalen, 31ste deel, Juni 1914. Saint-Nicolas. Door de ‘Technische Hoogeschool’, te Delft: Taverne (N.J.A.). - De Oxydatie en de Polymeratie van Sojaolie. Proefschrift. Leiden, 1913. Rueb (J.. - Over het verwerken van tinertsen. Proefschrift. Den Haag, 1913. Wolff (E.B.). - Temperatuurmetingen in een Dieselmotor. Proefschrift Amsterdam, z.j. (1914.) Kluyver (A.J.). - Biochemische suikerbepalingen. Proefschrift. Leiden, 1914. Heymann (J.A.). - De voeding der oester. Proefschrift. 's Gravenhage, 1914. Ruys (J.D.) - Drinkwaterreiniging met hypochlorieten. Proefschrift Rotterdam, 1914. Schouten (J.A.), e.i. - Grundlagen der Vektor- und Affinoranalysis. Proefschrift. Leipzig, 1914. Cardinaal (Prof dr. J.), w.i. - De uitbreiding der Zuivere en Toegepaste Wiskunde. Rede door Prof. Dr. J. Cardinaal, w.i. Delft, z.j. (1913.) Weys (C.W.), c.i. - Schets van de ontwikkeling van technische bemoeienis met irrigatie in Indie. Rede door C.W. Weys, c. 1. Delft, 1913. Rutgers (Dr. J.G.). - Omkeeringsproblemen in de Wiskunde. Rede door Dr. J.G. Rutgers. Delft, 1914. | |||||||||||||||
[pagina 603]
| |||||||||||||||
Knol (W.A.), m.i. - Enkele opmerkingen betreffende den mijnbouw en betreffende werkkring en opleiding van den mijningenieur. Rede door W.A. Knol, m.i. Delft, 1914. Behrens (W.K.), c.i. - Verslag van de lotgevallen der Technische Hoogeschool gedurende den cursus 1912-1913. Uitgebracht door den Rector-Magnificus W.K. Behrens, c i., op den 8sten Januari 1914. Delft, 1914. Door de ‘Philosophisch-historische Klasse der Königlich preussischen Akademie der Wissenschaften’, te Berlijn: Abhandlungen, nr 3, 1914. Door de ‘Königlich Sächsische Gesellschaft der Wissenschaften, philologisch-historische Klasse’, te Leipzig: Abhandlungen, XXX. Band, nrs 2-3, 1914. Berichte uber die Verhandlungen, 65 Band, 3-4. Heft, 1914.
Door de ‘Cambridge University Library’: Report of the Library Syndicate for the year ended 31 December 1913. (From the University Reporter, 1913-1914, pp. 969-1004.) Cambridge, 1914. Door de ‘Reale Accademia dei Lincei’, te Rome: Rendiconti, Serie Quinta, vol. XXIII, fasc. 10-20. Door de ‘Académie Impériale des Sciences’, te St.-Petersburg: Bulletin, No 11, 1914. Door de ‘Direction Générale de la Statistique de la République Orientale de l'Uruguay’, te Montevideo: Años 1909-1910. Anuario estadístico de la República oriental del Uruguay con varios datos de 1911. Libro XII del ‘Anuario’ y XXXVI de las publicaciones de la Direccion general de estadística. Director general de estadística: Ramón López Lomba. Montevideo, 1912. Door den heer Dr. L. Simons, werkend lid, te Brussel: Simons (Dr. L.). - Waltharius en de Walthersage, door Dr. L. Simons, werkend lid der Koninklijke Vlaamsche Academie. (Overgedrukt uit ‘Leuvensche Bijdragen’, XIen jaarg., afl. 1 en 2, XIIen jaarg., afl. 1.) Lier, 1914. Door den heer Prof. dr. Ad. de Ceuleneer, werkend lid, te Gent: Ceuleneer (Ad. de) - Juste Lipse et Montaigne. (Extrait des Mélanges Charles Moeller.) Door den heer Dr. Leo Goemans, werkend lid. te Brussel: Goemans (Leo). - Onze Humaniora. Eenige opwerpingen weerlegd. Herdruk. Leuven, 1914. Id. - La question de la paix au XIe siècle. S 1. n.d. (Leuven.) Id. - Déux Communications à la Commission de Réforme des Humanités. Suivies de Notes et de Statistiques. Louvain, 1914. | |||||||||||||||
[pagina 604]
| |||||||||||||||
Door den heer Prof. Dr. Wilhelm Seelmann, buitenlandsch eerelid der Academie, te Berlijn: Seelmann (Prof. Dr. W.). - Reuters Werke Im Verein mit Dr. Conrad Borchling und Prof. Dr. Ernst Brandes, herausgegeben von Prof. Dr. Wilhelm Seelmann. Kritisch durchgesehene und erlauterte Ausgabe. Leipzig und Wien, o.J. (Sieben Bande) Door Z. Em. den Kai dinaal-Aartsbisschop van Mechelen: La Vie diocésaine. Juin 1914. Door den heer Alfred Bogaerd, letterkundige, te Laken: Bogaerd (A.). - De Minnebode. Vroolijk spel in een bedrijf, door Alfred Bogaerd. Antwerpen, 1914. Door den heer Dr Eug. de Lepeleer, kanunnik, te Gent: Lepeleer (Dr. Eug. de), Kanunnik Titularis van S. Baafs - Uit het Roomsch Brevier. Een keus van Psalmen en de drie lofzangen uit S. Lucas, in 't Nederlandsch overgedicht. Sint-Nikolaas, 1914. Door den heer Em. Gielkens, letterkundige, te Hasselt: Gielkens (Emile). - Archimède. Drame. Bruxelles-Paris, 1914. (Dubbel.) Door den heer Dr. Ludovic Grootaers, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum, te Namen: Grootaers (Dr. L.). - Het Dialect van Tongeren. Eene phonetisch-historische studie, door Dr. Ludovic Grootaers, Leeraar aan het Koninklijk Athenaeum te Namen. Overgedrukt uit ‘Leuvensche Bijdragen’, VIIIen jaarg., afl. 2 en 3, IXen jaarg., afl. 1 en 2. Lier, 1910. Door den heer Herman Mulder, ondervoorzitter van Antwerpen's Oudheidkundigen Kring: Antwerpen's Oudheidkundige Kring. Derde jaarboekje Bevattende een kort overzicht der voordrachten, lees- en spreekbeurten, uitstappen en andere werkzaamheden gedurende het jaar 1913. Antwerpen, z.j. Door den heer Dr. A.-J.-J. Vandevelde, bestuurder van het stedelijk Laboratorium, te Gent: Vandevelde (Dr. A -J.-J.). - Kritische Auflösungstemperaturen und hämolytische Eigenschaften. (Overdruk uit Biochemische Zeitschrift, 63. Band, 4-5. und 6. Heft.) Uit de drukkerij P.D. Sakellarios, te Athenen: Les cruautés bulgares en Macédoine orientale et en Thrace, 1912-1913. Faits, rapports, documents, témoignages officiels. Athènes, 1914. Door de Redactie: Museum. Maandblad voor philologie en geschiedenis, nr 10, 1914. - Volkskracht, nrs 3-4, 1914 - Mnemosyne, nr III, 1914. - Répertoire d'Art et d'Archéologie, nr 1, 1914. | |||||||||||||||
[pagina 605]
| |||||||||||||||
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Meyboom (Dr. H.U.). - Oud-Christelijke Geschriften in Nederlandsche Vertaling, onder redactie van Dr. H.U. Meyboom, Hoogleeraar te Groningen. XIII: Clemens Alexandrinus VI, Vlechtwerken II. Bewerkt door Dr. H.U. Meyboom. Leiden, 1914. De Gids, Juli 1914. - Natuur en Wetenschap, Juni 1914.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Nederlandsch Archievenblad, nr 4, 1914. - Biekorf, nrs 11-13, 1914. - Bijdragen tot de Geschiedenis bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, Mei-Juni 1914. - St.-Cassianusblad, nr 7; Bijvoegsel, nrs 10-11, 1914. - De Vlaamsche Gids, nr 4, 1914. - Onze Kunst, Juli 1914. - De Maasgouw, Maart 1914. - Neerlandia, Juli 1914. - De Opvoeder, nrs 18-19, 1914. - De Opvoeding, Juli 1914. - Christene School, nr 17, 1914. - De Schoolgids, nrs 27-30, 1914. - Studiėn, nr 6, 1914. - Volkskunde, nrs 7-8, 1914. - Dietsche Warande en Belfort, nr 6, 1914. - Schweizerisches Archiv für Volkskunde, nr 2, 1914. - Zeitschrift des Vereins fur rheinische und westfalische Volkskunde, nr 2, 1914. - Zeitschrift des Vereins für Volkskunde, nr 2, 1914.
Ingekomen brieven. - De Bestendige Secretaris stelt de Vergadering in kennis met de hieronder volgende ingekomen brieven:
| |||||||||||||||
[pagina 606]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 607]
| |||||||||||||||
***
Rijks-Universiteit te Groningen. - De heer Prof. dr. Willem de Vreese, afgevaardigde der Academie bij de jubelfeesten der Rijks-Universiteit te Groningen, doet over die heuglijke feestviering het hieronder volgend verslag: | |||||||||||||||
[pagina 608]
| |||||||||||||||
Mijnheer de Voorzitter, Waarde Medeleden,
Het is mij een aangename plicht, U eenige korte mededeelingen te doen over de feestviering ter herdenking van het driehonderdjarig bestaan der Hoogeschool te Groningen, waarbij de Koninklijke Vlaamsche Academie mij heeft opgedragen haar te vertegenwoordigen. Den maandag avond 29 Juni werden de vreemde gasten, meer dan honderd in getal: oud-hoogleeraren, afgevaardigden van Academies, Universiteiten en andere wetenschappelijke instellingen, door den Senaat der Groningsche Hoogeschool plechtig ontvangen in het nieuwe, zeer fraaie Universiteitsgebouw. Zooals menigeen zich allicht herinneren zal, brandde het vorige gebouw den 30 Augustus 1906 in den laten namiddag tot den grond af. Met een voortvarendheid, die in Holland niet eiken dag voorkomt, werden onmiddellijk maatregelen tot herstel beraamd, en reeds op 29 Juni 1909 werd het nieuwe gebouw, opgetrokken in den stijl der Noordnederlandsche renaissance, door Z.K.H. Prins HENDRIK der Nederlanden, namens Hare Majesteit de Koningin, ingewijd. In de indrukwekkende aula werden de gasten toegesproken door Prof. dr. I. van Dijck, voorzittter der Feestcommissie Daarna brachten de Groningsche Studenten een serenade aan het internationale gezelschap: de heer M.J. Bos, rector van het studentencorps Vindicat atque Polit vertolkte de hulde, die de Studenten wilden bewijzen aan de mannen, die uit alle oorden der wereld gekomen waren om hun Alma Mater bij gelegenheid van haar driehonderdjarig bestaan te eeren. Deze zeer degelijke rede werd namens de gasten beantwoord door den bekenden Parijschen hoogleeraar Durckheim. Het was waarlijk een aardig gezicht van het bordes van 't academiegebouw, waar de gasten zich vereenigd hadden en de beide toespraken gehouden werden, de studenten opgesteld te zien op het plein, in een kring, door flambouwen verlicht.
's Anderendaags, 30 Juni te 2 uur, hield de Senatus Amplissimus - Curatoren én Senaat - van de Groningsche Hoogeschool in de Nieuwe Kerk een vergadering. Na opening door den President-Curator Mr. C.C. Geertsema, Commissaris der Koningin in de provincie Groningen, hield de Rector Magni- | |||||||||||||||
[pagina 609]
| |||||||||||||||
ficus, Dr. H.J. Hamburger, hoogleeraar in de physiologie, een rede, waarin hij de verwachtingen, waaruit de Groningsche Hoogeschool was geboren, schetste, en de vraag trachtte te beantwoorden, of zij en in hoeverre zij aan die verwachtingen heeft voldaan. Deze rede werd namens de Regeering beantwoord met een fijne, hartverheffende toespraak door den Minister van Binnenlandsche Zaken, Mr. Cort vander Linden. Daarna werd overgegaan tot de aanbieding der gelukwenschen. Namens de oud-hoogleeraren sprak Jhr. dr. B.H.C.K. vander Wijck; namens de Koninklijke Academie van Wetenschappen te Amsterdam, Prof. dr. P.D. Chantepie de la Saussaye, hoogleeraar te Leiden; namens de Nederlandsche Universiteiten, Prof. dr. G. Jelgersma, Rector Magnificus der Rijksuniversiteit te Leiden. Daarop kwamen de vreemde afgevaardigden aan de beurt. Gezien hun groot aantal, was verzocht, dat voor elk land slechts één man zou spreken; de kleinere landen hebben zich onder elkander dienen te verstaan; maar elke afgevaardigde overhandigde zelf het adres der instelling waartoe hij behoorde. Onder de afgevaardigden uit België was Prof. Léon Fredericq uit Luik, hun aller senior in bekendheid en jaren, vanzelf aangewezen om het woord te voeren. Mijn hooggeachte Ambtgenoot sprak eerst in het Fransch, en daarna, zooals wij samen waren overeengekomen, in het Nederlandsch. Het zal zeker door geheel Vlaanderen met levendige voldoening worden vernomen, dat, toen de eerste Nederlandsche woorden uit den mond van Prof. Léon Fredericq weerklonken, een storm van toejuichingen onder de Nederlanders losbrak, die den spreker verplichtte even op te houden, en aan 't slot herbegonGa naar voetnoot(1). Voor de in alle talen uitgesproken gelukwenschen en aangeboden adressen betuigde de Rector Magnificus den dank der feestvierende Hoogeschool, en toen hij daarbij o.a. den wensch uitsprak, dat de Zuidnederlandsche broeders weldra hun Vlaamsche Hoogeschool mochten hebben, verkondigden langdurige toejuichingen opnieuw de instemming van de aanwezigen. | |||||||||||||||
[pagina 610]
| |||||||||||||||
In België zouden wij bij een dergelijke gelegenheid ongetwijfeld opzettelijk een lied dichten en componeeren, waaibij het aan groote woorden noch bombast ontbreken zou. Hier is men geheel anders te werk gegaan. De plechtigheid werd geopend met, als voorspel, Mendelsohn's Sonate no 1, op het orgel gespeeld door den heer Bernard ten Cate, te Groningen; in het midden werd door den heer Jan Trip, tenorzanger te Zeist, met begeleiding van het orgel, J.S. Bach's Kommt Seelen, dieser Tag muss heilig sein besungen, aan het slot het vespergezang Horch, wie übers Wasser hallend klar die Vesperhymne klingt! van Stevenson - Hinze Reinhold, gezongen; als naspel werd Saint-Saens' Grand Chaeur gespeeld. Zang en muziek, beide even treffend als gepast, het talent van den zanger en zijn begeleider, gaven aan het feest een ernst en een wijding, die hoogst weldadig aandeden. De dag werd besloten met een feestmaaltijd, waaibij stroomen wijns en welsprekendheid werden vergoten, maar ik moet ronduit zeggen dat de wijn meestal fijner was dan de welsprekendheid.
De volgende dag hield de Senatus Academicus een vergadering tot plechtige promotie van eeredoctoien, des voormiddags te 10 uur in de Nieuwe Kerk. Deze plechtigheid werd bijgewoond door Hare Majesteit Koningin WILHELMINA en Z.K. Hoogheid Prins HENDRIK der Nederlanden. Het was een indrukwekkend oogenblik, toen het Koninklijk Echtpaar, bij den ingang der kerk door den Rector Magnificus ontvangen, binnentrad en de toonen van het Withelmus, naar de zoogenaamde oude toonzetting, gezongen door een a cappella-koor van veertig dames en heeren, langs de hooge kerkgewelven weerklonken. Nadat de Rector Magnificus de Vorstelijke Gasten had verwelkomd, werd door Dr. I. Van Dijck, hoogleeraar in de Godgeleerdheid, namens Dr. J. Huizinga, hoogleeraar in de Geschiedenis die verhinderd was, een hoogst belangrijke en belangwekkende redevoering over de Geschiedenis der Groningsche Universiteit uitgespioken, waarna het a cappella den 122n psalm, getoonzet door J.P. Sweelinck, zong.
Thans waren de plechtige promoties aan de beurt, waarvan de eerste een ware verrassing was. De Rector Magnificus richtte | |||||||||||||||
[pagina 611]
| |||||||||||||||
opnieuw het woord tot Hare Majesteit de Koningin, herinnerde aan de nauwe banden die steeds tusschen de Groningsche Hoogeschool en verschillende Oranjevorsten hadden bestaan, betuigde den dank van den Senaat, omdat Hare Majesteit door Haar hooge tegenwoordigheid wilde getuigen, dat de gevoelens van Haar voorvaderen voor die instelling ook in haar levendig zijn, en erkende dankbaar Hare groote verdiensten ten opzichte van het gebruik en het hooghouden bij elke gelegenheid van Holland's moedertaal, symbool van Holland's nationale eenheid. Op deze gronden verklaarde de Rector Magnificus, ‘uit kracht van de bevoegdheid hem bij de wet toegekend, volgens besluit van Rector en Senaat, op voordracht der Faculteit van letteren en wijsbegeerte, Hare Majesteit WILHELMINA HELENA PAULINA MARIA, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, te bevordeten tot doctor in de Nederlandsche letterkunde’. Het was plechtig en roerend, toen Koningin WILHELMINA, die waarlijk ‘vorstelijk’ spreekt, de rede van den Rector Magnificus volgenderwijze beantwoordde: Mijnheer de Rector Magnificus, | |||||||||||||||
[pagina 612]
| |||||||||||||||
haar lief bovenal, omdat zij is de uiting onzer nationale eenheid. Moge zij steeds beter begrepen en gewaardeerd, meer volmaakt en welluidend gesproken worden, en hare letterkunde in hare uitingen bloeien, zich wijder ontplooten, opdat deze der wereld verkondige, dat de taal onzer vaderen leeft, veijongd en krachtig, gebruikt door een kloek en voortvarend volk, Neêrlands roem vertolkend, overal waar zij gehoord wordt. Stormachtige toejuichingen, waaraan geen eind scheen te zullen komen, waren het antwoord op deze Koninklijke Rede. Na een korte inleiding door den Rector Magnificus, promoveerden daarop de voorzitters der verschillende faculteiten de eeredoctoren, meer dan zestig in getal, daaronder de beroemdste mannen der wetenschap op alle gebied. Onder de Belgische geleerden werd het eeredoctoraat verleend aan de heeren Léon Fredericq, hoogleeraar te Luik, Henri Pirenne, hoogleeraar te Gent, en aan Uw dienaar. De plechtigheid werd besloten door het zingen van den 138n Psalm van J.P. Sweelinck en met een naspel op het orgel: Händel's Halleluja.
De Groningsche Professoren en hunne gasten begaven zich thans in optocht naar het Stadhuis, waar zij door het Stadsbestuur ontvangen weiden. Hare Majesteit de Koningin aanschouwde dien optocht van het bordes van het Regeeringsgebouw, waarheen Zij zich begeven had. 's Namiddags te drie uur ging de ‘Maskerade’, d.i. de gecostumeerde optocht der Groningsche studenten uit, voorstellende het optrekken der Spaansche en Nederlandsche gezanten naar het Raadhuis, ter beëediging en afkondiging van den Vrede van Munster (1648). Hare Majesteit met gevolg, woonde de Maskerade bij op het balkon van het Stadhuis; de genoodigden en hunne gastheeren waren gezeten links en rechts van het ‘theater’, waarop de afkondiging van den Vrede plaats had. Het was een fraaie optocht, al was het getal deelnemers voor een verwend Zuidnederlandsch oog misschien wat te gering. Te vier uur werd door Curatoren en Senaat der Groningsche Hoogeschool in het Universiteitsgebouw aan H.M. de Koningin en Z.K.H. den Prins der Nederlanden een thee aangeboden. Alle deelnemers aan de feestviering defileerden | |||||||||||||||
[pagina 613]
| |||||||||||||||
eerst voor Hare Majesteit, waarna de eeredoctoren elk afzonderlijk door Haar werden ontvangen. Met een muziekavond, die een hoog kunstgenot verschafte, werd de geheele feestviering besloten.
Tot een blijvende herinnering aan deze heerlijke dagen heeft de Groningsche Hoogeschool een Gedenkboek uitgegeven en een gedenkpenning laten slaan, waarvan een exemplaar werd geschonken aan alle gasten en aan alle vertegenwoordigde lichamen. De voor onze Koninklijke Vlaamsche Academie bestemde exemplaren heb ik de eer hierbij aan den Bestuurder te overhandigen. Het Gedenkboek bevat een geschiedkundig gedeelte, waarin vooral het ontstaan van de Groningsche Hoogeschool en haar lotgevallen in de 19de eeuw worden verhaald; terwijl verder de tegenwoordige staat der Instelling uitvoerig wordt beschreven. Het werk, dat zeer fraai is gedrukt en voortreffelijk en rijk geïllustreerd, legt een sterke getuigenis af van den tegenwoordigen bloei der feestvierende Instelling. Ook de gedenkpenning is een fraai stuk werk. De voorzijde, gemodelleerd door Toon Dupuis, vertoont de Groningsche Hoogeschool: Minerva Groningana, staande tegenover de Nederlandsche Maagd. Meer dan eens heeft Nederland, zooals men lezen kan in het Gedenkboek, het nut en de reden van bestaan der Groningsche Universiteit in twijfel getrokken. Daarom is het, dat deze bij het terugzien op haar 300 jaren zich verstout, het vaderland te herinneren aan hare verdiensten, door de woorden, ontleend aan Tibullus I, 7, 9, waarmee de Groningsche Minerva de Nederlandsche Maagd aanspreekt: Non sine me tibi partvs honos: ‘Ook ik heb bijgedragen tot uwe eer’. De keerzijde herdenkt de groote beteekenis der Academie in de geschiedenis van het gewest, waaraan zij haar stichting te danken heeft. Academia. Groningana. ab. vrbe. pagisqve havd. facile. concordantibvs. strenve. et. fidenter. condita. post. saecvla. III. felix. fortis. firma. Moeilijk kwam eertijds, over welke zaak ook, de eendracht van de beide leden der provincie: Stad en Ommelanden, tot stand; hier was de eendracht bereikt en zou ook het werk heilen duurzaam blijken. Het oude academiewapen, gevormd door dat der provincie, waarover de Bijbel ligt opgeslagen, verzinnebeeldt de toedracht: terwille van het boek neigden zich | |||||||||||||||
[pagina 614]
| |||||||||||||||
ditmaal althans de harten der Ommelanden tot den Groningschen arend, het boek houdt Stad en Landen, adelaar en harten, bijeen: Liber corda conciliavit aqvilae.
Het was hartverheffend en bemoedigend, de wetenschap en de werkzaamheid van den menschelijken geest, ook om hun zegenrijke practische gevolgen, maar toch vooral om hun zelf, op zulke waardige en treffende wijze te zien vieren, en door zulk een groot getal hoog ernstige, verdienstelijke, en daaronder alom beroemde mannen, te hooren bevestigen en verkondigen onuitbluschbare liefde voor 't wetenschappelijk onderzoek, besef van zijn eenheid, aller onverbreekbare solidariteit, aller eerbied en bewondering voor wat het kleine Nederland in 't algemeen, en Groningens Hoogeschool in 't bijzonder op 't gebied der Wetenschap heeft tot stand gebracht. Den Zuidnederlander inzonderheid stemden deze dagen tot allerlei overwegingen, Slechts aan eene wil ik hier uiting geven. Als onder Vlamingen sprake is van beschaafd Nederlandsch, dan wordt niet zelden gevraagd: waar spreekt men dan in Holland goed Nederlandsch, en wordt hoog opgegeven van allerlei verschil en fouten die men bij de ‘Hollanders’ heeft opgemerkt. Dikwijls al heb ik daarop het antwoord gegeven; maar terwijl ik de feesten te Groningen, waar de bloem van Nederlands geleerden aanwezig was, bijwoonde, kwam telkens weer de gedachte bij mij op: Hier moesten mijn Vlaamsche ‘twijfelaars’ aanwezig zijn.
Het zijn heerlijke, heuglijke, onvergetelijke dagen geweest. Ik breng der Koninklijke Vlaamsche Academie opnieuw mijn warmen dank voor de eer die zij mij heeft aangedaan, mij daartoe af te vaardigen. ***
Het adres, waarmede de Koninklijke Vlaamsche Academie aan de Rijks-Universiteit te Groningen hare gelukwenschen zond, luidde als volgt:
Aan Rector en Senaat van de Rijks-Universiteit te Groningen.
De Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal en Letterkunde te Gent brengt aan de Rijks- Universiteit te Groningen, bij gelegen- | |||||||||||||||
[pagina 615]
| |||||||||||||||
heid der viering van Dezer driehonderdjarig bestaan, haar hartelijkste gelukwenschen! Vrucht van den wetenschappelijken zin en van het helder vooruitzicht van de Staten van Stad en Ommelanden, heeft de Groningsche Hoogeschool ten volle beantwoord aan de verwachtingen, waarmede zij gesticht werd: den Fakkel der Wetenschap heeft zij lichtende, de eer en de faam van de Stad, waar reeds het ‘Licht der Wereld’ had geschitterd, heeft zij hoog gehouden en verbreid, en met fierheid herdenkt Zuid-Nederland dat ook Vlamingen als de Bruggeling Gomarus en de Gentenaar Meyvart aan dien zegenrijken arbeid aandeel hebben gehad. De Koninklijke Vlaamsche Academie, die de hartelijke vriendschap en waardeering, waarmede Rector en Senaat van de Rijks-Universiteit te Groningen haar bij de viering van haar vijf-en-twintigjarig bestaan genaderd zijn, steeds dankbaar gedenkt, wenscht Groningen's Hoogeschool onverzwakte kracht en toenemenden bloei toe, om tot in leugte van dagen door Haar voortreffelijk onderwijs aan het wetenschappelijk onderzoek mede te werken. Haar verleden is een waarborg voor de toekomst. Vivat, crescat, floreat! | |||||||||||||||
Mededeelingen namens Commissiën.1o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - De heer V. Dela Montagne, secretaris, legt als volgt verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig, de heeren: Jhr. Mr. Nap. de Pauw, voorzitter, eerw. Dr. Jan Bols, ondervoorzitter, Karel de Flou, Edw. Gailliard, Kan. dr. Jac. Muyldermans, Prof. dr. J. Mansion, leden, en V. Dela Montagne, lid-secretaris. Het verslag over de Mei-vergadering wordt goedgekeurd. | |||||||||||||||
[pagina 616]
| |||||||||||||||
Aan de dagorde staat:
Wie zich met de bio- en bibliographie onzer vlaamsche schrijvers bezig houdt, ondervindt aldra welke moeilijkheden met dit werk verbonden zijn. Zoo menigmaal ontbreken er betrouwbare bronnen, waaruit men met zekerheid kan putten. Dit valt nog al uit te leggen, waar er kwestie is van schrijvers die vóor een honderdtal jaren leefden; doch niet zelden ondervinden wij hetzelfde waar het schrijvers geldt die pas hun hoofd ter ruste legden, schrijvers zelfs met wie wij hebben omgegaan. De tijd vliegt toch zóo snel heen, en in zijne vlucht neemt hij tal van wetensweerdige dingen meê, waarvan wij wel eenig vaag aandenken bewaren; doch 't is ook al, het blijft daarbij, en om met volle zekerheid 't deze of 't gene te bevestigen, bijzonderheden over leven en werken eens schrijvers, gevoelen wij ons niet meer in staat. Gebeurde 't u niet meer dan eens? Dit is spijtig, zeer spijtig; maar jammeren en baat niet. Wat dan gedaan? Trouwens, wij mogen ons afvragen: Wat zal het binnen twintig, binnen vijftig en meer jaren zijn, als worm en tijd volop zullen bezig zijn met het pondpapier onzer dagen te verslinden; als dagblad en tijdschrift van heden, waar ongetwijfeld menig belangrijk punt nopens onze moderne schrijvers in schuilt, uit onze bibliotheken zullen weggeruimd zijn en plaats gemaakt hebben voor nieuwere leeswaar? Diende die vergetelheid niet voorkomen in 't belang der bioen bibliographische wetenschap? Wat meent gij er van? Dit overwegend, rees bij mij de gedachte op, uwe bijzondere aandacht daarop in te roepen, en ik durf me veroorloven het volgend voorstel aan uwe goedkeuring te onderwerpen: | |||||||||||||||
[pagina 617]
| |||||||||||||||
Ieder van ons zou inlichtingen inwinnen nopens schrijvers die wij gekend hebben of nog kennen, inlichtingen nopens hun leven en streven en werken. Die inlichtingen zouden wij aanstippen met de opgave der bronnen die ons ten dienste staan, en die de zekerheid onzer opsporingen bevestigen. Wij zouden alles ter bewaarnis bestellen op het Secretariaat der Koninklijke Vlaamsche Academie. Het valt niet te ontkennen, dat wij op die wijze werkend menig feit aan de vergetelheid zouden onttrekken. Wij zullen een niet geringen dienst bewijzen aan hen die, na ons, de bio- en bibliographie onzer vlaamsche schrijvers zullen heropvatten: wij zullen hunne alleszins moeilijke taak er door gemakkelijker, ja mogelijk maken. Onnoodig er bij te voegen, dat ook zij die buiten onze Academie werkzaam zijn, aanzocht worden tot medewerking in dien zin. Het is maar door het neerstig leveren van velen - en van ieder in zijn bijzonderen kring - dat we mogen hopen degelijke en kostelijke werkstof voor later te zullen verzamelen. Aangenaam ware 't voor mij, wierde mijn voorstel aangenomen, en stake men van stonden aan de hand aan een werk dat ik allernuttigst, doch in menig opzicht ook noodig acht. Kan. Jac. Muyldermans.
2o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer Gustaaf Segers, secretaris, legt als volgt verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig, de heeren: Kan. dr. Jac. Muyldermans, voorzitter, Prof. dr. Julius Mac Leod, ondervoorzitter, eerw. Dr. Jan Bols, Prof. dr. A. de Ceuleneer, Prof. dr. Willem de Vreese, Prof. mr. Julius Obrie, Kan. Amaat Joos, eerw. Dr. Hugo Verriest, Prof. dr. C. Lecoutere, leden, en Gustaaf Segers, lid-secretaris.
Het verslag over de Mei-vergadering wordt goedgekeurd.
Bijblad. Voorstel. - De heer Segers wenscht de heeren Joos en Verriest, leden der Commissie, geluk met de hoogst merkwaardige voordrachten, die zij op de plechtige vergadering van 28 Juni hebben gehouden. Deze redevoeringen zijn vooral belangrijk met het oog op het onderricht onzer moedertaal en de geestesontwikkeling in het algemeen. Verscheidene schooloverheden, die de vergadering bijwoonden, verklaarden, dat het hoogst wenschelijk ware, deze redevoeringen onder het oog der onderwijzers en leeraars te brengen. | |||||||||||||||
[pagina 618]
| |||||||||||||||
De heer Segers stelt dus aan de Commissie voor, aan de Academie te vragen de voordrachten der heeren Joos en Verriest ook in het Bijblad op te nemen. De Commissie treedt dit voorstel bij. - (Door de Academie in pleno vergaderd goedgekeurd.)
Aan de dagorde staat:
Deze leerwijze werd in een hoogst merkwaardigen omzendbrief van den Heer Minister Schollaert aan de Heeren Hoofdopzieners over het Lager Onderwijs verklaard en aanbevolen. In de verschillende ‘Driejaarlijksche Verslagen van den Staat van het Lager Onderwijs’, drukken de Heeren Inspecteurs herhaalde malen de meening uit, dat deze methode, goed toegepast, zoowel in de normaalscholen als in de volksscholen, duurzame uitslagen oplevert.
De heer Segers is geen voorstander van de rechtstreeksche methode. Volgens hem is haar gebruik schadelijk voor het grondig onderricht der moedertaal en de algemeene geestesontwikkeling der leerlingen. Ook beantwoorden de uitslagen van deze methode geenszins aan de verwachtingen, die men in haar gesteld had. Over het algemeen mag men zeggen, dat onze Vlaamsche lagere onderwijzers geene aanhangers van de natuurlijke of rechtstreeksche leerwijze zijn. De heer Minister Poullet verklaarde dan ook heel terecht ter zitting van 21 Januari 1914, onzer Kamer van Volksvertegenwoordigers: ‘Vous savez avec quel enthousiasme fut pronée, il y a quelques années, la méthode directe pour l'enseignement des langues et voici qu'aujourd'hui | |||||||||||||||
[pagina 619]
| |||||||||||||||
des fissures se produisent et que des spécialistes sont divisés d'opinion sur la vertu de cette panacée’Ga naar voetnoot(1). - De heer Segers zal zijne verhandeling in de Septembervergadering voortzetten. | |||||||||||||||
Dagorde.1o) Commissie voor Prijsvragen. - Benoeming eener Commissie van vijf leden, tot het voorstellen van prijsvragen. - Worden aangewezen de heeren: Karel de Flou, als vertegenwoordiger der Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde; - Prof. Dr. Willem de Vreese, als vertegenwoordiger van de Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde; - V. Dela Montagne, als vertegenwoordiger der Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bioen Bibliographie; - Kan. Am. Joos, als vertegenwoordiger der Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch; - en Edw. Gailliard, als bestendige secretaris.
2o) Lezing door den heer Gustaaf Segers: Vlaamsche hulde aan een Hollandsch dichter. - Naar aanleiding van het eeuwfeest van Nicolaas Beets, leest de heer Segers eene verhandeling over dezen dichter. Vele gedichten van Beets zijn gelegenheidsdichten; de heer Segers haalt het woord van Goethe aan: Das Gelegenheidsgedicht is das beste und ächteste aller Dichtarten. Enkele gedichten, tot dit vak behoorende, worden ontleed. Vervolgens wordt Beets als lyrisch en didactisch dichter bestudeerd. Op zijne prozaschriften wordt de aandacht gevestigd; zoodat er in de verhandeling naar gestreefd wordt den merkwaardigen man in zijne treffende veelzijdigheid te leeren kennen. | |||||||||||||||
[pagina 620]
| |||||||||||||||
De heer Segers komt tot het besluit, dat Nicolaas Beets een rijkbegaafd dichter was, die gansch den Nederlandschen stam tot roem, en ook tot zegen verstrekt. Wij, Vlamingen, hebben vooral tot plicht hem dankbaar te herdenken. Hij had ons volk en onze taal lief, hij heeft haar opgeluisterd door zijne werken, hij begreep ons streven ter verheffing onzer taal, en aldus van ons volk. Namens de Koninklijke Vlaamsche Academie, die de eer had Nicolaas Beets onder hare leden te tellen, brengt de heer Segers aan dezen uitstekenden dichter op dit eeuwfeest de oprechte hulde, den diepgevoelden dank van het Vlaamsche Volk.
- Op voorstel van den heer Bestuurder, beslist de Vergadering dat de lezing van den heer Segers in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
- De vergadering wordt te 3 1/2 gesloten. |
|