Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1912
(1912)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 638]
| |
Kleine verscheidenheden.107. - Wulfvejong loopelick.In het Vrije van Brugge werd vroeger eene vergelding toegekend aan hen, die eenen wolf hadden gevangen. De vergelding verminderde evenwel, naar gelang het gevangen dier eene wolvin, een wolf of een jonge wolf was. Wat de jonge wolven betreft, werd echter nog onderscheid gemaakt tusschen den jongen wolf, wellicht den volwassen wolf, en het ‘welpkin’. De volwassen jonge wolf heette Wulfvejonc loopelick:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. Salle et Châtell. d'Ypres, I, 92: ‘Van wulven te vanghene. Item, so wie van nu voortan wulven vanghen sal binnen der castelrie van Ypre, sal hebben, es te wetene: van elcker wulfwinne jonghen draghende, thien ponden parisys; ende van elcker wulf, vyf ponden parisys; ende voort van elcker wulfvejonghe loopelick, veer tich scellinghen parisys; ende van andere xx scellinghen parisys; behouden dat sy doen blycken voor twee scepenen vander Sale, dat de wulven ofte jonghen ghevanghen syn binder selver castelrie.’ (Cout. homol., 1535.)
In Les Coustumes... de Flandre, uitg. Laurens van den Hane, III, Coust. Salle et Chast. d'Ipre, blz. 46, staat er LoopelinghGa naar voetnoot(1): ‘Van elck Wolve-jongh loopelingh’. - Moet soms, in den boven aangehaalden tekst, niet Loopelinck gelezen worden? Het ‘Wulfvejonc loopelick’ of ‘Wolve-jongh loopelingh’, wordt, in den hieronder volgenden tekst, Lopende wulf of Jaghende wulf genoemd:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Vrije, nr 143, Rekening over het jaar 1398-1399, fol. vij: ‘Dit zijn wulven, wulvinnen, lopende wulven ende jonghe welpkinne, die ghevanghen ziin bin desen jare ende 's gheordeneert dat men gheven zal | |
[pagina 639]
| |
van eere wulvinne, vj lb.; van eenen ouden wulf, iiij lb.; van eenen jaghenden wulf, xl. s.; ende van eenen jonghen welpkinne, x s. par.’
In den tekst hieronder treffen wij nogmaals de uitdrukking Jaghende wulf aan, edoch de vergelding voor het vangen van zulken wolf verleend is achterwege gebleven:
Staatsarchief u.s., nr 142, Rekening over het jaar 1397, fol. x: ‘Dit ziin costen van wulven, van wulvinnen, van jaghenden wulven ende van jonghen welpkinen, die ghevanghen ziin, bin desen jare, binden lande vanden Vryen...: van eenen ouden wulf, nij lb. par.; van eere wulvinne, vj lb. par.; van vj welpkine, rij lb. par. (of x s. par. 't stuk).’ | |
108. - Bedebrief en *bodebrief.Dit w. werd verkeerd als Bodebrief gelezen. Artikel viii van het Reglement van het ‘Hof van den Hooghen Siecken’, te Iperen, of van de Lazarie (Fr. Léproserie), bepaalt als volgt:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, II, blz. 449: ‘Ende angaende den bedebrieven, daerof den ontfanghere useirt die jaerlicx te vernieuwene, ontfaende daarvooren van elcken persoon hebbende eenen bedebrief veerthien grooten elcx jaers, es gheordonneert dat men daerof voordtan niet meer useren en zal, maer zullen de bedebrieven ghedueren tot den wederoupen van den voochden ende onttanghere...’ (Reglement van 30 October 1520.)
De Bedebrief is wat ten huidigen dage Aanbevelingsbrief heet, Fr. Lettre de recommandation. Zie ons Gloss. à l'Invent. des Archives de Bruges van L. Gilliodts-van Severen en bij Verdam, h.v. Men kon overigens in het Leprozenhuis te Iperen ‘par prière’, d.i. op een ‘Bedebrief’ of ‘à la priere d'aucuns’, tot ‘provengier’ of ‘provengiereghe’ aangenomen worden:
Id., op. cit., II, 409-410: ‘Et entre autres que dèslorsenavant au dit lieu ne seroient receuz plus de six sains provendiers et provendièresGa naar voetnoot(1) à une fois et ensemble par prière, par achat, par au- | |
[pagina 640]
| |
mosne ou autrement...’ - Sans que les dits advoé et eschevins d'Ippre, ne autres, aient jamais eu, ne peu avoir, aucune congnoissance ne auctorité de donner ou promectre, à la prière d'aucuns, par faveur d'amiz ou autrement, aucunes des dites quatre provendes.’ (1493.)
Een bastaard kon te Hazebroek geen poorter der stad ‘bi beden’ worden. Te Rijsel werd zulk poorterschap wél ‘de pryère’ vergund. Zie onze Keure van Hazebroek, II, 382 en 391. | |
109. - *Dootbate en dootvat.Dootvat beteekent Doodkist, Kist; Fr. Cercueil. Het woord ‘Doodvat’ komt voor bij Johan van Nyenborgh, Tooneel der ambachten (Groningen, 1659), blz. 6 en 25, alsook in Den winckel der handtwercken (vervolg op dit boek), blz. 42 en 44. De Brugsche dichter Ed. de Dene gebruikt ook het woord Vat voor Doodkist: ‘Up myn vat ghebreict dan noch een peldere’ (zie bij De Bo, onder Pelder).
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, I, blz. 370: ‘Item, als yement gestorven es ende men beducht datter meer schulden dan goeds bevonden wert, men zal wel moghen nemen vanden apparentsten goede vanden sterfhuuse, de costen vanden dootvate, cleederen, pit ende bare...’ (1535.) - In de ‘Cost.’ van 1619: ‘de redelicke costen vande funeraillen ende begravinghe’. (Id., op. cit., I, 78.)
Op. cit., I, blz. 170, staat bij misslag: dootbate. Bare, uit bovenstaanden tekst, zal wel niet op Baarkleed wijzen, Fr. Drap mortuaire, maar op het ‘In baren stellen van het lijk (Fr. Chapelle ardente). Men zie overigens bij Verdam vo Bare. Edw. Gailliard. |
|