Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1912
(1912)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 757]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Conscience-botanistGa naar voetnoot(1).I.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 758]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nierswaren. In den eerste trokken mijne ouders dit papier uit zekere magazijnen; bij den aangroei van den winkel oordeelde mijn vader, dat hij beter zou doen de oude boeken uit de eerste hand aan te koopen en er zelf handel in te drijven. - Zijne beslissing had voor gevolg, dat er van tijd tot tijd geheele wagens boeken vóor onze deur werden gelost. Deze verstootene kinderen der wetenschap en der poëzij, der waarheid en der dwaling, werden op onzen zolder tot eenen warklomp nedergestort.’ In vele dezer boeken stonden prenten, en onder die prenten, die het zwakke en ziekelijke jongetje te zien kreeg, waren er die dieren en planten voorstelden. Al die beeldjes bezag hij lang en met nauwkeurigheid. Intusschen had zijn vader hem de letters geleerd en Hendrik, door buitengewoon geduld, volharding en krachtinspanning, kon eindelijk lezenGa naar voetnoot(1). En het was op dezen eenzamen zolder dat in hem liefde tot de natuur ontstond. Toen Conscience tien jaar oud was, ging zijn vader, alsdan weduwnaar, buiten Antwerpen wonen, niet verre van de oude vestingwerken, in den zoogenaamden Groenen Hoek. ‘Het is daar, zegt hijGa naar voetnoot(2), dat in mij een innig gevoel der natuurschoonheid is gegroeid. Toen ik, bij de aanstaande Lente, voor de eerste maal er ontwaakte, was alles wat mij omringde, geheel nieuw voor mij. Ik voelde de zoele lucht mij in de longen dringen; ik zag de dauwdruppels als peerlen in den kelk der bloemen glinsteren, het zonnelicht tusschen de kruiden spelen, de vogels in het geboomte dartelen, duizende diertjes onder mijne oogen wemelen. Des morgens stond ik gewoonlijk zeer vroeg op en hield dan het oog naar de oosterkim, om de zon uit den gulden gloed des dageraads te zien oprijzen. Na het genot uit dit grootsch verschijnsel, wandelde ik door den tuin en ging, een voor een, al mijne bloemen bezichtigen, om te erkennen hoeveel zij sedert gisteren waren gegroeid. Was er eene die haren kelk voor de naderende zon zou openen, dan bleef ik soms uren lang met het oog op den kelk gevestigd, en ik zag hoe uit den kelk de bladen der kroon te voorschijn kwamen, zich langzaam ontplooiden, en eindelijk met al de pracht der volmaaktheid onder het zonnelicht glansden.’ Daar in dien stillen Groenen Hoek werd Conscience niet alleen een ‘droomer’, een natuurminnaar, een bloemen- en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 759]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
insectenliefhebber, maar ook een ernstig en wetenschappelijk waarnemer. Hij zelf leert het onsGa naar voetnoot(1): ‘Ook het raadselwoord van der planten leven werd het voorwerp mijner nieuwsgierigheid; ik deed de zonderlingste, ja, de belachelijkste proefnemingen, om er iets van te kunnen raden. Niet alleen poogde ik de vreemdsoortigste gewassen op elkander te enten of te plakken, maar ik stak zaden in Aardappelen of Ajuinen, en deed ze zoo ontkiemen; ik goot bier, azijn, olie, melk of suiker aan den wortel van sommige heesters en bloemen....’ Ja, het waren drie schoone jaren van zijn kinderleven, die hij sleet in den Groenen Hoek, waar tusschen hem en de natuurwezens ‘een soort van onuitlegbare samenneiging’ ontstond: planten en dieren schenen voor hem ‘gezellen en vrienden’Ga naar voetnoot(2) te zijn. En het is ook deze eenzame plaats, die bedoeld wordt in de volgende regels uit Eenige Bladzyden uit het Boek der NatuerGa naar voetnoot(3): ‘Over eenige jarenGa naar voetnoot(4) woonde ik nog in de liefelyke velden, waer ik myne kinderdagen heb gesleten. Alhoewel zeer jong, was ik toch niet ongevoelig voor al het schoone dat de natuer my aenbood. Ik beminde de lachende bloemen, het schaduwryk geboomte en de onpeilbare blauwe lucht. Ik was de vriend van den zilveren waterspiegel, het zangerig gevogelte en de dartele vlinders; maer, te midden van dien rykdom geborenGa naar voetnoot(5), had ik ieder jaer hetzelfde genot eruit geput, zonder de redenen myner vreugde of het innerlyk leven der voorwerpen myner liefde te onderzoeken. Ik, de vlinders en de bloemen, wy waren allen kinderen der weelderige natuer; wy leefden zorgeloos te samen van zonnestralen, zuivere lucht en frisschen dauw.’ Het was ook hier dat Conscience ‘op zekeren namiddag, eenen ouden man van hooge en eerbiedwekkende gestalte en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 760]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met lang wit haar, dat als zilver in het zonnelicht glansdeGa naar voetnoot(1)’, ontmoette. Deze grijsaard gaf hem ‘een algemeen wetenschappelijk denkbeeld van alles, zoowel van het plantenrijk en het dierenrijk als van de natuurleer’. De man scheen, althans voor Conscience, alwetend te zijn en zijn geleerdheid verbaasde den jongeling. Hij heette Beek of Van Beek en het weinige dat wij van hem weten, leert ons Conscience zelfGa naar voetnoot(2). Zijn zeer mooi boek Eenige Bladzijden uit het Boek der Natuur is zonder twijfel eene herinnering aan dit tijdstip van zijn leven. Toen de knaap later den Groenen Hoek verliet en te Borgerhout met zijne tweede moeder, zijnen vader en zijnen broeder woonde, ging hij ter school bij meester Vercammen en maakte er kennis met Karel van GeertGa naar voetnoot(3), die later de vermaarde boom- en bloemkweeker werd. ‘Ik besteedde alsdan, zegt hijGa naar voetnoot(4), mijne ledige uren aan het boetseeren uit potaarde van steenrotsen, om vetplanten in te zetten. Eenige dezer nederige voortbrengsels van mijnen kunstzin schonk ik mijnen vriend Karel Van Geert, in verwisseling van afzetsels en scheuten van zeldzame gewassen, vooral Cacteeën, en zoo vormde ik allengs een kruidhofje dat mij veel hoogmoed en genoegen baarde.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 761]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men weet dat Conscience later - in 1839 - ontmoedigd als hij was door het weinig geestdriftig onthaal dat zijne eerste lettergewrochten, zelfs zijn Leeuw van Vlaanderen (1838) bij het groote publiek genotenGa naar voetnoot(1), klerk en bloemkweeker werd bij zijnen vriend Van Geert. Daar heeft hij veel over de planten geleerd. Hij zelf erkent hetGa naar voetnoot(2): ‘In de oogenblikken van rust studeerden wij te zamen de wetenschappelijke kruidkunde of deden proefnemingen op het veld der natuurgeschiedenis. De bibliotheek van mijnen vriend was tamelijk voorzien van goede wetenschappelijke boeken, en ik heb er oneindig vele dingen uit geleerd, die mij later van het grootste nut geworden zijn.’ En misschien ook heeft hij in de bibliotheek van Van Geert de bronnen van zijn omtrent 1850 ontworpen Kruidwoordenboek gevonden? In allen gevalle was hij hier zeer gerust en tevreden: ‘Mijn lot in de bloemkweekerij scheen mij voordeelig en was mij zoet; ik leefde er rustig tusschen menschen, die mij beminden, tusschen bloemen en gewassen, die sedert mijne kindsheid de voorwerpen mijner liefde geweest waren, tusschen boeken en prenten, die mijne zucht tot wetenschap bevrediging schonken. Wat kon ik meer wenschen?Ga naar voetnoot(3)’ Conscience verbleef hier omtrent negen maanden; en toen - we mogen het een zegen voor onze letterkunde en ons Vlaanderen noemen - begon hij opnieuw zijne roerende verhalen te schrijven. In vele zijner werken - buiten het speciale Eenige Bladzyden uit het Boek der Natuer, - spreekt hij van zijne liefde tot de natuur, vooral tot de plant en op menige plaats schemert de botanist door. In zijne allerliefste novelle De Loteling, schrijft hij, den 15 November 1849, aan zijne vrienden dat hij ziek is geweest en drie maanden op de heide heeft doorgebracht, waar hij het ‘leven van kruiden en dieren’ heeft doorgrond en bewonderd. Hij heeft er, al droomende, ‘nederige kranskens’, uit ‘Hei- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 762]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dekruid en Koornbloemen’ gevlochten, en de eerste bloem uit het kransken, die hij zijne Vlaamsche vrienden aanbiedt, is het zieleschokkend verhaal De LotelingGa naar voetnoot(1). En in ValentijnGa naar voetnoot(2) laat hij deze uitroepen: ‘Ach, hadde ik slechts wat bloemen om mijne dwalende zinnen af te keeren! Kon ik door het kweeken van planten uit den grond de vrienden doen opschieten, welke ik onder de menschen niet kan vinden!’ Is het niet de jonge bloemenkweeker bij Van Geert, Conscience zelf, die aldus spreekt door de pen van Schoolmeester ValentijnGa naar voetnoot(3)?
In 1861 laat de plantkundige J.I. De Beucker aan Conscience zijne Antwerpsche Analytische Flora (die hij met H. van Heurck schreef en echter onvolledigGa naar voetnoot(4) bleef) geworden - hetgene bewijst dat Conscience als kruidminnaar bekend stond. In zijnen dankbrief spreekt Conscience niet alleen van ‘taelfeilen’, maar hij waagt het aan De Beucker eenige nuttige wenken betreffende de stof van het werk zelf te geven. Deze onuitgegeven brief schijnt me belangrijk genoeg om hier in zijn geheel te worden opgenomenGa naar voetnoot(5). Kortryk den 12 Mei 1861. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 763]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door de analytische tafel der familien is zeer doelmatig en klaer, en ik ben overtuigd dat uw werk veel zal bydragen om de liefde en de kennis der kruidkunde onder de Vlaemsche lezers te verspreiden. Conscience was - zijne werken bewijzen het ten overvloede - een fijnbesnaard en overgevoelig mensch. En is het niet zeer roerend wat hij deed, toen hij, in 1869, zijnen zoon Hildevert verloor? A.C. vander CruyssenGa naar voetnoot(1) verhaalt het als volgt: ‘Een klein boompje groeide er in een bloempot, ten aandenken van een zijner kinderen; het was ontstaan uit de kern van de laatste vrucht, door het geliefkoosd wezen gebruikt!’ Mevr. Antheunis, geb. Marie ConscienceGa naar voetnoot(2), was zoo goed me hierover wat meer te zeggen. De jonge Hildevert had, kortelings vóor zijnen dood, een Appelsien (Oranjeappel) gegeten. Conscience had met zorg al de kernen er van verzameld en er twee geplant, die kiemden en boompjes werden. De vader ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 764]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zorgde iederen dag deze heestertjes als een beste hovenier; ze stonden in zijne werkkamer. Deze Oranjeboompjes leefden verscheiden jaren en zijn eindelijk van ouderdom gestorven. De overige kernen van Hildevert's laatsten Appelsien werden in een zakje gedaan, waarop de bedroefde vader schreef: ‘Kernen van den laatsten Appelsien door Hildevert geëten.’ Mevrouw Antheunis bewaart die kernen heden nog met zusterlijke piëteit. Conscience trachtte zijne liefde tot de plant zijnen kinderen en kleinkinderen over te brengen. Zoo verklaartGa naar voetnoot(1) zijn kleinzoon die zijnen naam draagt - Hendrik Conscience-Antheunis - en thans te Parijs woont: ‘Son amour des fleurs et des plantes fit de moi, à douze ans, un petit botaniste, entaché même d'un peu de pédantisme, et j'avais plaisir plus tard à la campagne ou dans les bois à reconnaître les amis de mon enfance, à les appeler par leur nom et à évoquer ainsi le souvenir de celui qui me les avait fait connaître et aimer.’ In October 1881 ging Conscience met zijne twee kleinzonen - de jongste telde pas 4 jaar - naar Rochefort en ‘op die reis’ onthulde hij ‘de twee knapen de eerste regelen der kruidkunde. Dit uitstapje hebben zij nimmer vergeten, het was het laatste dat zij met den geliefden grootvader mochten doenGa naar voetnoot(2)’. Zijn oudste zoon HildevertGa naar voetnoot(3) bracht zijnen vader uit Amerika eene heele verzameling gedroogde planten mede, die Conscience met eerbied heeft bewaard. Zelfs Mevr. Antheunis - dat bleek duidelijk uit een paar gesprekken, die ik met haar voerde ter gelegenheid dezer studie - heeft geene geringe praktische kennis van de flora van ons land en van die onzer tuinen.
‘Conscience's liefde tot de plant - verklaarde ons, niet zonder zichtbare ontroering Mevr. Antheunis - was tot het einde van zijn leven overgroot. De bloemen waren kinderen voor hem en hij verzorgde ze met vaderhanden. Zijn eerste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 765]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werk, des morgens, was een bezoek aan zijne bloemen. MeibloempjesGa naar voetnoot(1) waren zijne lievelingen en hij kweekte met voorliefde Rozen; hij bezat meestal de bestaande variëteiten. Ik was liefhebster van Begonia's, en ik weet het nog, dat hij, reeds ziek zijnde, tot onzen hovenier Adriaan zeide: ‘Adriaan, ga eens het bakje halen!’ Het was een geschenk voor mij - een houten bakje bedekt met een glasruit, waarin mijn dierbare vader met eigen handen jonge Begonia's voor mij had gekweekt. Naast zijne werkkamer had hij eene soort van plantenhuis, waar op een trapstellaadje de zonderlingste bloemen werden gekweekt. De Kempische Heidebloem beminde hij zoo zeer als het Meibloempje; meer dan eens bracht hij struiken uit de Kempen mede en plantte ze in zijnen tuinGa naar voetnoot(2) van het Wiertzmuseum: maar het gelukte hem niet, niettegenstaande al de genomen maatregelen, ze lang te behouden. Mijn vader gebruikte en verkoos bijzonder troetelnamen voor de bloemen. Zoo herinner ik mij dat hij de gekweekte Convolvutus-soorten Bonjour-madammekes, de StellariaGa naar voetnoot(3) Lieve-Vrouwenoogskes, de VeronicaGa naar voetnoot(4) Pecrloogskes, de Stokroos St. JansbroodjesGa naar voetnoot(5), de BalsamieneGa naar voetnoot(6) met luid openspringende zaadhuisjes Blaasbalgskes, de geneeskrachtige AlthaeaGa naar voetnoot(7) Gasthuisnon en de weldoende Vlier Apotheker noemdeGa naar voetnoot(8). Toen hij krank werd en, in 1881, naar Halle ging wonen, zes weken, bij Lamme GeertsGa naar voetnoot(9), was zijn grootste genoegen er onder de Lindeboomen, de bloemen te bestudeeren. Hij is gansch zijn leven een eerste bloemenkweeker | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 766]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geweest; hij bleef niet alleen een vriend van Van Geert, maar ook de bekende Orchideeënliefhebber, zijn gebuur van het Leopoldspark, M. Linden, schatte hem hoogGa naar voetnoot(1). En toen mijn vader reeds zeer ziek was en zelf zijne lievelingen niet meer kon verzorgen, kwam ik op eenen dag in de plaats, waar hij zat; ik was opgekleed om uit te gaan: ‘Doe uwe kleeren uit, Marie,’ zei hij zacht gebiedend. ‘Waarom, vader?’ ‘Mijne bloemen hebben dorst, mijne bloemen sterven; gij moet ze laten drinken!’
In haar boek over haren vaderGa naar voetnoot(2), vertelt zij dat Adriaan, de trouwe knecht, zijnen zieken meester elken dag onder eene lijnwaden tent in den hof droeg: ‘Daar, te midden van zijne geliefde bloemen, wier geur hem verkwikte, lag hij uren lang op een rustbed uitgestrekt, onder de zoele lucht te sluimeren’.
En hoe roerend zijn niet de laatste stonden van dezen grooten bloemenvriend? Laat ik het hart zijner dochter sprekenGa naar voetnoot(3): ‘Adriaan, onze oude hovenier, zat in een hoek der kamer, met het hoofd in de handen. - Open het venster, Adriaan, murmelde de zieke met verzwakte stem; ik wil de zon nog zien; zon en bloemen, welke schatten! zuchtte hij. De knecht liep naar beneden, en bracht uit den hof al de bloemen, die hij metterhaast had kunnen verzamelen. Men strooide ze op de sponde; hun zoete geuren schenen den zieke te verkwikken; een warme zonnestraal viel door het open venster op het ziekbed, en de vogelen zongen in de wilde Wijngaardranken!’ Zoo stierf de Wijze Man met die zoo diep beminde wezens - zijne bloemen! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 767]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 768]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tionGa naar voetnoot(1) de Votre sensibilité, interpretees par un Prince de l'EgliseGa naar voetnoot(2) digne de Vous comprendre. On est sur de plaire dans une soirée dont Vous faites les fraixGa naar voetnoot(3), Monsieur! J'ai appris avec une vive satisfaction que S.M. le Roi Leopold, appreciateur eclairé du vrai mérite Vous ait donné une marque de Sa haute confianceGa naar voetnoot(4), en Vous rapprochant de ce qu'Il a de plus cher. Agreez, je Vous prie, Monsieur, l'hommage des sentimens affectueux du Voyageur préadamite de l'Orenoque et des Steppes d'Asie. Dit werk verscheen in 1846Ga naar voetnoot(5): Conscience was toen 34 jaar oud! Het is opgedragen aan Mevr. de Barones Wappers. In zijn ‘Voorwoord’ maakt de begeesterde schrijver zijn doel bekend: 1o Hij zegt dat het hooge tijd is ‘dat wy den nauwen kring, waerbinnen onze LetterkundeGa naar voetnoot(6) zich beweegt, uitzetten en verbreeden, en allengskens eenige stappen op den grond der nuttige kennissen wagen. Zoo zal het Nederduitsch volk in onze schriften niet slechts het aengename der dichterlyke inbeelding, maer tevens het nuttige der stellige wetenschappen aentreffen’Ga naar voetnoot(7). 2o Daarom besluit hij ‘tot het opstellen van een Algemeen Schouwtooneel der Natuer, gelyk alle beschaefde natiën er ten minste een bezitten’Ga naar voetnoot(8). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 769]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3o Doch zijn bijzonderste doel blijkt te zijn ‘een slagend bewys van de voortreffelykheid en den rykdom onzer moedertael te geven, dewyl ik ze nu gebruiken ging tot de schilderachtige verhandeling van meest alle wetenschappen, van meest alle bestaende dingen; en daerby gelegenheid had om echt Nederduitsche benamingen te bezigen, in de plaets der onverstaenbare fransche bastaerdwoorden, welke onze verkeerde opvoeding ons als de eenige bestaenden doet aenzien’Ga naar voetnoot(1). Hij voegt er nog bij: ‘zelfs moet ik bekennen dat dit misschien wel myn byzonder en hoofdzakelijk doel was.’ Een weinig verderGa naar voetnoot(2) drukt hij hier nogmaals op, en wat hij zegt zijn gouden woorden: ‘Men vergelyke in dit tafereel de Latynsche en Grieksche benamingen, welke de Franschen, na ze verminkt te hebben, in hunne spraek gebruiken, zonder dat zy iets verstaenbaers tot hunnen geest zeggen, - men vergelyke die, zeg ik, met de klare en door iedereen verstaenbare Nederduitsche benamingen, en men beslisse, of wy niet in alle wetenschappen meer vorderingen zouden doen, indien wy onze eigene tael tot het aenleeren derzelve bezigden. Immers, elk woord in de Nederduitsche tael is de uitlegging zelve van het voorwerp dat men noemt! Men hoeft by haer zyne gansche jeugd niet aen het van buiten leeren van woordenboeken te verslyten, zoo als het by de opvoeding door het Fransch onvermydelyk moet geschieden. En men zou door haer, by het einde van zynen leertyd, niet opgepropt zyn met eenen ydelen en lastigen voorraed van benamingen, die ons de woorden voor de zaken doen aenzien, en de schuld zyn dat de wetenschappelyke opvoeding in ons vaderland zoo hol, zoo oppervlakkig en zoo onvruchtbaer blyft.’ 4o Eindelijk verklaart hijGa naar voetnoot(3) dat zijn boek voor België is geschreven, want ‘andere landen, en vooral het diep geleerd en dichterlyk Duitschland, bezitten vele en oneindig schoonere werken van dien aerd.’ Men zou zich kunnen afvragen of de wetenschappelijk aangelegde doch niet wetenschappelijk opgeleide Conscience wel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 770]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de man was om zulk wetenschappelijk populair werk aan te vatten. Hij zelf overschat zijne bevoegdheid niet en zegtGa naar voetnoot(1) zeer bescheiden: ‘Van myne kinderjaren af leefde ik immer in de velden, te midden eener schoone en blyde natuer. Ook van dan af werd de beschouwing van het geschapene myne geliefkoosde uitspanning, en heden nog wyde ik haer al myne ledige stonden toe. Ofschoon ik, by myne navorschingen en het doorlezen van allerlei boeken over deze stoffe, slechts myn eigen vermaek voor doel had, bleef my echter daeruit eene genoegzame oppervlakkige kennis van alles, om te durven hopenGa naar voetnoot(2) dat ik, met behulp van de beste schriftenGa naar voetnoot(3) der hedendaegsche geleerden, niet gansch onbekwaem zou zyn tot het dichterlyk beschryven der Schepping.’ Doch hij bevroedde de moeilijkheid der onderneming en voorzag zeer duidelijk, dat ze hem oneindig ‘meer arbeid en inspanning des geestes kosten zou, dan een verhael van tweemael zoo grooten omvang’Ga naar voetnoot(4). Zijn inzicht was zijn werk Wonderspiegel der Natuer te heeten; ‘maer, vermits ik het niet gansch afmaken durf, zegt hijGa naar voetnoot(5), vooraleer op de uitgave van een eerste gedeelte beproefd te hebben of ik niet te veel van myne krachten vermoede, en of wel inderdaed de tyd tot zulke schriften gekomen is, zoo geef ik hier dit gedeelte als een afzonderlyk voortbrengsel, onder den nederigen titel Eenige bladzyden uit het Boek der Natuer. De | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 771]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oneindigheid der stof zelve laet my toe dus te handelen; want, hoe zeer men de boekdeelen van dergelyk omvattend werk ook vermenigvuldige, het kan toch nooit de grenspalen der Schepping bereiken, en blyft diensvolgens, in eenen nauwen zin, toch immer onvolledig’. In hetzelfde ‘Voorwoord’ deelt hij op bondige wijze den inhoud van zijn werk medeGa naar voetnoot(1): ‘Het tegenwoordig boek bevat eene algemeene beschouwing over de oneindigheid van Gods werk, eene verklaring der luchtverschynselen, eene verhandeling over het innerlyk leven van dieren en planten, en een algemeen overzigt van alles wat de Kerfdieren of insekten wonderbaers aenbieden. Achter in het boek bevindt zich een algemeen tafereel der dry natuerryken, daer geplaetst als een sleutel van hetgene reeds daerover is gezegd en in de overigeGa naar voetnoot(2) boekdeelen nog volgen moet; - tevens om een algemeen gedacht der natuer zelve te geven, en onze moedertael in haren ganschen rykdom te doen uitschitteren.’ Ook zijne manier van werken licht hij als volgt toeGa naar voetnoot(3): ‘Nog een woord over den vorm van myn werk. Ik heb gedacht dat ik my als hoofddoel moest voorstellen de koude wetenschap onder streelend loover te verbergen, en den geest des lezers immer gespannen te houden door het onverwachte. Daerom deed ik de beschouwingen als by geval ontstaen, en verliet een onderwerp dikwyls om er nogmaels op terug te keeren, het alles vermengende met tusschenpoozen en afwykende redekavelingen. Zoo is myn voornemen, in de volgende boekdeelen de beschouwingen volledig te maken, welke hier slechts op een enkel punt eener gansche reeks van zaken en verschynselen gevestigd zyn geweest, en nog dikwyls weder te keeren tot een zelfde voorwerp, om het langs alle zyden in oogenschouw te nemen.’
*** | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 772]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het hier volgende onderzoek over Eenige bladzyden uit het Boek der Natuer moet ik niet den schrijver bladzijde na bladzijde nastappen. Mijne studie is gewijd aan Conscience-Botanist. Ik zal me dus bepalen met aan te wijzen, beknopt, wat over Botanie in dit boek voorkomt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste hoofdstuk.1. Conscience spreektGa naar voetnoot(1) van eene jonge Bie, die ‘al hare oude vriendinnen, tot de bekoorlyke Rooze zelve’ versmaadde, ‘om eene vreemde minnares te liefkozen’, nl. eene Fuchsia, ‘die met hare honderd rood-blauwe klokskens de bie tot zich riep, en den honig, als een verleidend lokaes, by druppelen liet uitstorten’. En in eene nota gewaagt hij vooral van F. fulgens.
2. Syringa vulgaris heetGa naar voetnoot(2) hij in 't Vlaamsch ‘onze gewoone Kruidnagelbloemen’.
3. Verder wordt eene lijdende MadelieveGa naar voetnoot(3) (Bellis perennis) sprekend ten tooneele gebracht: de oorzaak harer ziekte is eene aanhoudende droogte. Hij hoort de stem der klagende bloem die de ‘wreede zonne’ - die zij evenwel genoeg heeft bemind, bij wier komst zij met liefde haren kelkGa naar voetnoot(4) opende, wier statige gang ‘door de hemelbaen’ zij met oplettendheid volgde, ten einde hare stralen in haar binnenste te vergaderen - vraagt waarom zij zoo onmeedoogend het zengend vuur op haar stort? Maar de zonne zengt voort en zuigt het sap uit de wortelen der Madelieve, die het hoofd buigt en sterft. En eene nota luidt: ‘De Madelieve sluit hare bloemen des nachts toe, alsook by dage, wanneer de zon zich achter duistere wolken verschuilt. Is zy ontloken, zoo is hare kleurGa naar voetnoot(5) zuiver wit: gesloten, schynt zy schoon rood, omdat de onderzyden harer bloembladen meest altyd die verw hebben.’
4. En niet alleen de Madelieve spreekt, al de bloemen hebben eene taal, en hij die de bloemen kent en vermoedtGa naar voetnoot(6) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 773]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘hoe zy leven, waerdoor zy leven, en waerom zy leven’, verstaat deze ‘spraek der bloemen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede hoofdstuk.Dit tweede hoofdstuk is bijna uitsluitend aan de plant gewijd. 1. De stervende Madelieve van Hoofdstuk I is nu doodGa naar voetnoot(1), ‘eene afgestorvene maegd, wier kleuren en wier leven onder den vinger der wreede dood verdwenen zyn’. De verdroogde bloem legt den leergierigen jongeling haren levensloop uit: eerst nietig zaadje; dan kiemende plant, die hare ‘nederige zaedlippekens boven den grond’ verheft; bruid der zonne; daarna ontluikende bloemen met ‘zaedryken schoot’; eindelijk bladeren met ‘het bevalend geel des ouderdoms’; ten slotte de dood.
2. Om te bewijzen dat het ‘voorname doel der planten’ de voortzetting van hun geslacht is, voert Conscience het voorbeeld van de HeulbloemGa naar voetnoot(2), ‘anders Slaeproos geheeten’, en van de Reseda aan. De eerste plant ‘bloeit in het midden van den zomer en sterft zoohaest zynGa naar voetnoot(3) zaed ryp is. Indien men hem zynen natuerlyken gang laet gaen, geeft hy een klein getal bloemen, vyf of zes. Maer het is mogelyk zyn leven zeer te verlengen en hem tot het voortbrengen van een groot getal bloemknoppen te dwingen. Daertoe moet men alleenlyk al zyne bloemen afnypen vóór hunne ontluiking. De plant, die geweld doet om zaed voort te brengen, zal overal op zynen stam nieuwe bloemtakken uitschieten en blyven leven tot tegen den winter, indien men hem steeds van zyne knoppen berooft. Laet men echter de zaedhuisjes tot rypheid komen, zoo sterft de plant onmiddelyk, - en zyne bestemming is volbragt’. Daarna verklaart hij hoe de hoveniers - waren dit geen twee proefnemingen die Conscience-hovenier zelf bij Van Geert deed? - Resedaboomkens bekomen: men heeft enkel gestadig de bloemen af te plukken en de plant des winters in het planthuis te brengen. ‘De Reseda, zynGa naar voetnoot(4) zaed niet hebbende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 774]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen geven, blyft levend tot den volgenden zomer om dit doel te kunnen bereiken’.
3. CotyledoGa naar voetnoot(1) vertaalt hij door Zaedlip, Lob, Kwab; doch hij verkiest den tweeden naam, want hij spreekt van Lobbeloozen (Acotyledones) nl. de Tangen (Algae), de Paddestoelen, de Zwammen, de Truffels (Fungi), de Mossen (Musci), de ‘Vaernen’ (Filices), - van Eenlobbige(n) (Monocotyledones), als de Mansooren (Aroideae), de wilde Galigaans (Cyperaceae), de Grassen (Graminae), de Water-WegbreeslachtigenGa naar voetnoot(2) (Alismaceae), de Hondsdoodslachtigen (Colchicaceae), de Indiaansche Palmboomen (Palmae), de Aspergiën (Asparaginae), de Lelieslachtigen (Liliaceae), de Plompen (Nympheaceae); - van de Tweelobbige(n) (Dicotyledones).
4. De Potentilla, ‘zuster’ van de Madelieve, heet hij in 't Vlaamsch VijfvingerkruidGa naar voetnoot(3).
5. Niet zonder ontroering spreektGa naar voetnoot(4) onze jonge botanist van eenen Wilg, door zijnen ‘vader zaliger als sieraed in eenen hoek van den hof geplant’, dien hij uit hoofde dezer dierbare gedachtenis niet uitgeworpen had; en waarvan het ‘fyn gevoel’ hem verbaasde: deze Wilg was op zandigen, drogen grond geplaatst en had niettemin een ongemeene groeikracht; de boom verklaart dit zelf: ‘En, omdat gy in ons, gangloozeGa naar voetnoot(5) boomen als wy zyn, geenen wil noch doelmatige beweging bespeurt, geloof daerom niet dat wy niet zoeken wat tot ons leven dient, en niet vlugten wat ons hindert’. De Wilg werd, ‘onder den grond, eenen reuk gewaer’, ‘als van eenen gistenden waterpoel’, en hij zond, al onder eenen muur, eenen wortel naar den poel, legde er ‘een net van zuigers’ die hem een overvloedig voedsel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 775]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aanbrachten. En hier verklaart de schrijverGa naar voetnoot(1) zelf: ‘De daedzaken waervan hier wordt gewag gemaekt, hebben wy zelven gezien en door vele proefnemingen bevestigd. De planten zoeken met hunne wortelen naer den grond die hun de beste is; wanneer zy eenen klomp leemaerde ontmoeten, of een ander gedeelte dat hun schadelyk of nutteloos is, draeijen zy hunne wortelen naer eene andere zyde af.’ En verder: ‘Wij hebben de wortels der boomen op verren afstand tot het water zien gaen; en, daer wy weten dat de boom de vochtigheid noodig heeft, en het water in het minste de tegenwoordigheid der wortelen niet behoeft, zoo besluiten wy met regt daer uit dat de beweging der wortelen van den boom en niet van het water uitgaet’.
6. De ‘Steenviolier (Cheiranthus cheiri) en het Navelkruid (Cymbalaria vulgaris)’ wier zaad tusschen steenen van torens en vestingmuren ‘zich weet te plaetsen en er weelderig groeit’, bewijzen ‘dat elke soort van zaed eene gunstige plaets weet te vinden’Ga naar voetnoot(2).
7. Terloops wordt een schaduwrijke ‘Plaen’, ‘Plaenboom’ vermeldGa naar voetnoot(3) - een Platanus, zooals blijkt uit zijn OverzigtGa naar voetnoot(4).
8. VervolgensGa naar voetnoot(5) wordt gesproken van de verdeeling der ‘Natuer in dry ryken’. Conscience wijst op de moeilijkheidGa naar voetnoot(6): ‘Deze verdeelingen zyn echter onvolmaekt, gelyk het werk der menschen immer blyven zal’. ‘De Natuer spot met onze verdeelingen en met onze zwakke geestvermogens; zy, die een onverdeelbaer geheel uitmaekt, laet zich dus niet ontleden, en verbergt ons hare rustpunten in eene diepe schemering.’ Tegelijkertijd echter ontstaat de vraag: welk is het onderscheid tusschen Dier, Plant en Delfstof? En de slotsomGa naar voetnoot(7) van het onderzoek is: ‘Op de uiteinden der ryken worden de hoeda- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 776]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nigheden zoo raedselachtig en de onderscheiding zoo moeijelyk, dat men gedwongen is te bekennen en te herhalen dat het den mensch onmogelyk is strenge en uitsluitende liniën tusschen de natuerwezens te trekken.’ Behalve ander lagere wezens wordt het ‘haerachtig Wier (conferva jugalis)’ aangevoerd: ‘dit Wier dan heeft ook doelmatige bewegingen, welke men eerder van een Dier dan van eenen Plant verwachten zouGa naar voetnoot(1)’.
9. De volgende bladzijdenGa naar voetnoot(2) gewagen van de voortteling der hoogere planten, die ‘hunne mannekens en hunne wyfkens’Ga naar voetnoot(3) hebben. Tot voorbeeld van tweeslachtige bloem neemt hij de witte Lelie - met ‘Stempel’, het ‘wyfje der Lelie’, en met ‘Helmstylen’, de ‘mannekens’; - van eenhuizige planten, de ‘Spaensche Tarwe’ ‘Zea maïs’, met de bovenste pluim, ‘de man’, en de onderste ‘hoopjes vezelige haren’, de ‘wyfkens’; en de ‘Haselnoot’ met ‘katten’, de ‘mannekens’, en de ‘wyfkens’, ‘onder den vorm van een bloedrood klauwken’; - van tweehuizige planten, de Jeneverboom ‘Juniperus communis’, die mannelijke boomen heeft ‘die nooit zwarte beziën dragen’, en ‘wyfkens’ die ‘altyd met vruchten, het zy groen of zwart, beladen staen’, en de Wolroos ‘Lychnis dioica’, die men in ‘Vlaenderen Christus oogGa naar voetnoot(4)’ noemt.
10. En in eene nota zegt Conscience dat de hoveniers wel weten dat de planten elkander bevruchten.’ Ik heb zelf daervan een aerdig voorbeeld gezienGa naar voetnoot(5). Eens hoorde ik eenen landbouwer zynen gebuer met een regtsgeding of proces bedreigen, om hem tot schadevergoeding te dwingen. Toen ik, weinig tyds daerna, aen den landbouwer de reden zyner gramschap vroeg, gaf deze my voor antwoord: Ja, die schelm weet zyne zaeddragende witte Koolen altyd zoo te planten dat hun stof op myne | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 777]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bloeijende roode Koolen wordt overgebragt, en zoo win ik altyd jonge planten die berekeldGa naar voetnoot(1) zyn en noch aen witte noch aen roode Koolen gelyken. De menschen willen myne bastaerdplanten niet koopen, en hy doet my elk jaer wel honderd guldens schade. Ik vroeg hem dan welk middel zyn gebuer gebruikte om hem die schade toe te brengen; waerop hy my verklaerde dat dit een geheim was; dat men lange jaren moest naspeuren welke winden er gewoonlyk in den bloeityd der Koolen waeijen, om ze in de rigting te planten, dat men ze moest opjagen, indien zy in groei achteruit waren, en dat zyn gebuer biekorven had, welke hy open of gesloten hield om de bevruchting te helpen of te verhinderen. - Of de gissingen des hoveniers gegrond waren, weet ik niet; dan, uit zyne gezegden volgt toch dat hy de bloemparing en de bevruchting door het teelstof kende.’ Conscience haalt hier ook het bekende geval van den vrouwelijken ‘Pistassenboom’ uit den kruidtuin te Parijs aan, die jaarlijks bloemen doch nooit vruchten gaf, evenwel een jaar toch zijne ‘bloemen gespeend had’: Bernard de Jussieu vond, na lang zoeken, aan het ander einde van de stad een mannelijken ‘Pistassenboom’, die inderdaad ditzelfde jaar voor de eerste maal bloemen had gedragen.
11. Verder werd gewezen op de bekende bewegingen der meeldraden in de bloemen van den ‘Zuerdoorn of Berberis’ en van de ‘Wynruit (Ruta graveolens)’.
12. Wat de schrijver over een roode dubbele Wolroos ‘Lychnis dioica rosea plena’ op zeer eigenaardige wijze zegt, laat ons goed den trant van het heele werk kennen: ‘Hier, vóór ons staet eene roode Wolroos, zoo dubbel dat hare knoppen onregelmatig openbarsten. Zoudt gy in deze zware en sterkgekleurde bloem eene dochter erkennen van het eenvoudig en zuiver wit Wolroosken, dat nevens den weg naer myne wooning staet? Neen, niet waer? En toch, haer overgrootvader bloeide op die plaets; maer zy is een bastaerd, een kind des overspels! Hare moeder besmette haer huwelyksbed en ontving het bevruchtend stof van eenen vreemden minnaer, die ook in hoogrood gewaed was uitgedost en aen zyn kind deze kleur heeft overgezet. De ongelukkige Wolrooze is twee mael monster, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 778]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- in vorm en in kleur. Voor haer geen liefdetyd, geene kinderen: zy is noch vrouw noch man en dus tot vermenigvuldiging onbekwaem. Verloren wezen in de schepping, zal zy, als eene natuerdwaling, eens in het Niet verdwynen, alsof zy nooit hadde bestaenGa naar voetnoot(1).’ Ook de dubbele Roos, ‘de koningin der Roozen’ is een monsterGa naar voetnoot(2). En nu spreekt de schrijver over de kunstmatige kruising; en hier hebben wij weer een nieuwe proefneming, die in de bloemkweekerij van Van Geert geschiedde: ‘Zoo zag ik eens den geleerden en behendigen bloemkweeker Karel Van Geert, te Antwerpen, uit nieuwsgierigheid de bloemknoppen van twee verschillende Potentillae (Vyfvingerkruid) boven elkander binden: de eene was hoogrood en de andere geel. Het zaed dat er van voortkwam, werd het jaer daerna gezaeid, en wy wachtten met zeker ongeduld om te zien wat de uitslag hiervan zou zyn. Toen de bloemen ontloken, bevonden wy dat rood en geel zich inderdaed in hen hadden vermengd: hun hart was rood en hunne boorden geel. Deze plant draegt in den handel den naem Potentilla van Geertii. De heer van Geert zegde my later dat hy vruchteloos het zaed dezer bloemen had gezaeid, en het diensvolgens als dit van een echten muil, met onvruchtbaerheid was geslagen.’
14. Doch alle planten, die ‘van hunne natuerlyke vormen afgeweken zyn’, willen er naartoe terugkeeren. Men noemt dit, zegt hij, ‘verloopen’Ga naar voetnoot(3); de Dahlia's verloopen zeer sterk: ‘men heeft er bloemen onder die over dry jaren al de eerste pryzen in Londen wegdroegen, en die nu reeds zoo enkel geworden zyn dat men hunne wortelen op den mesthoop werptGa naar voetnoot(4).’
15. De volgende bladzijden spreken over voeding en ademing, over heliotropismusGa naar voetnoot(5) en andere bewegingen der planten. Worden hier aangehaald: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 779]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Aardappel, die, in den kelder, gedurende den lentetijd schiet en zijnen ‘witten broozen stam’Ga naar voetnoot(1) naar het lichtgat stuurt; De ‘Waterlelie (Nymphea)’, waarvan de ‘Nederduitsche’ naam ‘Plompen, ook Waterkruiken’ is, die ‘hare bloemen des avonds sluit en onder het water verbergt tot het ryzen der zonne’Ga naar voetnoot(2); De ‘Zonnebloem (Helianthus Annuus)’ die met de zon dagelijks van het Oosten naar het Westen draaitGa naar voetnoot(3); De ‘Daglelie (Hemerocallis flava)’ die hare kelken sluit op het oogenblik dat de ‘Nachtschoone (Mirabilis Jalappa et Longiflora)’ de hare opent; Het ‘FlesschenkruidGa naar voetnoot(4) (Nepenthes distillatoria)’: ‘des nachts sluit de plant zyne kruiken toe en vult ze met een zuiver en drinkbaer water’, en het licht ‘het deksel van zyne drinkvaten op, zoohaest de ryzende zonne de gedierten doet ontwaken’; De sidderende ‘HanenkopGa naar voetnoot(5) (Hedysarum gyrans)’ met de bewegende bladen; De ‘VliegenvangsterGa naar voetnoot(6) (Dionaea muscipula)’ met den moorddadigen strik, door de Duitschers ‘Venusvliegenval’ genoemd; Het ‘Kruidje-roer-my-nietGa naar voetnoot(7) (Mimosa pudica)’, bij de Duitschers, ‘beschaemde zinplant’, ‘die inderdaed met eene soort van dierlyk gevoel schynt te leven’; De NechelbloemGa naar voetnoot(8) (Dianthus Caryophyllus)’ ‘in Braband Ginoffel, in Holland Angelier genaemd’, die sterven moet, omdat zij haar vaderland Italië heeft verlaten en dat in den hof het gulzig Hondsgras ‘Triticum repens’ en andere onkruiden - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 780]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door de Natuur zelf geplant en hare echte kinderen - om haren wortel woelen en haar voedsel, licht en lucht ontrooven; Ten laatste een jonge Mispelboom, die op eenen Doornboom geënt is en treurt en sterven zal, omdat de hovenier geene zorg heeft gedragen ‘om den Doornboom van zyne waterscheuten of gulzige kinderen te berooven’Ga naar voetnoot(1). 16. Ter gelegenheid van het ontluiken van Daglelie, in den dag, van Nachtschoone, in den nachtGa naar voetnoot(2), geeft de schrijver ons den bekenden Linneaanschen Uerwyzer van Flora, waaruit ik hier de Vlaamsche plantnamen aangeef: Beemd-Boksbaerd (Tragopogon pratense), - Knobbelige Pissebloem (Leontodon tuberosum), - Havikskruidvormige OssentongGa naar voetnoot(3) (Picris hieracioides), - Wilde Suikerei (Cichoreum intybus), - Dak-krepsGa naar voetnoot(4) (Crepis tectorum), - Moes-Melkwei (Ganzendistel) (Sonchus oleraceus), - Naektstengelige Heul (Papaver nudicaule), - Vale Daglelie (Hemerocallis fulva), - Gemeene Pissebloem (Leontodon taraxacum), - Berg-kreps (Crepis alpina), - Eetbaer SmartkruidGa naar voetnoot(5) (Rhagadiolus edulis), - Gevlekte KatersoorGa naar voetnoot(6) (Hypochaeris maculata), - Schermvormig Havikskruid (Hieracium umbellatum), - Muer-Havikskruid (Hieracium murorum), - Muisoorvormig Havikskruid (Hieracium pilosella), - Roode Kreps (Crepis rubra), - Akker-Melkwei (GanzendistelGa naar voetnoot(7) (Sonchus arvensis), - Gebalgd Steenkruid (Allysum utriculatum), - Laplandsche Melkwei (Ganzendistel) (Sonchus laponicus), - Hof-Latouw (Lactuca sativa), - Regen-Goudbloem (Calendula pluvialis), - Witte Plompen (Nymphea alba), - Getakte HaegbloemGa naar voetnoot(8) (Anthericum ramosum), - Gebaerde Middagbloem (Mesembryanthemum barbatum), - Tongvormige Middagbloem (M. linguiforme), - Oorachtig Havikskruid (Hieracium auricula), - Akker-Guichelheil(muer) (Anagallis arvensis), - Doorbloemende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 781]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NechetGa naar voetnoot(1) (Dianthus prolifer), - Kondrilvormig Havikskruid (Hieracium chondrilloides), - Akker-Goudbloem (Calendula arvensis), - ZandlieveGa naar voetnoot(2) (Arenaria), - Kristallyne Middagbloem (Yskruid) (Mesembryanthemum cristallinum), - Knoopachtige Middagbloem (M. nodiflorum), - Hof-Nachtschoone (Nyctago hortensis), - Droeve Kranenbek (Geranium triste), - Nachtelyke Silene (Silene noctiflora), - Grootbloemige Fakkeldistel (Cactus grandiflorus). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde hoofdstuk.Hier ook treft men een aantal plantenphysiologische beschouwingen aan, die met de toen heerschende begrippen overeenkomen en altijd zeer levendig en aantrekkelijk zijn voorgedragen.
1. Zoo vindt men hier de eigenaardige geschiedenis van den lagen AppelaarGa naar voetnoot(3): een jonge geit had al zijne scheuten en ‘bladen’ afgevreten en daardoor was de boom ziek geworden; doch de jonge geit was toevallig gestorven en de hovenier begroef ze in de nabijheid van den boom, zijne handelwijze verklarende: ‘de geit heeft den boom opgeëten; ieder zyne beurt, nu mag de boom ook wel met het lichaem der geit zich voeden.’ Doch de ‘bondige uitlegging’ was niet al te bevredigend en daarom tracht de schrijver te laten verstaan hoe de plant zich eigenlijk met de doode geit voedt en het luidt: ‘Al de hoofdstoffen waeruit haer lichaem gevormd was, zullen eerst hunne vryheid weder bekomen en deel maken van de lucht of van den algemeenen natuerschoot der aerde.’
2. In een vochtige en belommerde plaats van den hof groeiden in menigte - de vergiftige Wolfsmelk (Tithymallus), de wrange Zuerklaver (Oxalis), de verzachtende Maluwe (Malva) en het bytende Lepelblad (Cochlearia). En nu wil Conscience den lezer uitleggen hoe het komt dat die kruiden in denzelfden grond kunnen groeien en toch ‘tegenovergestelde krachten’Ga naar voetnoot(4) bezitten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 782]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Ook de volgende vragen worden onderzochtGa naar voetnoot(1). Van waar komt de stof die den stam van eenen Dennenboom vormt? Hoe bevordert mest ‘den aengroei der planten’? Waarom kan men niet altijd dezelfde vruchten op hetzelfde veld winnen en mag men sommige geene twee volgende jaren op denzelfden akker zaaien? Waarom ‘gelukken’ alle gewassen niet evengoed op denzelfden akker? Waarom is de eene soort van mest, beter dan de andere, voor sommige gronden geschikt? Hij antwoordt naar het bekende werk van J. LiebigGa naar voetnoot(2) (waarnaar hij overigens verwijst). En nu komen weer eenige speciale planten voor, die ik hier opsomGa naar voetnoot(3): Tarwe, Rogge, Haver, Gerst, meestal de Granen en de Grassen, en het Heidekruid moeten kiezel hebben; - Boonen, Erwten, meestal de Peulvruchten, Klaver, Tabak en VlechtGa naar voetnoot(4) eischen kalk; - Alsem, Melde, Roode Beet, Rapen en Spaansche Tarwe vragen kali; - zoutplanten willen zout, Steekappel (Datura) en Bernagie (Borago) salpeter; - de Eik groeit nooit ‘op eene hoogere plaets dan omtrent dry duizend ellen boven de oppervlakte der zee’Ga naar voetnoot(5), de Dennenboom groeit veel hooger; - eene ‘Hairvlecht (Usnea)’ werd door Humboldt ‘in eene digtgeslotene rotsspelonk.... op de sneeuwwitte leksteenen’ gevonden; - het kransende Geitenblad (Lonicera Caprifolium) en het rankende BrandkruidGa naar voetnoot(6) (Clematis vitalba) worden enkel hier terloops vermeld, omdat zij voor onze beide natuurmmnaars een lief lommerhuisje vormden. Het hoofdstuk eindigt met een en ander over langlevende boomen en plantenreuzen: over den Baobab (Adansonia digitata), den ‘reus der boomen’; over Rafflesia Arnoldi, ‘de reuzin der bloemen’; - over mikroskopische wezens; - over eenige Schuimplanten: Schimmel, ‘Maerntak’ of Mistel, Bremraap, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 783]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Klaver doodGa naar voetnoot(1) (Orobanche), VlasdoodGa naar voetnoot(2) (Cuscuta), de KolvelingeGa naar voetnoot(3) (Clavaria); - over Vlechten (Lichenes), die zich ‘op den arduin en andere harde steenen’ uitbreiden; - en over ‘Chinoea araneoïdes’ en ‘Discerea nivalis’, ‘die op den sneeuw der hooge bergen en der noordelyke streken leven’Ga naar voetnoot(4). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vierde hoofdstuk.Dit handelt vooral over sommige luchtverschijnselen en schier niet over planten. Toch wordt er gesproken over het snelle ontstaan, na regen, van eene soort van Alge of Wier, de Nostoch, ‘welke onze hovenier Dondergroen of RegengroenGa naar voetnoot(5) noemt, en aenziet voor iets dat gedurende het onweder uit de lucht valt’. Zoo ook wordenGa naar voetnoot(6) Honigdauw (‘een voortbrengsel van den plant zelven’) en Meeldauw (‘een ziekelyke staet der gewassen, wier bladeren zich met een wit stof als meel bedekken’) verklaard. En wat de zoogenaamde solferregenGa naar voetnoot(7) betreft, het is de gele ‘teelstof’ der mannelijke ‘bloeisels van Jeneverboomen, Haselaren, Elsen, Dennen en andere gewassen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vijfde, zesde en zevende hoofdstukken.De drie laatste hoofdstukken behooren tot het gebied der entomologie en leveren ons weinig over planten. Ik moet echter, om volledig te zijn, het volgende aanstippen:
*** | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 784]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hiermede is mijn onderzoek over het eigenlijke werk afgeloopen; er blijft mij te spreken over het ‘Overzigt der dry Natuerryken’ dat het werk sluit en 45 bladzijden omvat. Het bestaat uit drie ‘Verdeelingen’: het Dierenryk, het Plantenryk en het Delfstoffenryk. Enkel II moet hier in aanmerking komen. Het is eene lijst van planten (met de Latijnsche en de Nederlandsche benaming), gerangschikt naar het bekende Linneaansche systeem in 24 klassen; elke klasse is onderverdeeld in ‘Schikkingen’ (Lat. Ordines, Fr. Ordres) en ‘voor elke schikking zyn slechts een of meer planten ten voorbeelde aengeduid’. Men zal wel niet verwachten dat ik hier al deze planten opsom; niet dat ik, uit taalkundig of phytonymisch oogpunt, het als onbelangrijk beschouw de Vlaamsche namen aan te geven, maar het zou mijne studie, wellicht ongewenscht, te zeer uitbreiden. Ik beperk mij dus en vermeld enkel die Vlaamsche namen welke niet in onze woordenboeken (b.v. Van Dale, Kramers, Wdb. der Ned. Taal), en - zonderling is 't genoeg! - niet in Heukels' Woordenboek der Ned. Volksnamen van Planten (1907) voorkomen. Ik ben niet zeker of de hier aangegeven woorden door Conscience zelfGa naar voetnoot(1) werden gesmeed - dat zou wel kunnen het geval zijn met de namen aangewezen door * - ofwel dat hij ze in Nederlandsche werken heeft gevonden, of misschien ze naar Hoogduitsche termen heeft gevormd. Ik heb echter vastgesteld dat zeer dikwijls - doch niet altijd - zijne namen dezelfde zijn als die van Mussche, Hortus Gandavensis (1817)Ga naar voetnoot(2). Heeft Conscience Mussche geraadpleegd; of hebben beiden éen zelfde bron vóor oogen gehad? Wat me nog heeft getroffen, is dat Conscience's namen veelal bij L.A. Delathauwer, Het Belgische Kruidboek (1848) te vinden zijn. Doch Conscience's Boek der Natuer verscheen in 1846, zoodat men mag aannemen dat hij Delathauwer's werk niet heeft benuttigd. Het tegen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 785]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overgestelde kan, doch moet niet gebeurd te zijn: beiden kunnen naar een zelfde bron of ‘Vorlage’ gewerkt hebben. Verkortingen: C (Conscience); - VD (Van Dale, Wdb.); - Kr (Kramers, Wdb.); - M (Mussche, Hortus Gandavensis); - DL (Delathauwer, Belg. Kruidb.); - K (Kickx, Flora bruxellensis, 1812); - DG (De Gorter, Flora VII Provinciarum Belgii foederati indigena, 1781); - H (Heukels, Wdb. der Nederl. Volksnamen van Planten, 1907); - P (Paque, De Vlaamsche Volksnamen der Planten, 1896); - SV (Salomon-Voss, Wörterbuch der Deutschen Pflanzennamen, 1903); - DT (De Théis, Glossaire de Botanique, 1810); - DB (De Bo, Westvl. Idiot.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1e Klas: Eenmannig(en).Kransbloem, gesl. Hedychium (blz. 186). - De naam komt voor bij VD, H en Kr met andere beteekenissen; doch niet in Wdb. Ned. Taal. Mussche heeft voor deze uitheemsche plant een gelijkenden naam: Schoone-krans-bloem. Delathauwer (III, 84): Kransbloem, schoone Kransbloem. *Wandluiszaad, gesl. Corispermum (id.) - Kr: Corisperme = Weegluiszaad; Van Hall: Vlieszaad; Hgd.: Wanzensame. Het zijn vertalingen van de Lat. benaming. Poelkruid, gesl. Callitriche (id.). - Ik vind het w. bij Kickx = Callitriche verna L; en bij M; ook bij DL.; doch niet in de Wdb., noch bij Heukels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2e Klas: Tweemannig(en).Steenlinde, gesl. Phyllyrea (id.). - M: Steen-linde; ook DL; en Kr vertaalt Steenlinde door Phillvrée. Leunis: Steinlinde. *Kruidnagelbloem, geslacht Syringa (id.). - P heeft het w. (te Poppel gebezigd). Wdb. Ned. Taal: ‘Zuidnederlandsche naam voor de Sering’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3e Klas: Drymannig(en).*St-Joriskruid, gesl. Valeriana (id.). - Aldus bij M, K, DL; ook bij H. Rietgras, gesl. Cyperus (id.) - DG heeft Klein Riet-Gras = Cyperus flavescens L. Ook H. DL geeft dezen naam aan eenige Cyperus-soorten. Glansgras, gesl. Phalaris (id.). - Komt voor bij Kr, die vertaalt door Alpiste; - bij M en DL. - Niet in Wdb. Nea. Taal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 786]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Panikkoorn, gesl. Panicum. - Men verkiest thans de benaming Panikgras (zie VD die Wild Panikkoorn opgeeft voor Ezelgras (Oplismenus crus-galli L. en voor een soort van Panikgras). - Aldus bij K, M en DL.
Priemgras, gesl. Stipa (id.). - Niet bij Kr, VD, - wel bij M en DL.
*Wolsteert, gesl. Eriocaulon (id.). - Deze naam vind ik enkel bij C; is gevormd naar Eriocaulon (C in zijn Kruidwdb. verklaart: ‘Erion, Wol, Kaulos, Stam’).
Nagelkruid, gesl. Polycarpon (id.). - Met deze bet., niet in de Wdb., zelfs niet in Wdb. Ned. Taal. - Aldus bij M en DL.
Waterporselein, gesl. Montia. - Bij Kr is 't het gesl. Peplis, nl. de wilde Porselein; ook bij VD; bij H Waterporstelein. - Komt voor bij M en DL. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4e Klas: Viermannig(en).Woudstrooi, gesl. Asperula (id.). - VD omschrijft Woudstroo door Wilde Lelie en Kr (die den naam niet heeft) vertaalt Aspérule ook door Wilde Lelie. M en DL geven bij Asperula Walstroo (eig. de naam van Galium;) DG heet Asperula cynanchica L. Wit-Walstroo.
Bitterblad, gesl. Exacum of Cicendia (id.). - Aldus bij M en DL; met andere bet. bij VD, H en Wdb. Ned. Taal. Sommigen hebben nog het w. voor de verwante Gentiana amarella L.
Onzer Vrouwen Bedstroo, gesl. Galium (id.). - Men geeft gewoonlijk dezen naam aan Asperula odorata L. - Aldus K. DL.
*Buffonskruid. gesl. Buffonia (id.). - Een door C gesmede naam.
*Peerlkruid, gesl. Sagina. - Enkel bij C met deze bet. Parelkruid is eig. Lithospermum. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5e Klas: Vyfmannig(en).*Peerlzaed, gesl. Lithospermum. - Niet bij Kr; wel bij VD (Parelzaad) en bij H (in de Duinstreek); - ook aldus bij M en DL.
*Zandrooze, gesl. Azalea (id.). - Ook bij DL; mag aan C toegeschreven worden. Is een woord dat gevormd werd naar Azalea (van gr. azaleos = droog, dor, schraal). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 787]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlammekens, gesl. Phlox (id.). - Bij DL, Kr en VD: Vlambloem. C heeft dit w. gevormd naar Phlox, een gr. w. dat vlam beteekent.
Parnasgras, gesl. Parnassia (189). - Aldus bij K. Het heet wel meer Parnaskruid; - bij Dodoens.: gras van Parnasso; bij DG Gras van Parnas. Vgl. H.
Grasnechel, gesl. Statice (id.)., vooral S. armeria L. (later gesl. Armeria). - Aldus ook bij M en DL. Komt niet voor in Ndl. Wdb. Vgl. Grasangelier bij H. Grasanjelier in Wdb. Ned. Taal = Dianthus plumarius L.
*Vetblad, gesl. Crassula (id.). - Ook aldus bij DL; M: Dikblad. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6e Klas: Zesmannig(en).Daglelie, gesl. Hemerocallis (id.). - Niet bij VD, wel bij Kr, DL en Wdb. Ned. Taal; hgd. Taglilie. M heeft het meer gebezigde Dagbloem.
*Bethlehemstar, gesl. Ornithogalum (id.). - Enkel bij C; ook niet in Wdb. Ned. Taal.; de gelijkende naam Morgenstar is meer verspreid.
Tydlooze, gesl. Narcissus (id.). - Ook aldus bij DG, K, M, DL; vgl. H, waar men gelijke en gelijkende namen vindt; niet bij VD (waar Tijloos = Colchicum autumnale L.).
*Hondstand, gesl. Erythronium (id.). - Bij M en DL; - niet, met die bet., bij Kr en VD. Vgl. toch Wdb. Ned. Taal. Vertaling van den specifischen naam: E. dens canis L.
*Bergzurkel, gesl. Oxyria (id.). - Enkel bij C. Zelfs niet in Wdb. Ned. Taal. *Waterrups, gesl. Aponogeton (id.). - Enkel bij C; hgd.: Wasserähre. *Naekte Meid, Hondsdood, gesl. Colchicum (id.). - De 1e naam aldus bij M en DL; zie bij H en P gelijkende benamingen. De tweede naam, enkel met die bet., bij C en DL; zelfs niet in Wdb. Ned. Taal; Kr heeft i.v. Colchique, Hondsvergift; beide zijn vertalingen van het Fr. Tue-chien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7e Klas: Zevenmannig(en).*Wintergroen, gesl. Trientalis (190). - Enkel bij C met die beteekenis. Ook in 't Eng. Soms Wintergreen (z. De Theïs). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 788]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*Pestkruid, gesl. Limeum (id.). - Enkel bij C met die bet.; VD geeft een andere aan. Het w. is gevormd naar Limeum (van gr. loimos, pest. gift, DT).
*Hagedissensteert, gesl. Saururus (id.). - Enkel bij C; gevormd naar Saururus (gr. saura, hagedis, oura, staart, DT). Niet in Wdb. Ned. Taal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8e Klas: Achtmannig(en).Nachtbloem, gesl. Oenothera (id.). - Ook bij M, DL en H (dialectisch). Hgd. Nachtkerze. VD en Kr hebben deze bet. niet. *Fuchsbel, gesl. Fuchsia (id.). - Enkel bij C en DL. Schilderachtige en juiste vervlaamsching van Fuchsia. Vogelkop, gesl. Passerina (id.). - Ook bij M en DL. Niet in de Wdb. *Spaensche Kers, gesl. Tropaeolum (id.). - Enkel bij C, DL en H (dialectisch); men zegt meer Oostindische Kers. *Weinmansbloeme, gesl. Weinmannia (id.). - Enkel bij C. *Geitenkoorn, gesl. Tragopyrum (id.). - Enkel bij C; niet in Wdb. Ned. Taal. Kr vertaalt Tragopyre door Boekweit. Naar Baillon, Dict., is Tragopyrum syn. met gesl. Atraphaxis en ook een oude naam voor de Boekweit. - Geitenkoorn is de vertaling van Tragopyrum (gr. tragos, bok, geit, puros, koren). *Hartezaed, gesl. Cardiospermum (id.). - Enkel bij C: vertaling van den latijnschen naam (gr. kardia, hart, sperma, zaad). Kr heeft het w.i.v. Cardiosperme. Hgd. Herzsame. Niet in Wdb. Ned. Taal. Eenappel, gesl. Paris (id.). - Ook bij M en DL; H heeft het gelijkend Eenbes, Een bezie. Waterpeper, gesl. Elatine (id.). - Enkel met die bet. bij M en C; naar den specifischen naam: Elatine hydropiper L. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9e Klas: Negenmannig(en).*Zevenstar, gesl. Pleea (191). - Enkel bij C. In zijn Kruidwoordenboek vindt men de oorzaak van den naam; C schrijft ‘Pleias, de zevenstarre. De bloemen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10e Klas: Tienmannig(en).Knavel, gesl. Scleranthus (id.). - Aldus reeds bij Dod. (Knawel) en bij M; ook bij DL en H; niet in de Wdb. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 789]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nechel, gesl. Dianthus (id.). - Bij M Nechel-bloem en DL Nechelbloem; ook aldus in Boek der Nat.; bij H (dialectisch) Nagelbloem en Nègelblôme. Niet in Wdb. Ned. Taal; vgl. ald. Nichel. Duivenkrop, gesl. Cucubalis (id.). - Ook bij M en DL. *Zandlieve, gesl. Arenaria (id.). - Deze schilderachtige naam komt enkel bij C voor; gevormd naar Arenaria (lat. arena, zand). Zuerklaver, gesl. Oxalis (id.). - De gewone benaming is Klaverzuring. M heeft reeds het w.; zie H, waar het, naast andere gelijkende, insgelijks voorkomt (bepaaldelijk voor O. acetosella L.) *Wolrooze gesl. Lvchnis (id.). - Eerst bij C, later bij DL; wordt vooral bedoeld L. diurna Sibth., naar de roosachtige bloemen en gewolde bladeren. *Lakplant, gesl. Phytolacca (id.). - Enkel bij C. Vervlaamsching van Phytolacca. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11e Klas: Elfmannig(en).*Haselkruid, gesl. Asarum (192). - Reeds Haselwortel bij Dod. Vgl. H, DL, VD. Volkstymologische vervorming van Asarum: de plant groeit wel tusschen Hazelstruiken. Vgl. echter Wdb. Ned. Taal, waar het w. met hazel wordt in verband gebracht. *Lookbloem, gesl. Crataeva (id.). - Enkel bij C. Wederik, gesl. Lythrum (id.). - Ook bij M en DL. Partijke is de eig. naam; Wederik = Lysimachia. H: Bastaardwederik = Lythrum. *Haerschoone, gesl. Callicoma (id.). - Enkel bij C; zelfs niet in Wdb. Ned. Taal. Vertaling van Callicoma (gr. kallos, schoon, kome, haar). *Lidschoone, gesl. Calligonum (id.). - Enkel bij C. Vervlaamsching van Calligonum (gr. kallos, schoon, gonu, knie, lid, gewricht). *Gastonsbloeme, gesl. Gastonia (id.). - Enkel bij C: gewijd aan Gaston de Bourbon, zoon van Hendrik IV, door Commerson (DT). Zelfde etym. verklaring bij C, Kruidwdb. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 790]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*Kopstengel, gesl. Cephalotus (id.). - Enkel bij C; gevormd naar Cephalotus. (‘Kephalotos, gehoofd’: C, Kruidwdb.) Hgd. Kopfkölbchen (SV). *Eenbloem, gesl. Monanthes (id.). - Enkel bij C: vervlaamsching van Monanthes (gr. monos, een, anthos, bloem). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12e Klas. - Twintigmannig(en).*Amandelaer, gesl. Amygdalus (id.). - Niet bij H. Gevormd met Amandel als Kriekelaer, Pruimelaer (op dezelfde blz.) met Kriek en Pruim; en Mispelaer, Peerlaer, Appelaer (op de volg. blz.) met Mispel, Peer en Appel. - ‘Thans niet meer in gebruik.’ Wdb. Ned. Taal. *Mirtel, gesl. Myrtus (id.). - De gewone naam is Mirt. Vgl. Wdb. Ned. Taal, waar men zegt dat Mirtele ontleend is aan Fr. myrtille. Gezegend kruid, gesl. Geum (193). - Ook bij H. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13e Klas: Veelmannig(en).Bloedwortel, gesl. Sanguinaria (id.). - Ook bij M; doch niet in Wdb. Ned. Taal. Vervlaamsching van Sanguinaria: wortel en ander plantdeelen geven een bloedrood sap. Eendevoet, gesl. Podophyllum (id.). - Ook bij M en DL.; en bij Kr i.v. Podophylle. *Steenroos, gesl. Cistus (id.). - Bij M Cistenroos. Enkel bij C en DL met deze bet. *Zonroosken, gesl. Helianthemum (id.). - Niet in de Wdb.; wel bij H (Zonneroosje). Vertaling van Helianthemum. *Boternoot, gesl. Carryocar (id.). - Enkel bij C; niet bij M en ook niet in Wdb. Ned. Taal. *Venkelbloem, gesl. Nigella (id.). - Enkel bij C: wellicht naar de fijnverdeelde, Venkelvormige bladeren. *Maegderank of Brandkruid, gesl. Clematis (194). - De eerste naam enkel bij C; niet bij M; ook niet in Wdb. Ned. Taal; wel bij DL. - De tweede enkel bij C; en bij P (Gent en omtrek). Hgd. Brennkraut VS. (Vgl.) Wdb. Ned. Taal, dat C hier citeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14e Klas: Tweemagtig(en).Haegnetel, gesl. Stachys (id.). - Ook bij M, DL; niet bij H, zelfs niet in Wdb. Ned. Taal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 791]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Helmkruid, gesl. Scultellaria (id.). - Ook bij M, DL, H; niet met die bet. in de Wdb., zelfs niet in Wdb. Ned. Taal. Hgd. Helmkraut (SV).
Doode netel, gesl. Lamium (id.). - Ook bij M. DB en H. Doovenetel is het gewone woord. Hgd. Tod-Nessel, Toten-Nessel, (SV). Drakenkop, gesl. Dracocephalum (ld.). - Ook bij M, DL, Kr; niet bij VD. Hgd. Drachenkopf (SV). Vervlaamsching van Dracocephalum. *Linneuskruid, gesl. Linnaea (id.). - Ook bij DL. *Lynvogel, gesl. Linaria (id.). - Enkel bij C. De oorzaak van den naam is me niet duidelijk. Beerenklauw, gesl. Acanthus (id.). - Ook bij M, DL, Kr (niet VD) en in Wdb. Ned. Taal. *Apenbloem, gesl. Mimulus (id.). - Niet bij M, ook niet in Wdb. Ned. Taal; wel bij DL. Hgd. Affenblume (SV). Gevormd naar Mimulus: ‘Mimo, aep. De zaden gelyk een aengezigt’. Aldus C in zijn Kruidwdb. *Vingerhoed, gesl. Digitalis (id.). - De gewone naam is Vingerhoedkruid; zie bij H en P gelijke of gelijkende dialectische namen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15e Klas: Viermagtig(en).*Avondzoete, gesl. Hesperis (id.). - Enkel bij C en DL. Niet in Wdb. Ned. Taal. Gevormd naar Hesperis (gr. esperos, avond): de plant ruikt goed, vooral des avonds. *Steenkruid, gesl. Alyssum (id.). - Ook bij M, DL, H, Kr (niet VD). Hgd, Steinkraut (SV). Waarschijnlijk naar Alyssum saxatile L. aldus geheeten. Hederik, gesl. Erysimum (id.). - De gewone vorm is Herik Zie Wdb. Ned. Taal (niet met deze bet.), VD en H (waar men dezen naam op twee andere Kruisbloemigen ziet toegepast). M heeft Hederik voor E. officinale L, E. Barbarea L., E. Alliaria L., E. cheiranthoïdes L. Vgl. ook Hederich bij SV en in Grimm's D. Wtb. *Zonnelieve, gesl. Heliophila (id.). - Enkel bij C. Vertaling van Heliophila (gr. elios, zon, philos, vriend). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 792]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16e Klas: Eenbroederig(en).*Gillies-kruid, gesl. Gilliesa (195). - Enkel bij C.
Ooijevaersbek, gesl. Pelargonium (id.). - Ook bij M en DL; doch niet met die bepaalde beteekenis in Wdb. Ned. Taal. H heeft den naam voor Geranium en Erodium - gelijkende geslachten - en Scandix.
*Haerzaad, gesl. Comesperma (id.). - Enkel bij C; - zelfs niet in Wdb. Ned. Taal. ‘Kome, hair, sperma, zaed.’ Aldus C in zijn Kruidwdb.
Kranenbek, gesl. Geranium (id.). - De gewone naam is Ooievaarsbek. Ook aldus bij M en DL (Kraenbek). Vgl. Wdb. Ned. Taal.
Priembrem, gesl. Spartium (id.). - Ook bij M.
Boonenboom, gesl. Cytisus (id.). - Enkel bij M en C met deze bet. Vgl. VD, Kr en Wdb. Ned. Taal.
*Steekbrem, gesl. Ulex (id.). - Vgl. H, waar men tal van gelijkende namen vindt; VD heeft het w. met andere bet.; Kr heeft het niet.
Vleugelkern, gesl. Pterospermum (id.). - Ook bij M. Vertaling van Pterospermum (gr. pteron, vleugel, sperma, zaad, kern).
*Vyzenboom, gesl. Haelicteris (id.). - Enkel bij C. - DT: ‘Helicteres. Dérivé d'elix, spirale. Le fruit de cet arbre est contourné en spirale, de là son nom vulgaire, arbre à vis.’ Vyzenboom is de vertaling van dit laatste. Kr i.v. hélictère: Schroefboom. ‘Helix, kreukel. Vrucht gekronkeld.’ Aldus C in zijn Kruidwdb.
*Sinarooze, gesl. Camellia (196). - Enkel bij C; en DL (III, blz. 12): China-roos. Niet bij M.
*Menschenbloed, gesl. Androsaemum (id.). - Enkel bij C; zelfs niet in Wdb. Ned. Taal. Bij DL Mansbloed (IV, 29). Vervlaamsching van Androsaemum (gr. aner, andros, mensch, aima, bloed): naar het bloedroode sap der vruchten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17e Klas: Tweebroederig(en).*Monnierskruid, gesl. Monniera (id.). - Enkel bij C.
Vogelvits, gesl. Lotus (id.). - Ook bij M, DL en H (L. corniculatus L.). Niet in de Wdb. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 793]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hanenkop, gesl. Hedysarum (id.). - Aldus ook bij M en DL. Niet in Wdb. Ned. Taal. Hgd. Hahnenkopf (SV).
Vits, gesl. Vicia (id.). - C verkiest het gewestelijke Vits boven het Ned. Wikke.
Koraelbloem, gesl. Erythrina (id.). - M heeft Korael-boom (zie dit bij Kr en VD), ook DL (is eig. E. corallodendron L.). Naar de scharlakenroode bloem en vruchten.
*Zoutboom, gesl. Halimodendron (id.). - Enkel bij C. Hgd. Salzbaum (SV). Vervlaamsching van Halimodendron (‘Halimos, de zee eigen, dendron, boom’. Aldus C in zijn Kruidwdb.).
Bosch-erwt, gesl. Orobus (id.). - Ook bij M en DL. Bij H: Wouderwt. Doch niet in Wdb. Ned. Taal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18e Klas: Veelbroederig(en).*Cacao (Karkauwboom), geslacht Theobroma. - Karkauwboom: enkel bij C. DL heeft Kakauwboom (II, 2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19e Klas: Samengestelde(n).Dauwdistel, gesl. Prenanthes (197). - Ook bij M en DL. In de Wdb. met andere beteekenis.
*Goudenlok, gesl. Chrysocoma (id. 9). - Enkel bij C. Zelfs niet in Wdb. Ned. Taal. DL heeft Goudenhaer-kruid. Kr i.v. Chrysocome: Goudenhaar. Deze benamingen zijn vertalingen van Chrysocoma (gr. krusos, goud, kome, haar). Vgl. VD (Goudhaar). Hgd. Goldhaar (SV). Naar ‘de kuif van geel bloeisel’, verklaart C in zijn Kruidwdb.
Afrikane, gesl. Tagetes (id.). - Niet bij M. Zie mijn Zuid-Oost-vl. Id. i.v. en Wdb. Ned. Taal, i.v. Afrikaan.
Aschkruid, gesl. Cineraria (id.). - Ook bij M en DL. VD hecht er een andere bet. aan; Kr heeft het w.i.v. Cinéraire. Vgl. Wdb. Ned. Taal, i.v.
Muggenkruid, gesl. Conyza (id.). - Ook bij M en DL; Wdb. Ned. Taal. en VD hebben het w. met een andere bet.; ook Kr.
*Vlokke, gesl. Centaurea (id.). - Enkel bij C. - M en K: Vlokebloem; H: Vlokkenbloem (C. jacea L.); DL: Vlokkebloem. Hgd. Flockenblume (SV). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 794]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wollekop, gesl. Eriocephalum (id.). - Ook bij M. Vertaling van Eriocephatum (gr. erion, wol, kephale, kop).
*Beenzaad, gesl. Osteospermum (id.). - Enkel bij C en DL; niet bij M. Vertaling van Osteospermum (gr. osteon, been, sperma, zaad). 't Komt niet voor in Wdb. Ned. Taal.
Elefantsvoet, gesl. Elephantopos (189). - Ook bij M, DL en Kr; VD heet alzoo een andere plant. Vertaling van Elephantopos.
*Boldistel, gesl. Echinops (id.). - Enkel bij C en DL; niet bij M. Aldus genoemd naar den vorm der stekelige bloemhoopjes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20e Klas: Manwyvig(en).*Standel, gesl. Orchis (id.). - De gewone vorm is Standelkruid.
Duitsche pyp, gesl. Aristolochia (id.). - Ook bij DL en H: naar den vorm van de bloem.
*Zanichel, gesl. Zanichellia (id.). - Enkel bij C. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21e Klas: Eenhuizig(en).*Spaensche Tarwe, gesl. Zea (190.). - Vgl. H en P.
Zagge, gesl. Carex (id.). - De gewone vorm is Zegge.
*Strandkruid, gesl. Littorella (id.). - Enkel bij C. Vertaling der Lat. benaming. Vgl. gelijkende namen bij H.
*Godenbrood, gesl. Ambrosia (id.). - Enkel bij C: naar lat. Ambrosia. Niet in Wdb. Ned. Taal.
*Duvausboom, gesl. Duvaua (id.). - Enkel bij C.
*Haerzaad, gesl. Atherosperma (id.). - Enkel bij C; niet bij M en in Wdb. Ned. Taal. Vertaling van Atherosperma (gr. atheros, punt, draad, haar, sperma, zaad): de zaden hebben een haarpluis.
*Plaan, gesl. Platanus (id.). - Zie gelijke namen bij H, P, DB. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22e Klas: Tweehuizig(en).*Pandangboom, gesl. Pandanus (200). - Enkel bij C.
*Amberboom, gesl. Anthospermum (id.). - Enkel bij C; zelfs niet, met deze bet., in Wdb. Ned. Taal. C bedoelt A. aethiopi- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 795]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cum Thunb, waarvan Persoon, Synopsis, schrijft: ‘Frutex africanus ambram spirans.’
*Papaeiboom, gesl. Carica (201). - Gevormd naar Carica papaia L., een Malabaerschen boom.
Waterruiter, gesl. Stratiotes (id.). - Ook bij DG en M. Dod. heeft Waterruyterscruydt; vgl. ook H. - Gevormd naar Stratiotes (gr. stratiotes, soldaat, Kanngiesser, Etym. d. Phanerogamennomenclatur): naar de zwaardvormige, stekelige bladeren.
*Maenkern, gesl. Menispermum (id.). - Enkel bij C. Kr vertaalt Ménisperme door Maanzaad. Niet bij VD met die bet. Vervlaamsching van Menispermum (gr. mene, maan, sperma, zaad, kern). Niet in Wdb. Ned. Taal.
*Peumoboom, gesl. Peumus (id.). - Enkel bij C.
*Slagtersbezem, gesl. Ruscus (id.). - Enkel bij C en DL; niet bij M.
*Spaensch groen, gesl. Taxus (id.). - Ook bij DL en H (waar men gelijkende namen aantreft).
*Flesschenkruid, gesl. Nepenthes (id.). - Enkel bij C: naar de fleschjes der bladeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23e Klas: Veelechtige(n).*Voelkruid, gesl. Mimosa (202). - Enkel bij C. Naar de gevoelige bladeren. M. pudica L. wordt vooral bedoeld.
*Onzer Vrouwenvoorschoot, gesl. Veratrum (id.). - Enkel bij C. Naar de liefgeplooide voorschootvormige bladeren. Ook bij DL. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24. Klas: Geheimbloeijende(n).Vaernen, lat. Filices (id.). - De gewone vorm is Varens.
*Maegdenhaer, gesl. Adiantum (id.). - Enkel bij C; hij doelt Adiantum Capillus Veneris L., het Vrouwenhaar. Vgl. H. Niet in Wdb. Ned. Taal.
*Spleenwortel, gesl. Asplenium (id.). - Volksetymologisch begevormd uit Asplenium (van gr. a, zonder, splene, milt, DT). Enkel bij C.
*Zweerdvaern, gesl. Xiphopteris (id.). - Enkel bij C; vertaling van Xiphopteris.
*Peulvaern, gesl. Ellobocarpus (id.). - Enkel bij C. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 796]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*Marsiggel, gesl. Marsilea (203), waarvan het een vervorming is. - Enkel bij C; ook niet in Wdb. Ned. Taal. *Pillenkruid, gesl, Pilularia (id.). - Bij VD Pilkruid. *Dulse, gesl. Halimenia (id.). - Enkel bij C met die beteekenis. *Regengroen, gesl. Nostoc (id.). - Enkel bij C: groen dat zich na regen op den grond vertoont. *Waterdraden, lat. Conferva (id.). - Enkel bij C: naar den draadvormigen thallus. Bij Leunis: Wasserfaden. *Zeetangen, groep van Zeewieren (Algae). - Enkel bij C. Hgd. Tange. *Vlecht, groep Lichen (id.), - Hgd. Flechte.
***
Ik eindig deze beschouwingen en aanteekeningen over die Eenige bladzijden uit het Boek der Natuur, met de volgende verklaring: Zonder twijfel moet - en ik durf er bij voegen - moest men de echte wetenschap niet in het boek zoeken. Het mag gezegd worden dat alles wat Conscience hier leert, in overeenstemming is - in het algemeen gesproken wel te verstaan - met hetgene men toen wist. Conscience was niet alleen methodisch aangelegd, maar hij wist zich ook goed te documenteeren. Wel is waar lascht hij in zijn werk meer dan een beschouwing van metaphysischen aard, die men in een zuiver wetenschappelijk boek niet verwachten zou; en moet men met Pol de MontGa naar voetnoot(1) aannemen dat de geniale man dit en ook wel zijne andere werken ‘meer met het gemoed dan met den geest’ geschreven heeft en dat ten minste het esthetisch gevoel des schrijvers hier de voorname rol speelt; maar het boek is zoo kunstvol, zoo echt literair dat zelfs een wetenschappelijk mensch, thans nog, bij de lezing er van een waar genot smaakt. Zijn boek is wetenschappelijke poëzie of liever gepoëtiseerde wetenschap. Daarom was en blijft Eenige bladzyden uit het Boek der Natuer een zeer mooi gewrocht en verdient Conscience onzen grooten dank en onze eerbiedige hulde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 797]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 798]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om de wijze van bewerking te laten kennen, geef ik hier de eerste en de laatste bladzijde van het manuscript: Eerste bladzijde: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste groote afdeeling bevattendeGa naar voetnoot(1) alle zigtbaerbloeijende planten (Phanerogamia)
|
1 | Canna | Canna, een gaenstok of mat in 't Keltisch | Bloemriet indiaensch bloemriet |
2 | Maranta | Maranti, venetiaensch geneesheerGa naar voetnoot(3) | |
3 | Calathea | Kalathos, korf, de vorm des stempelsGa naar voetnoot(4) | |
4 | Thalia | Thalius, Duitsch geneesheerGa naar voetnoot(3) | |
5 | Phrynium | Phrynos, kikvorsch, moerasplant | |
6 | Hedychium | Hedys, aengenaem, Chion sneeuw; naer de bloem | Kransbloem, Schoone kransbloem. |
7 | Roscoea | Roscoe, Geschiedschryver der Medicin | |
8 | Alpinia | Alpini, italiaensch GeneesheerGa naar voetnoot(3) | |
9 | Hellenia | Helenius, Leeraer te Abo | |
10 | Zingiber | de indiaensche naem | |
11 | Costus | Gosth, de arabische naem | |
12 | Kaempferia | Kaempfer, Duitsch natuerkundige | |
13 | Amomum | A, ontkennend voorzetselGa naar voetnoot(5), momos onzuiverheid; een tegengift | Gember |
14 | Curcuma | Kurkum, in 't Arabisch | Kurkum indiaensche Saffraen |
15 | Globba | Zyn naem in de Moluksche eilanden | |
16 | Mantisia | De bloem gelykt naer het insekt Mantis | |
17 | Philydrum | Philos, minnaer, Hydor, water | |
18 | Lopezia | Lopez, Spaensche kruidkundige | |
19 | Boerhaavia | Boerhave, Hollandsch Geneesheer | |
20 | Centranthus | Kentron, Spoor, Anthos, bloem. | |
21 | Vochysia | De oorsprong: amerikaensche naem | |
22 | Pollichia | Pollich, Duitsche krudikundige | |
23 | Salicornia | Sal, zout, Cornu, hoorn | Zeesalaed |
24 | Hippuris | Hippos, Merrie, oura, Steert | Water-duizendknoop |
25 | Zostera | Zoster, lint; naer de bladen | |
26 | Chloranthus | Chloros, groen, Anthos bloem |
1ste klas. - 2de schikking.
Eenmannig - tweewyvig - Monandria - Digynia
27 | Corispermum | Koris, Wandluis, Sperma Zaed |
28 | Callitriche | Kallos, Schoonheid, Thrix hair |
29 | Blitum | Bliton, Smakeloos |
30 | Mniarum | Mniaros, Moschachtig |
31 | Aspicarpa | Aspis, Schild Karpos vrugt |
32 | Monerma | Monos, een herma Steun |
33 | Cinna | Naem van een gras in Cilicia |
Laatste bladzijde:
3264 | Coryneum | Koryne knods. Vorm |
3265 | Sporidermium | Spora Zaed derma huid. Standplaets. |
3266 | Exosporium | ExoGa naar voetnoot(1) buitenzyde Spora Zaed |
3267 | Astrosporium | Aster Star Spora Zaed. Vorm |
3268 | Stilbospora | Stilbo Schynen Spora Zaed |
3269 | Melanconium | Melas Zwart Konis Stof. Voorkomen |
3270 | Naemaspora | Nema draed Spora Zaed |
3271 | Puccinia | Puccinius, LeeraerGa naar voetnoot(2) te Florentië |
3272 | Phragmidium | Phragma, scheiding eidos gelykend |
3273 | Aecidium | Aikon puist eidos gelykend |
3274 | Uredo | Uro branden |
3275 | Ustilago | Ustus gezengd. Voorkomen |
3276 | Cylindrosporum | Kylindros rol Spora Zaed. Vorm. |
***
Ik heb ook gedacht dat het niet zonder belang zou geweest zijn ál de vlaamsche namen van het hs. hier aan te geven; die welke speciaal de aandacht van taalgeleerden en phytonymisten verdienen te vestigen zijn door een * aangewezen.
Blz. 2. | |||
36 | Olea | Olyfboom. Olyf | |
37 | Phillyrea | *SteenlindeGa naar voetnoot(3) | |
38 | Chionanthus | *SneeuwbloemGa naar voetnoot(4) | |
40 | Ligustrum | Monthout | |
41 | Syringa | *NagelbloemGa naar voetnoot(5), KruidnagelbloemGa naar voetnoot(5), Lillach | |
43 | Jasminum | Jasmyn |
45 | Veronica | Eerenprys | |
53 | Gratiola | genadekruid, *purgeerkruid | |
65 | Calceolaria | *Pantoffel, pantoefelbloem | |
66 | Pinguicula | *VetkruidGa naar voetnoot(1) | |
67 | Utricularia | *Waterhelm, *WaterhelmkruidGa naar voetnoot(2) | |
69 | Lycopus | *WatermalrouweGa naar voetnoot(3) | |
Blz. 3. | |||
75 | Rosmarinus | Roozemaryn | |
76 | Salvia | Savie, Salie | |
85 | Circaea | *tooveressekruidGa naar voetnoot(4) | |
90 | Anthoxanthum | Reukgras | |
93 | Piper | Peper | |
95 | Valeriana | St Joriskruid | |
96 | Valerianella | klein St Joriskruid | |
Blz. 4. | |||
116 | Crocus | Saffraen | |
Blz. 6. | |||
223 | Avena | Haver | |
Blz, 8. | |||
269 | Triticum | Tarwe | |
273 | Secale | Rogge | |
275 | Hordeum | garst | |
284 | Saccharum | Suikerriet | |
Blz. 10. | |||
349 | Rubia | Meekrab | |
364 | Plantago | Wegbree | |
Blz. 11. | |||
402 | Santalum | Sandaelhout | |
Blz. 13. | |||
458 | Anagallis | Guichelheil | |
Blk. 16. | |||
591 | Solanum | Nachtschade | |
593 | Capsicum | Spaensche peper |
Blz. 17. | |||
627 | Coffca | Koffy | |
655 | Vitis | Wynrank, Wyngaerd | |
Blz. 18. | |||
698 | Impatiens | *Truiken roert my nietGa naar voetnoot(1) | |
Blz. 19. | |||
718 | Hedera | Veil, klimop | |
719 | Ribes | Aelbezie | |
735 | Celosia | Hanekam | |
Blz. 21. | |||
811 | Beta | Beet | |
814 | Ulmus | Olm | |
Blz. 22. | |||
843 | Cuminum | Komyn | |
Blz. 23. | |||
883 | Pastinaca | Pastenack | |
Blz. 24. | |||
921 | Linum | Vlas | |
928 | Armeria | Latynsche naem van het *TuiltjeGa naar voetnoot(2) of Dianthus barbatus | |
Blz. 27. | |||
1016 | Lilium | Lelie | |
1017 | Tulipa | Tulp | |
1046 | Allium | Look | |
Blz. 31. | |||
1173 | Erica | Heide | |
Blz. 41. | |||
1488 | Caryophyllus | Kruidnagel, Kruidnagelboom, Nagelboom | |
1489 | Myrtus | *MirtelGa naar voetnoot(3) | |
1497 | Punica | *GranatelaerGa naar voetnoot(4),Granaetboom, Granaetappelboom | |
1498 | Amygdalus | *AmandelaerGa naar voetnoot(4),Amandelboom | |
1499 | PersikaGa naar voetnoot(5) | Perzik, Perzikboom |
1500 | Armeniaca | Abrikoos, Abrikoosboom | |
1501 | Prunus | Pruimelaer, *Pruimboom | |
1502 | Cerasus | Kriekelaer, Kriekenboom | |
1505 | Mespilus | Mispelaer, Mispelboom | |
1507 | Pyrus | Peerlaer, Peerenboom (Pyrus communis) Appelaer (Pyrus malus) | |
1508 | Cydonia | Kwee, Kweepeer | |
Blz. 42. | |||
1522 | Rosa | Roos, *RoozeGa naar voetnoot(1), Roozenboom, *RoozeleerGa naar voetnoot(1) | |
1523 | Rubus | Braem Braemrank, Braembezie, Braembosch | |
1526 | Fragaria | Aerdbezie | |
Blz. 43. | |||
1566 | Nymphea | Waterlelie, plomp | |
1576 | Tilia | *LindGa naar voetnoot(2),Linde, Lindeboom | |
Blz. 44. | |||
1589 | Cistus | Steenroos | |
1590 | Helianthemum | *Zonroos, *ZonneroozeGa naar voetnoot(3) | |
1601 | Carryocar | *BoternootGa naar voetnoot(3) | |
1605 | Aquilegia | Akelei | |
Blz. 45. | |||
1631 | Clematis | *MaegdeloofGa naar voetnoot(4) | |
1637 | Ranunculus | Ranonkel | |
Blz. 46. | |||
Hier vertaalt C Didynamia door Tweekrachtig. | |||
Blz. 50. | |||
Hier vertaalt C Tedradynamia door Vierkrachtig. | |||
1827 | Arabis | *SteenkersGa naar voetnoot(5) | |
Blz. 51. | |||
1863 | Hesperis | *AvondzoeteGa naar voetnoot(6) | |
Blz. 52. | |||
1883 | Brassica | Kool | |
1884 | Sinapis | Mostaerd | |
1897 | Raphanus | Radys |
Blz. 53. | |||
1923 | Passiflora | Passiebloem | |
Blz. 57. | |||
2027 | Thea | *TheGa naar voetnoot(1) | |
Blz. 58. | |||
2066 | Trifolium | Klaver | |
2072 | Indigo | Indigo | |
Blz 60 | |||
2132 | Faba | Boon | |
2133 | Vicia | Vits. vitse wikke | |
2135 | Pisum | Erwt | |
Blz. 66. | |||
2361 | Bellis | Madelieve | |
Blz. 67 | |||
2409 | Helianthus | Zonnebloem | |
Blz. 73. | |||
2607 | Alnus | Els | |
2608 | Betula | *BerkeGa naar voetnoot(2) | |
2609 | Buxus | Buks, *Palmenhout, *PalmGa naar voetnoot(3) | |
2615 | Urtica | Netel, Braudnetel | |
Blz. 75. | |||
2662 | Fagus | Beuk | |
2663 | Cotylus | Haselaer | |
2664 | Juglans | Notelaer. Okkernoot | |
2666 | Quercus | Eik | |
2668 | Platanus | *Plaen, *Plaenboom | |
Blz. 77. | |||
2732 | Salix | Wilg, Wilgenboom | |
Blz. 79. | |||
2771 | Cannabis | Kemp | |
2772 | Humulus | Hop, Hoppe | |
2793 | Populus | Populier | |
Blz. 83. | |||
2887 | Fraxinus | Esch, Esschenboom | |
2900 | Ficus | *VygelaerGa naar voetnoot(4), Vygenboom |
De overige bladzijden hebben geen enkele Vlaamsche benaming.
IV
Herbarium.
Conscience bezat een uitgebreid herbarium of gedroogdeplantenverzameling. Ik weet het persoonlijk Ik heb enkele malen de eer en het groot genoegen gehad, te Brussel, met den kunstenaar te spreken; en bijna telkenmale liep het gesprek over bloemen, want Conscience wist dat ik mij met plantenstudie bezig hield; en zoo heb ik geweten dat hij zelf een herbarium had gemaakt. Ik heb het evenwel nooit gezien. Ik dank het de welwillendheid zijner dochter, Mevr. Antheunis - aan wie dit herbarium wel bekend was - dat ik hier eenige bijzonderheden over die verzameling kan mededeelen.
Te Kortrijk vooral verzamelde en droogde hij kruiden, bijna elken dag. Hierin werd hij geholpen door een zijner beste vrienden Adolf van den Peereboom, neef van Minister Alph. van den Peereboom. Deze ‘was een oude heer, die te midden van bloemen en vruchtboomen in eenen grooten hof vol planthuizen zijn leven doorbracht’Ga naar voetnoot(1). - En zijn zoon Hildevert wist wel welk geschenk zijnen vader zeer aangenaam zou geweest zijn: hij bracht hem uit Amerika een heel pak vreemde gewassen mede!Ga naar voetnoot(2) - Ook te Halle, waar Conscience, zooals gezegd werd, zes weken verbleef bij Lamme Geerts, droogde hij onder de Lindeboomen van de herberg geplukte planten: men toonde er mij de door hem bewoonde kamer, en men sprak mij van de keikens die hij op de papierbladen legde, toen hij de planten er op vasthechtte, en die belett'en dat ze door den wind werden weggewaaid!
Dat herbarium - zoo meent Mevr. Antheunis - is, met vele andere herinneringen aan den grooten man, naar Antwerpen overgevoerd en het pakje gedroogde kruiden dat men er heeft tentoongesteld, kon op verre na niet heel Conscience's verzameling zijn. Toen ik aldaar met zorg die planten onderzochtGa naar voetnoot(3), kwam ik algauw tot het besluit dat dit onbelangrijk tentoongesteld herbarium niet door Conscience was gemaakt. Ik steun dit besluit als volgt:
1o Dit herbarium bevat slechts een 70-tal wilde en aangekweekte gedroogde planten door kleine gomstrookjes vastgehecht, + omtrent 20 niet geplakte. Ieder exemplaar is onvolledig; planten tot verschillende groepen of familiën behoorende zijn op hetzelfde blad gehecht. Zou men zulk slordig en onwetenschappenlijk werk van den zoo methodisch aangelegden Conscience wel mogen verwachten?
2o Deze brokken van planten liggen in twee omslagen. Op den eersten staat (in het Fransch!):
HERBIER
C.N. 3. - FLEURS
CH. HANNECART.
Op den tweeden:
HERBIER
C.N. 5. - FOUGÈRES
CH. HANNECART.
Zou de overtuigde, strijdende Vlaming Conscience zulke aanwijzingen niet in zijne moedertaal hebben gedaan? En ook, wat komt deze Ch. Hannecart hier wel verrichten?Ga naar voetnoot(1)
3o Op de gomstroojes, soms op het blad staan de Latijnsche wetenschappelijke benamingen der planten; doch ik vind: ‘Hieracium pilosella (épervière double)’ en ‘Saxifraga granulata (à fl. doubles)’. Verklaarbaar zou het zijn dat Conscience enkel in 't Latijn de wetenschappelijke benamingen zou geschreven hebben: dat is de gewoonte der botanisten; doch onverklaarbaar blijven de tusschen haakjes aangegeven Fransche aanteekeningen.
4o Eindelijk, voor mijGa naar voetnoot(2) althans, is het zeer zeker dat de opschriften van de omslagen en de namen der planten - ze zijn met den zelfden inkt door ééne hand geschreven - niet van Conscience zijn!
Ik hoef dus hier niets anders over deze nietige tentoongestelde kruidenverzameling te zeggen en mag eindigen met de hoop dat men wel eens het echte herbarium van Conscience zal terugvinden.
V.
Planten in zijne werken aangehaaldGa naar voetnoot(1).
Nu kom ik tot het laatste deel mijner studie over Conscience-botanist. De vraag die ik hier wil onderzoeken, is: welke zijn de planten die Conscience in zijne werken aanhaalt?
Ten einde die vraag met zekerheid te kunnen beantwoorden, heb ik al de werken van den begaafden schrijver opnieuw gelezen. Die lezing schonk me veelal een echt kunstgenot, alhoewel - waarom zou ik het verhelen? - ze wel meer mijn hart en gemoed ontroerden, dan mijnen geest bevredigden. Die lezing verplaatste me menigmaal in lang vervlogen tijd, in mijne prille jeugd, toen ik 's mans gewrochten niet alleen met bewondering las, maar ze - het is het woord - verslond.
Doch laat ik tot mijn onderwerp terugkeeren. Na al hetgene ik, in deze verhandeling, reeds over Conscience heb geschreven, zou men geneigd zijn te denken dat hij met voorliefde in zijne werken over bloemen en planten moet gesproken hebben.
Het is niet heelemaal zoo!
Deze spelen in zijne romans doorgaans geene overwegende rol. Buiten eenige verhalen, waarin de held of de heldin (b.v. in Valentijn, in Striata formosissima) bloemenliefhebbers zijn, wordt zelden, althans niet dikwijls, over bepaalde planten bericht gegeven. Is het b.v. niet verwonderlijk dat Helena, in MoederliefdeGa naar voetnoot(2), door het voetpad van den tuin stapt, hier en daar ‘eene bloem of een takje welriekend kruid’ plukt, er een tuiltje van vormt, het tusschen haren halsdoek steekt, en de
schrijver evenwel geen enkel der geplukte bloemen of kruiden noemt? Enkele malen schijnt hij eenigszins, doch altijd op bescheiden wijze, met zijn botanische kennis te willen pralen: b.v. in den reeds aangehaalden Valentijn en in Batavia. Wat insgelijks den botanist verraadt, is dat Conscience vaak de namen der planten (niet die der dieren) met eene hoofdletterGa naar voetnoot(1) schrijft.
Toch kan men het niet ontkennen dat hij een tamelijk groot getal planten in zijne romans aanhaalt, en dat hij bij vele dier aanhalingen zeer goed en op dichterlijke wijze zijne plantenkennis wist te gebruiken Dwalingen of verkeerde opvattingen zijn buitengewoon zeldzaam, om niet te zeggen niet-bestaande. Vooraleer deze planten hier aan te geven, schijnt het mij gepast een enkel woord te zeggen over gewassen die niet met hunnen naam en slechts in 't algemeen worden geciteerd.
In De Leeuw v. VlaanderenGa naar voetnoot(2) spreekt hij van puinkruiden van het slot Nieuwenhove: ‘de kruiden, die door den wind tusschen de verstrooide steenen gezaaid waren, hadden zich op dien tijd grootelijks vermenigvuldigd; een welig gras schoot zijne groene halmen overal in de hoogte, - en, als de geliefkoosde kinderen der woeste natuur, bewogen de veldbloemen hare zilveren kelken boven de toppen der puinhoopen.’
Planten dienen tot sieraad op feesten: ‘Het gansche dorp langs de huizen was versierd met groene Mastboomkens, aan elkander verbonden door sneeuwwitte behangsels of door prachtige bloemkransenGa naar voetnoot(3).’ En: ‘Op den grond, nevens de baan, hadden de knapen en meiskens op zilverwit heidezand perken van bloemen gemaakt, en daarin naar gewoonte de naamteekens van Jesus en Maria nagebootst’. Zoo ook, in De Kwaal des TijdsGa naar voetnoot(4), plant men langs den weg ‘een twintigtal groene boomkens’ en ‘daarin vaantjes van driekleurig papier’; - en de werklieden van den Wulfhof versieren de groote ingangspoort ‘met groene looverkransen en met bloemen’. - En Casimir, in ValentijnGa naar voetnoot(5), vlecht eene ‘bloemenkroon’, ‘zooals hij in
zijne kindsheid had gedaan’, en past die op het hoofd van Helena.
In Het IJzeren GrafGa naar voetnoot(1) spreekt hij van welverzorgde grafbloemen; en in De Leeuw gebruikt Diederik die Vos kruiden, die ouder makenGa naar voetnoot(2).
Ik zou die voorbeelden kunnen vermenigvuldigen, maar ik acht het niet wenschelijk om niet te wijdloopig te worden, en geef hier thans aan, in drie groepen geschikt, de planten die, om een of andere reden, door Conscience in zijne talrijke romans worden aangehaald.
Boomen.
Onze wilde Boomen worden door Conscience dikwijls vermeld.
Eik. - De Eik is de ‘Noorder-boschgod’, die zijne ‘trotsche kruin ten hemel’ schietGa naar voetnoot(3), die zijne ‘breede kruin’ in de hoogte heftGa naar voetnoot(4); - hij is machtig en heeft donker groenGa naar voetnoot(5); - hij behoort tot de ‘breedbladerige’ boomenGa naar voetnoot(6); - hij heeft een ‘laat gebladerte’Ga naar voetnoot(7), dat nog niet door najaarswind is afgeruktGa naar voetnoot(8); - uit dit gebladerte trekt de zon ‘eenen geurigen wasem, die de longen’ verbreedtGa naar voetnoot(9); - hij wordt zeer oud: ‘eeuwenheugende Eiken’Ga naar voetnoot(10), ‘eeuwenoude Eik’Ga naar voetnoot(11). - In Hlodwig en ClotildisGa naar voetnoot(12) wordt gewag gemaakt van eenen heiligen reusachtigen Eik, ‘waaraan de Bloedmannen zekere
zinnebeeldige teekenen hadden gehecht en hem daardoor tot eenen Wijboom hadden gemaakt’; - de kinderen gaan, vóor dien Wijboom, Alvader Wodan bidden; - Lutgardis valt, afgemat en hijgend, onder dezen Wijboom, maar de bliksem treft hem en de kruin des booms ploft neder. - In De Kerels v. Vlaand.Ga naar voetnoot(1) zegt Balderik tot Burchard: ‘Men heeft beelden van heiligen of van Christen martelaars aan al onze Wijboomen gehangen, en dus de goden onzer vaderen verjaagd; maar ik weet nog eenen boom, eenen Eik, die gespaard is gebleven. Het is de boom van Thor, den machtigen God der wraak.’
Beuk. - Conscience spreekt van ‘eeuwenheugende Beuken’Ga naar voetnoot(2); - van den Beuk ‘met zijne glanzende bladeren’Ga naar voetnoot(3); - van andere Beuken nogGa naar voetnoot(4); - van ‘eene haag van Beukestammen.... over elkander gekruist... en vergroeid’Ga naar voetnoot(5); - van twee Beukenhagen op weinig afstand van elkaar geplant, wier takken men ‘door groote zorg’ ‘tot een groeiend gewelf’ te zamen heeft overgebogenGa naar voetnoot(6); - van meikevers, die ‘dartelen en brommen tusschen het Beukenloover’Ga naar voetnoot(7). - In Rikke-tikketakGa naar voetnoot(8) speelt een hoofdrol een groote Beuk, waarop ‘zekere gedenkteekens’ in de schors gegroeid zijn. - Ook in Moeder JobGa naar voetnoot(9) worden ‘groote Beukeboomen’ vermeld, die zich ‘van wederzijde der baan’ verhieven en hunne kruinen vereenigden ‘om van deze wandelplaats een schaduwrijk priëel te maken, waar gedurende den dag koelte en des avonds geheimzinnige duisternis heerschte’; en op de ‘vlakke schors’ van eenen dezer Beuken stonden ‘zekere ingesneden teekenen’: ‘het gedenkschrift eener zoete belofte!’
Linde. - De Linde komt in zijne romans menigmaal voor. Is het geen algemeen geliefde boom? Bij het MolhofGa naar voetnoot(10),
ook bij de afspanning van Baas GansendonckGa naar voetnoot(1) stond een Lindeboom. - De Linden hebben ‘malsch groen’Ga naar voetnoot(2), ‘malsch gebladerte’Ga naar voetnoot(3). - Een hooge Lindenboom overschaduwde het huisje van BertinaGa naar voetnoot(4), als wilde hij het tegen het zengend zonnevuur beschermen, en duizenden en duizenden insecten ‘gonsden en bromden en snorden door het sneeuwigGa naar voetnoot(5) bloeisel van de machtige Linde.’ - Op eene andere plaatsGa naar voetnoot(6) zijn het vogels die in Lindeboomen zingen; of het zijn liederen, die ‘onder de groene Linden’ klimmenGa naar voetnoot(7). - Er zijn ook lanen van ‘breede Linden’Ga naar voetnoot(8). - Daniël ziet in de verte ‘den ouden Lindeboom, den eenigen getuige van zijn eerste liefdewoord’Ga naar voetnoot(9). - Onder de zoete, lommerrijke Linden rust men: er staan bij Kemenaer's woning ‘hoogstammige Linden’ en er onder eene bankGa naar voetnoot(10); - zoo ook rust Raphaël onder LindeboomenGa naar voetnoot(11). Op markten en openbare plaatsen verhieven zich LindenGa naar voetnoot(12); ook vóor herbergenGa naar voetnoot(13); sommige afspanningen heeten In de LindeGa naar voetnoot(14); de brouwerij van Baas Job staat onder de schaduw van hooge LindenGa naar voetnoot(15). - Conscience gewaagt van speciale, opmerkelijke Linden: Eene groote Linde met machtige kruin overschaduwde de baan; ‘de knobbelige wortelen des booms hadden zich door den duur des tijds boven den grond verheven, en vormden daar nu aan zijnen
voet eene hoogte als eene zitbank, die met fijn gras was begroeid’; daar rustte HelenaGa naar voetnoot(1). - Bij de abdij der Bijloke, te Gent, stond een ‘hooge Lindeboom’, van waar Jakob van Artevelde het volk toesprakGa naar voetnoot(2). - In De LotelingGa naar voetnoot(3) wordt dikwijls een Lindeboom met een L.-Vrouwebeeld vermeld: hij groeit op een kruisweg, en Jan en Trien gaan er dikwijls bidden. De ‘Linde van Heilig Kerst’ is een hooge, reusachtige, eeuwenoude Lindeboom met een levensgroot kruisbeeldGa naar voetnoot(4).
Berk. - De Berk komt zeldzamer voor. Karel rust met den rug tegen eenen BerkestamGa naar voetnoot(5); - Bruno legt zijn hoofd tegen eenen ‘hoogen Berk’Ga naar voetnoot(6); - Berken heffen ‘hunne breede kruinen in de hoogte’Ga naar voetnoot(7) en dat schijnt me wel eenigszins gewaagd, want onze inlandsche Berk is een slanke boom; - juister luidt het: ‘de Berk met zijnen zilveren stam’Ga naar voetnoot(8); liefderijk en zorgvol keert Trien met een Berkerijs de vliegen van het aangezicht van den blinden lotelingGa naar voetnoot(9).
Abeel. - De witte Populier (Populus alba L.) is een ‘breedbladerige boom’Ga naar voetnoot(10) hij heeft een ‘breede kruin’Ga naar voetnoot(11); en hij klatertGa naar voetnoot(12). - De Italiaansche Popuher (P. italica Mönch) wordt in Batavia genoemd (blz. 248).
Els. - Het is een breedbladerige boomGa naar voetnoot(13); - Elzenhout overlommert de heideGa naar voetnoot(14); - er zijn ElzendreefkensGa naar voetnoot(15); - en
in Het ijzeren Graf bespiedt Leo de katjes van de ElzenGa naar voetnoot(1) in de Lente.
Esch. - De Esch heeft ‘wanstaltige wortelen’ die in het water eener bijna onzichtbare beek badenGa naar voetnoot(2). - In ValentijnGa naar voetnoot(3) en De BaanwachterGa naar voetnoot(4) is er sprake van eenen Treuresch.
Wilg. - De Wilgen worden meer aangehaald. Conscience gewaagt van dreefkens van WilgenGa naar voetnoot(5); - het zijn ‘breedbladerige boomen’, die met hunne wortelen ‘in de vette mullige aarde’ woekerenGa naar voetnoot(6); - aan den oever eener beek staat een ‘Wilgenboschken’Ga naar voetnoot(7); - de Wilg heeft ‘wanstaltige wortelen’Ga naar voetnoot(8); - elders is het een ‘tengere Wilg, die met zijn hangend loof als eene treurende maagd over de waterplassen zich boog’Ga naar voetnoot(9); - in venen en modderpoelen worden ‘de half verrotte stammen van ontwortelde Wilgen’ verteerd; - uit het hout van Wilgen snijdt Leo allerlei beeldjesGa naar voetnoot(10). - De Dwergwilg (Salix repens L.), die in de duinen ‘met zijne zilveren twijgen over de aarde’ kruipt, wordt genoemd in Bella StockGa naar voetnoot(11).
Wilde-Kastanjeboom. - GustaafGa naar voetnoot(12) blijft aan den voet van eenen Wilde-Kastanjeboom staan, waar voor de eerste maal de plechtige hefdebekentenis van Lenora haren mond ontviel, ‘welks loof zoo dikwijls de tonen harer zoete stem heeft opgenomen’, ‘getuige’ der ‘zuivere zuchten’ der twee geliefden; de lente heeft weder zijne ‘kruin met jeugdig gebladerte versierd; maar geene blijdschap, geenen troost meer aan zijnen voet’: ‘de klagende verzuchtingen van een lijdend hart stijgen
alleen tot’ zijn loover op! - Een Wilde-Kastanjeboom verheft zijne kruin tusschen de daken der huizen van NancyGa naar voetnoot(1) en ‘het gezicht van dit haar te zeer bekend loover werkt machtig’ op het gemoed van de arme Lenora.
Mast, Den, SparGa naar voetnoot(2). - Is vooral Pinus silvestris L. Conscience schijnt geen onderscheid te maken tusschen deze drie namenGa naar voetnoot(3). Hij bezigt nochtans, bij voorkeur, den eersten. Men weet dat hij in zijne werken met de Kempische heide dweept, en het zal dus niemand verwonderen dat hij zeer dikwijls deze boomen vermeldt. Hij spreekt van ‘het zwarte loof van een jong Mastbosch’Ga naar voetnoot(4); - van het ‘donkere loover van een onmeetbaar Dennenwoud’Ga naar voetnoot(5); - van ‘onafmeetbare Mastbosschen’Ga naar voetnoot(6); - van ‘het somber en voor (hem) grenzenloos Dennenwoud’Ga naar voetnoot(7); - van eene ‘laan van Dennen’Ga naar voetnoot(8); - van den wind, die ‘zachtjes door de spelden der Mastboomen’ ruischtGa naar voetnoot(9); - van ‘het zingend loof der Masten’Ga naar voetnoot(10); - van den orkaan, die ‘den Mastboomen een geheimzinnig gehuil der pijn’ ontruktGa naar voetnoot(11); - van ‘de spelden der Mastboomen, door den dauw bevochtigd.... als met mat zilver overtogen’Ga naar voetnoot(12); - van de ‘naaldbladerige Dennen, die, met hunne pijlrechte stammen en afhangende takken, op reusachtige armkandelaars’ gelekenGa naar voetnoot(13); - van oude Mastboomen, ‘rechtopgaande zuilen’Ga naar voetnoot(14); - van ‘kreupele Mastbos-
schen’Ga naar voetnoot(1); - van de balsemgeuren der MastbosschenGa naar voetnoot(2). - Mastboomkens langs de baan geplant dienen tot sieraad: b.v. in Blinde RosaGa naar voetnoot(3) en BaanwachterGa naar voetnoot(4), en ook wel eldersGa naar voetnoot(5). - Masttoppen - d.z. de kegels - worden bijeengeraapt en als brandhout verkochtGa naar voetnoot(6). - Toen Lange Jan op zijn dorp terugkeert, bemerkt hij, niet zonder ontroering, dat een jong Mastbosch een hoog Dennenwoud vervangt, ‘welks boomen zoovele vogelnesten droegen, en op welks boorden de verfrisschende Kraakbezie zoo mildelijk rijpte’Ga naar voetnoot(7). Zoo ook werpt de teruggekomen Jan, in Rikke-tikke-takGa naar voetnoot(8), zich geknield ten gronde in het eerst ontmoete Mastbosch en hij dankt God met luider stemme, omdat hij zijne ‘geliefde Speldeboomen mocht wederzien’. In Hlodwig en ClotildisGa naar voetnoot(9) wordt gewag gemaakt van een gewijden ‘reusachtigen Denneboom, waaraan eene doode rave, een zware hamer en eene Koornschoof waren gehecht, om de drievoudige Frankische Godheid - Woden, Thor en Freya - te herinneren’. - In De Jonge Doktor komt ‘eene dreve van hooge Zilvermasten’ voorGa naar voetnoot(10).
Lork. - De verwante Lork wordt eenmaal aangehaald: ‘Eene baan met groote Lorken bezoomd’Ga naar voetnoot(11).
***
Eenige uitlandsche Boomen worden soms geciteerd:
KatalpaGa naar voetnoot(12). - Op den Grinselhof bevond zich een hoog Katalpabosch dat ‘zijne takken als een breed scherm over het pad uitstrekte en nederboog’; - en het liet ‘vele zijner bloe-
men’ om het hoofd der slapende Lenora vallen en bestrooide ‘hare rustplaats met sneeuwwitte kelken’Ga naar voetnoot(1).
Acacia. - Mr. KemenaerGa naar voetnoot(2) zit ‘in zijnen wijden tuin onder eenen hoogen Acacia op eene bank’. Conscience meent hier: Robinia psendo-acacia L., de onechte Acacia.
In BataviaGa naar voetnoot(3) stalt de schrijver zijn botanische kunde met welgevallen uit. Hij spreekt er van den WaringaboomGa naar voetnoot(4) met de ‘breede kruin’ die staat ‘vóor alle tempels in het Oosten, dewijl men gelooft, dat de Indische God of Profeet Boedha onder zijne schaduw de menschen heeft onderwezen’. De boom is Ficus religiosa L.Ga naar voetnoot(5). - Hij noemt: ‘de heldergroene PattyGa naar voetnoot(6), dien de Javanen om zijn lommerrijk gewaai beminnen’; - ‘de schoone DadapGa naar voetnoot(7), waarvan elk blad gemarmerd is als eene bloem’; - ‘de fraaie KatapperGa naar voetnoot(8), welks takken terzelfder tijd met knoppen, met bloeisel en met vruchten zijn beladen’; - ‘de statige Jambos’, met het ‘roode bloeisel’Ga naar voetnoot(9) ‘die evenals een Italiaansche Populier zijne effen kruin ten hemel schiet’Ga naar voetnoot(10). - Hij spreekt van ‘het venijnig sap van den gevreesden Upasboom’Ga naar voetnoot(11), ‘een boom met welks sap de Javanen hunne wapens
vergiftigen’. - Een ‘krans van goudgele Champakka-bloemen’ geurden aan de bloote armen van AleidisGa naar voetnoot(1). - ‘Tegen den dikken stam van eenen Billingbing lag de meid te slapen’Ga naar voetnoot(2). - Hij citeert nog ‘de lommerrijke Kelors’ met ‘donker en glanzend loover’; - de Pisang of BananasGa naar voetnoot(3) met de ‘reusachtige bladeren’; - de Areka-palmGa naar voetnoot(4) met eene ‘kruin als een zonnescherm’; - de rankende SuryboaGa naar voetnoot(5), eene slingerplant; - de LontarGa naar voetnoot(6) of Jagerboom met ‘waaiervormige bladeren, waarop de oude Indianen gewoon waren hunne ola's of brieven te schrijven’; - de KokospalmenGa naar voetnoot(7), die ‘het strand bezoomen en hunne verheven kruinen ais reusachtige vederbossen in den zachten landwind wiegelen’Ga naar voetnoot(8); - de ‘eeuwenheugende Pinkoe's..., Langsars..., Pinango's..., Surens...’Ga naar voetnoot(9); - de hooge Lianen, ‘die van den eenen boom op den anderen voortloopen, als dunne koorden van alle takken nederhangen, opnieuw wortel schieten, nogmaals met verdubbelde kracht tot boven de hoogste kruinen opklimmen en daar met hun dik en weelderig gebladerte een looverdak vormen, dat, zelfs bij vollen dag, slechts een twijfelachtig licht tusschen deze verwarde plantenwereld laat doordringen’Ga naar voetnoot(10).
In zijne romans treffen wij talrijke Fruitboomen (of hunne Vruchten) aan.
Wijngaard, Wijnstok. - Deze lieve vruchtplant wordt met voorliefde vermeld: Huizen met ‘gevels met Wijngaarden omslingerd’Ga naar voetnoot(1): - Wijngaard ‘met bochtige ranken’Ga naar voetnoot(2); - een oude ‘Wijngaard’ naast de ‘deure’Ga naar voetnoot(3); - ‘een oude knoestige Wijngaard’ die weleer een gedeelte des gevels overdekt heeft, is ‘voorovergevallen’ en ligt nu ‘met het hoofd ter aarde neergebogen’Ga naar voetnoot(4); - het Blauwe Huisje, in den door Conscience-Knaap zoo geliefden Groenen Hoek, had ‘van wederkanten zijner deur’ eenen Wijngaard; zij strengelden hunne takken dooreen en omkransten de vensters met festoenen, en overdekten geheel den blauwgeschilderden gevel en de roode dakpannen; en toen hij dit schreef, herinnerde zich Conscience de witte en blauwe Druiven tusschen het groen, waarvóor hij als kind gapend en watertandend en met de lippen smachtend bleef staanGa naar voetnoot(5); en in de maand Juli keken ‘de kleine, groene Druiven.... als peerlen en smaragden tusschen het loover uit’Ga naar voetnoot(6). - En hoe bezingt hij, in De Dichter en zijn DroombeeldGa naar voetnoot(7), de Druif en haar sap?
In Eene Uitvinding des Duivels wordt gesproken van ‘zilver uit Wijngaardtranen’ gestooktGa naar voetnoot(1).
Appelboom, Appelaar. - In Geld en AdelGa naar voetnoot(2) komt een Appelaar voor: - in Eene Verwarde ZaakGa naar voetnoot(3), ‘de boomgaard overlommerd met de kruinen van machtige Appelaars’; - in De Ziekte der VerbeeldingGa naar voetnoot(4), een vink ‘die zingt in den Appelboom’; - in Een ZeemanshuisgezinGa naar voetnoot(5), ‘kinderen die blozen als Appels’; - in De LotelingGa naar voetnoot(6) is het O.L. Vrouw die bloost als een Appel; - in Het GoudlandGa naar voetnoot(7) verliest Kwik zijn Appeltje voor den dorst, d.i. zijn spaargeld, en, in Baas GansendonckGa naar voetnoot(8), weet Kobe niet ‘langs welken kant (hij) den bedorven Appel’ - d.i. de netelige zaak - ‘aanpakken zal’. = Het uithangbord de Gouden Appel vindt men in Eene Verwarde ZaakGa naar voetnoot(9).
Peer. - Ik ken maar eene plaats, waar deze vrucht wordt aangehaald: ‘Lekkere Kalebasperen’Ga naar voetnoot(10).
Pruimeboom. - De wilde Pruimeboom, nl. de Sleepruimelaar, heeft bloemrijke takken, waarop ‘dartele vogels de lieve jeugd des jaars bezingen’Ga naar voetnoot(11).
Perzikboom. - Een enkele maal: ‘de Perzikboomen tegen den muur’Ga naar voetnoot(12).
Abrikoos. - Het schoone Trezeken ‘was als eene Abrikoos, die staat te rijpen tusschen het liefste groen’Ga naar voetnoot(13).
Kriekeboom, Kriekelaar. - Er wordt gesproken van eenen Kriekelaar in Geld en AdelGa naar voetnoot(14); - van de Kriekeboomen
rond een boerenhuis, in Eene O te veelGa naar voetnoot(1); - van de Krieken, die reeds begonnen te blozenGa naar voetnoot(2); - van kinderen, die blozen als KriekenGa naar voetnoot(3).
Kers. - Eene enkele maal wordt van ‘blozende KersenGa naar voetnoot(4)’ gewag gemaakt. De gelijkenis van Kersenboom en Paddenstoel, zie Paddenstoel.
Note(n)boom, Notelaar. - Bij de Lutschine in Zwitserland, tiert ‘bovenal weelderig’ de NotelaarGa naar voetnoot(5); - gevels zijn ‘in stille schaduw half verdoken onder het breede lommer der Noteboomen’Ga naar voetnoot(6); - De Noteboom heeft eene ‘breede kruin’Ga naar voetnoot(7); - twee ‘hooge Noteboomen’ staan bij eene boerenhofstede en, verder, heeten zij ‘reusachtige Notelaars’Ga naar voetnoot(8). Conscience vertelt geroerd in Gesch. mijner jeugdGa naar voetnoot(9) dat in 1855 nog het reeds bouwvallig huisje van den Groenen Hoek bestond en ook ‘den Notenboom, nevens de poort, dien (hij) met (zijne) kinderhanden rechthield, toen (zijn) vader hem plantende, de aarde op zijnen wortel wierp, en (hem) tot zedeles de fabel van den Grijsaard en de Drie Jongelingen, uit Lafontaine vertelde’.
Mispelaar. - De boom wordt niet vermeld; doch in Eene O te veelGa naar voetnoot(10) wordt van een ‘Mispelaren stok’ gewag gemaakt.
Kastanjeboom. - Een Kastanjeboom wordt genoemd in De Schat van Felix RoobeekGa naar voetnoot(11) en in De Oom van Felix RoobeekGa naar voetnoot(12) wordt de spreuk gebezigd: voor iemand de Kastanjen uit het vuur halen.
***
Eenige uitlandsche vruchten moeten nog hier geschikt worden:
De Keizersgezinden (onder Jozef II) zijn VijgenGa naar voetnoot(1); ook Van Beek, Conscience's leermeester, was eene VijgGa naar voetnoot(2).
In De Oom van Felix RoobeekGa naar voetnoot(3) vindt men de vertaling van het bekende vers van Göthe:
En er wordt bijgevoegd, dat in Vlaanderen noch Citroenen noch ‘Appelsinen’ groeien, maar het geboortedorp toch immer den mensch lief blijft.
Helena draagt, als bruid ‘eene kroon van OranjebloemenGa naar voetnoot(4)’; - Laura is ‘in stille droomerij’ bezig met het vlechten eener bruidskroon: de bloemen, ‘sneeuwwitte bloesem’, die zij daartoe verzamelde, waren aan Oranjeboomen ontnomenGa naar voetnoot(5); - en Monck toont haar ‘van verre eenen krans van Oranjebloemen, waartusschen hier en daar een gesteente glinsterde, - een huwelijkskroonGa naar voetnoot(6).
Eindelijk is Marseille ‘het land waar de Olijven groeien’, ‘het schoone land der Olijven’Ga naar voetnoot(7).
Heesters.
Een tamelijk groot getal Heesters - meestal Sierplanten - komen in Conscience's romans voor.
Roos, Rooze (zooals hij in zijne eerste werken schreef; en zooals nog gewoonlijk dialectisch b.v. in de beide Vlaanderen), Rozelaar (Roozelaar). - Het is de ‘bloemenkoninginGa naar voetnoot(8). In talrijke vergelijkingen wordt deze bloem aangehaald: er ge-
zond uitzien als eene RoosGa naar voetnoot(1); - frisch als de Roos zijnGa naar voetnoot(2); - schoon zijn als de Roos in de lenteGa naar voetnoot(3); - gezond en bloemig zijn als eene RoosGa naar voetnoot(4); - een aangezicht zuiver als de RozenGa naar voetnoot(5); - lippekens als twee Rozebladen geplooidGa naar voetnoot(6); - een mondelijn klein als een gevouwen RozebladGa naar voetnoot(7); - een mondje gelijk een RozeknopGa naar voetnoot(8); - Helena is Roos en Lelie terzelfdertijdGa naar voetnoot(9); de ‘liefelijkste Lenteroos’ verbleekt nevens haarGa naar voetnoot(10). Op Wanna's wangen blinken gezondheid en vreugde ‘als frissche Rozen’Ga naar voetnoot(11). Lucia, een kind, is een ‘kleine Rozeknop’Ga naar voetnoot(12); - een boetend gevallen meisje, ‘Roosje pas ontloken en reeds door den worm verknaagd’Ga naar voetnoot(13); - Bella Stock, ‘eene Roze, verloren in de duinenGa naar voetnoot(14)’; - Theresia, de ‘geheimzinnige Roos’, Rosa mysticaGa naar voetnoot(15). Van een klein kind wordt gezegd: ‘de Lenteroos is niet schooner noch gezonder’Ga naar voetnoot(16); - van een hart, dat het ‘ontluikt als eene Roos in de lente’Ga naar voetnoot(17). ‘Geene Rooskens zonder Doorns’, zegt Pauwke-PlezierGa naar voetnoot(18). - In Baas GansendonckGa naar voetnoot(19) spreekt Conscience met ontroering van den tijd, ‘toen de Rozen der jeugd en de Leliën der zuivere levenspoëzij’ zijnen schedel sierden! - Van de schoonheid der vrouw heet
het dat zij eene bloem is, ‘die tijdelijk kan verwelken door moedeloosheid en verdriet; maar kome nieuwe hoop en nieuw vertrouwen, dan herleeft zij plotseling als eene Roze, door den lenteregen verkwiktGa naar voetnoot(1)’. - De zieke RosaGa naar voetnoot(2) vraagt den bedroefden broeder: ‘Broeder, de Rozenstruiken beloven nog zoovele bloemen... Zal ik vertrokken zijn, eer de lieve knopjes ontluiken?’ En de broeder troost haar en plukt voor haar eene Roze: ‘Neem deze Roze, zij is dijnGa naar voetnoot(3) beeld en draagt dijnen naam; haar geurrijk hart verkwikke dijnen geest’. Maar het meisje klaagt: ‘Arme Roze, waarom dij zoo vroeg van dijnen stengel gerukt!... Broeder, wat zal nu het lot der bloeme zijn?’ ‘Zij zal verwelken en sterven, Rosa’. De zuster ontbladert de Roze en slaapt in; en de broeder zucht: ‘Twee bloemen, die verwelken!... Arme Roze, daar liggen nu dijne roode bladeren als bloedvlekken op de sneeuw harer handen gestort!’ Rosa beweegt nu hare handen en de Rozebladeren vallen in een voorbijstroomend beekje. Rosa ook is een ‘kranslooze bloem op gebroken stengel’, zij ook heeft ‘geen enkel blaadje meer om het den levenstroome te schenken’. Een weinig verder vaart de verleidende duivel in eene andere Roze, die haar stengel tot Rosa buigt; deze zegt: ‘Kom, lieve bloeme, lig vrij op mijnen schoot, ik zal dij plukken. Hoe rijk gekleurd is dijn betooverend gelaat’. Maar de Roze spreekt streelend: ‘Zuster, ik kom en rust op dijnen schoot, om dijn betooverend aangezicht te zien. O, wat bens du schoon! Geene onder ons heeft bladeren, welker verf zoo zuiver is als de kleur dijner wangen. O, verhef dijne lange wimpers nog, dat ik dijne zwarte oogappelen fonkelen zie! Ik benijd dijnen lieven monde zijn koraalrood; hadde ik bladeren als dijne lippen, zoo verwelkte ik morgen op de borst eener koninginne. O, lach nog zuster, want dan is dijn mond gelijk een Rozeknopje in welks hart de rijkste paarlen schitteren. Dan is dijne schoonheid ontegensprekelijk, verleidend als de jongste morgenstraal!’ En het meisje: ‘Du dwaals voorzeker, lieve bloeme, of sprak dijne stem het lied dat de Rozen elkander van verre toezingen?’ Nu smeekt de Roze om geplukt te worden;
het meisje neemt ze en steekt ze op hare borst; maar een onbekend vuur zinkt in haren boezem, en met de woorden: ‘Roze, dijne doornen wonden mij!’ werpt zij de bloeme weg. - Rozen worden op verjaarfeesten geschonken. In De Kwaal des TijdsGa naar voetnoot(1) toont Celesta aan Daniël den Rozelaar, dien zij op haar vijftiende jaarfeest van den jongeling heeft gekregen, dien zij beiden samen nevens de deur van het plantenhuis hebben geplant en waarop Daniël eenige verzen maakte. Zoo ook groeien in den hof van Meester Bockstal Maandrozen, die Helena haren vader op zijnen naamdag heeft geschonkenGa naar voetnoot(2). - Op eene andere plaats dienen Maandrozen als sieraad: eene kroon van Maandrozen’ wiegelde boven de blozende aangezichtjes van ‘jonge meiskens’, ‘op hunne losse, vlottende haren’, en deze bloemen schenen in strijd ‘om den prijs der liefelijkheid met de lachende lippekens der kinderen’Ga naar voetnoot(3). - EldersGa naar voetnoot(4) liggen Rozen op de doodkist van Lisa: ‘Rozen en Leliën, beelden der maagdelijke zuiverheid’. - Op het kleed van O.L. Vrouw ziet de goede Trien in haren droom ‘gouden bloemen’, ‘groote Rozen’Ga naar voetnoot(5). - Een bepaalde Rozesoort wordt vermeld, nl. de Duinroos of Rosa pimpinellifolia L. Tante Claar heet ze KraaidoornsGa naar voetnoot(6).
Syring, Syringeboom, Kruidnagelbloem. - Deze geurige en kleurige sierheester wordt vermeld om zijnen zoeten geur: ‘geurige Syringenbosschen’ overlommeren van wederzijde een wegeltjeGa naar voetnoot(7); - bij een venster groeide ‘een blok Syringeboomen, wier bloemen gewis in de lente de gansche woning met hunnen goeden geur moesten vervullen’Ga naar voetnoot(8); - in den Grinselhof bezwangeren ‘de Syringa's.... de lucht met malsche geu-
ren’Ga naar voetnoot(1); - ‘de Syringa toonde de botten der tuilen, die de frissche Meilucht met den zoeten kruidnagelgeur zouden vervullen’Ga naar voetnoot(2); - ‘Kruidnagelbloemen’ groeiden in den tuin van het kasteel ‘in zulke menigte, dat haar purperachtig gebloemte als een onmeetbaar behangsel den ganschen hof omringde en de lucht vervulde met den liefelijksten geur’Ga naar voetnoot(3); - twee Syringaboschjes waren ‘beladen met eenen overvloed van purperachtige tuilen, welker zoete kruidnagelgeur zich wijd en zijd verspreidde’Ga naar voetnoot(4); - in Juni had ‘de Kruidnagelbloem... uitgegeurd’Ga naar voetnoot(5). Men spreekt nog van Syringenboschjes in ValentijnGa naar voetnoot(6) en van overgebleven Syringen in De Koopman van AntwerpenGa naar voetnoot(7).
Heide. - Conscience spreektGa naar voetnoot(8) met ontroering van de heide, beschrijft ze met voorliefde, doorwandelt ze met lust, en men mag zijne Heidenovellen onder zijne beste gewrochten rekenen. Ook de HeidebloemGa naar voetnoot(9) komt dikwijls in zijne werken voor. De bloemen van het Heidekruid ‘bepurperen’ de naakte vlakteGa naar voetnoot(10); - Stina komt met eenen bussel Heide - strooisel voor den geitestal - naar huis en ‘de purperen Heidebloempjes’ hangen nevens haar aangezichtGa naar voetnoot(11). - ‘Houtig’ is het HeidekruidGa naar voetnoot(12)’. - Als de eerste maal de reuk der ‘schaddenvuren’ door den wind den boer wordt toegevoerd, weent hij als een kind, en hij eet van het eerste Heidekruid dat hij ziet, ‘om de dierbare plant dichter aan het hart te hebben’Ga naar voetnoot(13). - Het
ontevreden KnagelijntjeGa naar voetnoot(1) zou willen een ‘Heidebloemken’ zijn: ‘dan zou de wind ook van 's morgens tot 's avonds met mij spelen en mijne bellekens doen waggelen; ik zou de blauwe lucht altijd zien, en de lieve bijkens zouden mij ook komen kussen en streelen’. Maar hare moeder zegt dat het Heidebloemken niet zoo gelukkig is als Knagelijntje. Dit ondervraagt dus het ‘Heidebloemken-lief’ en het antwoord luidt: ‘Ik wenschte wel dat ik een rat geboren waren’. - ‘Rat geboren, roept Knagelijntje. Wel, gij zijt van uw verstand, zot kruid!’ - ‘Neen, antwoordt de Heibloem, ik beklaag mij met reden. Wat baat het mij, fraai gekleed en liefelijk van aangezicht te zijn? Ik sta hier midden in de woestijn - en op een geheel jaar is er geen enkel oog, dat mij bewondert, of geen mond, die mij prijst. In den zomer brandt de zon mij bruin, in den winter moet ik maanden lang slapen en bevriezen. En als ik al veel moeite gedaan heb om mijne jonge scheuten tot zekeren ouderdom op te voeden, dan komt de landman, die ons allen te gelijk afmaait en ons onder de koe of in het vuur smijt’. En Knagelijntje moest erkennen dat het waar is! - Eigenaardig noemt de schrijverGa naar voetnoot(2) zijne landelijke novelien: ‘nederige kranskens’ die hij, ‘al droomende uit Heidekruid en Koornbloemen’ heeft gevlochten.
Geitenblad, Kamperfoelie. - Hiermede wordt bedoeld het geslacht Lonicera (wellicht zonder onderscheid de twee soorten: L. periclymenum L, het wilde G., en L. caprifolium L., het tamme). Het is het ‘lieve GeitenbladGa naar voetnoot(3)’. ‘De geurige bloemtuilen van Geitenblad’ versieren ‘met een gouden bekleedsel’ - de bloemen hebben waarlijk die kleur - den breeden voet van den EikGa naar voetnoot(4). Meermaals wordt de plant om hare ranken genoemd, waarmede prieëlen worden gemaakt: ‘een priëel van Geitenblad of KamperfoelieGa naar voetnoot(5)’. - ‘een lustpriëel.... met de liefelijke ranken van het Geitenblad’ overdektGa naar voetnoot(6); - ‘een groene looverboog van rankend Geitenblad
en BrandkruidGa naar voetnoot(1)’; - ‘een dak van Brandkruid en GeitenbladGa naar voetnoot(2)’.
Brandkruid, MaagdenrankGa naar voetnoot(3). - Het is het geslacht Clematis (vooral C. vitalba L). Het rankend kruid met de talrijke witte bloemen wordt soms genoemd naast GeitenbladGa naar voetnoot(4): men benuttigde het tot het vormen van priëelen. Het Brandkruid wordt om die reden nog aangehaald in De Oom van Felix RoobeekGa naar voetnoot(5). Ook in De GierigaardGa naar voetnoot(6), waar de plant Maagdenrank heet. Als wilde pumplant vindt men ze in De Leeuw van VlaanderenGa naar voetnoot(7).
Brem. - Het verblijf van den weerwolf had een dak van Brem en VarenGa naar voetnoot(8).
***
Eenige namen van uitheemsche Heesters volgen nog hier:
Azalea (die hij in zijn Boek der Natuer Zandrooze heet). - Conscience was juist bezig met jonge Azalea's in de kweekerij van Van Geert te ‘verpooten’, toen men hem kwam vragenGa naar voetnoot(9) te spreken op het graf van Van Bree. Er wordt nog terloops van Azalea's gesproken in ValentijnGa naar voetnoot(10) en in de Kwaal des TijdsGa naar voetnoot(11).
Mimosa. - Men vindt vermeld ‘een paar groote Mimosa's’, die ‘prijkten met eenen overvloed van gele, fluweelige katjesGa naar voetnoot(12), die tusschen het fijne loover zich uitlosten als een
schat van gouden gepaarlte’. Het waren ‘levende kolommen, zoo weelderig en zoo rijkGa naar voetnoot(1)’.
Erica. - ValentijnGa naar voetnoot(2) toont Helena ‘Erica's van de Kaap de Goede Hoop’. Die welke zij ‘daar zoo liefelijk ziet bloeien, zijn de Erica andromedaeflora, ardens, baccans en gracilis’. Het zijn ‘vreemde Heidekruiden’.
Camellia (in Boek der Natuer: Sinarooze). - Conscience, hoveniersgast bij Van Geert, hecht, aan Cameliastammen, looden nummersGa naar voetnoot(3). Hij vermeldt eenen ‘grooten Cameliaboom’Ga naar voetnoot(4); - spreekt van ‘Kamelia's’ die op den satijnen hoed van Lisa hangenGa naar voetnoot(5); - van twee ‘hoogstammige Camelia's’ die Daniël aan Celesta schonk, heesters van herinnering: want in de schors ‘staan nog twee letteren, die (Daniël) lachend tot aandenken er (in sneed)Ga naar voetnoot(6)’.
Alpenroze. - In De Arme EdelmanGa naar voetnoot(7) leest men: ‘De Alpenroze staat in vollen bloei’ op den Grinselhof. De schrijver bedoelt hier, meen ik, Rhododendron ponticum L.
Metrosideros (Callistemon) speciosus DC. - Deze Nieuw-Hollandsche Heester uit onze plantenhuizen wordt als volgt beschrevenGa naar voetnoot(8): De bladeren ‘schijnen zoovele platte, lederen riemkens van eene eigenaardige vaalgroene tint’. En daarna maakt Conscience een plantengeographische beschouwing: ‘Dit is het opzicht van schier alle planten uit dat groote land, en men kan ze daaraan bij den eersten blik herkennen. Wonderlijk en vreemd is daar de natuur: alles heeft er vormen, geheel verschillend van die, welke de groeiende en levende wezens in andere werelddeelen kenmerken.’
***
Zooveel over de Sierheersters. Thans gewaag ik van eenige andere geciteerde inlandsche Heesters of Struiken.
Hazelaar. - Hij wordt vermeld om zijne lieve vroege katjes; Leo bespiedt de ‘katjes van Hazelaren en Elzen, die onder de eerste stralen der nieuwe zon’ zich moeten ontwikkelenGa naar voetnoot(1); - de Hazelaar wiegt zijne katjes in den zachten windGa naar voetnoot(2); - hij ‘ontplooit zijne wiegelende kattekensGa naar voetnoot(3)’.
In Baas GansendonckGa naar voetnoot(4) wordt gewag gemaakt van’ het dichtgegroeid loof van een Hazelaren boschken’.
Buks, Wijpalm. - De Buks is een tuinheester: ‘voetpaden met boorden van korten Wijpalm omzoomd’Ga naar voetnoot(5); - een bloemenperk ‘met eenen kring van Dwergpalm omslotenGa naar voetnoot(6)’. Anders heet het een gezegend kruid: ‘Het lijk, door vrouwen gedragen, was opgevolgd door wel vijfhonderd menschen, allen met Bukstwijgen of Wijpalmtakken in de hand’; want ‘de Wijpalm is in Kerlingaland de boom der dooden’:Ga naar voetnoot(7) - in een vat met wijwater rust een ‘droge Palmtak’, waarmede men de eettafelGa naar voetnoot(8) voor het ‘doodenmaal’ besproeit; - men spreekt van een kruisbeeld met Wijpalm, in De Duivel uit het SlangenboschGa naar voetnoot(9) en ook in Bella StockGa naar voetnoot(10) (‘den tak Zegenpalm’). - Op den huwelijksdag van Hlodwig en Clotildis droegen de Christendochters ‘groene takken WijpalmGa naar voetnoot(11)’.
Jeneverboom. - De Jeneverboomkens der heide spelen eene speciale rol in Rikke-tikke-takGa naar voetnoot(12): de ‘waggelende Jene-
verboomkens’ belommeren de heide; - zij zijn ‘donkergroen’; - de wederkeerende Jan spreekt er tegen, ‘als waren zij menschen geweest’. - Jeneverbezen gebruikt de duivel tot het stoken van zijnen helschen drankGa naar voetnoot(1).
IJp (soms IJf, naar fr. If), Spaansch Groen. - De IJp is een doodenboom, gelijk meestal de immergroene Boomen: in een ‘bosch van IJpenboomen’, een ‘IJpenbosch’ ligt een grafsteen met zonderlinge letterenGa naar voetnoot(2). Het is ook wel een sierheester: Rond den hof is eene haag van Spaansch groenGa naar voetnoot(3); - in De PodagristGa naar voetnoot(4) komen ‘kegelvormig geschoren IJfboomen’; - bij de inhaling van Daniël zag men ‘eene hooge triumfpoort van Spaansch groen of IJpenlooverGa naar voetnoot(5)’.
Maarntak, Mistel. Is Viscum album L, de wonderlijke schuimplant. - Aan dit kruid, dat op Eikeboomen, doch vaker op boomen met zachter hout groeit, werden vele krachten toegeschreven, en ‘het was aangezien als den Goden bijzonderlijk toegewijd’. Daarom omvatte ‘eene kroon van Maarntakken’ de haren van den OpperbloedmanGa naar voetnoot(6); en met een Maarntak werd het offerbloed over de vergaderde Franken in den Wijhof gesproeid. De booze Loki maakte eenen pijl van Maarntak - hier heet de heester ‘Misteltein’Ga naar voetnoot(7) - gaf hem den blinden Hauder, die er mede den schoonen Balder doodde: Godin Freya had alle wapens, metalen, boomen, dieren den eed afgenomen Balder niet te deren, doch den Misteltein had zij overgeslagen, want hij scheen haar te jong om in eere genomen te wordenGa naar voetnoot(8).
Doorn, Meibloem. - De fraaibloemige heester komt soms voor als sierplant. Zoo draagt Pauwken-Plezier in de hand ‘eenen bloeienden tak witten Haagdoorn, de Meibloem der Antwerpenaars’, en hij geeft ‘de geurige bloemtakken’ aan Kaatje, zijne geliefdeGa naar voetnoot(9). De struik heet ‘de nederige Doornbloeme’
in AvondstondenGa naar voetnoot(1), en, in Het IJzeren GrafGa naar voetnoot(2), ‘de zwarte Doorn’, die zijn bloeisel in de Lente toont. De plant komt echter meer voor in geijkte spreekwoordelijke gezegden: Op Doornen zittenGa naar voetnoot(3); - op nen Doorn trappenGa naar voetnoot(4); - wat Doorn heeft u gestoken?Ga naar voetnoot(5) - weten waar de Doorn hem heeft gestokenGa naar voetnoot(6); - een pijnlijke Doorn in het hart hebbenGa naar voetnoot(7); - ‘de Doorn eener liefde zonder hoopGa naar voetnoot(8)’; - niets dan Doornen en Distels voortbrengen (van het geboortedorp gezegd: het blijft niettemin den mensch immer liefGa naar voetnoot(9)!
Braam. - Het Braambosch wordt meermaals vermeld: b.v. in Hugo van CraenhoveGa naar voetnoot(10), de weerwolf kruipt ‘onder de Braambosschen’ heen; - in De BoerenkrijgGa naar voetnoot(11): ‘daar woelde het Braambosch in wulpsche kracht en slingerde zijne ranken dwars door alles heen’; - nog in HugoGa naar voetnoot(12), ‘daar wierp het Braambosch zijne purperenGa naar voetnoot(13) ranken van stam tot stam en weefde er een ondoordringbaar voorhangsel’. Zie nog ‘Braamranken’ in hetzelfde werkGa naar voetnoot(14). In Everaard 't SerclaesGa naar voetnoot(15) komt een ‘kruipeboschje van Hazelaars en Bramen’ voor. Het boetende meisjeGa naar voetnoot(16) plukt een handvol Braambeziën en laaft er mede haar dorstig kind.
Klimop, Veil, Eiloof. - Wordt zelden aangehaald, en het is verwonderlijk, want de plant is gemeen en kenschetsend.
‘Tegen de bruine muren van het gebouw - Nieuwenhove - kropen lange Veilranken, en wortelden zich in de uitgebrande naden der steenenGa naar voetnoot(1)’. Steenbonken zijn ‘met Klimop’ begroeidGa naar voetnoot(2). Het ‘getrouwe Eiloof klom en daalde in liefdekransen’ rondom den ruwen stam van eenen Eik (Gr. H.v. Craenh., II, 213a).
Spork. - In De LotelingGa naar voetnoot(3) snijdt Trien ‘twee Sporkestammen’ af; - in De Duivel uit het SlangenboschGa naar voetnoot(4) is de muur eener hut met ‘dooreengevlochten Sporkestammen’ en leem gemaakt.
Gagelkruid. - Deze kenschetsende plant voor het Kempenland wordt maar tweemaal geciteerd: ‘Gagelstruiken van de heide’ leest men in De Gerechtigheid van Hertog KarelGa naar voetnoot(5); en in De Boerenkrijg verbergt zich de moerassige grond ‘onder het grauwe loof van hoogopgeschoten Gagelkruid’Ga naar voetnoot(6).
Kruiden.
Talrijker zijn de aangehaalde Kruiden (planten met kruidachtige stengels); ik schik ze in eenige groepen.
1o In het wild groeiende Kruiden met lieve bloemen.
Madelief (Madelieve). - Het zal niet verwonderen dat deze mooie weidebloem meer dan eens wordt genoemd. Het is het ‘zilverig MadeliefjeGa naar voetnoot(7)’; - of het ‘sneeuwig wit der duizenden Madelieven’ blinkt ‘op de weideGa naar voetnoot(8)’; - of ‘de parelensneeuw der Madelieven’ ligt ‘gestrooid over het groene tapijtGa naar voetnoot(9)’; - of de Madelieven doen ‘hunne duizende zilveren starrekens tusschen het jonge gras schitterenGa naar voetnoot(10)’; - of Made-
lieven blikkeren als ‘verloren paarlenGa naar voetnoot(1)’. - Als de Madelief, bij regenweder, hare bloemen sluit, ziet men het rozerood der lintbloempjes; eene enkele maal spreekt Conscience van ‘het rozig MadeliefjeGa naar voetnoot(2)’. - De heete tranen van Bernhart - in Gr. Hugo v. Craenhove - verwelken het gras en hij ziet ‘de Madelieven zich sluiten en sterven’: voorwaar een erg romantische metaphore! - In het vertelsel van KnagelijntjeGa naar voetnoot(3) vraagt het ontevreden Ratje aan het Madeliefken of het gelukkig is; en het bloempje antwoordt: ‘Gelukkig? Alle dagen bijten de koeien of de schapen mijne bloemkens af, of ze trappen mij te pletteren, dat ik in geene drie maanden op mij zelf kom. - Gij kunt nog loopen om het gevaar te ontvluchten, gij hebt tanden om u te verdedigen - gij kunt wandelen; maar ik ben een ongelukkig schepsel op de aarde. Zie, ginder komt de schaapherder weer met zijne gulzige beesten; ik beef al van angst en schrik’. Ook in het Boek der Natuer wordt eene verdrogende Madelieve sprekend opgevoerdGa naar voetnoot(4). - Vóor haar venster, in de verre stad, kweekt Lenora Madelieven en ze staan ‘onder de zon te bloeien’; het meisje ‘plukt eene dezer Madelieven en ontbladert ze in vergetelheid...Ga naar voetnoot(5)’ - Soms dient de lieve bloem tot sieraad: Felicita droeg op een avondfeest ‘eene kroon van Madelieven, die glinsterden, als droege (zij) eenen starrenkrans rondom’ haar hoofdGa naar voetnoot(6). - Op het graf van den vader der twee weezen, groeit een lief bloemken, een Madeliefken, ‘en er is rood aan zijne bladerkens’; en daar het weezejongetje het bloemken wil plukken, zegt de moeder: ‘Neen, neen, Janneken, laat het bloemken leven: het groeit op het graf uws vaders, kindGa naar voetnoot(7)’.
Kollebloem en Korenbloem. - Deze akkerbloemen worden immer door Conscience met elkander verbonden. ‘Blauwe Korenbloemen en roode Kollen’ buigen zich vóor de stappen der schoone Helena Minnens, ‘als brach-
ten zij hulde aan eene schoonere bloem dan zij allenGa naar voetnoot(1)’. - Liefelijker nog is het volgende beeld: Wanna droeg op haar hoofd een bussel kruiden uit het Koren gewied; en ‘de vurige Kolrooskens en blauwe Korenbloemen hingen waggelend op haar voorhoofd of daalden als kransen der liefde langs haren hals; de zon speelde daartusschen met hare vroolijkste stralen, en maakte dus van het eenvoudige boerenmeisje het zuiverste beeld der maagdelijke levensvreugd en der vrouwelijke natuurschoonheid’Ga naar voetnoot(2). - Mieken en Janneken plukken onderweg ‘de blauwe Korenbloemen en de roode Kollen uit de Rogge... Janneken vlecht uit de bloemen eene kroon’ voor zijne gezellin, op wier hoofd ‘praalt de roodblauwe krans’Ga naar voetnoot(3). - Kleine kinderen verlustigen zich ‘in het maken van een kermisperk uit blauwe Korenbloemen en roode Kollen!’Ga naar voetnoot(4). - Eenmaal wordt de Korenbloem zonder de Kol aangehaald op figuurlijke wijze: Conscience heeft nl. ‘nederige kranskens’, zijne novellen, ‘uit Heidekruid en Koornbloemen’ gevlochtenGa naar voetnoot(5) en de eerste bloem uit dit kransken is zijn roerende Loteling!
Viooltje, Pensee (of Violet). De eerste is Viola odorata L., de tweede Viola tricolor L. - Het ‘blauwe Viooltje’ is eene LentebloemGa naar voetnoot(6); - in Geld en AdelGa naar voetnoot(7) heet het ‘het geurige Viooltje’; - Viooltjes geuren ‘aan de zuidelijke kanten der grachtenGa naar voetnoot(8)’; - ‘Violetten’ bloeien vóor het open vensterGa naar voetnoot(9) en worden er door het treurige meisje verzorgd. - Het is wellicht eene herinnering aan de bloemkweekerij van Van Geert, wanneer Conscience als volgt van de Pensee spreekt: de droogte niet alleen heeft deze Penséen (sic) mager en klein gemaakt; ‘om altijd schoone bloemen te hebben en de soort te behouden, mag men deze planten hunne stengels niet te
zeer laten verlengen; in September moet men al hun loof afsnijden, of sterke afzetsels er van maken, want de opgeschotene planten sterven meestal in den winter, of geven het jaar daarna slechts zeer verminderde bloemen. Dit is eene eerste voorwaarde om de Viola tricolor wel te kweekenGa naar voetnoot(1)’.
Anemone, Windroosje. - Anemone nemorosa L, de zoo gewone woudbloem wordt bedoeld. Het is eene lentebloem: Leo wacht ‘met aangejaagd verlangen naar het loof der Woud-Anemone, dat allereerst zich aan den voet van het Eikenschaarhout zou vertoonenGa naar voetnoot(2)’; - de ‘Woud-Anemone heeft den roep der lentezon gehoord en vertoont hare eerste bladeren in het schaarhoutGa naar voetnoot(3)’. Zij is purper (het onderdeel der bloembladen nl.): ‘het purperen WindroosjeGa naar voetnoot(4)’, ‘de purperen Windroos’Ga naar voetnoot(5).
In De Oom van Felix RoobeekGa naar voetnoot(6) wordt gewezen op Anemonen die Helena - thans in Duitschland verblijvende - in den tuin van meester Bockstal heeft geplant. Er is hier denkelijk sprake van een variëteit van de gekweekte Anemone hortensis L. (of van A. coronaria L.)
Maagdenpalm. - Is Vinca minor L. Dit blauwbloemige immergroene kruid werd bij de Franken tot het vervaardigen van huwelijkskronen gebruikt: de godin Freya heeft ‘eene kroon van Maagdenpalm op haar hoofd’, want zij beschermt het huwelijkGa naar voetnoot(7); - Lutgardis prijkt met de ‘huwelijkskroon van Maagdenpalm’ op haar hoofdGa naar voetnoot(8); - op den huwelijksdag van Hlodwig en Clotildis droegen de Christendochters Wijpalm, doch de Frankische ‘eene huwelijkskroon van MaagdenpalmGa naar voetnoot(9) in de hand’.
Violier. - Is Cheiranthus cheiri L. Het is eene puinplant en hare ‘goudgele bloemtuilen’ schitteren: zij bloeit in eene gevelscheurGa naar voetnoot(1); - of in uitgevallen kalknaden eener ruïneGa naar voetnoot(2). Als hofplant vindt men ze vermeld in Bavo en LievekenGa naar voetnoot(3). - De gewezen bloemkweeker schemert weer door in Valentijn. Hier is sprake van de Zomerviolieren (Cheiranthus annuus L.). Helena vraagt aan Valentijn waarom al hare ‘Zomerviolieren dit jaar enkel zijnGa naar voetnoot(4)?’ En het antwoord luidt: ‘De reden weet ik niet met zekerheid. Het hangt af van de doelmatige kweeking en inzameling der zaden. Deze kweeking eischt meer zorgen, dan een gewoon liefhebber er aan besteden kan. Men doet beter elk jaar nieuw zaad te koopen. Er zijn te Parijs, te Londen en elders groote gestichten, waar men zich op het winnen van goede bloemzaden toelegt’. En nu volgt eene jeugdherinnering: ‘Toen ik een kleine jongen was, beminde ik zeer de Zomerviolieren, en ik vulde er schier elk jaar mijn klein tuintje mede’. Het slot is: ‘De beste zaden van den Cheiranthus annuus worden te Erfurt in Duitschland gekweekt. Men noemt ze daar Levkojen’.
Sleutelbloem. - Het is de ‘gele SleutelbloemGa naar voetnoot(5)’. Zij ‘vergulden de weidenGa naar voetnoot(6)’. Zij blikkeren als ‘verloren paarlen’ bij het BraamboschGa naar voetnoot(7). - In Bavo en LievekenGa naar voetnoot(8) wordt de Aurikel (Primula auricula L.), veelgekweekte tuinbloem, terloops genoemd. In Striata formosissima heet deze bloem ErikelGa naar voetnoot(9).
Leeuwentand, Paardenbloem, Pissebloem, Suikerij. - Wordt bedoeld Taraxacum dens leonis Dsf. Men spreekt van het ‘goud der Leeuwentanden’ in De Oom van Felix Roo-
beekGa naar voetnoot(1). De ‘Paardenbloem’ of ‘Pissebloem’ is eene Raadselplant: ‘De vlokkige zaadkoppen wiegelen boven de goudgele Paardenbloemen’ en Lina blaast herhaalde malen op een dier zaadkoppen, beurtelings vragende: ‘Is hij (Herman nl.) ziek? Is hij gezond?’ Doch ze vindt het zelf een dwaas kinderspelGa naar voetnoot(2). - De bloem ontvangt nog den naam van Suikerij: zij wordt als geneeskruid aangegeven en er wordt gesproken van ‘tegen den kant wat Suikerij te gaan stekenGa naar voetnoot(3)’.
De volgende Bloemen worden eveneens vermeld:
Wolroos. - Is Lychnis dioica L. ‘De overvloedig bloemende Wolroos’ heet het in Striata formosissimaGa naar voetnoot(4).
Hanevoet, BoterbloemGa naar voetnoot(5). - De Hanevoet wordt als duinplant geciteerdGa naar voetnoot(6). Zij heet ‘gouden Boterbloem’ in Geld en AdelGa naar voetnoot(7). In De MinnezangerGa naar voetnoot(8) wordt gewaagd van een groen tapijt ‘bestrooid met den goudregen der Boterbloemen’.
Aardbezie (Aardbes). - Men treft ze aan als wilde plant en als tuinbes. De Aardbezie toont haar bloeisel in de LenteGa naar voetnoot(9); - het zijn ‘geurende Aardbeziën’, in De Gerecht. v. Hertog KarelGa naar voetnoot(10); - ‘Engelsche, roode Aardbeziën die smaken als klompen suiker’, in De BaanwachterGa naar voetnoot(11).
Koekoeksbloem (Lychnis flos cuculli L.): - ‘het purper der Koekoeksbloem in de weidenGa naar voetnoot(12)’.
Koekoekskers. - Waarschijnlijk Cardamine pratensis L.: ‘de Koekoekskers’ toont ‘haar bloeisel’ in de lenteGa naar voetnoot(1). Deze naam komt niet bij Heukels voor.
Sneeuwbelleken (Galanthus nivalis L.): - ‘alleen het Sneeuwbelleken bewoog zijne zilveren starrekens in de kantenGa naar voetnoot(2)’. Deze schilderachtige naam komt niet bij Heukels voor. - Op eene andere plaatsGa naar voetnoot(3) heet de plant Sneeuwzotteken: het praalt ‘met zes zilveren bellekens’.
Vergeet-mij-niet. - Het wordt enkel eenmaal vermeld: Frans zendt aan Cecilia deze ‘bloemkensGa naar voetnoot(4)’.
Steenklaver. - Zal wel Lotus corniculatus L. zijn: het is een duinplantGa naar voetnoot(5).
Gentiane (Gentsiane). - ‘De hemelblauwe Gentsiane’ met hare ‘prachtige kelken’ is Gentiana pneumonanthe L.Ga naar voetnoot(6) - Gentiana wordt als geneesmiddel gebruiktGa naar voetnoot(7).
Vingerhoed. - Eens genoemd in Striata formosissimaGa naar voetnoot(8).
Lischbloem. - Is Iris pseudoacorus L. In eene ‘moerachtige weide’ staan ‘gele Lischbloemen in de zon te prijken’Ga naar voetnoot(9).
Sint-Jansbloem. - Is de groote Madelief. Janneken ziet ‘eene St-Jansbloeme, als eene zilveren star schitterend boven een graf... hij rukt de bloem van haren stengel en vestigt ze op het voorhoofd zijner vriendinne’Ga naar voetnoot(10).
Sint-Jansbloed. - Is Hypericum, denkelijk wel de gemeenste soort, H. perforatum L.: ‘de gele kelkjesGa naar voetnoot(11) van het St-Jansbloed’.
Wilde Tijm. - Thymus serpyllum L. wordt hier bedoeld: de blinde ‘lag op een bed van wilden Tijm; het geurde rondom hem in zoeten balsemdampGa naar voetnoot(1)’.
Knaptand (Antirrhinum majus L.). Eenmaal genoemdGa naar voetnoot(2).
Veldklok. - Is Campanula rapunculus L.: ‘de lieve Veldklok boog hare bellekens over’ het voorhoofd van den slapenden blindeGa naar voetnoot(3). Het w. komt niet voor bij Heukels.
Onderhave. - Is Glechoma hederacea L.: ‘de roode Onderhave’ is eene LentebloemGa naar voetnoot(4). Zij is echter zeer zelden rood, veeleer lila-blauw. Voor den hier gebruikten volksnaam, vgl. Heukels.
Beverken. - Is Astrantia major L.Ga naar voetnoot(5). Dezen naam vind ik enkel bij Conscience. Het dialectisch (Exaarde, Saffelaere) Bevende-minne heeft men bij PaqueGa naar voetnoot(6).
***
2o Onder de gekweekte Sierplanten neemt met recht de eerste plaats in de
Lelie, nl. de ‘witte LelieGa naar voetnoot(7)’, Lilium candidum L. - Om hare blanke kleur komt zij in vergelijkingen voor: Eene bruid is ‘wit van vel gelijk eene Lelie’Ga naar voetnoot(8); - ‘De Lelie is niet blanker’ dan het voorhoofd van een meisjeGa naar voetnoot(9); ‘zuiver als de LelieGa naar voetnoot(10) voor haar ontwelken’; Lisa is ‘schoon en kuisch als eene Lelie’; eene ‘zuivere, kuische LeliebloemGa naar voetnoot(11)’; - Placida
is ‘schoon als eene Lelie’Ga naar voetnoot(1); Helena is ‘Roos en Lelie tegelijkertijd’Ga naar voetnoot(2). Conscience spreekt van ‘de Leliën der zuivere levenspoëzijGa naar voetnoot(3)’. Trien, in haren droom, ziet Leliën op het kleed van O.L. VrouwGa naar voetnoot(4). - Een enkele maal wordt gesproken van een andere Leliesoort, de prachtige L. lancifoliumGa naar voetnoot(5); Conscience is hier opnieuw de bloemenverzorger van bij Van Geert. HelenaGa naar voetnoot(6) zegt: ‘Die Leliën daar heeft mijn vader, nu twee of drie jaar geleden, voor mij gekocht ter gelegenheid van mijnen naamdag. Zij waren zoo schoon en zoo vol bloemen! Nu staat er nauwelijks op elken stengel nog eene kleine, kwijnende bloem. Onze hovenier heeft ze nogtans wel gemest, in de hoop dat ze sterker zouden worden.’ En de verklaring luidt: ‘Mest is bijna altijd doodelijk voor planten met bolachtige wortels, zooals Leliën, Tulpen, Hyacinthen en andere. De Lilium lancifolium, welke uw heer vader u schonk, wil in heigrond staan; in zulke zware aarde als deze moet zij allengs versterven.’
Pioen. Vooral Paeonia officinalis Retz. - Zij is rood: ‘De laatste roode Pioenen bloeien in den glans der zomerzonGa naar voetnoot(7)’; - meisjes met blozend aangezicht, zijn ‘de Pioenen’Ga naar voetnoot(8); - Monica, eene struische boerendochter, is ‘dik en bloemig als eene Pioen’Ga naar voetnoot(9). - Eenmaal wordt melding gemaakt van een ‘dikke solfergele Pioen’, die in den hof van meester Bockstal groeit en die zijne dochter Helena van Mevrouw van Unterbach had gekregenGa naar voetnoot(10).
Fuchsia (Fuchsbel in Boek der Nat.). - Adelina verwedt, tegen Franscisca, de ‘twee Fuchsia's, die (hare) tante uit de stad
heeft gezonden’ tegen de ‘Geraniums’ die op het venster staanGa naar voetnoot(1). - Moeder Damhout heeft altijd eene voorliefde gehad voor ‘roode Fuchsia's’, ‘voor die koraalroode bellekens’Ga naar voetnoot(2). - In De Koopm. v. Antwerpen speelt een Fuchsia een roerende rol. In het midden van een bloemenperkje ‘verhief zich een bevallig boomken, welks kruin zoo overvloedig met hangende bloemen was beladen, als wierp het eenen regen van koraalroode paarlen uit’. Deze ‘zorgvuldig gekweekte Fuchsia’ werd ‘op eenen heuglijken dag’ aan de moeder van Felicita door Raphaël geschonken, door ‘eenen afwezigen vriend, wiens gedachtenis in die bloemen leefde’. En elken morgen plukte het meisje ‘eene bloem, bracht ze bevend aan hare lippen, stak ze tusschen haren borstdoek en hief dan handen en oogen ten hemel’. En toen Raphaël wederkeerde, ‘haalde zij eene kleine verslenste bloem van tusschen haren halsdoek’, een Fuchsbelleken geplukt ‘van het altaar der herinnering’, en zij zegde: ‘Al de lustbosschen, al de planten van weelde zijn verdwenen... Op het altaar der herinnering alléen staan bloemen!Ga naar voetnoot(3)’
Dahlia. - Conscience zal wel een Dahliakweeker geweest zijn, in zijnen hof of althans bij Van Geert. In zijne Striata formosissima (d.i. ‘Allerschoonste gestreepte’) of de Dahlia's koorts zet hij met veel humor uiteen wat een Dahlialiefhebber of ‘Dahlia's zot’ is en welke dezes bezigheden zijn. Buiten de wondervolle Striata formosissima, ‘met de Angelierische bestreping’, ‘de bloem der bloemen’, worden hier genoemd of beschreven de volgende variëteiten: Anna Maria, Buonaparte, Waterloo, Défiance, Englands pride, don Carlos, Formosa, Hortense Knyff, Miss Coll, Conqueror, Fireball, Non pareil, Topaas, Virgin Queen, Sambo, Striped perfection, British Queen. Het schetsje is een zeer aardig hekelverhaaltje - en is wel zeker insgelijks eene herinnering aan zijn kalm en rustig leven bij den bloemenkweeker Van Geert. - In LevenslustGa naar voetnoot(4) wordt vermeld ‘een bed met hooge Dahliaplanten’; - in Baas GansendonckGa naar voetnoot(5) ‘eene steunlat van eene Dahliaplant’; - en in De
GeldduivelGa naar voetnoot(1) spreidt de Dahlia, een der ‘laatste bloemen des jaars’, ‘hare duizende kleuren ten toon’.
Spaansch Gras. - Is bedoeld: Armeria vulgaris Willd. Over deze benaming vgl. Heukels. Men zoomt er de tuinwegels mede: ‘wegeltjes door Spaansch Gras afgeteekend, als met purperen kransen... omzoomd’Ga naar voetnoot(2); - Bart heeft ‘wegeltjes en beddekens aangelegd en ze met altijd bloeiend Spaansch Gras afgeteekend’Ga naar voetnoot(3).
Akelei. - Deze welbekende sierplant heet ‘de blauwe Akeleien’Ga naar voetnoot(4). In Striata formosissimaGa naar voetnoot(5) wordt van de ‘Okulei’ gesproken. - De Zwitsersche bergplant Aquilegia alpina L., ‘eene blauwe bloem’ ‘als eene hemelsblauwe star’ wordt door Herman geplukt en Florentia legt ze, als troostende herinnering, tusschen de bladen van een reisboekjeGa naar voetnoot(6).
Anjelier. (In Boek der Nat., Nechelbloem). - Dianthus caryophyllus L. heet ‘de geurrijke Anjelier’Ga naar voetnoot(7); - en in een bloembed staan zulke Anjelieren ‘met hangend hoofd en onder de daghitte verschroeid’ te kwijnen; doch Lenora, ‘die deze lievelingen streelde en verpleegde’ begiet ze liefderijkGa naar voetnoot(8). - Dianthus barbatus L. heet ‘Tuiltje’Ga naar voetnoot(9).
Geranium. - Het geslacht Pelargonium wordt hier bedoeldGa naar voetnoot(10).
Kruidje-roer-mij-niet. - Is de naam der Impatiens-soorten (vooral van I. noli tangere L.). Conscience heet een meisje ‘met het hoofd gebogen en de oogen nedergeslagen’ ‘Truiken roert mij nietGa naar voetnoot(11)’. Het Kruidje is een Truiken (= Gertrudeken)
geworden! - De Balsamina, Impatiens balsamina L. wordt vermeld in ValentijnGa naar voetnoot(1).
Chineesche Zonnebloem. - Is wel Aster (Callistephus) sinensis L.: zij overdekt ‘de perken met bonte kransen’Ga naar voetnoot(2), zij ‘willen in de vrije opene lucht staan’Ga naar voetnoot(3).
Hortensia. - De wetenschappelijke benaming Hydrangea Japonica variegata wordt gegeven aan eene plant ‘met schoone gevlekte bladeren’. En nu volgt een botanische uitweiding: ‘Alle planten met gevlekte of gestreepte bladeren’ willen ‘eene min of meer overlommerde plaats’ hebben. ‘Deze vlekken of bemarmeringen, welke wij als eene schoonheid beschouwen, zijn eene soort van ziekte. De gewassen, die er door aangedaan zijn, vreezen het sterke zonnelicht, en men mag ze insgelijks niet te veel begieten, want zij bederven lichtelijk. Daarenboven de gewone Hortensia zelve eischt eenen half overlommerden en tamelijk vochtigen grond’Ga naar voetnoot(4).
Alpensterre. - Is denkelijk Aster alpinus L.: zij schijnt ‘het blauw des hemels te herspiegelen’ en is een der ‘laatste bloemen des jaars’Ga naar voetnoot(5).
Stipa pennata L. - De plant wordt met dien naam, genoemd in ValentijnGa naar voetnoot(6): het is ‘een aardig gras,... dat naar eene pluim gelijkt om op eenen vrouwenhoed te steken’.
Passiebloem (Passiflora coerulea L.). - ‘Onder een verhemelte van rankende Passie-bloemen...’Ga naar voetnoot(7); - ‘het rankend loover eener Passie-bloem...’Ga naar voetnoot(8).
Yucca. - ‘Twee gestreepte Yucca's’Ga naar voetnoot(9).
EdelweissGa naar voetnoot(1). - Deze lieve plant wordt aangeduid doch niet genoemd: ‘eene soort van kleine, witte bloemen... welke zeer hoog en op de ongenaakbaarste plaatsen der Alpen groeien...’Ga naar voetnoot(2).
Tongjong-Tratty. - Is eene Javaansche waterplant met ‘prachtige tulpen’Ga naar voetnoot(3).
***
3o De wilde Kruiden, zonder opvallende bloemen, zijn:
Wilde Wijngaard (Bryonia dioica L.). - Hij heeft ‘gulzigwassende ranken’Ga naar voetnoot(4); hij smijt zich van den eenen muur op den anderen en ‘vormt vóor de diepe scheuren een weefsel van het aangenaamste groen’Ga naar voetnoot(5).
Donderblad, Huislook (Sempervivum tectorum L.). - Het is ‘woekerend’Ga naar voetnoot(6) en groeit op daken: ‘Donderbladen en Mosplanten begroenen zijne verzengde daken’Ga naar voetnoot(7).
Helmkruid, BekkenkruidGa naar voetnoot(8). - Is Linaria cymbalaria L. De ‘kunstig aangebrachte steenbonken’ waren ‘overgroeid met Klimop, met Helmkruid en met kleine Vetplanten...’Ga naar voetnoot(9); - ‘op sommige plaatsen (van het kasteel Wildenborg nl.) wiegelden de tengere ranken van het Helmkruid in machtige bossen in den wind’Ga naar voetnoot(10). - Op eene andere plaats heet deze pumplant ‘Bekkenkruid’Ga naar voetnoot(11). Conscience zelf geeft in nota Cymbalaria aan: ‘op de reigels der bovenste vensters heeft het Bek-
kenkruid zijne wortelen geschoten, en nu hangt het daar met zijne gapende, blauwe bloemkens langs den muur’Ga naar voetnoot(1).
Bereklauw (Heracleum sphondylium L.). - Het is een ‘machtig natuurkruid’, dat bloembedden en zoden inneemtGa naar voetnoot(2).
Smeerwortel (Symphytum officinale L.) en Klis (Lappa). - Het zijn insgelijks ‘machtige natuurkruiden’Ga naar voetnoot(3).
Distel. - Deze stekelige plant komt hier en daar voor, b.v. spreekwoordelijk: ‘Distelen gezaaid, Doornen gemaaid’Ga naar voetnoot(4)! Zie ook, boven, Doorn.
Mostaard. - ‘Wilde Mostaardplanten’ overdekken den grond. HierGa naar voetnoot(5) is kwestie van Amerikaansche Sinapis-soorten. Doch welke?
Weegbree. - Is eene duinplantGa naar voetnoot(6).
Waterlins. - Het groen van ‘woekerende Waterlinsen’ (sic)Ga naar voetnoot(7) overdekt de gracht.
Bies. - Een spreekwoordelijk gezegde komt voor: ‘Van de Klaver naar de Biezen loopen’, d.i. van het geluk naar het ongelukGa naar voetnoot(8).
Riet. - Het ‘waggelend’ Riet wordt b.v. vermeld in De MinnezangerGa naar voetnoot(9); - en ‘sidderend als een Riet’ heet het in Baas GansendonckGa naar voetnoot(10).
Mos. - Het groeit op dakenGa naar voetnoot(11); - op boomenGa naar voetnoot(12): hier wordt gesproken van het: ‘vaal neerhangend Mos’. Het Mos
dat Max plukt en dat ‘overal van de takken der boomen nederhing als lange draden of spinnewebben’Ga naar voetnoot(1), zal wel eene Usnea (soort van Lichen) zijn. - Tegen betoovering wordt gebruikt het Mos ‘dat gegroeid (is) op een honderdjarig doodshoofd’Ga naar voetnoot(2)!
Varens. - ‘Brem en Varen’ bedekken het dak van eene krochtGa naar voetnoot(3). In De Duivel uit het Slangenbosch komt de naam Arendsvaren (Pteris aquilina L.) voorGa naar voetnoot(4).
Kampernoeliën, Paddenstoelen, ZwammenGa naar voetnoot(5). - Eene vermelde Kampernoelie ‘is monsterachtig en aan stukken gesmeten’ en ‘haar vergiftig vleesch verandert van geel in groenGa naar voetnoot(6)’. - De omstaande boomen ‘gelijken aan een gezelschap van stervende grijsaards, met Paddenstoelen en met Zwamknobbels als met puisten van melaatschheid overdektGa naar voetnoot(7)’. - In Baas GansendonckGa naar voetnoot(8) geeft Kobe de gelijkenis van den ‘Paddenstoel, die aan den Kerseboom zit’: de baas is de ‘schoone, groote Kerseboom’ en Kobe, die niets doet en ten koste van den baas leeft, is de ‘arme ootmoedige Paddenstoel!’
***
4o) In de werken van Conscience worden eenige planten als speciale Geneeskruiden aangevoerd. Het zijn de volgende:
Alsem. Artemisia absinthium L. - Alsemdrank met Savie bereid komt voor in Eene Stem uit het GrafGa naar voetnoot(9). Het venijn van de jenever, ‘met groene kruiden gemengd’ heet Absinthium helveticum: aldus is ‘zijne kracht op de ziel versterkt’, zonder vermindering van ‘zijne kracht op het lichaamGa naar voetnoot(10)’.
Savie. Salvia officinalis L. - Zie Alsem.
Lepelblad. - Is wel Cochlearia officinalis L. Lepelblad, ‘dat is goed voor de scheurbuikGa naar voetnoot(1)’.
Waterkers. - Nasturtium officinale R. Br. Enkel genoemdGa naar voetnoot(2).
Als Giftkruiden heeft men:
Alfrank, Elfrank. - Aldus heet ‘het vergiftigd gewas’ Solanum dulcamara L.; ‘in het Duitsch verkeerdelijkGa naar voetnoot(3) Alprank’, voegt hij er bijGa naar voetnoot(4).
Mandragora. - Dit giftig gewas was ‘oudtijds als toovermiddel’ geroemd en heet ‘nu nog in het Vlaamsch Alruine en in het Duitsch Alraunwurzel’Ga naar voetnoot(5). De ‘vergiftige Mandragorawortel’ wordt nog eventjes genoemd in Eene Uitvinding des DuivelsGa naar voetnoot(6).
Belladonna. - Als geneesmiddel aangewezenGa naar voetnoot(7).
Strychnos. - ‘Indische Braaknoten’ of ‘het venijn Strychnos’Ga naar voetnoot(8).
Als Kauwmiddel wordt genoemd het Sirie-bladGa naar voetnoot(9) (‘Pinang of Betel’) met een stukje Areka-nootGa naar voetnoot(10), en wat Kamfer en kalkGa naar voetnoot(11).
Curcuma: dient om de huid bruin te vervenGa naar voetnoot(12).
***
5o Gekweekte Akkerplanten zijn eerstens de Cerealiën:
Koren (Koorn). - Zal wel de gemeene naam zijn voor Tarwe en Rogge. Het wordt naast Boekweit genoemd in MengelingenGa naar voetnoot(1). In den vroegen morgen reeds hangt ‘de wakkere leeuwerik in de lucht boven het wiegelend Koren’Ga naar voetnoot(2). Het Koren beweegt zich ‘golvend’Ga naar voetnoot(3). In de Mei schudt het Koren ‘zijn eerste bloeisel af en bezwangert de lucht met eenen malschen Saffraanwalm’Ga naar voetnoot(4). Het Koorn lijdt van de droogteGa naar voetnoot(5) en ‘Snijkoren’ komt voor in Eene GekkenwereldGa naar voetnoot(6). Spreekwoordelijk: ‘Als men het onkruid te lang laat groeien, vreet het wel het schoonste Koren opGa naar voetnoot(7)’. ‘De mensch is een Stroohalm, die vlot op den stroom; de stille vaart tusschen de bloeiende oevers is de jeugd; de brieschende waterval, de slingerende maalstroom is de menschelijke maatschappij, waarin de Man als een Stroohalm wordt gestort; hij valt, hij gaat ten gronde, hij verheft zich weder, hij duikt opnieuw, hij wordt gefolterd, gekneusd, gepletterd, afgesleten. Wie kan weten. op welken oever de arme Stroohalm zal worden opgenomen?Ga naar voetnoot(8)’. Freya houdt eene Koornschoof in haren rechterarm: Zij bevrucht de aarde door hare gunstGa naar voetnoot(9). Van Korenwieden spreekt men in MengelingenGa naar voetnoot(10). Uit kortswijl, spelende, steekt Wanna een Korenhalm in het oor van haren verloofdeGa naar voetnoot(11).
Tarwe. - Als de Rogge ‘reeds het goudgeel der komende rijpheid’ toont, behoudt ‘de Tarwe nog de tint der onverminderde groeikracht’Ga naar voetnoot(12). Zeer juist gezien!
Rogge. - Zie Tarwe. In ValentijnGa naar voetnoot(1) wordt zij nogmaals vermeld: er is kwestie van de ‘golven’ van de Rogge.
Haver. - Zij hangt neder ‘in tapijten van zeegroen fluweel langs de helling der heuvelen’Ga naar voetnoot(2). Zij dient tot paardenvoederGa naar voetnoot(3). - De looze Haver wordt vermeld in het GoudlandGa naar voetnoot(4).
Rijst. - In BataviaGa naar voetnoot(5) spreekt Conscience van de uitgestrekte Sawahs of Rijstvelden der Javanen.
***
Als Knolgewassen komen voor:
Aardappel, Pataat (ook wel Patat). - ‘Vroege Pataten’Ga naar voetnoot(6); - ‘Patatten’Ga naar voetnoot(7); - ‘Nieuwe Aardappelen’Ga naar voetnoot(8); - ‘de witte of purperen kelken’ van de AardappelsGa naar voetnoot(9); - het braden van Aardappelen in de weideGa naar voetnoot(10) is een geliefd kindervermaak.
Raap. - Rapen trekken is een echte kinderlustGa naar voetnoot(11).
Wortel. - Is de Peen (Daucus Carota L.). Er is sprake van het wieden van Wortelen in Geld en AdelGa naar voetnoot(12).
***
Ik vermeld nog als gebouwde Akkerplanten.
Klaver. - De koeien in den stal malen ‘de malsche KlaverGa naar voetnoot(13)’; - ‘de Klaver is mislukt’, schrijft TrienGa naar voetnoot(14), ‘van
het slechte zaad’: - Bijen gonzen in zwermen op ‘de bloedroode klaverGa naar voetnoot(1)’ en Trifolium incarnatum L. zal hier bedoeld zijn.
Spurrie. - Deze speciaal Kempische voederplant wordt aangehaald in De LotelingGa naar voetnoot(2): Trien schrijft aan Jan, dat de Spurrie ‘zoo malsch als boter is’.
Koolzaad. - Bloeiend Koolzaad verhelt het landelijk lentelandschap: het Koolzaad spreidt ‘zijn bloeisel in goudgele tapijtenGa naar voetnoot(3)’ of ‘zijn geurig gebloemte als tapijten van goudlaken uitGa naar voetnoot(4)’.
Vlas. - Om zijn blauwe bloemen genoemd: Het Vlas had ‘zijnen vollen wasdom bereikt en wiegelde zijn hemelskleurig bloeisel in diepe golven onder den adem van het minste windjeGa naar voetnoot(5)’; - ‘de Vlasgaard wiegelde zijn hemelkleurig gebloemteGa naar voetnoot(6)’.
Boekweit. - Het is een Kempische bouwplant en zij wordt echter maar tweemaal aangehaald: in De LotelingGa naar voetnoot(7) en in MengelingenGa naar voetnoot(8).
***
6o De volgende, weinig talrijke Moeskruiden worden genoemd:
Kool. - ‘Een vlinder op een KoolbladGa naar voetnoot(9)’; - ‘plantsoen’ van KoolenGa naar voetnoot(10); - ‘een aangezicht als een roode Kool’, een purperrood aangezicht van eenen drinkebroerGa naar voetnoot(11).
Erwt. - ‘De jonge Erwten staan reeds volop te bloeienGa naar voetnoot(12)’; bijen bezoeken zeGa naar voetnoot(13); - men spreekt van
‘zetgoed’ voor jonge ErwtenGa naar voetnoot(1); - van ‘rijzen’ steken bij de jonge ErwtenGa naar voetnoot(2). - Tegen de een huis bezoekende tooverheks moet men met ‘Erwten in het wilde rondwerpen’ te middernacht; ‘indien er eene Erwt de tooverheks raakt, zal zij zichtbaar worden en huilend ten venster uitvliegenGa naar voetnoot(3)’.
Boon. - Wordt vermeld in Geld en AdelGa naar voetnoot(4). In Baas Gansendonck gewaagt men van de bekende spreuk: ‘Loontje komt altijd om zijn Boontje’, d.i. ‘op het kwaad volgt altijd de strafGa naar voetnoot(5)’.
Andijvie wordt toegebondenGa naar voetnoot(6); - Selderie aangeaardGa naar voetnoot(7); - Salade enkel vermeldGa naar voetnoot(8); - Look komt in een spreekwoord voor: ‘de pastoor zou ruiken dat er Look in den meersch wasGa naar voetnoot(9)’.
***
Hier eindig ik mijne con amore geschreven studie over Conscience-Botanist met een dubbelen wensch. Moge zij beschouwd worden als een klem lauwerblaadje in de prachtige kroon, welke de Vlamingen om het grootsche beeld van Conscience, die in hun hart en hunnen geest blijft voorbestaan, dit jaar met vreugde en fierheid gewonden hebben, en tevens als eene nederige en dankbare hulde om al het goede en schoone en sublieme dat hij ook mij heeft geschonken.
Brussel, Sept. 1912.
Alphabetische Lijst der Nederlandsche en der LatijnscheGa naar voetnoot(1) plantnamen.
A
Aelbezie, 801. |
Aardappel, 759, 779, 848. |
Aardbes, Aardbezie (Aerd-), 862, 836. |
Abeel, 811. |
Abies excelsa, 814. |
Abrikoos, 802, 818. |
Abrikoosboom, 802. |
Acacia. 815. |
Acanthus, 791. |
Achtmannig en, 788. |
Acotyledones, 774. |
Adansonia digitata, 782. |
Adiantum, 795. |
Adiantum Capillus Veneris, 795. |
Aecidium, 799 |
Afrikaan, Afrikane, 793. |
Agaricineeën, 845. |
Ajuin, 759. |
Akelei, 802, 841. |
Akker-Goudbloem, 781. |
Akker-Guichelheil, 780. |
Akker-Melkwei, 780. |
Alfrank, 846 |
Algae, 774, 796. |
Alge, 783. |
Alismacaea, 774. |
Allium, 801. |
Alnus, 803. |
Alpenroze, 827. |
Alpensterre. 842. |
Alpinia, 798. |
Alruine, 846. |
Alsem, 782, 845. |
Althaea officinalis, 765. |
Althaea rosea, 765. |
Alyssum, 791. |
Alyssum saxatile, 791. |
Alyssum utriculatum, 780. |
Amandel, 790. |
Amandelboom, Amandelaer, 790, 801, 815. |
Amberboom, 794. |
Ambrosia, 794. |
Amomum, 798. |
Amygdalus, 790, 801. |
Anagallis, 800. |
Anagallis arvensis, 780. |
Anchusa officinalis, 780. |
Andijvie, 850. |
Androsaemum, 792 |
Anemone, 834. |
Anemone coronoria, 834. |
Anemone hortensis, 834. |
Anemone nemorosa, 834. |
Angelier, Anjelier, 779, 841. |
Anthericum ramosum, 780. |
Anthospermum, 794. |
Anthospermum aethiopicum, 794. |
Anthoxanthum, 800. |
Antiaris toxicaria, 815. |
Antirrhinum majus, 838. |
Apenbloem, 791. |
Aponogeton, 787. |
Apotheker, 765. |
Appel, Appelaar (-laer), Appelboom, 781, 790, 802, 818. |
Appelsien, 763, 820. |
Aquilegia, 802. |
Aquilegia alpina, 841 |
Arabis, 802. |
Areca catechu, 816, 846. |
Arekanoot, 846. |
Arekapalm, 816. |
Arenaria, 781, 789. |
Arendsvaren, 845. |
Aristolochia, 794. |
Armeniaca, 802 |
Armeria, 787, 801. |
Armeria vulgaris, 841. |
Aroideae, 774. |
Artemisia absinthium, 845. |
Asarum, 789. |
Aschkruid, 793. |
Asparaginae, 774. |
Aspergie, 774. |
Asperula, 786. |
Asperula cynanchica, 786. |
Asperula odorata, 786. |
Aspicarpa, 799. |
Asplenium, 795. |
Aster alpinus, 842. |
Aster sinensis, 842. |
Astrantia major, 838. |
Astrosporium, 799. |
Atherosperma, 794. |
Atraphaxis. 788. |
Aurikel, 835. |
Avena, 800. |
Avena fatua, 848. |
Averrhoa bilimbi, 816. |
Avondzoete, 791, 802. |
Azalea, 786, 826. |
B
Balrooze, 783. |
Balsamiene, 765, 842. |
Balsamina hortensis, 765. |
Bananas, 816. |
Baobab, 782. |
Bastaardwederik, 789. |
Beemd-Boksbaerd, 780. |
Beenzaed, 794. |
Beerenklauw, 791. |
Beet, 782, 801. |
Begonia, 765. |
Bekkenkruid, 843. |
Belladonna, 846. |
Bellis, 803. |
Bellis perennis, 772. |
Berberis, 777. |
Bereklauw, 844. |
Berg-Kreps, 780. |
Berg-Zurkel, 787. |
Berk, Berke, 803, 811. |
Bernagie, 782. |
Beschaemde Zinplant, 779. |
Beta, 801. |
Betel, 846. |
Betula, 803 |
Bethlehemstar, 787. |
Beuk, 803, 809. |
Bevende-minne, 838. |
Beverken, 838. |
Bies, 844. |
Biggenkruid, 780. |
Bignonia catalpa, 814. |
Billingbing, 816. |
Blaasbalgske, 735. |
Blinbing, 816. |
Blitum, 799. |
Bloedwortel, 790. |
Bloemriet, 798. |
Boekweit, 788, 849. |
Boerhaavia, 798. |
Boksbaerd, 780. |
Boldistel, 794, |
Bonjour madam(meke), 765 |
Bonzoer-Marie, 765. |
Boon, 782, 803, 850. |
Boonenboom, 792. |
Borago, 782. |
Bosch-erwt. 793. |
Boterbloem, 836. |
Boternoot, 790, 802. |
Braaknoot, 846. |
Braam (braem), 802, 830. |
Braembezie, 802. |
Braembosch. 802, 830. |
Brandkruid, 782, 790, 826. |
Brandnetel, 803. |
Brassica, 802. |
Brem, 826. 845. |
Bremraap, 782. |
Bryonia dioica, 843. |
Buffonia, 784. |
Buffonskruid, 784 |
Buks, 803, 828. |
Buxus, 803. |
C
Cacao, 793. |
Cacteeën, 760. |
Cactus grandiflorus, 781. |
Calathea, 798. |
Calceolaria, 800. |
Calendula arvensis, 781. |
Calendula pluvialis, 780 |
Callicoma, 789. |
Calligonum, 789. |
Callistemon speciosus, 827. |
Callistephus sinensis, 842. |
Callitriche, 785, 799. |
Callitriche verna, 785. |
Camellia, 792, 827. |
Campanula rapunculus, 838. |
Canna, 797, 798. |
Cannabis, 803. |
Capsicum, 800. |
Cardamine pratensis, 837. |
Cardiospermum, 788. |
Carex, 794. |
Carica, 795. |
Carica papaia, 795. |
Carryocar, 790, 802. |
Caryophyllus, 801. |
Catalpa, 814 |
Cedrela febrifuga, 816 |
Celosia, 801. |
Centaurea, 793. |
Centranthus, 708. |
Cephalotus, 790. |
Cerasus, 802. |
Cerealiën, 847. |
Chamaerops humilis, 828. |
Champakkabloem, 816. |
Cheiranthus annuus, 835. |
Cheiranthus cheiri, 775, 835. |
China-roos, 792. |
Chinoea araneoides, 783. |
Chionanthus, 799. |
Chloranthus, 798. |
Christus oog, 776 |
Chrysocoma, 793. |
Cicendia, 786 |
Cichoreum intybus, 780, 836. |
Cineraria, 793. |
Cinna, 799. |
Circaea, 800. |
Cistenroos, 790. |
Cistus, 790, 802. |
Citroen, 820. |
Clavaria, 783. |
Clematis, 790, 802, 826. |
Clematis vitalba, 782, 826. |
Cochlearia, 781. |
Cochlearia officinalis, 846. |
Cocos nucifera, 816. |
Coffea, 881. |
Colchicaceae, 774. |
Colchicum, 787. |
Colchicum autumnale, 787. |
Comesperma, 792. |
Conferva, 796. |
Conferva jugalis, 776. |
Convallaria majalis, 765 |
Convolvulus, 765. |
Convolvulus tricolor, 765. |
Conyza, 793. |
Corispermum, 798. |
Coryneum, 799. |
Costus, 798. |
Cotylus, 803. |
Crassula, 787. |
Crataeva, 789. |
Crepis alpina, 780. |
Crepis rubra, 780 |
Crepis tectorum, 780. |
Crocus, 800 |
Cuminum, 801. |
Curcuma, 798, 846. |
Cuscuta, 783 |
Cydonia, 802. |
Cylindrosporum, 797, 799. |
Cymbalaria vulgaris, 775, 843. |
Cyperaceae, 774. |
Cyperus. 785. |
Cyperus flavescens, 785. |
Cytisus, 792. |
D
Dadap, 815. |
Dagbloem, 787. |
Daglelie, 779, 780, 787. |
Dahlia, 778, 840. |
Dak-Kreps, 780. |
Daucus Carota, 848 |
Datura, 782. |
Dauwdistel, 793. |
Den, Denne(n)boom, 782, 783, 813. |
Dianthus, 789. |
Dianthus barbatus, 801, 841. |
Dianthus Caryophyllus, 779 841. |
Dianthus plumarius, 787. |
Dianthus prolifer, 781. |
Dicotyledones, 774. |
Didynamia, 802. |
Digitalis, 791. |
Dikblad, 787. |
Dionaea muscipula, 779. |
Discerea nivalis, 783. |
Distel, 830, 844. |
Djamboe, 815. |
Donderblad, 843. |
Dondergroen, 783. |
Doode netel, 791. |
Doorn. Doornbloeme, 821, 229. |
Doovenetel, 791. |
Dracocephalum, 791. |
Drakenkop, 791. |
Drymannig en), 785. |
Duinroos, 823. |
Duitsche pyp, 794. |
Duivenkrop, 789. |
Dulse, 796. |
Duvaua, 794. |
Duvausboom, 794. |
Dwergpalm, 828. |
Dwergwilg, 812. |
Dysoxylum densiflorum, 816. |
Dysoxylum ramiflorum, 816. |
E
Echinops, 794. |
Edelweiss, 843. |
Eenappel, 788. |
Eenbes, Eenbezie, 788. |
Eenbloem, 790. |
Eenbroederig(en), 792. |
Eendevoet, 790. |
Eenhuizig(en), 794. |
Eenlobbig(en), 774. |
Eenmannig(en), 785, 798. |
Eenwyvig(en), 798. |
Eeren prijs, 800. |
Eik, 782, 783, 803, 808, 829. |
Eiloof, 830. |
Elatine, 788. |
Elatine hydropiper, 788. |
Elefantsvoet, 794. |
Elephantopos, 794 |
Elfmannig(en), 789. |
Elfrank, 846. |
Ellobocarpus, 795. |
Els, 783, 803, 811, 828. |
Equisetaceae, 774. |
Erica, 801. |
Erica andromedaeflora, 827. |
Erica ardens, 827. |
Erica baccans, 827. |
Erica gracilis, 827. |
Erikel, 835. |
Eriocephalum, 794. |
Erodium 792. |
Erwt. 782, 803, 894. |
Erysimum, 791. |
Erysi mum Alliaria, 791. |
Erysimum Barbaraea, 791. |
Erysimum cheiranthoïdes, 791. |
Erysimum officinale, 791. |
Erythrina, 793. |
Erythrina corallodendron, 793. |
Erythrina hypaphorus, 815. |
Erythronium Dens canis, 787. |
Esch, Esschenboom, 803, 812. |
Eugenia, 815. |
Exacum, 786. |
Exosporium, 799. |
Ezelgras, 786. |
F
Faba, 883. |
Fagus, 803. |
Fakkeldistel. 781. |
Ficus, 803. |
Ficus Benjamini, 815. |
Ficus religiosa, 815. |
Filices, 774, 795. |
Flesschenkruid, 779, 795. |
Fragaria, 802. |
Fraxinus, 803. |
Fuchsbel, 788, 839. |
Fuchsia, 772, 788, 839. |
Fuchsia fulgens, 772. |
Fungi, 774, 845. |
G
Gagelkruid, 831. |
Galanthus nivalis, 837. |
Galigaan, 774. |
Galium, 786. |
Ganzendistel, 780. |
Garst, 800. |
Gastonia, 789. |
Gastonsbloeme, 789. |
Geheimbloeijende(n), 795. |
Geitenblad, 782, 825. |
Geitenkoorn, 788. |
Gember, 798. |
Genadekruid, 800. |
Genista anglica, 823 |
Gentiane, 837. |
Gentiana amarella, 786. |
Gentiana Pneumonanthe, 837. |
Gentsiane, 837. |
Geranium, 792, 840, 841. |
Geranium triste, 781. |
Gerst, 782. |
Geum, 790. |
Gezegend kruid, 790. |
Gilliesa, 792. |
Gillieskruid. 792. |
Ginoffel, 779. |
Glansgras, 785. |
Glechoma hederacea, 838. |
Globba, 798. |
Gnaphalium leontopodium, 843. |
Godenbrood, 794. |
Goudbloem, 780. |
Goudenhaar, 793. |
Goudenhaer-kruid, 793. |
Goudenlok, 793. |
Goudhaar, 793. |
Graan, 782. |
Graminae, 774. |
Gras, 774, 782, 783. |
Gras van Parnas, van Parnasso, 787. |
Grasangelier, Grasanjelier, 787. |
Grasnechel, 787. |
Gratiola, 800. |
Guichelheil, 780, 800. |
H
Haagdoorn, 829. |
Haegnetel, 790. |
Haelicteris, 792. |
Haerschoone, 789. |
Haerzaed. 792, 794 |
Hagedissensteert, 788. |
Hairvlecht, 782. |
Halimenia, 796. |
Halimodendron, 793. |
Hanekam, 801. |
Hanenkop, 779, 793. |
Hanevoet, 836. |
Hartezaed, 788. |
Haselkruid, 789. |
Haselnoot, 776, 783. |
Haselaer, Hazelaar, 803. |
Haselwortel, 789. |
Haver, 782, 800 848. |
Havikskruid, 780, 781. |
Hazel, 789 |
Hazelaar, Hazelstruik, 789, 828, 830. |
Hedera, 801. |
Hederik, 791. |
Hedychium, 785, 798. |
Hedysarum, 793. |
Hedysarum gyrans, 779. |
Heide Heidebloem, Heidekruid, Heidestruik. 761, 765, 780, 801, 824, 827, 833. |
Helianthemum, 790, 802. |
Helianthus, 803. |
Helianthus annuus. 779. |
Helicteres, 792. |
Heliophila, 791. |
Hellenia, 798 |
Helmkruid, 791, 843. |
Hemerocallis, 787 |
Hemerocallis flava, 779. |
Hemerocallis fulva, 780. |
Hepaticae, 774 |
Heracleum sphondylium, 844. |
Herik, 791. |
Hesperis, 791. 802. |
Heul, Heulbloem, 773, 780. |
Hieracium auricula, 780. |
Hieracium chondrilloides, 781. |
Hieracium murorum, 780. |
Hieracium pilosella, 780, 805. |
Hieracium umbellatum, 780. |
Hippuris, 798. |
Hof-Latouwe, 780. |
Hof-Nachtschoone, 781. |
Hondsdood, 787. |
Hondsdoodslachtigen, 774. |
Hondsgras, 779. |
Hondstand, 787. |
Hondsvergift, 787. |
Honigdauw, 783. |
Hop, Hoppe 803. |
Hordeum, 800. |
Hortensia, 842. |
Huislook, 843. |
Humulus, 803. |
Hyacinth, 839. |
Hydrangea japonica, 842. |
Hypericum, 837. |
Hypericum perforatum, 837. |
Hypochaeris maculata, 780. |
I
IJf, IJp. 829. |
Yskruid, 781. |
Impatiens, 801, 841. |
Impatiens balsamina, 842. |
Impatiens noli tangere, 841. |
Indiaensche Amandelboom, 815. |
Indiaensch Bloemriet, 798. |
Indiaensche Saffraen, 798. |
Indigo, 803. |
Iris pseudoacorus, 837. |
J
Jagerboom. 816. |
Jambos, 815. |
Jambosa, 815. |
Jasmyn, 799. |
Jasminum, 799. |
Jeneverboom, 776. 783, 828. |
Juglans, 803 |
Juniperus communis, 774. |
K
Kaempferia, 798. |
Kakauwboom, 793. |
Kalebaspeer, 818. |
Kamelia, 827. |
Kamfer, 846. |
Kamperfoelie 825. |
Kampernoelie, 845. |
Karkauwboom, 793. |
Kastanje, Kastanjeboom, 812, 819. |
Katapper, 815. |
Katersoor. 780. |
Kelor, 816. |
Kemp, 803. |
Kers, Kersenboom, 818, 845. |
Klaver, 782, 803, 844, 848. |
Klaverdood, 783. |
Klaverzuring. 789. |
Klimop, 801, 830, 843. |
Klis, 844. |
Knaptand, 838. |
Knavel. Knawel, 788. |
Koekoeksbloem. 836. |
Koekoekskers, 837. |
Koffy, 801. |
Kokospalm, 816. |
Kol, Kollebloem, 832. |
Kolvelinge, 783. |
Komyn, 801. |
Kool, 776, 777, 802, 849. |
Koolzaad, 849. |
Koorn, Koren. 847. |
Koornbloem, Korenbloem, 762, 825. 832. |
Kopstengel, 790. |
Koraelbloem, 793. |
Korael boom, 793. |
Kraaidoorn, 823. |
Kraakbezie, 814. |
Kraenbek, Kranenbek, 781, 792. |
Kransbloem, 785, 798. |
Kriek, 790, 818 |
Krieke(n)boom, Kriekelaar (-laer), 790, 801, 802, 803, 818. |
Kruidje-roer-mij(my)-niet, 779, 841. |
Kruiken roert-mij-niet, 801. |
Kruidnagel, 801. |
Kruidnagelbloem, 772, 785, 799, 823. |
Kruidnagelboom, 801. |
Kurkum, 798. |
Kwee, Kweepeer, 802. |
L
Lakplant, 789. |
Lamium, 791. |
Langsar, 816. |
Lappa 844. |
Latouw, 780. |
Leeuwentand, 835. |
Lelie, 776. 786, 801, 821, 823, 838. |
Lelieächtigen, 774. |
Lelieslachtigen, 774. |
Lengsar, 816. |
Leontodon taraxacum, 780. |
Leontodon tuberosum, 780. |
Lepelblad, 781, 846. |
Levermosslachtige, 774. |
Liane, 816. |
Lichen, 796, 845. |
Lichenes, 774. |
Lidschoone, 789, |
Lieve-Vrouwenoogske, 765, |
Ligustrum, 799. |
Lynvogel, 791. |
Liliaceae, 774. |
Lilium, 801. |
Lillach. 799. |
Lilium candidum, 838. |
Lilium lancifolium, 839. |
Lilium speciosum. 839. |
Limeum, 788. |
Linaria, 791. |
Linaria cymbalaria, 843, |
Lind, Linde, Lindeboom, 765, 802, 804, 809. |
Linnaea, 791. |
Linneuskruid, 791. |
Linum, 801. |
Lischbloem, 837. |
Lithospermum, 786. |
Littorella, 794. |
Lobbeloozen, 774. |
Lonicera, 825. |
Lonicera caprifolium, 782. |
Lonicera periclymenum, 815. |
Lontar, 816. |
Look, 801, 850. |
Lookbloem, 789 |
Lopezia, 798. |
Lork, 814. |
Lotus, 792. |
Lotus corniculatus, 792. 837. |
Lychnis dioica, 776, 777, 836. |
Lyehnis diurnum, 789. |
Lychnis flos cuculli, 836. |
Lycopodinae, 774. |
Lycopus, 800 |
Lysimachia, 789. |
Lythrum, 789. |
M
Maegde(n)drank, 790, 802, 826. |
Maegde(n)haer, 795. |
Maegdeloof, 802. |
Maagde(n)palm, 834. |
Maandroos, 823. |
Maenkern, 795. |
Maenzaed, 795. |
Maarn(Maern)tak, 782, 829. |
Madelief, Madelieve, 772, 773, 803, 831, 837. |
Maluwe, 781. |
Malva, 781. |
Mandragora, 846. |
Mandragorawortel, 846 |
Mansbloed, 792. |
Mansoor, 774. |
Mantisia, 798. |
Manwyvig(en), 794. |
Maranta, 898. |
Marokko, 814. |
Marsiggel, 796 |
Marsiggelslachtige, 774. |
Marsilea, 796. |
Marsileaceae, 774. |
Mast, Mastboom, 807, 813. |
Meekrab, 800. |
Meeldauw, 783. |
Meibloem, 765, 829. |
Melanconium, 799. |
Melkwei, 780. |
Menispermum, 795. |
Menschenbloed, 792. |
Mesembryanthemum barbatum, 780. |
Mensembryanthemum cristallinum, 781. |
Mensembryanthemum linguiforme, 780. |
Mensembryanthemum nodiflorum, 781. |
Mespilus, 802. |
Metrosideros speciosus, 827. |
Michelia champaca, 816. |
Middagbloem, 780, 781. |
Mimosa, 795, 826. |
Mimosa pudica, 779, 795. |
Mimulus, 791. |
Mirabilis jalappa. 779. |
Mirabilis longiflora, 779. |
Mirtel, Mirtele, 790, 801. |
Mispel, 790. |
Mispelboom, Mispelaar (-laer), 790, 802, 803, 819. |
Mistel, 782, 829. |
Misteltein, 829. |
Mniarum, 799. |
Moes-Melkwei, 780. |
Monandria, 798. |
Monanthes, 790. |
Monerma, 799. |
Monniera, 792. |
Monnierskruid, 792. |
Monocotyledones, 774. |
Monogynia, 798. |
Monthout, 799. |
Montia, 786. |
Mos, 774, 843, 844. |
Mosslachtige, 774. |
Mostaard (Mostaerd), 802, 844. |
Morgenstar, 787. |
Moringa pterygosperma, 816. |
Muggenkruid, 763. |
Musa, 816. |
Musa sapientum, 816. |
Musci, 774. |
Muer, 780. |
Muer-Havikskruid, 780. |
Myrtus, 700, 801, |
N
Naekte Meid, 787. |
Nachtbloem, 788. |
Nachtschade, 800. |
Nachtschoone, 779, 781. |
Naemaspora, 799. |
Nagelbloem, 799, 799. |
Nagelboom, 801. |
Nagelkruid, 786. |
Narcissus, 787. |
Nasturtium officinale, 846. |
Navelkruid, 775, 843. |
Nechel, Nechelbloem, 779, 781, 789, 841. |
Nègelblôme, 789. |
Negenmannig(en), 788. |
Nelumbium speciosum, 843. |
Nepenthes, 795. |
Nepenthes distillatoria, 779 |
Netel. 803. |
Nichel, 789. |
Nigella, 790. |
Nostoc(h), 783, 796. |
Note(n)boom, Notelaar (-laer), 801, 803, 819. |
Nyctago hortensis, 781. |
Nymphea, 779, 802. |
Nymphea alba, 780. |
Nymphea lotus, 843. |
Nympheaceae, 774. |
O
Oenothera, 788. |
Okkernoot, 803. |
Olea, 799. |
Olijf (Olyf), Olyfboom, 799, 820. |
Olm, 801. |
Onderhave, 838. |
Ononis repens, 823. |
Ononis spinosa, 823. |
Onzer Vrouwen Bedstroo, 786. |
Onzer Vrouwenvoorschoot, 795. |
Ooievaarsbek, Ooijevaersbek, 792. |
Oostindische Kers, 788. |
Oplismenus crus-galli, 786. |
Oranjeboom, 764. |
Oranjeappel, 763, 764, 818. |
Oranjebloem, 820. |
Oranjeboom, 820. |
Orchideeën, 766. |
Orchis, 794. |
Ornithogalum, 787. |
Orobanche, 783. |
Orobus, 793. |
Osse(n)tong. 780. |
Osteospermum, 794. |
Oxalis, 789. |
Oxalis acetosella, 789. |
Oxyria, 787. |
P
Paardenbloem, 835. |
Padde(n)stoel, 774, 818, 845. |
Padde(n)stoelslachtige, 774. |
Paeonia officinalis, 839. |
Paeonia Wittmanniana, 839. |
Palm, 803. |
Palmae, 774. |
Palmboom, 774. |
Palmenhout. 803. |
Pandangboom, 794. |
Pandanus, 794. |
Panicum, 786. |
Panikgras, 786. |
Panikkoorn, 786. |
Pantoffel, Pantoefelbloem, 800. |
Papaeiboom, 795. |
Papaver nudicaule, 780. |
Papaver somniferum, 773. |
Parelkruid, 786. |
Parelzaad, 786. |
Paris, 788. |
Parnasgras, 787. |
Parnaskruid. 787. |
Parnassia, 787. |
Partijke, 789. |
Passerina, 788. |
Passiebloem, 803, 842. |
Passiflora, 803. |
Passiflora coerulea, 842. |
Pastenaek, 801. |
Pastinaca, 801. |
Pataat. Patat, 848. |
Patty, 815. |
Peen, 848. |
Peer, 790, 818. |
Peerdesteertslachtige, 774. |
Peerenboom. Peerlaer, 790, 802. |
Peerlkruid, 786. |
Peerloogske, 765. |
Peerlzaed, 786. |
Pelargonium, 792, 841. |
Pensee, 833. |
Peper, 800. |
Peplis, 786. |
Pestkruid, 788. |
Peulvaern, 795. |
Peulvruchten, 782. |
Peumoboom, 795. |
Peumus, 795. |
Phalaris, 785. |
Phanerogamia, 798. |
Philydrum, 798. |
Phyllyrea, 785, 799. |
Phlox, 787. |
Phragmidium, 799. |
Phrynium, 798. |
Phytolacca, 789. |
Picea excelsa, 813, |
Picris hieracioides, 780 |
Pillenkruid, Pilkruid, 796. |
Pilularia, 796. |
Pinang, 816. 846. |
Pinango, 816. |
Pingko, 816. |
Pinguicula, 800. |
Pinkoe, 816. |
Pinus silvestris, 813. |
Pioen, 839 |
Piper, 800. |
Piper Betle, 816, 846. |
Pisang, 816. |
Pissebloem, 780, 835. |
Pisum, 803. |
Pistassenboom, 777. |
Plaen, Plaenboom, 775, 794, 803. |
Plantago, 800. |
Plantengallen, 783. |
Platanus, 775, 794, 803. |
Pleea, 788 |
Plomp, 774, 779, 780, 802. |
Podophyllum, 790. |
Poelkruid, 785. |
Pollichia, 798. |
Polycarpon, 786. |
Pometia tomentosa, 816. |
Populier, 783, 803, 811. |
Populus, 803. |
Populus alba, 811. |
Populus italica, 811. |
Porselein, 786. |
Potentilla, 774, 778. |
Potentilla van Geertii, 778. |
Prenanthes, 793. |
Priembrem, 792. |
Priemgras, 786. |
Primula auricula, 835. |
Primula elatior, 835. |
Pruim, 790. |
Pruim(e)boom, Pruimelaer, 790, 802, 818. |
Prunus, 802. |
Psychotria cordifolia, 815. |
Pteris aquilina, 845. |
Pterospermum, 792. |
Puccinia, 799. |
Purgeerkruid, 800. |
Pyrus, 802. |
Pyrus communis, 802. |
Pyrus malus, 802. |
Q
Quercus, 803. |
R
Raap, 782, 848. |
Radys, 802. |
Rafflesia Arnoldi, 782. |
Ranonkel, 802. |
Ranunculus, 802, 836. |
Raphanus, 802. |
Regen-Goudbloem. 780. |
Regengroen, 783, 796. |
Reseda, 773. |
Reukgras, 800. |
Rhagadiolus edulis, 780. |
Rhododendron ponticum, 827. |
Ribes, 801. |
Riet, 844. |
Rietgras, 785. |
Rijst, 848. |
Robinia psendo-acacia, 815. |
Rogge, 782, 800, 847, 848. |
Roos, Rooze, Roozenboom, Roozeleer, 765, 772, 778, 783, 802, 820, 839. |
Roozemaryn, 800. |
Roscoea, 798. |
Rosa, 802. |
Rosa pimpinellifolia, 823. |
Rosmarinus, 800. |
Rubia, 800. |
Rubus, 802. |
Ruscus, 795. |
Ruta graveolens, 777. |
S
Saccharum, 800. |
Saffraen, 798, 800, 847. |
Sagina, 786. |
Salade, 850. |
Salicornia, 798. |
Salie, 800. |
Salix, 803. |
Salix repens, 812. |
Salvia, 800. |
Salvia officinalis, 846. |
Samengestelde(n), 793. |
Sandaelhout, 800. |
Sanguinaria, 790. |
Santalum, 800. |
Saururus, 788. |
Savie, 800, 846. |
Saxifraga granulata, 805. |
Scandix, 792. |
Schimmel, 782. |
Schroefboom, 792. |
Schuimplanten, 782. |
Scleranthus, 788. |
Scutellaria, 791. |
Secale, 800. |
Selderie, 850 |
Sempervivum tectorum, 843. |
Sering, 785. |
Silene, 781. |
Silene noctiflora, 781. |
Sinapis, 802, 844. |
Sinarooze, 792. |
Sint-Jansbloed, 837, |
Sint-Jansbloem, 837 |
Sint-Jansbroodje, 765. |
Sint-Joriskruid, 785, 800. |
Sirieblad, Sirih, 846. |
Slaeproos, 773. |
Slagtersbezem, 795. |
Sleepruimelaar, 818. |
Sleutelbloem, 835. |
Smartkruid, 780. |
Smeerwortel, 844. |
Sneeuwbelleken, 837. |
Sneeuwbloem, 799. |
Sneeuwzotteken, 837. |
Snijkoren, 847. |
Spar, 813. |
Spleenwortel, 795. |
Solanum, 800. |
Solanum dulcamara, 846. |
Sonchus arvensis, 780. |
Sonchus laponicus, 780. |
Sonchus oleraceus, 780. |
Spaansch Gras, 841. |
Spaansch (Spaensch) Groen, 795, 829 |
Spaensche Kers, 788 |
Spaensche Peper, 800. |
Spaensche Tarwe, 776, 794. |
Spartium, 792, |
Speldeboom, 814. |
Sporidermium, 799 |
Spork, 831. |
Spurrie, 849 |
Stachys, 790. |
Standel, Standelkruid, 794. |
Statice, 787. |
Statice armeria, 787. |
Steekappel, 782. |
Steekbrem; 792. |
Steenkers, 802. |
Steenklaver, 837. |
Steenkruid, 780, 791. |
Steenlinde, 785, 799, |
Steenroos, 790, 802. |
Steenviolier, 775. |
Stellaria holostea, 765. |
Stilbospora, 799. |
Stipa, 786. |
Stipa pennata, 842. |
Stokroos, 765. |
Strandkruid, 794. |
Stratiotes, 795. |
Strychnos, 846. |
Suikerei, Suikerij, 780, 835. |
Suikerriet, 800. |
Suren, 816. |
Suryboa, 816. |
Syring, Syringeboom, 823. |
Syringa, 785, 799. |
Syringa vulgaris, 772. |
T
Tabak, 782. |
Tagetes, 793. |
Tang, 774. |
Tangslachtige, 774. |
Tarate, 843. |
Taraxacum dens leonis, 835. |
Tarwe, 782, 800, 847. |
Taxus, 795. |
Terminalia Catappa, 815. |
Tetradynamia, 802. |
Thalia, 798 |
The, 803. |
Thea, 803. |
Theobroma, 793. |
Thymus serpyllum, 838. |
Tienmannig(en), 789. |
Tydlooze, 787. |
Tijloos, 787. |
Tijm, 738. |
Tilia, 802. |
Tithymallus, 781. |
Toendjoeng, 843. |
Tongjong-Tratty, 843. |
Toovenaarskruid, 800. |
Tooveressekruid, 800. |
Tragopyrum, 788. |
Trate, 843. |
Tratty, 843. |
Treuresch, 812. |
Treurwilg, 812. |
Trientalis, 787. |
Trifolium 803. |
Trifolium incarnatum, 849. |
Triticum 800. |
Triticum repens, 779. |
Tropaeolum, 788. |
Truffel, 774 |
Truiken roert mij niet, 779, 801, 841. |
Tuilke, Tuiltje, 801, 841. |
Tulipa, 801. |
Tulp, 801, 839 |
Tweebroederig(en), 792. |
Tweehuizig(en), 794. |
Tweekrachtig(en), 802. |
Tweelobbige n), 774. |
Tweemannig(en), 785. |
Twintigmannig(en), 790. |
U
Ulex, 792. |
Ulmus, 801. |
Upasboom, 815. |
Uragoga cordifolia, 815. |
Uredo, 799. |
Urtica, 803. |
Usnea, 782, 845. |
Ustilago, 799. |
Utricularia, 800. |
V
Vaarn (Vaern, Varen, 774, 795, 826, 845 |
Vaernslachtige, 774. |
Valeriana, 785, 800. |
Valerianella, 800. |
Veelbroederig(en), 793. |
Veelechtig(en), 795. |
Veelmannig(en), 790. |
Veil, 801, 830. |
Veldklok, 838. |
Venkel, 790. |
Venkelbloem, 790. |
Venusvliegenval, 779. |
Veratrum, 795. |
Vergeet-mij-niet, 800. |
Veronica, 800. |
Veronica chamaedrys, 765. |
Vetblad 787, 800. |
Vetkruid, 800 |
Viburnum opulus, 783 |
Vicia, 803. |
Vierkrachtig(en), 802. |
Viermagtig(en), 791. |
Viermannig(en), 786. |
Vyfvingerkruid 774, 778. |
Vijg, 760, 820. |
Vygenboom, Vygelaer, 803. |
Vyzenboom, 792. |
Vinca minor, 834. |
Vingerhoed, Vingerhoedkruid, 791, 837. |
Viola odorata, 833. |
Viola tricolor, 833. |
Violet, 833. |
Violier, 835. |
Viooltje, 833. |
Viscum album, 829. |
Vitis, 801. |
Vits, Vitse, 793, 803. |
Vlambloem, 787. |
Vlammekens, 787. |
Vlas, 801, 849. |
Vlasdood, 783. |
Vlecht. 782, 783, 796. |
Vlechtslachtigen, 774. |
Vleugelkern, 792. |
Vliegenvangster, 779. |
Vlier, 765. |
Vlieszaad. 785. |
Vlokebloem. 793. |
Vlokke, Vlokke(n)bloem, 793. |
Vochysia, 798. |
Voelkruid, 795. |
Vogelkop, 788. |
Vogelvits, 792. |
Vrouwenhaar, 795. |
W
Walstroo, 786. |
Wandluiszaed, 785. |
Waringaboom, 815 |
Waringin, 815 |
Waterbloem, 843. |
Waterdraed, 796. |
Water-duizendknoop. 798. |
Waterhelm. Waterhelmkruid, 800 |
Waterkers, 846. |
Waterkruik, 779. |
Waterlelie, 779, 802. |
Watermalrouwe, 800. |
Waterlins, 844. |
Waterpeper. 788. |
Waterporselein, 786. |
Waterruiter, 795. |
Waterruyterscruydt, 795. |
Waterrups, 787. |
Water-Wegbreeslachtigen, 774. |
Wederik, 789. |
Weegbree, Wegbree, 800, 844. |
Weinmannia, 788. |
Weinmansbloeme, 788. |
Wier, 776, 783. |
Wijngaard, Wynrank. 801, 817. |
Wijngaard (wilde), 766, 843. |
Wynruit, 777. |
Wijpalm. 828. |
Wikke, 803. |
Wilde-Kastanjeboom, 812. |
Wilg, Wilgenboom, 774, 775, 803, 812. |
Windroos(je), 834. |
Wintergroen, 787. |
Wolfsklauwslachtige, 774. |
Wolfsmelk, 781 |
Wollekop, 794. |
Wolroos, Wolrooze, 776, 777, 789, 836. |
Wolsteert, 786. |
Wortel, 848. |
Woud-Anemone, 834. |
Wouderwt, 793. |
Woudstroo(i), 786. |
X
Xiphopteris, 43. |
Y (zie ook I)
Yucca, 842. |
Z
Zagge, 794. |
Zandlieve, 781, 789. |
Zandrooze, 786, 826. |
Zanichel, 794. |
Zanichellia, 794. |
Zea maïs, 776. 794. |
Zeesalaed, 798 |
Zeetang, 796. |
Zeewier, 796. |
Zegenpalm, 828. |
Zegge, 794. |
Zesmannig(en), 787. |
Zevenmannig(en), 788. |
Zevenstar, 788 |
Zigtbaerbloeijende, 798 |
Zilvermast, 814. |
Zingiber, 798. |
Zinplant, 779. |
Zomerviolier, 835. |
Zonnebloem, 779, 803, 842. |
Zonnelieve, 792. |
Zonneroosje, Zonroos(ken), Zonnerooze, 790. |
Zostera, 798. |
Zoutboom, 793. |
Zuerdoorn, 777. |
Zuerklaver, 781, 789. |
Zwam, 774, 845. |
Zweerdvaern, 795. |
Inhoud.
I. | Inleiding | 757 |
II. | Eenige Bladzyden uit het Boek der Natuer | 767 |
III. | Kruidwoordenboek | 797 |
IV. | Herbarium | 804 |
V. | Planten in zijne werken aangehaald | 806 |
Alphabetische lijst der Nederlandsche en der Latijnsche plantnamen | 851 |
EINDE.
- voetnoot(1)
- Het onderwerp mijner verhandeling luidt: Conscience-Botanist. Ik meen dat deze titel juist is; want ofschoon Conscience zijn leven niet uitsluitend aan de Botanie heeft toegewijd, toch blijkt uit zijne werken en uit betrouwbare getuigenissen, dat hij gedurende zijn heele bestaan, en vooral in de veertig eerste jaren, het wezen en leven der plant, niet alleen door middel van het boek, maar ook in de natuur zelf, in hof, veld, woud, heide en weide, in poel en moeras, ja, proefondervindelijk heeft gadegeslagen en nagevorscht.
- voetnoot(2)
- Gesch. mijner Jeugd. 18-19.
- voetnoot(1)
- Id. 20.
- voetnoot(2)
- Id. 41.
- voetnoot(1)
- Id. 42.
- voetnoot(2)
- Id. 43.
- voetnoot(3)
- Blz. 18, 4e uitg. (1857).
- voetnoot(4)
- We zijn in 1846.
- voetnoot(5)
- Conscience is eigenlijk niet in den Groenen Hoek geboren, wel in het midden der stad.
- voetnoot(1)
- Gesch. mijner Jeugd, 46.
- voetnoot(2)
- ‘Later heb ik inlichtingen over dezen ouden man pogen in te winnen. Hij was gestorven in den ouderdom van meer dan tachtig jaar, en heette Beek of Van Beek. Tijdens de Brabantsche revolutie had hij zich tegen de Patriotten en voor Jozef II verklaard. Daarom als eene vijg of keizersgezinde door het volk gehaat en mishandeld, had hij zich met afkeer van iedereen verwijderd, om zijn leven in eenzaamheid te eindigen.’ Id. 47. Zie ook wat hij over den man bekend maakt, in zijne Eenige Bladzyden uit het Boek der Natuer, blz. 9 en vgg. De titelplaat verbeeldt Beek en de kleine Conscience.
- voetnoot(3)
- Ze werden en bleven vrienden. Zoo schrijft Max Rooses (in Mevr. Antheunis' aandoenlijk boek, Hendrik Conscience: Eenige bladzijden uit het leven mijns Vaders (1912), Inleiding, III): ‘Ik had het genoegen hem enkele keeren aan te treffen in den huiselijken kring van mijn schoonvader, den bloemenkweeker Karel van Geert, ook een man van studie en leerzucht, en telkens merkte ik op dat het gekout tusschen de twee oude vrienden uitliep op een ernstig gesprek over natuurkunde. Conscience moet een groot gemak van aanleeren gehad hebben, want wonder was het hoe uitgebreid zijne kennissen niet alleen van planten en bloemen, maar ook van andere vakken van natuurlijke wetenschappen was.’
- voetnoot(4)
- Id. 53.
- voetnoot(1)
- Id. 278.
- voetnoot(2)
- Id. 281.
- voetnoot(3)
- Id. 282. Hij wijst overigens meermaals op zijn verblijf bij Van Geert in Valentyn, vii. Zie b.v. 160 a.
- voetnoot(1)
- Loteling, 7-8 (volledige werken, 1868).
- voetnoot(2)
- Id., blz. 155.
- voetnoot(3)
- Ook in meer dan éen roman komen bloemenliefhebbers voor: ik noem Meester Bockstal en Felix Roobeek in De Oom van Felix Roobeek.
- voetnoot(4)
- Een enkel deel is verschenen.
- voetnoot(5)
- Ik dank den Heer Emm. de Bom, bibliothecaris der stad Antwerpen, die mijne aandacht op dezen brief vestigde en het mij mogelijk maakte hier den brief mede te deelen. Deze behoort toe aan de stadsbibliotheek van Antwerpen (No 94414).
- voetnoot(1)
- Mijne Herinneringen aan Conscience, z.j. (1905.)
- voetnoot(2)
- Ik dank diep en hartelijk de begaafde schrijfster over deze en volgende mededeelingen.
- voetnoot(1)
- Interview verschenen in het dagblad Le XXe Siècle, nummer van 6 Aug. 1912.
- voetnoot(2)
- Mevr. Antheunis, op. cit., blz. 122.
- voetnoot(3)
- Zie ook, boven, den brief aan De Beucker.
- voetnoot(1)
- Convallaria majalis L.
- voetnoot(2)
- ‘Een echt lustparadijs’. Mevr. Antheunis, op. cit. 71.
- voetnoot(3)
- S. holostea L.
- voetnoot(4)
- V. chamaedrys L.
- voetnoot(5)
- Althaea rosea Cav.: naar den vorm der vruchten.
- voetnoot(6)
- Balsamina hortensis L.
- voetnoot(7)
- A. officinalis L.
- voetnoot(8)
- Of nu al die namen Conscience zelf moeten toegeschreven worden, is een andere vraag. Te Vollezeele b.v. heet men Convolvulus tricolor L. Bonjour-Madam en te Zegelsem heeft ze den gelijkenden naam Bonzoer-Marie.
- voetnoot(9)
- De herberg staat langs de baan naar Pepingen en heet: Au Repos des Chasseurs! De dochters bewaren met eerbied een mes en een portret van Conscience, door dezen aan Geerts geschonken; op het portret schreef C.: ‘Den heere Willem Geerts als aandenken van mijn verblijf ten zijnen huize; Hal, 7 Oogst 1881. Conscience’.
- voetnoot(1)
- Toen men in 1881 den man plechtig te Brussel vierde, zond M. Linden hem eene kist: ‘Daarin, op een kussen van wit satijn, rustte eene kroon, samengesteld uit de zeldzaamste Orchideeën, die ooit een menschenoog aanschouwen mocht.’ Mevr. Antheunis, op. cit., 100. En verder, 126: ‘Iedereen wist dat bloemenkweeken immer zijne geliefde bezigheid was geweest; daarom had M. Rollin, Minister van Binnenlandsche Zaken, last gegeven, om eene groote broeikast als een wintertuin van 20 meters groot, boven op het zinken dak van het Museum te doen bouwen. Dit plan lachte mijn vader toe....’ Doch deze was toen reeds erg ziek en zag niet de uitvoering van het plan.
- voetnoot(2)
- Blz. 126.
- voetnoot(3)
- Id. 134.
- voetnoot(1)
- Ik citeer naar de 4e uitg. (Antw., 1857), die ik bezit. Het verschil tusschen 1e en 4e uitg. is zeer gering, om niet te zeggen nietig.
- voetnoot(2)
- Zie b.v. de beoordeeling van J.F. J, Heremans in Taelverbond.
- voetnoot(3)
- Kunstschilder Wappers bracht dien brief uit Duitschland mede; hij is het eigendom van Mme Antheunis-Conscience en ik heb hem gezien op de Conscience-tentoonstelling te Antwerpen.
- voetnoot(4)
- Er stond eerst sur.
- voetnoot(5)
- Het kan ook Bocq zijn; Humboldt heeft nagenoeg denzelfden schriftvorm voor c en e.
- voetnoot(6)
- Hierop volgde qu'il porte en het werd geschrapt.
- voetnoot(1)
- Sic.
- voetnoot(2)
- Hier wordt bedoeld Melchior von Diepenbrock, bisschop van Breslau, vriend en vertaler van Conscience.
- voetnoot(3)
- Sic.
- voetnoot(4)
- Met Conscience tot leermeester zijner kinderen aan te stellen.
- voetnoot(5)
- In Kunst- en Letterblad (1845, 6e jaargang) verschenen brokken onder den tiiel: Eene bladzyde uit het boek der natuer (blz. 1, 5, 9, 13, 17).
- voetnoot(6)
- Zij schonk toen ‘enkel verhalen en gedichten of geschiedkundige schetsen’. Blz. 7.
- voetnoot(7)
- Blz. 8.
- voetnoot(8)
- Id.
- voetnoot(1)
- Id., blz. 8.
- voetnoot(2)
- J.F.J. Heremans, die in Het Taelverbond (2e jaerg., 3e deel, 1847, blz. 506-10) het werk zeer gunstig beoordeelde, verklaart te recht:
‘De heer C. is zeker hier al te zedig: iedereen weet dat zyne kennis in de natuerwetenschappen verre van oppervlakkig te wezen, grondig is; immers wanneer zich een vernuft als het zyne gedurende eenige jaren op de studie van zeker, en dit nog wel zyn geliefkoosd, voorwerp toelegt, kunnen de vruchten, die deze studie onfeilbaar moet opleveren, niet gering zyn.’
- voetnoot(3)
- Hij citeert speciaal: Leeuwenhoeck, blz. 23, 42, 167; Linnaeus, 39, 49, 59; Buffon, 39; L. Laurent, 42, 45; Dutrochet, 45; B. de Jussieu, 51; Swammerdam, 165; Liebig, 56, 74; Baker, 102; J. Leunis, 107.
- voetnoot(4)
- Blz. 9.
- voetnoot(5)
- Blz. 9.
- voetnoot(1)
- Blz. 9.
- voetnoot(2)
- Van die overige boekdeelen is ons niets - zelfs niet onder den vorm van manuscript - bekend. Het is denkelijk dat Conscience (buiten zijn ontwerp van Kruidwoordenboek) nooit een 2e boekdeel heeft geschreven.
- voetnoot(3)
- Blz. 10.
- voetnoot(1)
- Blz. 14.
- voetnoot(2)
- Id. Zie beneden.
- voetnoot(3)
- Blz. 18-19.
- voetnoot(4)
- Hier, verkeerd, voor den buitensten tongbloemenkrans gebezigd.
- voetnoot(5)
- Schrijver bedoelt hier de kleur der buitenste lintbloempjes.
- voetnoot(6)
- Blz. 19.
- voetnoot(1)
- Blz. 33.
- voetnoot(2)
- Id. Papaver somniferum L.
- voetnoot(3)
- C. maakt plant van van het m. gesl.
- voetnoot(4)
- Reseda is dus m. bij Conscience.
- voetnoot(1)
- Blz. 34.
- voetnoot(2)
- C. vertaalt den familiënuitgang -aceae door -slachtigen: thans zegt men -achtigen: Lelieächtigen, enz. Zoo zijn ook de Vaernslachtige, lat. Filices; Peerdesteertslachtige, lat. Equisetaceae; Wolfsklauwslachtige, lat. Lycopodinae; Marsiggelslachtige, lat. Marsileaceae; Mosslachtige, lat. Musci; Levermosslachtige, lat. Hepaticae; Tangslachtigen, lat. Algae; Vlechtslachtigen, lat. Lichenes; Paddestoelslachtige, lat. Fungi. Blz. 202-3.
- voetnoot(3)
- Id. 34.
- voetnoot(4)
- Blz. 35-36.
- voetnoot(5)
- Dit klare w. komt niet bij VD voor, wel in Wâb. Ned. Taal.
- voetnoot(1)
- Blz. 37.
- voetnoot(2)
- Blz. 36.
- voetnoot(3)
- Blz. 37-38.
- voetnoot(4)
- Blz. 199.
- voetnoot(5)
- Blz. 39.
- voetnoot(6)
- Blz. 40-47.
- voetnoot(7)
- Blz. 41.
- voetnoot(1)
- Blz. 46-47.
- voetnoot(2)
- Op blz. 47 gebruikt Conscience het w. eigeling voor individu: ‘Ja, gy, ootmoedige zaedjes, gy hebt eens uwe moeder verlaten om als eigelingen in de wereld te verschynen.’
- voetnoot(3)
- Blz. 49.
- voetnoot(4)
- Blz. 50.
- voetnoot(5)
- Blz. 51
- voetnoot(1)
- Fr. mâtiné!
- voetnoot(1)
- Blz. 52-53.
- voetnoot(2)
- Blz. 53.
- voetnoot(3)
- Blz. 53.
- voetnoot(4)
- Id.
- voetnoot(5)
- Deze naam wordt echter niet gebezigd.
- voetnoot(1)
- Blz. 59.
- voetnoot(2)
- Dat klinkt wel eenigszins overdreven: het is echter waar dat de bloem tot omtrent 7 ure des morgens gesloten blijft.
- voetnoot(3)
- Blz. 59.
- voetnoot(4)
- Blz. 60. Over dezen naam, z. beneden.
- voetnoot(5)
- Blz. 61. Zie over dezen naam, beneden.
- voetnoot(6)
- Id.
- voetnoot(7)
- Id. In Siska v. Roos. volksetymologisch vervormd tot Truiken roert mij niet en op een prikkelbaar meisje toegepast. Zie beneden.
- voetnoot(8)
- Blz. 62. Over den naam, zie beneden.
- voetnoot(1)
- Blz. 64-65.
- voetnoot(2)
- Blz. 60.
- voetnoot(3)
- Niet bij Heukels. De eig. Ossetong is Anchusa officinalis L.
- voetnoot(4)
- Enkel bij Conscience; is Lat. Crepis.
- voetnoot(5)
- Niet bij Mussche, noch Delathauwer.
- voetnoot(6)
- Niet bij Heukels De gewone naam is Biggenkruid.
- voetnoot(7)
- Vgl. beneden.
- voetnoot(8)
- Niet bij Heukels; men vindt er Haaglelie.
- voetnoot(1)
- Zie beneden.
- voetnoot(2)
- Zie beneden.
- voetnoot(3)
- Blz. 66-67.
- voetnoot(4)
- Blz. 68 en 71.
- voetnoot(1)
- Blz. 69.
- voetnoot(2)
- Die Chemie in threr Anwendung auf Agricultur und Physiologie.
- voetnoot(3)
- Blz. 73.
- voetnoot(4)
- Over dezen naam, zie beneden.
- voetnoot(5)
- Blz. 75.
- voetnoot(6)
- Zie over dezen naam, beneden.
- voetnoot(1)
- Beide namen niet bij Heukels.
- voetnoot(2)
- Beide namen niet bij Heukels.
- voetnoot(3)
- Vervlaamsching van Lat. Clavaria.
- voetnoot(4)
- Blz. 78.
- voetnoot(5)
- Blz. 81. Beide namen enkel bij Conscience. Zijn het wel volksnamen?
- voetnoot(6)
- Blz. 86.
- voetnoot(7)
- Blz. 88.
- voetnoot(8)
- Blz. 97-98.
- voetnoot(9)
- Sic.
- voetnoot(10)
- Blz. 119, 120, 124.
- voetnoot(11)
- Is de dubbele Viburnum opulus L.
- voetnoot(1)
-
Heremans, in zijn reeds aangehaalde beoordeeling, schijnt te denken dat de Vlaamsche namen Conscience toebehooren:
‘Het moet den schryver veel moeite gekost hebben, om al die barbaersche latynsch-grieksche en, God weet wat al andere aerdige namen, waervan de franschman zich al zwetsend bedient, in onze duidelyke moederspraek over te brengen...’ Taelverbond (1847), blz. 519.
- voetnoot(2)
- Ik bezit deze uitg. en heb ze benuttigd; doch er is ook eene van 1810 (Kon. Bibl. Brussel).
- voetnoot(1)
- Hendrik Conscience, bl. 21.
- voetnoot(1)
- Het is ander papier van kleiner formaat; maar iplv. maer ook bewijst het.
- voetnoot(2)
- Boek der Nat., 8-9.
- voetnoot(1)
- Er stond eerst begrypende; de correctie is van Conscience zelf.
- voetnoot(2)
- Monandria-Monogynia stond eerst vóor Eenmannig-Eenwyvig; door het bekende typographisch teeken heeft Conscience zelf de plaatswijziging aangewezen.
- voetnoot(3)
- Er stond eerst natuerkundige; doch het werd door Conscience zelf geschrapt, en er boven schreef hij geneesheer.
- voetnoot(4)
- Er stond eerst der helmstylen; het werd geschrapt en er onder schreef hij des stempels.
- voetnoot(3)
- Er stond eerst natuerkundige; doch het werd door Conscience zelf geschrapt, en er boven schreef hij geneesheer.
- voetnoot(3)
- Er stond eerst natuerkundige; doch het werd door Conscience zelf geschrapt, en er boven schreef hij geneesheer.
- voetnoot(5)
- Er stond eerst letter; C. wijzigde tot voorzetsel.
- voetnoot(1)
- Er stond eerst exos; de s werd geschrapt.
- voetnoot(2)
- Er stond eerst Leeraers; de s werd geschrapt.
- voetnoot(3)
- Zie boven.
- voetnoot(4)
- Vert. van Chionanthus (‘Chion, sneeuw, Anthos, bloem’).
- voetnoot(5)
- Zie boven.
- voetnoot(5)
- Zie boven.
- voetnoot(1)
- Komt voor bij H (dialectisch). Gevormd naar Pinguicula (‘Pin guis, vet. Naer de bladen’), evenals het gewoner Vetblad.
- voetnoot(2)
- Niet bij H.
- voetnoot(3)
- Naam bij Dodoens.
- voetnoot(4)
- Gevormd naar Circaea (‘Circea, tooveresse der oudheid’) H heeft Toovenaarskruid. Hgd. Hexenkraut.
- voetnoot(1)
- De gewone benaming is Kruiken-roert-mij-niet. Conscience heeft van Kruiken Truiken (dim. van Gertruda) gemaakt; ook aldus in Siska van Roosemael. Zie beneden. Voor Impatiens geeft hij de volgende etymologische verklaring: ‘de zaedkokers barsten open als men ze aenraekt’.
- voetnoot(2)
- Paque heeft Tuiltjes = Dianthus barbatus en Tuilkens = Armeria vulgaris. Zie ook H.
- voetnoot(3)
- Zie boven.
- voetnoot(4)
- Gevormd naar Kriekelaer, Notelaer, enz.
- voetnoot(4)
- Gevormd naar Kriekelaer, Notelaer, enz.
- voetnoot(5)
- Sic.
- voetnoot(1)
- Nog aldus in Oost-Vl. b.v.
- voetnoot(1)
- Nog aldus in Oost-Vl. b.v.
- voetnoot(2)
- Zeer ongewone vorm in Zuid-Ned.
- voetnoot(3)
- Zie boven. C geeft de etym. van Carryocar: ‘karyon, noot. Nootdragend.’
- voetnoot(3)
- Zie boven. C geeft de etym. van Carryocar: ‘karyon, noot. Nootdragend.’
- voetnoot(4)
- In zijn Boek der Nat. bezigt C den naam Maegderank. Zie boven.
- voetnoot(5)
- Niet bij H.
- voetnoot(6)
- Zie boven. C schrijft: ‘Hesperos, avond. 'S avonds welriekend.’
- voetnoot(1)
- Sic.
- voetnoot(2)
- Berk is gewoner.
- voetnoot(3)
- De gewone Vlaamsche benaming.
- voetnoot(4)
- Zeer ongewoon. Vlg. Kriekelaer, Mispelaer, enz.
- voetnoot(1)
- Mevr. Antheunis, op. cit., 59.
- voetnoot(2)
- Zie boven.
- voetnoot(3)
- Door de vriendelijkheid van Emm. de Bom werd me dit gegund.
- voetnoot(1)
- Mevr. Antheunis verklaarde niets van dien Ch. Hannecart te weten!
- voetnoot(2)
- Ook voor Emm. de Bom die mij hierover vriendelijk zijne meening mededeelde.
- voetnoot(1)
- Ik citeer naar de groote uitg. van Van Dieren (1867-70), acht deelen op twee kolommen a en b. Voor de later verschenen werken benuttigde ik de volgende uitgaven: Uitg. Sijthoff (1867-1879): Eene welopgevoede Dochter, De Podagrist, Koning Oriand, Eene Gekkenwereld, De Keus des Harten, Een Zeemanshuisgezin, De Gerechtigheid van Hertog Karel, De Oom van Felix Roobeek, De Schat van Felix Roobeek, Het Wassen Beeld; - Uitg. Janssens: De Baanwachter, Geld en Adel, Schandevrees, Eene O te veel, Eene verwarde Zaak, Eene Stem uit het Graf, Een Slachtoffer der Moederliefde; - Uitg. Lebègue: De Duivel uit het Slangenborch, Twee Vrienden. Geschiedenis mijner Jeugd; - De Dichter en zijn Droombeeld (Tolboom).
- voetnoot(2)
- VI, 174b.
- voetnoot(1)
- Vooral gebeurt dat in de eerste uitgaven zijner werken.
- voetnoot(2)
- VII, 65a.
- voetnoot(3)
- Blinde Rosa, I, 381a.
- voetnoot(4)
- IV, 121b en 131b.
- voetnoot(5)
- VII, 169b.
- voetnoot(1)
- VI, 212a, 215a, b, 289b.
- voetnoot(2)
- VII, 50b en 52b.
- voetnoot(3)
- Gr. Hugo v. Craenh., II, 213a.
- voetnoot(4)
- Boerenkr., II, 297a.
- voetnoot(5)
- Minnez., 60.
- voetnoot(6)
- Ziekte d. Verb., VI, 293a.
- voetnoot(7)
- Arme Edelm., I, 37b.
- voetnoot(8)
- Mengel., V, 177b. Vgl. Ev. 't Serclaes, 51.
- voetnoot(9)
- Moederliefde, VI, 165a.
- voetnoot(10)
- Schandevr., 39.
- voetnoot(11)
- Oom v. Fel. Roob., 177.
- voetnoot(12)
- II, 90a; - 72a.
- voetnoot(1)
- VIII, 250a.
- voetnoot(2)
- Schandevr., 39.
- voetnoot(3)
- Hugo v. Craenh., II, 213a.
- voetnoot(4)
- Geld en Adel, 80; - Gerecht v. Hert. Karel, 24, enz.
- voetnoot(5)
- Podagrist, 68.
- voetnoot(6)
- Baas Gansend., III, 348a.
- voetnoot(7)
- Arme Edelm., I, 37b.
- voetnoot(8)
- 91a; 96b; 100a, b; 101b; 105b; 107b.
- voetnoot(9)
- I, 332a.
- voetnoot(10)
- Mengel., V, 190a.
- voetnoot(1)
- III, 327b.
- voetnoot(2)
- Koopm. v. Antw., VII, 271a.
- voetnoot(3)
- Moederliefde, VI, 118a.
- voetnoot(4)
- Keus d. Harten, 8.
- voetnoot(5)
- Sneeuwig schijnt me niet al te juist te zijn: de bloemen zijn lichtgeel of geelwit.
- voetnoot(6)
- IJzeren Gr., VI, 211a.
- voetnoot(7)
- Lotel., III, 21a.
- voetnoot(8)
- Schandevr., 25.
- voetnoot(9)
- Kwaal d. Tijds, IV, 133b.
- voetnoot(10)
- Geldduivel, II, 404a.
- voetnoot(11)
- Koopm. v. Antw., VII, 280a.
- voetnoot(12)
- Oom v. Fel. Roob., 75; Boerenkr., II, 258b; Valentijn, VII, 198b.
- voetnoot(13)
- Jonge Dokter, V, 200a. Z. ook Twee Vrienden, 8, 10.
- voetnoot(14)
- Id. 198b.
- voetnoot(15)
- Moed. Job, I, 333a.
- voetnoot(1)
- Valentijn, VII, 153b.
- voetnoot(2)
- Jac. v. Art., III, 101, 102, 105.
- voetnoot(3)
- III, 11, 16, 30. - Vgl. ook de Kapelle-ten-Linde (sic) in Het Wassen Beeld, 33.
- voetnoot(4)
- Oom v. Fel. Roob., 76, 77, 125.
- voetnoot(5)
- Baas Gansend., III, 347b.
- voetnoot(6)
- Boerenkr., II, 298b.
- voetnoot(7)
- Id., 297a.
- voetnoot(8)
- Gr. Hugo v. Craenh., II, 213.
- voetnoot(9)
- Lot., III, 26a.
- voetnoot(10)
- Ziekte d. Verb., VI, 293a.
- voetnoot(11)
- Boerenkrijg, II, 297a.
- voetnoot(12)
- Gr. Hugo v. Craenh., II, 213a.
- voetnoot(13)
- Ziekte d. Verb., II, 293a.
- voetnoot(14)
- Rikke-t., IV, 91a.
- voetnoot(15)
- Id., 89a en 99a.
- voetnoot(1)
- VI, 223a.
- voetnoot(2)
- Boerenkr., II, 297a.
- voetnoot(3)
- VII, 159a.
- voetnoot(4)
- 87.
- voetnoot(5)
- Rikke-tikke-tak, IV, 89.
- voetnoot(6)
- Ziekte d. Verb., VI, 293a.
- voetnoot(7)
- Lotel., III, 30. Vgl. ook Wassen Beeld, 13.
- voetnoot(8)
- Boerenkr., II, 297a. ‘Vermolmde Wilg’, id.
- voetnoot(9)
- Gr. Hugo v. Craenh., II, 213a.
- voetnoot(10)
- IJzeren Graf, VI, 218b, 222a.
- voetnoot(11)
- V, 7b. En de Treurwilg in De Arme Ed., I, 7a.
- voetnoot(12)
- Arme Edelman, I, 38a.
- voetnoot(1)
- Id., 40b.
- voetnoot(2)
- ‘Sparreboomen’: Duiv. uit h. Slangenb., 113.
- voetnoot(3)
- Vgl.: ‘het zijn geene Masten of Dennen’, Ziekte der Verb., VI, 293a.
- voetnoot(4)
- Mengel., V, 190a. Vgl. ook Gierig., I, 189a: ‘somber loof’.
- voetnoot(5)
- Id., 179a.
- voetnoot(6)
- Jonge Dokt., V, 205a.
- voetnoot(7)
- Mengel., V, 179a.
- voetnoot(8)
- Oom v. Fel. Roob., 76.
- voetnoot(9)
- Lotel., III, 11b.
- voetnoot(10)
- Id. 21a.
- voetnoot(11)
- Id. 37a.
- voetnoot(12)
- Id. 29a.
- voetnoot(13)
- Levenslust, VIII, 130b. Hier is denkelijk Picea excelsa Lmk. bedoeld.
- voetnoot(14)
- Duiv. uit h. Slangenb., 81.
- voetnoot(1)
- Mengel., V, 186b.
- voetnoot(2)
- Gekkenw., 26.
- voetnoot(3)
- I, 381a.
- voetnoot(4)
- Blz. 123.
- voetnoot(5)
- Valentijn, VII, 198b.
- voetnoot(6)
- Lotel., III, 31; Duiv. uit h. Slangenb., 67.
- voetnoot(7)
- Blinde Rosa, I, 373a.
- voetnoot(8)
- IV, 100b.
- voetnoot(9)
- II, 74b.
- voetnoot(10)
- V, 222a. Het is Abies alba Miller.
- voetnoot(11)
- Duiv. uit h. Slangenb., 6.
- voetnoot(12)
- Het is de veelgekweekte Bignonia catalpa L.
- voetnoot(1)
- Arme Edelm., I, 7a, 8a; ook 23b.
- voetnoot(2)
- Geldduivel, II, 351b. En: ‘sneeuwig gebloemte’ van den Acacia, id., 404b.
- voetnoot(3)
- Hij zelf toch maakt ons bekend dat hij geraadpleegd heeft: Joan Nieuhofs Zee en Lant-reize, Amst., 1682; en C.J. Temminck, Coup d'aeil général sur les possessions Néerlandaises dans l'Inde arcinpélagique, Leiden, 1846.
- voetnoot(4)
- I, 296a.
- voetnoot(5)
- Aldus C zelf. Vgl. toch Waringin, bij F.S.A. De Clercq, Nieuw Plantkundig Wdb. voor Ned.-Indië (1909), nr 1442: Ficus Benjamini L., waar men tal van folkloristische gegevens vindt.
- voetnoot(6)
- ‘Boom Patty’, Nieuhof, 260. De Clercq heeft dezen naam niet.
- voetnoot(7)
- Is Uragoga (Psychotria) cordifolia, naar Baillon, Dict. de Botanique. ‘Marokko of Da-Dap’, ook Dap-Dap, Nieuhof, 248. Naar De Clercq, nr 1301, is de Dadapboom Erythrina hypaphorus Boerl.
- voetnoot(8)
- Nieuhof, 237, heet de boom nog Indiaensche Amandelboom. Is Terminalia Catappa L. (De Clercq, nr 3313).
- voetnoot(9)
- Batavia, I, 249b. Geslacht Eugenia (Jambosa). Zie hierover Nieuhof, 168, 245; en vooral De Clercq, nr 1314, die deze boomen Djamboe heet.
- voetnoot(10)
- Id. 247, 248.
- voetnoot(11)
- Id. 312a. Is Antiaris toxicaria Leschenault.
- voetnoot(1)
- Id., 248a. Is Michelia cnampaca L., geliefde boom en bloem der Javanen. Zie Nieuhof, 179, 250, en vooral De Clercq, nr 2295.
- voetnoot(2)
- Averrhoa bilimbi Willd. Id. 248b. ‘Billingbing of Blinbing’, Nieuhof, 261. - Ander namen, bij De Clercq, nr 379.
- voetnoot(3)
- Geslacht Musa (soort M. sapientum L: zie De Clercq, nr 2361). - De Kelor is Moringa pterygosperma Gaertn., naar De Clercq, nr 2345.
- voetnoot(4)
- Areca catechu L. Zie De Clercq, nr 315.
- voetnoot(5)
- Zie Nieuhof, 243. Is denkelijk Piper Betle L. var. Siriboa Cas. D.C. Zie hierover De Clercq, nr 2719.
- voetnoot(6)
- Borassus flabelliformis L. Baillon, Dict. - Nieuhof, 261; De Clercq, nr 484.
- voetnoot(7)
- Cocos nucifera L.
- voetnoot(8)
- Id., 248b. Zie ook 249a.
- voetnoot(9)
- ‘Les grands arbres qui croissent également dans cette même région, sont de la famille des Méliacées, tels que le Pinkoe, le Suren, le Pinango, le Lengsar et autres espèces...’ Temminck, op. cit., I, 308. Pinkoe = Pingko (? De Clercq, nr 1190: Dysoxylum densiflorum Miq., of nr 1196: D. ramiflorum Miq.); - Suren = Cedrela febrifruga Bl (De Clercq, nr 702); - Pinango = Pinang, de Arekapalm (? De Clercq, nr 315); - Lengsar = Pometia tomentosa T. et B (De Clercq, nr 2831).
- voetnoot(10)
- Id. 249a.
- voetnoot(1)
- Boerenkrijg, II, 258b.
- voetnoot(2)
- Geld en Adel, 7.
- voetnoot(3)
- Lotel., III, 8b.
- voetnoot(4)
- Ziekte d. Verb., VI, 293b.
- voetnoot(5)
- Een O te veel, 5.
- voetnoot(6)
- Id. 6.
- voetnoot(7)
- Blz. 26.
- voetnoot(8)
- Sic.
- voetnoot(1)
- III, 391b.
- voetnoot(2)
- 100.
- voetnoot(3)
- 16.
- voetnoot(4)
- VI, 294a.
- voetnoot(5)
- 3.
- voetnoot(6)
- III, 29b.
- voetnoot(7)
- VI, 24b.
- voetnoot(8)
- III, 340b.
- voetnoot(9)
- 10, doch hier is denkelijk de Oranjeappel bedoeld.
- voetnoot(10)
- Verwarde Zaak, 130.
- voetnoot(11)
- Oom v. Fel. Roob. 76.
- voetnoot(12)
- Lambr. Hensm., III, 43a.
- voetnoot(13)
- Id. 44a.
- voetnoot(14)
- 100.
- voetnoot(1)
- 14,
- voetnoot(2)
- IJzeren Gr., VI, 233a.
- voetnoot(3)
- Zeemanshuisg. 9; - Wassen Beeld, 4.
- voetnoot(4)
- Ger. v. Hert. Karel, 54.
- voetnoot(5)
- Levenslust, VIII, 94b.
- voetnoot(6)
- Boerenkr, 258b.
- voetnoot(7)
- Gerechtigh. van Hert. Karel, 2.
- voetnoot(8)
- Geld en Adel, 7, 100.
- voetnoot(9)
- Blz. 49.
- voetnoot(10)
- 30.
- voetnoot(11)
- 15.
- voetnoot(12)
- 159.
- voetnoot(1)
- Oom v. Fel. Roob. 71.
- voetnoot(2)
- Gesch. Jeugd, 47.
- voetnoot(3)
- 111.
- voetnoot(4)
- Valentijn., VII, 198b.
- voetnoot(5)
- Geldduivel, 391a.
- voetnoot(6)
- Id. 418b.
- voetnoot(7)
- IJzeren Graf, VI, 233b, 241b.
- voetnoot(8)
- Baanw. 8.
- voetnoot(1)
- Geld en Adel, 231.
- voetnoot(2)
- Ev. 't Serclaas, 52.
- voetnoot(3)
- Ger. Hert. Karel, 26.
- voetnoot(4)
- Gekkenwereld, 20; ook Valentijn, 165b.
- voetnoot(5)
- Bella St., V, 10b.
- voetnoot(6)
- Meng., V., 173b.
- voetnoot(7)
- Houten Cl., IV, 357b.
- voetnoot(8)
- Geldduivel, II, 424b.
- voetnoot(9)
- Valentijn, VII, 162a.
- voetnoot(10)
- Id. 163a.
- voetnoot(11)
- Meng., V, 186b.
- voetnoot(12)
- Koopm. v. Antw., VII, 281a.
- voetnoot(13)
- Meng., V, 177a.
- voetnoot(14)
- V, 49b.
- voetnoot(15)
- Ziekte d. Verb., VI, 315b.
- voetnoot(16)
- Slachtoffer d. Moederl., 59.
- voetnoot(17)
- Stem uit het Graf, 100.
- voetnoot(18)
- Geluk van rijk te zijn, II, 170a.
- voetnoot(19)
- III., 327b.
- voetnoot(1)
- Moederl., VI, 144a.
- voetnoot(2)
- Avondstonden, I, 144a, b.
- voetnoot(3)
- Conscience speelt hier den du-dijner. Hij bejammert in een nota, ‘dat deze schrijfwijze is verloren gegaan’!
- voetnoot(1)
- IV. 147a, b,
- voetnoot(2)
- Oom v. Felix Roobeek, 92.
- voetnoot(3)
- Blinde Rosa, I, 381b.
- voetnoot(4)
- Baas Gansend., III, 361b.
- voetnoot(5)
- Lotel. III, 30a.
- voetnoot(6)
- Bella Stock, V, 25a. Deze naam komt bij De Bo voor, doch met andere bet.: Ononis spinosa L. en ook wel Genista anglica L. Heukels, Wdb., heet nog aldus Ononis repens L. Ook het Wdb. Ned. Taal citeert Conscience niet!
- voetnoot(7)
- Kwaal des Tijds, IV, 119b.
- voetnoot(8)
- Baas Gansend., III, 348a.
- voetnoot(1)
- Arme Ed., I, 37b.
- voetnoot(2)
- IJz. Graf, VI, 223a.
- voetnoot(3)
- Id. blz. 226b.
- voetnoot(4)
- Geld en Adel, 100.
- voetnoot(5)
- IJz. Graf, VI, 233a.
- voetnoot(6)
- VII, 157a, 158a, 170b.
- voetnoot(7)
- VII, 272b. Zie nog Baas Gansendonck. III, 348b, waar van sidderend Syringeloof wordt gesproken.
- voetnoot(8)
- Zie b.v. Lotel., III, 7a.
- voetnoot(9)
- Calluna vulgaris L.
- voetnoot(10)
- Koopm. van Antw., VII, 233b.
- voetnoot(11)
- Duiv. u. het Slangenb., 90.
- voetnoot(12)
- Gekkenw., 2.
- voetnoot(13)
- Rikke-tikke-tak, IV, 100a.
- voetnoot(1)
- Grootmoeder, I, 236, 237.
- voetnoot(2)
- Loteling, III, 7b.
- voetnoot(3)
- Gr. Hugo v. Craenh., II, 213a.
- voetnoot(4)
- Id.
- voetnoot(5)
- Baanwachter, 10. Ook Gierigaard, I, 216b.
- voetnoot(6)
- Moeder Job, I, 333a.
- voetnoot(1)
- Burg. v. Luik, VII, 348a.
- voetnoot(2)
- Moederliefde, VI, 174b.
- voetnoot(3)
- Deze naam komt enkel bij Conscience voor.
- voetnoot(4)
- Zie aldaar, boven.
- voetnoot(5)
- Blz. 79.
- voetnoot(6)
- I, 216b.
- voetnoot(7)
- VII, 65b.
- voetnoot(8)
- Gr. Hugo v. Craenh., II, blz. 226b,
- voetnoot(9)
- Gesch. m. Jeugd, 483.
- voetnoot(10)
- VII, 206b.
- voetnoot(11)
- IV, 147b.
- voetnoot(12)
- Het zijn eig. bloemhoofdjes.
- voetnoot(1)
- Valentijn, VII, 206b. Zie ook Kwaal des Tijds, IV, 147b.
- voetnoot(2)
- Id.
- voetnoot(3)
- Gesch. m. Jeugd, 280.
- voetnoot(4)
- Valentijn, VII, 206a.
- voetnoot(5)
- Baas Gansend., III, 345b.
- voetnoot(6)
- Kwaal d. Tijds, IV, 147b.
- voetnoot(7)
- I, 37b.
- voetnoot(8)
- Valentijn, VII, 206-207.
- voetnoot(1)
- IJzeren Gr., VI, 223a.
- voetnoot(2)
- Oom v. Fel. Roob., 76.
- voetnoot(3)
- Lotel., III, 8a.
- voetnoot(4)
- III, 348a.
- voetnoot(5)
- Podagrist, 68.
- voetnoot(6)
- Koopm. v. Antw., VII, 292a en 272b. Zonder twijfel bedoelt hier C. de Buks; de eig. Dwergpalm echter is een Palmsoort, Chamaerops humilis L.
- voetnoot(7)
- Kerels v. Vl., VIII, 208a.
- voetnoot(8)
- Id. 359b.
- voetnoot(9)
- Blz. 119.
- voetnoot(10)
- V, 8b.
- voetnoot(11)
- Hlodw. en Clot., II, 75a.
- voetnoot(12)
- IV, 91a; 96b; 99a; 100b; 101b.
- voetnoot(1)
- Uitv. d. Duivels, III, 394a.
- voetnoot(2)
- Gr. Hugo v. Craenh., II, 217a; 219a.
- voetnoot(3)
- O te veel, 15.
- voetnoot(4)
- Blz. 68.
- voetnoot(5)
- Kwaals d. Tijds, IV, 121b.
- voetnoot(6)
- Hlodw. en Clot., II, 11b, 12a.
- voetnoot(7)
- Naar de Edda.
- voetnoot(8)
- Id. 98a. Dit is eene bekende Eddasage.
- voetnoot(9)
- Geluk van rijk te zijn, II, 169b, 170a.
- voetnoot(1)
- I, 146a.
- voetnoot(2)
- VI, 223a.
- voetnoot(3)
- Baas Gansend., III, 330a.
- voetnoot(4)
- Valentijn, VII, 189b; Geld en Adel, 153.
- voetnoot(5)
- Bella Stock, V, 47a.
- voetnoot(6)
- Oom v. Fel. Roob., 122.
- voetnoot(7)
- Geld en Adel, 13.
- voetnoot(8)
- De Duivel u.h. Slangenb., 172.
- voetnoot(9)
- Oom v. Fel. Roob., 111.
- voetnoot(10)
- II, 225a.
- voetnoot(11)
- II, 297a.
- voetnoot(12)
- 213a.
- voetnoot(13)
- Juist gezien!
- voetnoot(14)
- 217a.
- voetnoot(15)
- Blz. 58.
- voetnoot(16)
- Meng., V, 178a.
- voetnoot(1)
- Leeuw v. Vl., VII, 65a, b.
- voetnoot(2)
- Burg. v. Luik, VII, 348a.
- voetnoot(3)
- III, 26a,
- voetnoot(4)
- Blz. 87.
- voetnoot(5)
- Blz. 15.
- voetnoot(6)
- II, 297a.
- voetnoot(7)
- Oom v. Fel. Roob., 76.
- voetnoot(8)
- Id. 45.
- voetnoot(9)
- Minnez., 8.
- voetnoot(10)
- IJzeren Gr., VI, 223a.
- voetnoot(1)
- Hugo v. Craenh., II, 213a.
- voetnoot(2)
- Geld en Adel, 101.
- voetnoot(3)
- Grootmoeder, I, 236b, 237a.
- voetnoot(4)
- Zie boven.
- voetnoot(5)
- Arme Edelm., I, 40a, b.
- voetnoot(6)
- Koopman v. Antw., VII, 238a.
- voetnoot(7)
- Geldduivel, II, 386b.
- voetnoot(1)
- Valentijn, VII, 151a.
- voetnoot(2)
- Mengelingen, V, 186b.
- voetnoot(3)
- IJzeren Gr., VI, 211a.
- voetnoot(4)
- Blinde Rosa, I, 376a.
- voetnoot(5)
- Loteling, III, 7b.
- voetnoot(6)
- Oom v. Fel. Roob., 76.
- voetnoot(7)
- Blz. 101.
- voetnoot(8)
- IJzeren Gr., VI, 223a.
- voetnoot(9)
- Arme Edelm., I, 40a.
- voetnoot(1)
- Valentijn, VII, 159a.
- voetnoot(2)
- IJzeren Gr., VI, 223a.
- voetnoot(3)
- Loteling, III, 8a.
- voetnoot(4)
- Oom v. Fel. Roob., 76.
- voetnoot(5)
- Geld en Adel, 101.
- voetnoot(6)
- Blz. 92.
- voetnoot(7)
- Hlodw. en Clot., II, 71a.
- voetnoot(8)
- Id., 47b.
- voetnoot(9)
- Id., 75a.
- voetnoot(1)
- Lambr. Hensmans, III, 41b, 42a.
- voetnoot(2)
- Gerecht. v. Hert. Karel 153.
- voetnoot(3)
- VI, 374b. De Violier wordt ook terloops genoemd in Striata formos., I, 181a.
- voetnoot(4)
- Valentijn, VII, 160a.
- voetnoot(5)
- Geld en Adel, 101: Primula elatior L. wordt bedoeld.
- voetnoot(6)
- IJzeren Gr., VI, 223a.
- voetnoot(7)
- Gr. Hugo v. Craenh., II, 213a.
- voetnoot(8)
- V. 374b.
- voetnoot(9)
- I, 181a.
- voetnoot(1)
- Blz. 45.
- voetnoot(2)
- Geld en Adel, 228.
- voetnoot(3)
- Gierigaard, I, 217b. In zijn Boek der Nat. is Suikerei, Cichorium intybus L.
- voetnoot(4)
- I, 181a. Zie ook boven, Boek der Nat.
- voetnoot(5)
- Conscience bedoelt zonder twijfel verschillende gemeene soorten van Ranunculus.
- voetnoot(6)
- Bella St., V, 7b.
- voetnoot(7)
- Blz. 101.
- voetnoot(8)
- Blz. 8.
- voetnoot(9)
- IJzeren Gr., VI, 223a.
- voetnoot(10)
- Blz. 54.
- voetnoot(11)
- Blz. 18; daar ook de vorm Aardbessen.
- voetnoot(12)
- Oom v. Fel. Roob., 45.
- voetnoot(1)
- IJzeren Gr., VI, 223a.
- voetnoot(2)
- Lotel. III, 8a.
- voetnoot(3)
- Striata formos. I, 181b. Zie ook Boek d. Nat.
- voetnoot(4)
- Gierigaard, I, 205a.
- voetnoot(5)
- Bella Stock, V, 7b.
- voetnoot(6)
- Lotel., III, 26a.
- voetnoot(7)
- Jonge Dokter, V, 270a.
- voetnoot(8)
- I, 181a. Zie ook Boek der Nat.
- voetnoot(9)
- Blinde Rosa, I, 374a.
- voetnoot(10)
- IJzeren Graf, VI, 211b.
- voetnoot(11)
- Eig. kroontjes. IJzeren Gr., VI, 234b.
- voetnoot(1)
- Lotel III, 26a, b, (‘Tijmzode’).
- voetnoot(2)
- Striata form., I, 181a.
- voetnoot(3)
- Lotel. III. 26a. Nog vermeld in Str. formos. I, 181a.
- voetnoot(4)
- Oom v. Fel. Roob., 76.
- voetnoot(5)
- Striata form., I, 181a.
- voetnoot(6)
- Omdat de bloempjes in hun kraagje, zeer beweegbaar zijn en er als bevende uit zien.
- voetnoot(7)
- Baanwachter, 8.
- voetnoot(8)
- Geldduivel, II, 424b.
- voetnoot(9)
- Avondstonden, I, 145b.
- voetnoot(10)
- IJzeren Gr., VI, 215b.
- voetnoot(11)
- Baas Gansend., III, 338 a, 359b.
- voetnoot(1)
- Kerels v. Vl., VIII, 218a.
- voetnoot(2)
- Valentijn, VII, 162a.
- voetnoot(3)
- Zie boven, Roos.
- voetnoot(4)
- Loteling, III, 30a.
- voetnoot(5)
- L. speciosum Thunb.
- voetnoot(6)
- Valentijn, VII, 159b.
- voetnoot(7)
- Baanw., 8.
- voetnoot(8)
- Blinde Rosa, I, 381b.
- voetnoot(9)
- Valentijn, VII, 152b. De bloem wordt terloops nog genoemd in Striata formos., I, 181a.
- voetnoot(10)
- Oom v. Fel. Roob., 92. Deze gele Pioen is denkelijk P. Wittmanniana Bot. Reg.
- voetnoot(1)
- Jonge Dokter, V, 207a.
- voetnoot(2)
- Bavo en Liev. VI, 374a.
- voetnoot(3)
- VII, 272 b, 273 a, 292 a, 295a.
- voetnoot(4)
- VIII, 130b.
- voetnoot(5)
- III, 349b.
- voetnoot(1)
- II, 414a.
- voetnoot(2)
- Baanw., 8.
- voetnoot(3)
- Gierigaard, I, 216b.
- voetnoot(4)
- Baanw., 8.
- voetnoot(5)
- I, 181a.
- voetnoot(6)
- Levenslust, VIII, 147a, b.
- voetnoot(7)
- Striata formos., I, 181b.
- voetnoot(8)
- Arme Ed., I, 6b, 7a.
- voetnoot(9)
- Striata formos., I, 181a. Zie ook boven, Boek der Nat. en Kruidwdb.
- voetnoot(10)
- Jonge Dokter, V, 207a, 208a. Zie boven.
- voetnoot(11)
- Siska v. Roos., III, 371a.
- voetnoot(1)
- VII, 160a.
- voetnoot(2)
- Geldduivel, II, 414a.
- voetnoot(3)
- Valentijn, VII, 160a.
- voetnoot(4)
- Valentijn, VII, 159b.
- voetnoot(5)
- Geldduivel, II, 414a.
- voetnoot(6)
- VII, 159b.
- voetnoot(7)
- Valentijn, VII, 202a, 206a.
- voetnoot(8)
- Kwaal des Tijds, IV, 146b
- voetnoot(9)
- Id., 147b.
- voetnoot(1)
- Gnaphalium leontopodium L.
- voetnoot(2)
- Levenslust, VIII, 91b.
- voetnoot(3)
- Batavia, I, 249a. Nieuhof, 252: ‘Tratty of Waterbloem’. Is Nymphaea Lotus L., de Lotusbioem, bij De Clercq Toendjoeng; of de verwante Nelumbium speciosum Willd, bij denzelfden Schr. Tarate of Trate.
- voetnoot(4)
- Baanw., 8.
- voetnoot(5)
- Leeuw v. Vl., VII, 65b.
- voetnoot(6)
- Duivel u.h. Slangenb., 87.
- voetnoot(7)
- Rikke-tikke-t., IV, 89a. Ook Lambr. Hensm., III, 42a.
- voetnoot(8)
- In zijn Boek der Nat., Navelkruid. Deze 3 namen komen niet voor bij Heukels.
- voetnoot(9)
- Burg. v. Luik, VII, 348a.
- voetnoot(10)
- Ziekte d. Verb., VI, 293b.
- voetnoot(11)
- Evenals Cymbalaria, naar de bekkenvormige bladeren.
- voetnoot(1)
- Lambr. Hensm., III, 42a.
- voetnoot(2)
- Ziekte d. Verb., VI, 293b.
- voetnoot(3)
- Id.
- voetnoot(4)
- Baas Gansend., III, 360b.
- voetnoot(5)
- Goudland, VI, 46a.
- voetnoot(6)
- Bella Stock, V, 7b.
- voetnoot(7)
- Gerecht, v. Hert. Karel, 53.
- voetnoot(8)
- Goudland, VI, 22a.
- voetnoot(9)
- Blz. 8.
- voetnoot(10)
- Blz. 341b.
- voetnoot(11)
- Rikke-tikke-t., IV, 89; - Lambr. Hensm., III, 42a; - Duiv. u.h. Slangenb., 87.
- voetnoot(12)
- Hugo v. Craenh., II, 213a.
- voetnoot(1)
- Levenslust, VIII, 108a, 112a.
- voetnoot(2)
- Avondstonden, I, 177b, 179b.
- voetnoot(3)
- Gr. Hugo v. Craenh., II, 226b.
- voetnoot(4)
- Blz. 82.
- voetnoot(5)
- Kampernoeliën of Paddenstoelen = bepaaldelijk Agaricineeën; Het w. Zwammen heeft een breeder beteekenis = Fungi.
- voetnoot(6)
- Duiv. u.h. Slangenb. 82.
- voetnoot(7)
- Gr. Hugo v. Craenh., II, 213a.
- voetnoot(8)
- III, 330b.
- voetnoot(9)
- Blz. 123.
- voetnoot(10)
- Uitv. d. Duivels, III, 396a.
- voetnoot(1)
- Gierigaard, I, 217b, 218a.
- voetnoot(2)
- Id., 217b, 218b.
- voetnoot(3)
- Echter niet verkeerdelijk. Zie b.v. Herrmann, Nordische Mythologie, 64 en vgg.
- voetnoot(4)
- Hlodw. en Clot., II, 8a.
- voetnoot(5)
- Hlodw. en Clot., II, 5a.
- voetnoot(6)
- III, 393b.
- voetnoot(7)
- Jonge Dokter, V, 225b.
- voetnoot(8)
- Uitv. d. Duiv. III, 394a.
- voetnoot(9)
- Ook wel Sirih geschreven. Z. VD. i.v. betel. Is Piper betle L. Vgl. De Clercq, nr 2717.
- voetnoot(10)
- Areca catechu L.
- voetnoot(11)
- Batavia, I, 294b.
- voetnoot(12)
- Wassen Beeld, 97.
- voetnoot(1)
- V, 186b.;
- voetnoot(2)
- Koopm v. Antw., VII, 271a.
- voetnoot(3)
- Kwaald. Tijds, IV, 114a.
- voetnoot(4)
- Kwaal des tijds, IV, 133b.
- voetnoot(5)
- Lotel, III, 15b.
- voetnoot(6)
- Blz. 20.
- voetnoot(7)
- Baas Gansend., III, 341a.
- voetnoot(8)
- Id. 328a.
- voetnoot(9)
- Hlodw. en Clot. II, 71a.
- voetnoot(10)
- V, 186b.
- voetnoot(11)
- Id.
- voetnoot(12)
- Kwaal d. Tijds, IV, 167b.
- voetnoot(1)
- VII, 151a.
- voetnoot(2)
- Kwaal des Tijds, IV, 167b.
- voetnoot(3)
- Schat van Fel. Roob., 16.
- voetnoot(4)
- VI, 46a. Is het Avena fatua L.? Er is hier sprake van eene Amerikaansche plant.
- voetnoot(5)
- I, 248b.
- voetnoot(6)
- Lotel., III, 15b. Zie nog Baanw., 23.
- voetnoot(7)
- O te veel, 42-43.
- voetnoot(8)
- Koopm. v. Antw., VII, 277a.
- voetnoot(9)
- Valentijn, VII, 151a
- voetnoot(10)
- Geld en Adel, 112; - Kwaal d. Tijds, IV, 136a.
- voetnoot(11)
- Geld en Adel, 112.
- voetnoot(12)
- Blz. 243.
- voetnoot(13)
- Rikke-t., IV, 89a.
- voetnoot(14)
- Lotel., III, 15b.
- voetnoot(1)
- Valentijn, VII, 151a.
- voetnoot(2)
- III, 13b, 15 b, 17b.
- voetnoot(3)
- Kwaal d. Tijds, IV, 114a.
- voetnoot(4)
- Id. 133 a. Zie nog 167b.
- voetnoot(5)
- Kwaald. Tijds, IV, 167b.
- voetnoot(6)
- Valentijn, VII, 151a.
- voetnoot(7)
- III, 15b.
- voetnoot(8)
- V, 186b.
- voetnoot(9)
- Koopm. v. Antw., VII, 278a.
- voetnoot(10)
- Baanw., 16.
- voetnoot(11)
- Podagrist, 66.
- voetnoot(12)
- Koopm. van Ant., VII, 277a, b.
- voetnoot(13)
- Id. 278a.
- voetnoot(1)
- Geld en Adel, 11.
- voetnoot(2)
- Id. 227.
- voetnoot(3)
- Avondstonden, I, 178a, b.
- voetnoot(4)
- Blz. 116.
- voetnoot(5)
- III, 340a.
- voetnoot(6)
- Eene O te veel, 14.
- voetnoot(7)
- Id.
- voetnoot(8)
- Oom v. Fel. Roob, 67; Baanw., 16.
- voetnoot(9)
- Stem uit h. Graf, 104.
- voetnoot(1)
- Deze zijn met cursief gedrukt.