Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1913
(1913)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||
Vergadering van 21 Mei 1913.Aanwezig de heeren: V. Dela Montagne, bestuurder; Kan. Am. Joos, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren: Jhr. Mr. Nap. de Pauw Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, eerw. Jan Bols, Karel de Flou, Dr. L. Simons, Prof Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Prof. Dr. Willem de Vreese, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, Prof. Dr. Julius Mac Leod, Is. Teirlinck, Prof. Dr. C. Lecoutere, Dr. Eug. van Oye, Frank Lateur en Dr. Leo Goemans, werkende leden;
de heer Dr. Leo van Puyvelde, briefwisselend lid.
De heeren Jhr. Dr. Karel de Gheldere, eerw. Dr. Hugo Verriest en Prof. Dr. J. Mansion, werkende leden, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de April-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering: Royaume de Belgique. Ministère de l'Industrie et du Travail. Office du Travail. Rapport relatif à l'exécution de la loi du 24 décembre 1903 sur la répartition des dommages résultant des accidents du travail pendant les années 1909-1911, présenté aux Chambres législatives par M. le Ministre de l'Industrie et du Travail. Bruxelles, 1913.
Tijdschriften. - Académie Royale de Belgique. Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de la Classe | |||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||
des Beaux-Arts, nos 12, 1912 et 1-3, 1913. - Bibliographie de Belgique. Première partie: Livres, etc., nos 6-7, 1913. - Revue Sociale catholique, no 6, 1913. - Wallonia, nr 4, 1913. - Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, nr 3, 1913. - Bulletin des Musées Royaux, no 4, 1913. - Arbeidsblad, nr 7, 1913.
Door de Algemeene Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding: Werquin (Maur.), Dr. in de Wijsbegeerte en Letteren, te Brussel. - De Landjuweelen van Rhetorica. (Nr 164 van de Verzameling.)
Door het Algemeen Paedologisch Genootschap, te Antwerpen: Bulletijn over 1912. Negende jaargang.
Door de ‘Académie Royale d'Archéologie de Belgique’, te Antwerpen: Annales, 6e série, tome V, 1re livraison. Bulletin, no 4, 1912.
Door de ‘Société de littérature wallonne’, te Luik: Annuaire 1913.
Door de ‘Königlich preussische Akademie der Wissenschaften’, te Berlijn: Abhandlungen der philosophisch-historischen Klasse, nr 3, 1913.
Door de ‘Académie impériale des Sciences’, te St.-Petersburg: Bulletin, no 8, 1913.
Door den heer Is. Teirlinck, werkend lid, te St.-Jans-Molenbeek: Teirlinck (Is.). - Plantenkultus. Een tweede hoofdstuk van de Plantlore, door Is. Teirlinck. Antwerpen, 1904-1912.
Door den heer Mr. Vlietinck, advocaat, te Antwerpen: Rechtspraak van den Werkrechtersraad van het rechtsgebied Antwerpen, nr 1. z.j.
Door den heer Mart. Nyhoff, boekhandelaar, te 's Gravenhage: Catalogue de la Bibliothèque précieuse, renfermant des livres sur l'histoire et la topographie des Pays-Bas, géographie, maeurs et coutumes, formant la quatrième partie des collections de M.A.J. Nijland à Utrecht. Amsterdam-La Haye, 1913.
Door de Redactie: Museum, nr 8, 1913. - Répertoire d'Art et d'Archéologie, nr 4, 1912. - Wallonia, nr 5, 1912 (Quelques précisions au sujet de Roger de la Pasture, par Ad. Hocquet) en nr 4, 1913 (Roger de la Pasture, peintre tournaisien, par Ad. Hocquet). | |||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Phillippi (Prof. A.). - De groote meesters in de schilderkunst. 120 gekleurde afbeeldingen naar beroemde schilderijen van de vroegste Italiaansche kunst en Nederlandsche primitieven af, tot aan het einde van de 18de eeuw, beschreven door Prof. A. Phillippi. Brussel, z.j. De Gids, Mei 1913.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatstverschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Biekorf, nrs 9-10, 1913. - Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, nr 4, 1913. - St-Cassianusblad, nr 5, 1913; Bijvoegsel, nr 9, 1913. - De Vlaamsche Gids, nr 3, 1913. - Onze Kunst, nr 5, 1913. - De Vlaamsche Kunstbode, nr 2, 1913. - Neerlandia, nr 5, 1913. - Het Katholiek Onderwijs, Mei 1913. - De Opvoeder, nrs 13-14, 1913. - De Opvoeding, nr 5, 1913. - Christene School, nr 14, 1913. - De Schoolgids, nrs 18-20, 1913. - Dietsche Warande en Belfort, nr 4, 1913. - Schweizerisches Archiv für Volkskunde, nr 1, 1913. | |||||||||||||||||||
Voor den Aug. Beernaert-prijskamp (Tijdstip 1912-1913) werden de hieronder volgende boeken ingezonden.Door den heer Edw. Poffé, beambte ten stadhuize, te Antwerpen: Poffé (Edw.), laureaat der Koninkijke Vlaamsche Academie. - Plezante Mannen in een Plezante Stad. (Antwerpen tusschen 1830 en '80.) Met 157 teekeningen van Lodewijk Van Aken en 14 portretten. Antwerpen, 1913. | |||||||||||||||||||
Mededeeling door den heer Bestuurder.Middelbare Normaalscholen voor Regenten en Regentessen. Verzoekschrift (9 April 1913) tot den weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten gericht. Eene | |||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||
afvaardiging der Academie door den Heer Minister in gehoor ontvangen. - De heer V. Dela Montagne, bestuurder der Academie, doet dienaangaande de hieronder volgende mededeeling aan de Vergadering:
Mijne Heeren,
Op voorstel van den heer Prof. A. de Ceuleneer, heeft de Academie aan haar bureel en aan den voorsteller opgedragen, den heer Minister van Wetenschappen en Kunsten om een gehoor te verzoeken ten einde de aandacht van Z. Ed. te vestigen op de thans - nu de hervorming van het middelbaar normaal onderwijs aan de orde is - zich aanbiedende gelegenheid om onze taal in dat onderwijs tot haar recht te brengen. Wij werden - de heer de Ceuleneer en ik (de heer Onderbestuurder en de heer Bestendige Secretaris waren verhinderd) op 11 Mei ll. door den heer Minister ontvangen. Na enkele inleidende woorden mijnerzijds, gaf de heer de Ceuleneer lezing van een schrijven door het Bureel der Academie tot den heer Minister gericht. Bij den Verbeteringsraad voor het Middelbaar Onderwijs, zoo werd in dat schrijven betoogd, is thans de hervorming van bedoelde Normaalscholen aan de orde gekomen. Deze gelegenheid worde te baat genomen om toch eindelijk deze scholen in te richten volgens het eenige stelsel, dat wezenlijk met de ware begrippen der pedagogie strookt: de moedertaal, de voertaal van het onderwijs. Alleen in Vlaanderen wordt op dien zoo vasten regel uitzondering gemaakt. - Onder de leerlingen zijn er die hun studiën in de lagere normaalschool in 't Vlaamsch deden, en die overgang van Vlaamsch tot Fransch is noodlottig voor de studenten en voor het peil der studiën. - Regenten en regentessen fungeeren dikwijls eerst jaren in de voorbereidende afdeeling der middelbare scholen, waar al de vakken in 't Vlaamsch onderwezen worden. - Hoe zullen een regent of eene regentes zich van hunnen plicht kunnen kwijten, zoo niet al, of meest al de vakken, in de middelbare normaalschool in 't Vlaamsch onderwezen worden? Volgens de wet van 1883 moeten ten minste twee vakken in het Nederlandsch onderwezen worden: als toepassing worden, in de middelbare scholen, geschiedenis, aardrijkskunde en gedeeltelijk de natuurkundige wetenschappen, in 't Neder- | |||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||
landsch onderwezen. Ook in de Normaalschool te Gent worden sedert 1883 enkele vakken in 't Nederlandsch aangeleerd. Zoo werd het tweetalig stelsel ingevoerd dat, uit pedagogisch standpunt, niet te verdedigen is, omdat met dat stelsel onmogelijk degelijke leeraars kunnen gevormd worden. Met het huidige stelsel kennen de regenten en regentessen te weinig Vlaamsch, om die taal of in die taal te onderwijzen. Soms worden regenten en regentessen van Waalschen oorsprong als onderwijzers en onderwijzeressen aangesteld in 't Vlaamsche land, en die zijn onbekwaam om in 't Vlaamsch onderwijs te geven. De heer de Ceuleneer commentarieerde het schrijven met kracht en klem; hij voerde tal van bewijzen aan tot staving van de door de Academie voorgestane thesis. Dan volgde nog eene korte bespreking, waaraan de Heer Minister herhaaldelijk deelnam, en ten slotte werd ons door Z. Ed. toegezegd dat de zaak grondig zal worden onderzocht, al was het hem niet mogelijk op staanden voet een beslissend bescheid te geven. | |||||||||||||||||||
Mededeelingen namens Commissiën.1o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - De heer V. Dela Montagne, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Prof. A. de Ceuleneer, voorzitter; Karel de Flou, Jhr. Mr. Nap. de Pauw, eerw. Jan Bols, Edw. Gailliard, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, leden, en V. Dela Montagne, lid-secretaris. Het verslag over de Maart-vergadering wordt goedgekeurd.
Aan de dagorde staat: a] Leven en werken der Zuidnederlandsche schrijvers. Voorstel de uitgave te hernemen. - Verslag van den heer V. Dela Montagne, over de middelen tot uitvoering. Bespreking. - De heer Dela Montagne geeft lezing van zijn verslag:
Mijne Heeren,
De Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie heeft in eene harer laatste vergaderingen in princiep besloten tot de | |||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||
herneming van de uitgave der Biographie van Zuidnederlandsche Schrijvers, en wel op de grondslagen uiteengezet in mijne desbetreffende nota, met helder doorzicht door den heer kanunnik Muyldermans gecommentarieerd. Wat die grondslagen zijn is u bekend; toch zij het mij vergund er nog eens kortbondig aan te herinneren. Naar het voorbeeld van Italiaansche en Hollandsche uitgaven, zou er niet meer gehecht worden aan streng volgehouden alphabetische volgorde, heel het werk door; in al de afzonderlijke deelen zouden schrijvers worden behandeld van A tot Z; zoodoende zou telkens wanneer er stof voor een deel voorhanden is, dat deel kunnen ter pers gelegd en gedrukt worden. Het voordeel dat die werkwijze oplevert, heb ik in mijne eerste nota doen uitschijnen; met het stelsel voor de reeds verschenen afleveringen toegepast, konden maanden vertraging ontstaan, wanneer al ware 't maar een enkel medewerker niet klaar kwam met zijne kopij; met onze methode is dat euvel vermeden en kunnen artikelen die niet op tijd zijn ingekomen, naar een volgend deel worden verzonden. Natuurlijk moet er dan gezorgd worden voor goede complete registers, willen de opzoekingen in de verschillende deelen niet moeilijk en tijdroovend zijn: met dat doel zouden gecombineerde registers worden aangelegd, d.w.z. dat achter ieder deel zouden te vinden zijn de gecombineerde tafels voor al de voorgaande deelen en dat aan het laatste deel eene algemeene tafel voor het geheele werk zou worden toegevoegd. Mij is thans in onze Maart-vergadering opgedragen de middelen tot uitvoering van het plan te overwegen en daaromtrent verslag te doen. Mijns erachtens zou met de nieuwe uitgave moeten belast zijn eene sub-commissie van drie leden. De eerste taak dier sub-commissie zou zijn de naamlijst der te behandelen schrijvers, welke vroeger door de Academie werd vastgesteld, na te gaan: aan te vullen wat erin ontbreekt en te schrappen wat er niet in te huis hoort. Dat blijkt reeds een heele arbeid te zullen zijn: men bedenke dat de lijst met bijvoegsel niet minder dan 520 blz. groot is en ± 3500 namen bevat. Eens daarmede klaar gekomen, zal de Commissie te onderzoeken hebben wat er uit de vroeger verschenen afleveringen kan worden overgenomen: dat zal dan als 't ware de kern worden van een eerste deel dat in een afzienbaren tijd zou kunnen ter pers gaan, aangevuld door levensberichten van schrijvers met namen gaande van E tot Z. Inmiddels zou de sub-commissie reeds begonnen zijn met nevens elken schrijversnaam den naam te plaatsen van hen die, zoo binnen als buiten de Academie, het best in staat zouden geacht worden de betreffende biographie te leveren. Zij zou zich dan tot hen wenden met de vraag om medewerking en ook die correspondentie zou niet | |||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||
zonder tijd en moeite gaan. Nog zou haar taak bestaan in het bijeenbrengen eener verzameling bibliographische kaarten, waaruit zou kunnen aangevuld wat aan de opstellers onbekend bleef, of beter nog zij zou die kaarten ter beschikking der medewerkers kunnen stellen wanneer deze hunne taak aanvaarden. Want het is vooral in bibliographisch opzicht dat de vroegere uitgave te kort schoot en het is van belang dat daarin worde voorzien. Zoo stel ik mij voor, MM., dat de voorbereiding onzer nieuwe uitgave zou kunnen zijn; ik houd mij ervan overtuigd dat zij leiden zou tot goede en spoedig verkregen resultaten.
De heer Dela Montagne stelt voor de uitgave te hernemen op de grondslagen in zijne vorige nota uiteengezetGa naar voetnoot(1). De Vergadering is het daarmede eens en na eene langdurige bespreking wordt besloten aan de Academie voor te stellen, de uitgave toe te vertrouwen aan eene sub-commissie bestaande uit de heeren A. de Ceuleneer, Jhr. de Pauw, Muyldermans en Dela Montagne.
- De Academie in pleno vergaderd, keurt dat voorstel goed.
2o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer Gustaaf Segers, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Zijn aanwezig de heeren: Kan. Dr. Jac. Muyldermans, voorzitter; Prof. Dr. Julius Mac Leod, ondervoorzitter; eerw. Jan Bols, Prof. Ad. de Ceuleneer, Prof. Dr. Willem de Vreese, Prof. Mr. Julius Obrie, Kan. Amaat Joos, Prof. Dr. C. Lecoutere, leden, en Gustaaf Segers, lid-secretaris. Het verslag over de Maart-vergadering wordt goedgekeurd. Aan de dagorde staat: a] Een proeve van Encyclopedisch Onderwijs, door den heer L. Michel Thiery aan de Academie ter uitgave aangeboden. - Opnieuw naar de Commissie om advies verzonden. Benoeming van twee verslaggevers. Het werk wordt breedvoerig besproken. | |||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||
De Commissie belast de heeren Bols, Muyldermans en De Ceuleneer met een nieuw onderzoek over het boek van den heer Thiery.
5o) Commissie voor Incunabelstudie. - De heer Edw. Gailliard, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de vergadering den 10 Mei 1913 door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Prof. Dr. W. de Vreese, voorzitter; V. dela Montagne, lid, en Edw. Gailliard, lidsecretaris. De heer K. de Flou heeft laten weten, dat hij verhinderd is de vergadering bij te wonen. De Commissie bepreekt en stelt den inhoud vast van een brief aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten te sturen na verkregen goedkeuring der Academie.
- Van dit ontwerp wordt aan de Academie in pleno vergaderd mededeeling gedaan. De Vergadering keurt goed.
Weledele Heer Minister,
In haar vergadering van 20 Juli 1910 heeft de Koninklijke Vlaamsche Academie, op voorstel van haar medelid Prof. Dr. Willem de Vreese, een commissie ingesteld, met de opdracht: de in onze Belgische openbare en bijzondere boekerijen voorhanden wiegedrukken te inventariseeren, en zoodoende bouwstoffen te helpen verzamelen voor een nieuwen, algemeenen catalogus der wiegedrukken, die thans, op het initiatief van de Duitsche Regeering, door de onderlinge sam enwerking van dergelijke commissies in Duitschland, Oostenrijk, Hongarien, Zweden en Italië wordt voorbereid, een samenwerking waaraan ook Amerika zal deelnemen, en waarbij ook Frankrijk en Engeland zich hebben aangesloten. De behoefte aan dat inventariseeringswerk, als voorbereiding tot een nieuwen algemeenen catalogus der wiegedrukken - tot den nieuwen Hain, zooals de incunabulisten in de wandeling zeggen -; de wenschelijkheid, dat ook België aan dien arbeid zou deelnemen; de wijze waarop het werk in het buitenland geschiedt en dus ook bij ons kan geschieden; dat alles is | |||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||
uitvoerig uiteengezet en betoogd in een voordracht, welke de heer Prof. Dr. Willem de Vreese, bij wijze van toelichting tot zijn voorstel, in de Academie heeft gehouden. Wij zijn zoo vrij, Weledele Heer Minister, een exemplaar dezer voordracht hierbij te voegen. De benoemde Commissie bestaat uit de Heeren Prof. Dr. Willem de Vreese, voorzitter; Edw. Gailliard, secretaris; K. De Flou, V. dela Montagne en R. van den Berghe, leden. Tot groot leedwezen dezer heeren en van de Koninklijke Vlaamsche Academie, heeft deze Commissie nog geen noemenswaardigen arbeid kunnen verrichten, bij gebrek aan de noodige geldmiddelen. Niet dat daartoe zulke groote sommen noodig zijn, integendeel, maar eenig geld is onmisbaar. De kosten zijn van tweeërlei aard. Aan de grootere openbare bibliotheken behoort het inventariseeringswerk liefst gedaan te worden door ambtenaren aan die inrichtingen zelf verbonden; maar dat werk kan alleen gedaan worden buiten de diensturen. Er moet dus middel zijn, om dat ‘overwerk’ behoorlijk te honoreeren. Aan bibliotheken van particulieren, van kloosters, van kleinere steden enz., die zelden of nooit over een bevoegd personeel beschikken, zou het inventariseeringswerk gedaan worden hetzij door leden der Commissie, hetzij door andere bevoegde personen, die door de Commissie daartoe zouden worden aangeworven en uitgezonden. De leden der Commissie maken, natuurlijkerwijze, geen aanspraak op honorarium; er valt hier dus alleen te rekenen met reis- en verblijfkosten; maar de door haar uitgezonden personen zouden bovendien hetzelfde honorarium ontvangen als de ambtenaren, die voor haar zouden werken. Trouwens, het zouden in meer dan een geval diezelfde ambtenaren zijn. De incunabelvoorraad onzer gezamenlijke bibliotheken kan nauwelijks enkele duizend stuks bedragen. De Koninklijke Bibliotheek te Brussel bezit er iets meer dan twee duizend; wat de Universiteitsbibliotheek te Gent bezit, is niet met zekerheid bekend, maar haar tegenwoordige bestuurder schat, dat er nog geen volle duizend zijn. Te Luik, te Leuven en te Brugge zijn er niet meer dan enkele honderd. Met een budget van één | |||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||
duizend frank 's jaars, wat zeer bescheiden is, zou de te verrichten arbeid zeker in enkele jaren te volbrengen zijn. In België is Vlaanderen de bakermat geweest van de boekdrukkunst. Jan van Westfalen, Diederik Martens, Arnold de Keysere, Jan Brito, Colard Mansion zijn namen die in de geschiedenis der boekdrukkunst een goeden klank hebben. De Koninklijke Vlaamsche Academie beschouwt het derhalve als een dure plicht, niets te verzuimen wat strekken kan om licht te verspreiden over de geschiedenis van een bedrijf, waarin de voorouders van het Vlaamsche Volk onvergankelijke verdiensten hebben verworven, en wiens voortbrengselen van zoo groote beteekenis zijn voor alle vakken van wetenschap: de tijd is voorbij, toen men in de wiegedrukken alleen hun zeldzaamheid en hun uiterlijk schoon op prijs stelde; thans worden zij ook om hun inhoud gezocht en bestudeerd. Maar de eer van Vlaanderen is tevens de eer van België. In Duitschland is het inventariseeringswerk afgeloopen: in nog geen zes jaar tijds, heeft de Duitsche Commissie meer dan honderdtwintigduizend (zegge 120.000!) incunabels geinventariseerd. Nu zij daarmee klaar is, maakt zij zich op, om daar, waar de landsman de handen in de mouwen houdt, het werk te gaan voortzetten; haar voorzitter, Dr. K. Haebler, is reeds werkzaam in Spanje. Zullen wij met gekruiste armen afwachten, dat hetzelfde in België geschiede? Het zou belachelijk, het zou onvaderlandsch zijn, wat we zelf kunnen en behooren te doen, door buitenlanders te laten verrichten, wat onvermijdelijk geschieden zal, als wij niet zonder verwijl de hand aan het werk slaan. Als wij niet oppassen, zal België zich zelf een brevet van onbekwaamheid toekennen. Trouwens, er is aan het gewenschte inventariseeringswerk nog een ander, niet gering te schatten voordeel verbonden: daardoor zouden onze openbare bibliotheken ongemerkt in 't bezit komen van een afzonderlijken catalogus hunner incunabels - waaraan alle zulke groote behoefte hebben, en wat geen enkele bezit. Op grond van bovenstaande overwegingen komt de Koninklijke Vlaamsche Academie dus tot U, Weledele Heer Minister, met het eerbiedig verzoek, voorloopig gedurende drie achtereenvolgende jaren een buitengewoon crediet van een duizend frank te harer beschikking te willen stellen, om haar plan ten uitvoer te kunnen brengen. | |||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||
In de hoop en het vertrouwen, dat haar verzoek een gunstig onthaal zal genieten bij een bewindsman, die tevens een beoefenaar der wetenschap is, noemen wij ons, met allen verschuldigden eerbied enz. | |||||||||||||||||||
Dagorde.1o) Wedstrijden voor 1913. - Lezing der verslagen. (Ingevolge art. 31 der Wet van 15 Maart 1887, gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 25 Maart 1891.) - De heeren leden van de verschillende keurraden leggen hunne verslagen ter tafel. De Vergadering beslist, dat deze zullen worden gedrukt en, vóor de Juni-vergadering, aan de heeren werkende Leden medegedeeld.
2o) Plechtige vergadering op Zondag 29 Juni. Vaststelling van het Programma. - Op voorstel van het Bestuur, wordt het Programma als volgt vastgesteld:
3o) Jaarlijksch feestmaal der Academie, op Zondag, 29 Juni. - De Vergadering beslist, dat de inrichting aan den heer Bestendigen Secretaris zal toevertrouwd worden. - In zijne vergadering van 13 Mei, heeft het Bestuur het instellen der heildronken geregeld. De heer Bestuurder geeft dienaangaande eenige inlichtingen aan de Vergadering. (Goedgekeurd.) | |||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||
4o) Geheime vergadering te 3 uur. - Candidaten voor het Lidmaatschap der Academie. Voordracht van een dubbeltal voor de openstaande plaats van Briefwisselend Lid. Verslag namens de Commissie van voordracht. Bespreking der Candidaturen. - De heer Bestuurder meent zich te mogen bepalen bij de verwijzing naar het verslag van 9 April ll. over de vergadering door de Commissie gehouden. (Dit verslag werd overigens, in druk, aan de heeren werkende Leden vertrouwelijk medegedeeld.)
5o) Lezing door den heer Dr. L. Simons. De oorsprong van de Halewijn-liederen. - Schrijver zoekt den oorsprong van Halewijn in een Grieksch verhaal van Hermes Trismegistus uit de 3e eeuw n Ch., waarvan de Latijnsche vertaling hem toevallig onder de oogen kwam. Wij vernemen er, dat een boerin op weg naar stad door een struikroover wordt aangerand; als deze zich van zwaard en opperkleed ontdoet om het geld te tellen, doodt zij hem met zijn eigen wapen. Door de gerechtsdienaars aangehouden als verdacht van moord, brengt zij hen bij het lijk en blaast op den hoorn van den roover. De heele bende schiet toe op den welbekenden klank, wordt gevangen genomen en ter dood veroordeeld. Deze dubbele list van de moedige boerin wekte de bewondering op van het volk, en zoo ontstond het sprookje van Halewijn. Schrijver bewijst dit door de overeenstemming van de voornaamste kenschetsende motieven in Halewijn en in de vertelling van Trismegistus, alsmede door de ontwikkeling van het Halewijn-sprookje, welke die is van alle epische poëzie. De kern van Halewijn is derhalve niet mythisch, maar historisch. Later kwamen er twee nieuwe bestanddeelen bij: het mythische door middel van tooverzang en potje met | |||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||
zalf, en een geschiedkundig element, dat onder het sprookje van Blauwbaard schuilt. (Handgeklap.)
Aaa het debat naar aanleiding van deze lezing wordt deelgenomen door de heeren Dr. Willem de Vreese, Dr. Lecoutere, Kan. Am. Joos en Prof. Mac Leod. Hun vragen en opmerkingen werden door den Spreker beantwoord.
- De heer Bestuurder stelt voor de lezing van Dr. Simons in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. - (Goedgekeurd.)
De vergadering wordt te 4 1/2 uur gesloten. |