Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1914
(1914)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 415]
| |
Kleine verscheidenheden.III.
| |
[pagina 416]
| |
vrouw ‘huus ende hof ghehouden, zonder empeschement ofte molestatie van yemande’.
Antoon Gheerolf kwam zijn geluk storen. Deze die, zóo hij zei, ‘voor tvoorseide huwelick amoureux gheweest hadde van der voorseide joncvrauwe weduwe’ en, wat erger was, ‘metGa naar voetnoot(1) huer accointance ghehadt’, had ‘daerof calaingne ghemaect ende huer betrocken int voorseide Gheestelic Hof’, houdende staande ‘dat zou hem belofte van trauwe ghedaen zoude hebben’. Vandaar proces voor genoemd Hof. Aan Laurens Bette was evenwel niet verbod gedaan geworden met zijne vrouw ‘te converserene ofte huus te houdene’. Op zekeren dag dat Laurens op reis was, had Antoon Gheerolf van de gelegenheid gebruik gemaakt om ‘de voorseide joncvrauw Centine sinisterlicGa naar voetnoot(2) te vertweevelen ende mesleeden zoowel by woorden, minnebriefven als anderssins’; hij had verder allerhande ‘ongheregheltheden bedreven, die schande waren hier te verhalene’; meer nog, toen de man van reis terug was gekomen, had hij dien ‘fortselic, met gheslepender wapene, wederstaen den inganc van zyne huuse’, en, ten slotte, was hij met Laurens vrouw ‘ende al datter in huus was van daer ghegaen’. Laurens Bette eischt recht. (Naar een oorkonde van 27 Juni 1534. Het vervolg werd door den uitgever niet vermeld.) | |
32. - De kramen in vroegere dagen.Uit eene oorkonde van 7 Mei 1548, vernemen wij dat de kramen op de Groote Markt, te Brugge, waarin de pensverkoopers hun handel uitoefenden, ‘met baelzacken ende haeren cleederen’ overdekt waren. Ingezien echter ‘de baelzacken ende haeren cleederen zyn een bedervelicke waere, lichtelick vortende, ende ooc zeere ghedierst in pryse’, laten genoemde pensverkoopers hun kraam door een ‘besloten huuseken’ vervangen. (L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 438.) | |
[pagina 417]
| |
33. - Gedwongen verhuizing.Iemand die met zijne geburen in oneenigheid leefde of hun last aandeed, kon door de schepenen, ‘ter clachten’ van de geburen, gedwongen worden zich eenige straten verder of in een ander kwartier der stad te gaan vestigen:
‘... te verhuusene vter zelver ghebuerte ende zo iiij straten van daer, onthier ende .., ende voorts paysivelic te levene daer zoe in wuenen zal...’ (1544.) ‘Dat de verweerere zoude gheordonneirt worden... te verhuusen naer tquartier daertoe gheordonneirt.’ (L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 388.)
Vertrok de ‘uitgewezene’ niet vrijwillig, dan werd hij ‘met trommele ende fyffers daer waerts gheleet’. | |
34. - ‘Het ryemken steken.’Op zekeren dag omstreeks 1538, vergezellen drie mannen, van Gent naar Kortrijk, eenen jongeling, ‘die zy wel wisten dat hy ghelt over hem hadde’, met het voornemen hem zijn geld ‘met bedrieghelicke middele of te tuuschene ende bottene’. Behendig brengen zij den jongeling tot spelen: ‘Ende hebben hem... by bedrieghelicken weghen ende ongheoorloofden middelen, met het ryemken te stekene ende met fluusen, of ghetuuscht ende ghebodt zo vele ghelts’, dat elk van hem drieën voor zijn deel 28 pond had. (L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 347.)
Wat wordt met ‘Het ryemken steken’ bedoeld? De uitdrukking treffen wij nogmaals aan in de bekentenissen, door Antoon de Vestele afgelegd, welke met ‘zyn complicen’, op verschillende personen, ‘met quaerten’, geld ‘ghewonnen ende ghebot’ had:
Mémoriaux u.s., I, 369-370: ‘Item, dat ontrent den zelven tyde, hy ende twee zyn complicen hebben ghewonnen ende ghebot met triemken te stekene, up eenen man... eenen goudin croone..., ende hy Anthuenis maecte den zot.’ (17 Augustus 1543.)
Quid, Den zot maecken? Men lette er wel op, dat twee andere aangehaalde bekentenissen ook eindigen met de woorden: ‘Ende een van zinen complicen maecte den zot’: speelde den zot, speelde de rol van den zot (van den onnoozelaar)? | |
[pagina 418]
| |
35. - Het ‘quytscelden van twist’.Er was tusschen twee broeders twist ontstaan, ‘ter saecken van seeckere somme van penningen’, die Jan... van zijn broeder Cornelis eischte Deze laatste ontkent de schuld. De vrede wordt gemaakt, mits het geven door Jan aan Cornelis van een ‘ophoopt loopen boecwey’:
Staatsarchief te Antwerpen, Fonds Hoogstraten, Burgerlijke processen, getuigenverhoor van 11 Februari 1557: A., schepen, verklaart dat de partijen te zijnen huize zijn bijeengekomen, ‘ende dat hy deposant gesproken heeft Jannen omme peys te maecken. - Daer op Jan voers. hem deposant ter antwoerden gaff: ‘Woude Cornelis myn broeder bidden oft een goet woert begheeren, hy ende ick soude malcaderen quyt scelden’. - Ende dat de voers. Cornelis seyde tot Jannen, synen broeder: ‘Siet, broeder, wat sult ghy my geven dat wy malcanderen van allen twist quytscelden?’ - Daer op hy deposant den voers. Jannen heyschten van Cornelis wegen ses loopen boecwey. - Ende dat daer op Jan doens seyde: ‘Siet, Cornelis broeder, wy schellen malcanderen quyt van allen twisten, die wy tot deser uren gehadt hebben tsy in recht oft buyten recht’. Ende daer op hem geloefden ende seyde: ‘Cornelis bruer, ick sal U geven een ophoopt loopen boecwey’. | |
36. - ‘Tspel vander wellecomme.’Is de naam van een spel dat te Brugge, door de Kamer van rhetorica werd opgevoerd:
Archief der stad Brugge, Hallegeboden 1513-30, fol. cxxj: ‘Dat men tachternoene, naer vesperen, spelen zal inden Buerch tSpel vander Wellecomme...’ | |
37. - Puuden Wachten.Onder de lasten die aan de houders van een leen waren opgelegd, wordt de verplichting vermeld eenmaal in het jaar, ‘dat es meyavonde’ te komen daar het den heer zal ‘ghelieven te slapene’ binnen zijne vierschare, om de ‘puuden te wachten’, ten einde deze zijnen slaap niet zouden storen:
Annales Comité Flamand de France, IV, blz. 49: ‘Ende zyn dezelve sculdich een waerven tsjaers, dat es meyavonde, te mynen hove te commene ofte daert my ghelievet te slapene bin dezer mijnder vierscare, eenen nacht de puuden te wachtene van scryen, up dat hemlieden vermaent zy zondaechs te vooren inde kerke...’ (8 October 1428.) Edw. Gailliard. |
|