Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1913
(1913)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 566]
| |
Kleine verscheidenheden.I.
| |
[pagina 567]
| |
draps de robe d'une couleur, les eschevins a yant sur lespaule senestre une bende de velour large de quatre doitz, a cordons et houppes de soye. Uit dezen Franschen tekst blijkt nu duidelijk, dat ghestrepte lakene hetzelfde is als drap royé, d.i. drap rayé. Aan den anderen kant weten we, dat drap rayé in 't Middelnederlandsch heet strijpte lakene, of, kortweg: strijptGa naar voetnoot(1). Daaruit vloeit voort dat ghestrepte lakene en strijpte lakene hetzelfde moeten zijn; maar meteen is dat een vingerwijzing, dat we niet te haastig zijn moeten, om ghestrept formeel gelijk te stellen met ghestreept..
Willem de Vreese. | |
168. - *Reestere.Te lezen Reeftere. Dit woord komt o.a. voor in verschillende teksten uit het ‘Registre des fondations de l'église Sainte-Walburge’ te Oudenaarde, uitgegeven in de Annales du Cercle archéologique et historique d'Audenaerde, IIIe deel (1911), blz. 204 en vlgg. Het werd echter telkenmale verkeerd als Reestere gelezen:
Op. cit., III, 204: ‘Op den 3 Januari doet men den reeftere ofte jaerghetyde van Antheunis de Schietere, ten laste van den aermemeesters, waer toe dat staet iij ponden p...., ende zal aldus ghedistribueert worden: den priestere die de messe zynct..., vij st. p.; diaken ende subdiaken... elc ij st. vi den. par....’ Id., III, 205: ‘Op den 25 Juny doet men den reeftere van Nicasius de Schietere, ende es maer een ghelesen messe..., waervoeren dat den priestere hebben zal iiij st. p.; den coster....’ Id., III, 205-206: ‘Dit naervolghende zyn de achtien reefters ofte jaerghetyden die gheen seker daghen en hebben... De weduwe van Olivier van Huerne, xxx st. p. Op dese maniere betaelt men dese reeftere: den priestere die messe synet in als vj st. p.; d'ander xij persoenen...’ ‘10en Januarius: op desen dach doet men den reeftere van me vrauwe Pauweline de Langlé... ‘25en: den reeftere van Jan van Huerne.... (Vóór 1566.) | |
[pagina 568]
| |
Men merke op, dat het, in twee dier teksten, Reeftere ofte jaerghetyde luidt. Het stichten van jaargetijden ging trouwens, in vroegere tijden, soms gepaard met het stichten van een Reeftere, of soort maaltijd, ten gunste van de geestelijkheid der kerk of van de monnikken of kloosterzusters van het klooster, alwaar het jaargetijde werd gecelebreerd. Uit onze teksten blijkt evenwel, dat het woord Reeftere op zijn eigen ook wijst op Jaargetijde, en dat het niet altijd een maaltijd gold, maar somwijlen enkel en alleen een uitdeeling b.v. van witte brooden of van penningen aan priester, diaken, subdiaken en verdere kerkdienaars, die bij het jaargetijde dienst dedenGa naar voetnoot(1). Vergelijk overigens met de teksten door ons in ons Gloss. à l'Invent. Archives Bruges, vo Reefter, aangehaald alsook met den hieronder volgenden:
J. Gailliard, Inscr. fun. Fl. Occ., Bruges, Eglise de Notre-Dame, p. 27, col. 2: ‘Item ghevic ten commune van Onser Vrouwen vorseit drie pont parisise jaerlix erveleker rente, te enen reeftre in Zinte Martins avonde in den winter, ten jaritide mire vrouwen mire moeder vorseit. Item ghevic up den dach dat men mi graven zal, ten comune van Onser Vrouwen vors., drie pont par. te enen reeftre...’ (Testament van Jan van den Gruuthuse, 1311.)
Het heet Refectio, in oorkonden in het Latijn gesteld:
J. Gailliard, Inscr. Fun. Fl. Occ., Bruges, Eglise de Notre-Dame, p. 50, col. 2: ‘Et in dicto anniversario cum exeuntiis annue distribuentur decem libre sex solidi parisienses in hunc qui sequitur modum.... Et in his idem tabularius tenetur providere sexaginta albos panes, singulos valoris xij denariorum parisiensium, et de illis distribuet unicuique de gremio chori, per modum refectionis, unum panem...’ Op. cit., p. 91, col. 2, wordt vermeld, in zake van zekere stichtingen door den eerw. kapelaan Pieter de Blieckere gedaan, dat ‘le maître de la table était tenu de faire, après l'anniversaire, une distribution de 55 pains blancs, chacun de la valeur de 12 deniers parisis, “refectionis more”, à ceux du chapitre et de l'église, qui avaient assisté à l'office’. Op. cit., p. 440, col. 1: ‘Item do lego communitati ecclesie Beate Marie in Brugis... triginta libras parisienses, pro redditibus | |
[pagina 569]
| |
emendis ad refectionem singulis annis in die mei anniversarii faciendam. Item do lego... tres libras parisienses ad refectionem faciendam in die qua corpus meum ecclesiastice sepulture tradetur... (1295.) Op. cit., p. 508, col. 1: ‘Item debet obedientia facere refectiones subsequentes et distribuere pytancias diebus subsequentibus...’
Men zei ook Jaerghetyde ende pitanchie:
Annales du Cercle archéologique d'Audenaerde, II, 126: ‘Item de viij lb. par. tsjaers..., om jaerlicx een jaerghetyde ende pitanchie.’
Door Pitanchie, dat derhalve hier als synoniem van Reeftere mag beschouwd worden, wordt hieronder wel degelijk op Maaltijd gewezen:
Op. cit., II, 126: ‘Om noch een messe tsjaers..., ende dander viij guldenen zyn om een goede pitanchie van amelen vleesch ende een wittebroot voor t convent (van Sion, te Oudenaerde) ende de priesters daer boven een vierendeel wyns...’ (Zie ook II, 292.) Op. cit., II, 165: ‘Om daer vooren ghedaen te werdene in eeuwicheden twee jaerghetyden,.., voor eleken een ghesonghen messe van requiem met dyakene ende subdyakene..., bescickende tot elke messe xij lb. p., waer mede men gheven sal den convente eene gracelicke pytanche, naer dat den dach ghetydich es, ter goeder discretie van den hueversten..., ende dat liever up eenen vleesdach dan anders...’ (1558.) Op. cit., II, 166: ‘Om daer vooren ghedaen te hebbene een jaerghetyde... Dies wordt de mater (van 't convent van Sion) ghehauden den convente te ghevene een goede redelicke pytanchie, sulc als den dach ghetydich es, weert zynde x lb. p., liever up vleesch daghen...’ Op. cit., II, 274: ‘Dese rente es onsen cloostre toecommen by..., om de selve vj lb. p. tsjaers eeuwelic gheimployeert te werdene in een goede redelicke pytanchie, ten meesten solase van den convente, telcken op Sente Jans dach voor de Latynsche poorte, dats den vjen dach van Meye, van den welcken men de messe synct voor djaerghetyde van joncvrouw Claren van Brakele...’ J. Gailliard, Inscr. Flan. Occ., Bruges, Eglise de Notre-Dame, p. 291, col. 1: ‘Zo ghevic tOnser Vrauwen... vertich scelleghen parisise, te deelne up den dach van miere sepulture, den gheselscepeGa naar voetnoot(1) te pytancien.’ (1315.) | |
[pagina 570]
| |
De maaltijd kon ook wel door een vollaert of koekbrood (zie bij De Bo, vo Volaard)Ga naar voetnoot(1) vervangen worden:
Annales u.s., II, 169: ‘Daer toe ghedaen vier ponden grooten commende voor tbezedt van eenen vollaert elcke suster (van 't convent van Sion) te ghevene, ten jaerghetyde van susters Marien ende Lysbetten Heuse...’ | |
169. - Tissen.Tissen is hetzelfde als Titsen = Hitsen. Aanhitsen, Ophitsen; Fr. Agacer, Exciter, Provoquer, enz. Zie bij De Bo, en vlg. met Toetissinge, uit Froissart's Cronyke van Vlaendren (uitgave Nap. de Pauw, I, blz. 1, en Gloss., h.v.).
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, I, 516: ‘Item, wie anderen tissede naer assurance ghegheven, te wetene in dreeghene, uut eenen huuse te daghene, in vlouckene ofte in..., zonder fait te doene, dat ware up...’ (1535). Id., op. cit., I, 530: ‘Item, wie boven ghisele anderen tissede in dreighene, uur zyn huus te daghene, in vlouckene...’ (1535.)
Titsen uit den tekst hieronder, is een andere vorm, die ook bij De Bo geboekt staat:
Audenaerdsche Mengelingen, IV, 77: ‘Noch oock draeghende teeckenen, daer deure sy elcanderen souden moghen irriteren, titsen, inciteren ofte verwecken tot ghescillen, twist, tweedracht oft questie.’ (1578.)
In Oost-Vlaanderen, nl. in 't Meetjesland, Tinsen; vandaar Tinser, Een die tinst.
Edw. Gailliard. | |
[pagina 571]
| |
II.
| |
[pagina 572]
| |
Iets in denzelfden aard viel mij den 1en Mei l.l. voor: In gezelschap van eenen Mechelschen Kanunnik was ik in den namiddag van Palermo naar Monreale gereden, om er eene der kunstrijkste kerken van de wereld te bezoeken. Daar de wondere tempel gesloten en de koster afwezig was, moesten wij een heelen tijd wachten, en kwamen ondertusschen in gesprek met eenen priester van de streek: wij spraken Latijn, met eene klad Italiaansch ertusschen. Terwijl wij samen nevens de kerk overendweer wandelden, vroeg hij ons vanwaar wij waren. ‘Wij zijn Belgen, Sumus Belgae’, antwoordde mijn gezel. De priester zei daar niets op, en bleef tamelijk onverschillig. - ‘Noi siamo Fiammingi’, wij zijn Vlamingen, voegde ik erbij. ‘Fiammingi’, herhaalde hij, ons met glinsterende oogen beziende, ‘Fiammingi, vermaard, groot volk’! (Augustus 1913.) J. Bols. | |
III.
| |
[pagina 573]
| |
bevonde, oft sij comparanten hem bevonden, sal hij indyen gevalle hem stillekens hebben te vertrecken vuijt die herberge oft hunne geselschappe. Item oft hij eenige van hen rencontreerde opdestraete, sal hij gehouden syn te rugge te keeren, ist doenelijck, soo niet te kiesen d'een syde vande straete’.
Men lette in den tekst op het woord Parture, dat de beteekenis heeft van het Fr. Parti (Union de plusieurs personnes, Famille), d.i.b.v. ‘charnelz affins, consors, aliez et familiers’ (zie bij Lettré, Dict., vo Consorts, Hist.); het woord werd overigens in den tekst zelven door ‘Consorten’, Fr. Consorts, weergegeven. Te Gent, zegt men nog ‘Porture’. | |
2. - Paaschgebruiken. Het toedienen van wijn en koek na de heilige communie.Van het uitdeelen van brood aan de communianten, ter gelegenheid van den hoogdag van Paschen en van enkele andere hooge kerkelijke feestdagen, zijn menige voorbeelden gekend. Het mag echter zonderling toeschijnen, dat voor zulke uitdeelingen peperkoek gebruikt werdGa naar voetnoot(1):
Staatsarchief te Antwerpen, fonds der kerk van Hoogstraten, kerkrekening van of omstreeks 1570: ‘Voer drie dousynen pepercoecken - (de schrijver schreef bij misslag: pekercoecken’) - up hoochtijt van Passchen...’ Id., fonds der kerk van Berlaer, rekening over 1634-1635, fol. 24 vo: ‘Item betaelt aende huusvrouwe van Jan Welde, over geleverde peperkoecken te Paesschen anno 1634...’ Id, id., rekening over 1782-84, fol. 11 vo: ‘Betaelt over 276 pond peperkoek geleverd voor dese kercke, dus 31.1.0.’
Ook Soete koek genoemd:
Id., Fonds Berlaer u.s., kerkrekening over 1750, fol. 5 vo: ‘In voldoeninge van 284 pont soeten koek, ten dienste deser kercke gelevert...’ | |
[pagina 574]
| |
Men zei nog PontkoeckGa naar voetnoot(1), met bedoeling wellicht op het gewicht der in spraak zijnde stukken peperkoek:
Id., id., rekening over 1628-1629. fol. 28 vo: ‘Betaelt aen... voor pontkoeck die men te cort quaem te Paesschen...’ Id., id., rekening over 1622-1624, fol. 24 vo: ‘Pepercoecken. Den... betaelt aen H., van geleverde pontcoecken, binnen der kercken byde communicanten verbesicht alsdoen te Paeschen...’
Soms wordt er eenvoudig van Koeck gesproken:
Id., id., rekening over 1766, uit een daarbijgaande bewijsstuk: ‘Item, betaelt aen een mandeken dienende om, met den Paesschen, den koeck in te legghen...’ Id., id., rekening over 1622-1624, fol. 25: ‘Aen H, voor seekere coeken tot Sincxten (sic) ende H. Sacraments dach ao 1622 ende 1623 verbesicht...’
Of van ‘Cleyne brooten’:
Id., Fonds der kerk van Hoogstraten, rekening van of omstreeks 1570: ‘Voir een duijsent cleyne brooten te Passchen...’
Er worde nog op het volgende gelet:
Id., Fonds der kerk van Beersel, rekening over 1650-1651, fol. 9 vo: ‘Item aen pepercoeck, wijn ende de paeschkeerse te haelen tot Paeschen, gegeven 3.15 1/2. 0.
Over het toedienen aen de geloovigen, van wijn na de Communie, hebben wij ettelijke bijzonderheden medegedeeld, in onze Keure van Hazebroek, IVe deel, blz. 291-292 en Ve deel, blz. 81. Communiewyn heette de aldus uitgedeelde wijn:
Id., id., rekening over 1650-1651, fol. 9 vo. ‘Item aen miswijn, hostien, wieroock ende communiewijn te Kersmisse, gegeven 2.7 3/4.0. Id., id., rekening over 1652, fol. 7: ‘Item, aen miswijn, misbroot, communiewijn, pepercoeck, soo te Kersmisse als te Paeschen, gheduerende dit heel jaer tsamen... | |
[pagina 575]
| |
3. - De handelsbescherming in vroegere dagen.Te allen tijde namen de schepenen onzer Vlaamsche steden strenge maatregelen, om, in zake van lakenhandel, de verkoop van hunne eigene stadsproducten te bevoordeelen. Een voorbeeld, uit 1516, wat de stad Brugge betreft:
Archief der stad Brugge, Fonds der Hallegeboden, Register over 1513-30, fol. xcj: ‘Voort alle de ghuene die cleeden zullen willen ter eeren ende weerdicheit vander toecommender processie vanden Heleghen Bloede, also wel van ambochten, neerynghen, ghilden ende andre, ghehouden zullen zyn hemlieden jeghens de voorseide processie te cleedene met lakenen te Brugghe ghereed ende ghedrapiert, up de boete van vj lb. par. den ghuenen te verbuerne die anders dade, ende tote dien daerof te moeten stane ter correctie vanden heere ende vander wet.... Behouden dat de drapiers ghehouden zullen wesen te reedene alle manieren van collueren, elc up zyn loot, ende emmers zo datter de eere vander stede ende tproffyt vanden coopere mede bewaerd zy.’ (Hallegebod van 16 Febr. 1516.) | |
4. - Spaansche wijn tot miswijn gebruikt.Het gebruik van Spaanschen wijn tot miswijn mag zonderling heeten. Een voorbeeld volgt:
Staatsarchief te Antwerpen, Fonds der kerk van Beersel, rekening over 1620, fol. 9 vo: ‘Betaelt G., vyve potten ende halve Spaensche wyn om te celebreren, den pot xv st., daer voor iij gl. xxij ϛ st. ‘Item noch betaelt aenden selven van sesse potten miswyn, de somme van iiij gl. x st.’ (dus, tegen 15 stuivers den pot, zooals boven). | |
5. - Het woord ‘Proficiat’.Bij de openbare veilingen ging eertijds de toeslag, of beslissende toewijzing, met den ‘palmslagh’ of handslag gespaard. Fr. Palmée, Paumée: Marché conclu en se donnant la main (Dupin et Laboulaye, Gloss. de l'ancien droit français, h.v.). Zie | |
[pagina 576]
| |
overigens bij Verdam, vo Palmslach, en bij Littré, vo Paumee. Dit gebruik werd soms vervangen door den ‘wensch van proficiat’. Een voorbeeld uit het jaar 1742:
Staatsarchief te Antwerpen, Fonds Hingene, nr 168: ‘Conditie ende voorwaerden waer op dat men, ten versoecke van de ghemeijne erfgenaemen van wijlen Marie De Brûijn, weduwe was van Peeter van Zeûne, notariaelijck ende pûbliecqûelijck, bij forme van instellinghe met verdieren ende met wensch van proficiat in plaetse van palmslagh, sal verkoopen...’ (1742). | |
6. - Palmenzondag. Het werpen van noten aan de schoolkinderen.In eene rekening van de kerk van Hoogstraten (op het Staatsarchief te Antwerpen), van of omstreeks 1570, wordt er vermelding gemaakt van ‘den xij appostelen upten Palmsondach, die den esel trocken’, of van de som betaald aan de mannen die, in de vertooning van de intrede van Jezus in Jerusalem, de twaalf apostelen verbeeldden.
Te Berlaer werden, ter gelegenheid van dit feest, in de kerk goude laeckenen’ gehangen:
Staatsarchief te Antwerpen, Fonds der kerk van Berlaer, rekening over 1660, fol. 53 vo: ‘Betaelt eene somme van 2 guldens ende 10 stuyvers, ende dat over de verteringen gedaen bij P. ende C., die de goude laeckenen, op Palmsondagh avondt, quamen hanghen...’
Een zonderling gebruik was vroeger te Berlaer - en wellicht in andere gemeenten van de streek - in voege: op Palmenzondag werden aan de schoolkinderen noten geworpen, ‘om te grabbelen’:
Id., id., rekening over 1669, fol. 52 vo: ‘Betaelt aen noten, om op den palmmensondagh vuyt te rycken aende schoolkinderen...’ Id., id., rekening over 1681, fol. 53 vo: ‘Item betaelt voor dryhondert noten, die op Palmensondagh worden geworpen onder de schoolkinderen om te grabbelen, 0.12.0.’
Edw. Gailliard. |
|