| |
| |
| |
Vergadering van 17 Juli 1912.
Aanwezig de heeren: Kan. Dr. Jac. Muyldermans, bestuurder; V. dela Montagne, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren: Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Bols, Karel de Flou, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Prof. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Prof. Dr. Willem de Vreese, Kan. Am. Joos, Dr. Hugo Verriest, Prof. Dr. C. Lecoutere, Dr Eug. van Oye, Frank Lateur, Dr. Leo Goemans en Prof. Dr. J. Mansion, werkende leden;
de heeren: Dr. Is. Bauwens en Dr. Leo van Puyvelde, briefwisselende leden.
De heeren Is. Teirlinck, werkend lid, en J. Jacobs, briefwisselend lid, hebben laten weten, dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de Juni-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de heer Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Verhaegen (P.). - Royaume de Belgique. Ministère de l'Industrie et du Travail Office ou Travail. La dentelle belge, par Pierre Verhaegen, docteur en sciences politiques et sociales, conseiller provincial. Bruxelles, 1912.
Woordenboek der Nederlandsche Taal. 6e dl.. 14e afl. (Laatste aflevering van het 6e dl) (Investituur-Izegrim), bewerkt door Dr. A. Beets. 's-Gravenhage en Leiden, 1912.
Middelnederlandsch Woordenboek van wijlen Dr. E. Verwijs en Verdam, Hoogleeraar te Leiden. Deel 8, afl. 1-2.
| |
| |
Tijdschriften. - Académie Royale de Belgique. Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de la Classe des Beaux-Arts, nos 4-5, 1912. - Bibliographie de Belgique. Première partie: Livres, Périodiques nouveaux, etc., nos 7-10, 1912. - Bulletin trimestriel des Sommaires des périodiques, no 4, 1911; Tables systématiques, 1911. - Le Musée belge, no 3, 1912. - Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, no 6, 1912. - Revue Sociale Catholique, no 9, 1912. - Revue de l'Université de Bruxelles, no 10, 1911-1912. - Wallonia, no 6, 1912. - Bulletin des Musées royaux, no 6, 1912. - Arbeidsblad, nrs 10-11, 1912. - Maandschrift van Land- en Tuinbouw, nrs 10-11, 1912. - Annales des travaux publics, no 3, 1912
Door den Oudheidkundigen Kring van het Land van Waas, te Sint-Niklaas:
Annalen van den Oudheidskundigen Kring van het Land van Waas, Gesticht in 1861. Dertigste deel. Juni 1912. Saint-Nicolas.
Door de ‘Société d'Émulation’ te Brugge: Annales. Mai 1912.
Door de ‘Académie Royale d'Archéologie de Belgique’, te Antwerpen:
Bulletin 1912. II.
Door het Historisch Genootschap, te Utrecht:
Feith (Jhr. Mr. J.A.) en Brugmans (Dr. H.). - De Kroniek van Abel Eppens tho Equart, uitgegeven en met kritische aanteekeningen voorzien, door Jhr. Mr. J.A. Feith en Dr. H. Brugmans. Deel II. Amsterdam, 1911. (Werken uitgegeven door het Historisch Genootschap, 3e serie, nr 28.)
Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap (gevestigd te Utrecht). 33e deel. Amsterdam, 1912.
Door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant, te 's-Hertogenbosch:
Smits (Dr. C.F. Xav.). - De grafzerken in de kathedrale Sint Janskerk van 's-Hertogenbosch, door Dr. C.F. Xav. Smits. sc. hist. et arch. dr., lid van het Bestuur van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant te 's Hertogenbosch, bewerkt naar de teekeningen van L. van Valkenburg. IIe stuk. Hierbij: De wapen- en rouwborden, voorheen in voormelde kerk aanwezig, door Jhr. Mr. A.F.O. van Sasse van Ysselt, bestuurslid van gemeld Genootschap. 's-Hertogenbosch, 1912.
Gommers (J.W.A.) - Beschrijving van Rijsbergen, door J.W.A. Gommers, burgemeester van Zevenbergen, lid van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant. Z. pl. of j. (1912.)
Door de ‘Königlich Preussische Akademie der Wissenschaften’, te Berlijn:
| |
| |
Abhandlungen. Jahrgang 1911 Physikalisch-Mathematische Classe. - Id. Philosophisch-Historische Classe.
Door de ‘Königlich Sächsische Gesellschaft der Wissenschaften’, te Lelpzig:
Abhandlungen. XXIX. Band, no V.
Berichte uber die Verhandlungen. 63. Band, 6.-10. Heft; 64. Band, 1-2. Heft.
Jahresbericht der Fürstlich Jablonowskischen Gesellschaft Leipzig, im März 1912.
Door de ‘Kaiserliche Akademie der Wissenschaften’, te Weenen:
Sitzungsberichte. Philosophisch - Historische Klasse. 168. Band, 5. Abhandlung.
Door de ‘Académie Impériale des Sciences de St.-Pétersbourg’:
Bulletin, no 11, 1912.
Door de ‘Biblioteca National de Bogota’, (Colombie):
Posada (Ed.) - Biblioteca de Historia National. Volumen IX. Obras de Caldas. Recopiladas y publicadas por Eduardo Posada. Bogota, 1912.
Baños (Erasm.). - Republica de Colombia. Universidad Nacional. Facultad de Medicina y Siencias Naturales. Filariasis en Colombia, por Erasmo Baños O. Intei no en el Hospital de la Misericordia (para niños) en los años de 1909 y 1910, en as Chnicas de Patologia interna y Quirurgica, bajo la direccion de los doctores José Ignacio Barberi, Guillermo Márquez y José M. Montoya; Miembro fundador de Ia Sociedad de Medicina y Vicepresidente de la misma Bogota, 1911.
Revista de la Academia Colombiana de Jurisprudencia, Abril 15 de 1912.
Revista del Ministerio de obras publicas, Enero de 1912.
Revista postal y telegrafica, Mayo 25 de 1912.
República de Colombia. Informe del Ministro de Instrucción Publica al Congreso Nacional di 1911. Bogota, 1911.
Republica de Colombia. Ministerio de Instrucción Publica, Seccion 1o. Annuario Estadistico di 1911. Bogota, 1911.
Door den heer Dr. P.J. Blok, buitenlandsch eerelid der Academie, te Leiden:
Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, IVe reeks. X, afl. 4.
Door Z. Em. den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen:
La vie diocéaine. Bulletin du Diocèse de Malines Juin 1912.
Door den heer Frans Bly, ontvanger der Zeevaartrechten, te Antwerpen:
| |
| |
Bly (Frans). - Een paar bladzijden uit de Geschiedenis onzer visscherij-nijverheid. Gent, 1911.
Bly (Frans). - Een blik op de Noordzeevisscherij. Antwerpen, z.j.
Door den heer Leonce du Catillon, letterkundige, te Brussel:
Castillon (Leonce du). - Vlaamsche Natuur. Aalst, z.j. (1912.)
Door den heer A. vander Schelden, boekhandelaar-uitgever, te Gent:
Volk en Taal. Maandschrift over gebruiken, geschiedenis, taalkunde, enz., enz., uitgegeven door de Zantersgilde van Zuid-Vlaanderen. 1e jg., 1888-1889; - 2e jg., 1889-90; - 3e Jg., 1890-91 (afl. 10 en 12 ontbreken).
Bal (P.-J. de). - De nieuwe des Roches. Fransche Spraekkunst, volgens de grondregels der Akademie, ten gebruike der Vlamingen, door P.-J. de Bal, Oud-Professor en Kantonnalen Schoolopziener. Dertiende druk Gent, z. j
Vandewalle (F.). - Kort Begrijp der Spelkunst en woordenkennis van de Vlaemsche tael, voor beginnende leerlingen, door F. Vandewalle, onderwijzer. Tweede uitgaaf Thielt, 1860.
Door den heer Ev. Verachtert, leeraar te Brugge:
Verachtert Ev.). - Ik spreek beschaafd Nederlandsch. Beknopte Uitspraakleer der Nederlandsche Taal met talrijke oefeningen. Brugge, 1912.
Door den heer E.J. Brill, te Leiden:
Mnemosyne. Biblotheca philologica Batava. Nova Series, volumen quadragesimum. Pars III. Lipsiae, 1912.
Door de Redactie:
Museum. Maandblad voor Philologie en Geschiedenis, Juli 1912. Tooneelgids, IVe jaar, 1e afl. Juni 1912: Verslagboek v.h 1ste katholiek Nederlandsch Tooneelcongres - Oudheid en Kunst, nr 2. 1912. - De Vlaamsche Hoogeschool, Juni 1912. - Tijdschrift der Gemeentebesturen, nr 6, 1912.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Joosting (Mr. J.G.C.) en Muller (Mr S.) Hzn. - Oud-vaderlandsche Rechtsbronnen. Bronnen voor de Geschiedenis der Kerkelijke Rechtsspraak in het Bisdom Utrecht in de Middeleeuwen, uitgegeven door Mr. J.G.C. Joosting en Mr. S. Muller Hzn. Derde afdeeling: De begrenzing van de rechtspraken der kerkelijke rechters onderling, door Mr J.G.C. Joosting. Vierde deel. 's Gravenhage, 1912.
| |
| |
Bardenhewer (Otto). - Geschichte der altkirchlichen Litteratur von Otto Bardenhewer, dokton der Theologie und der Philosophie, apostol. Pro onotar und Professor der Theologie an der Universität Munchen. Dritter Band. Das vierte Jahrhundert mit Ausschluss der Schrijtsteller syrischer Zunge. Frerburg im Breisgau, 1912.
Becker (Adolf. - Die deutschen Handschriften der Stadtbiblothek zu Trier, von Adolf Becker Trier, 1911. (Beschreibendes Verzeichnis der Handschriften der Stadtbibliothek zu Trier Srebentes Heft.)
Kentenich (Dr.), Lager (Dr.), Reimer (Dr.). - Trierisches Archiv. Herausgegeben von Dr. Kentenich, Stadtbibliothekar, Dr. Lager, domkapitular, Dr Reimer, Geh. Archivrat, Archivdirektor in Coblenz Erganzungsheft XIII: Handschriftenverzeichnis der Seminarbibliothek zu Trier, bearbeitet von Dr. theol. u phil. J Marx, Professor der Kirchengeschichte am Priesterseminar zu Trier. Trier, 1912.
Catalogue of Books printed in the XVth century, now in the Britisch Museum. Part II Germany Eltvil-Trier. London 1912.
Cappelli (Adr.). - Manuali Hoepli. Lexicon abbreviaturarum. Dizionario di abbrevtature Latine ed Italiane, usate nelle carte e codici specialmente del medio-evo riprodotte con oltre 14000 segni incisi. Per cur a di Adriano Cappelli, Archivista-Paleografo Secunda edizione completamente rifatta. Milano, 1912.
Zentralblatt fur Biblothekswesen, 6. Heft. 1912. - De Gids, Juli 1912. - Plantijn, Mei-Juni 1912
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Vlaamsche Arbeid, nr 6 1912. - Nederlandsch Archievenblad, nr 4, 1912. - Schweizerisches Archiv fur Volkskunde, nr 1-2, 1912. - Biekorf, nrs 12-13, 1912. St.-Cassianusblad nr 7, 1912; Bijvoegsel, nrs 12-13. - De Vlaamsche Gids, nr 4, 1912. - Badische Heimat, nr 3, 1912 - Onze Kunst, nr 7 1912. De Vlaamsche Kunstbode, nr 6, 1912. - De Maasgouw, nrs 5-6 1912. Les Marches de l'Est, no 4, 1912. Neerlandta, nr 7, 1912. Het Katholick Onderaeijs, nr 9, 1912. - De Opvoeder, nrs 19-21, 1912. - De Opvoeding, nr 7, 1912 - Christene School, nrs 17-18, 1912. - De Schoolgids, nrs 26-29, 1912. - Studiën, nrs 4-5, 1912. - Schweizer Volkskunde, nr 12, 1911; nr 1-5, 1912. - Zeitschift des Vereins fur rheinische und westfalische Volkskunde, nr 2, 1912.
Ingekomen brieven. - De Bestendige Secretaris stelt de Vergadering in kennis met de hieronder volgende ingekomen brieven:
| |
| |
1o) Te Deum, op 21 Juli. - Brief van 11n Juli, waarbij de weledelgeboren heer Baron R. de Kerchove d'Exaerde, gouverneur der provincie, het Bestuur en de heeren Leden der Academie uitnoodigt tot het plechtig Te Deum, dat op Zondag, 21n Juli, zijnde de verjaardag der Inhuldiging van Leopold den Ie, den doorluchtigen Stichter van België's Koninklijk Stamhuis, te 11 uur, in de hoofdkerk van Sint-Baafs zal gezongen worden.
De Bestendige Secretaris verzoekt de heeren Leden, die voornemens zijn de plechtigheid bij te wonen, hem daarvan kennis te willen geven.
- (Hebben de plechtigheid bijgewoond, de heeren: Edw. Gailliard en Prof. Ad. de Ceuleneer.)
2o) Wet der Academie. Ontwerp van nieuw Reglement. - Bij brieve van 24 Juni, zendt de Weledele Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten het hem ter goedkeuring voorgelegde ontwerp van nieuw Reglement, gewijzigd, aan den Bestendigen Secretaris terug, met verzoek dit aan de Academie mede te deelen. - Het Bestuur stelt voor het stuk naar de Reglements-commissie, om advies te verzenden. - (Ingevolge beslissing der Academie, moet die Commissie uit vijf leden bestaan, te weten het Bestuur en twee Leden door de Academie aan te wijzen. In vergadering van 20 Januari 1909, werd derhalve genoemde Commissie samengesteld uit het toenmalig Bestuur, de heeren Prof. Dr. W. de Vreese, Prof. de Ceuleneer en Edw. Gailliard, onder toevoeging van de heeren Th. Coopman en Des. Claes. Deze laatste overleden zijnde, werd, in vergadering van 15 Maart 1911, door den heer Prof. Mr. Julius Obrie, vervangen. De Commissie die vroeger gefungeerd heeft dient behouden te worden. De Leden daarvan zijn echter eenparig van oordeel, dat de heeren Bestuurder en Onderbestuurder voor het loopende dienstjaar behooren in hun midden zitting te hebben en stellen dan ook aan de Academie voor, die heeren bij de Commissie te voegen. - Aangenomen.)
| |
| |
3o) Lidmaatschap der Academie. Verkiezingen. - Brief van 20 Juni, waarbij de heer Dr. Julius Persyn dankend ontvangst meldt van den brief van 19 dezer houdende bericht van zijne verkiezing tot briefwisselend lid. ‘Het lidmaatschap der Koninklijke Vlaamsche Academie - schrijft hij - is een post van het hoogste gewicht, én voor de eer die het bijbrengt, én voor de plicht dien het oplegt. In dat besef is mijn dankbaarheid met vreeze gemengd. Moge de toekomst in geenen deele de verwachting teleurstellen, die Gij blijkens de keuze koestert over mij. Ik beloof U te dien einde steeds al mijn krachten in te spannen.’
Brief van 29 Juni, waarbij de heer Jozef Jacobs, leeraar aan het College te Boom, zijn oprechten dank betuigt voor zijne verkiezing tot briefwisselend lid. ‘Een onbekende ben ik voor de Leden der Academie wel niet’, schrijft de heer Jacobs. ‘En toch verlang ik met hen nader kennis te maken en hoop wel, dat door onze wetenschappelijke betrekkingen de werking der Koninklijke Vlaamsche Academie eerlang zal gebaat worden.’
Brief van 29 Juni (12 Juli) 1912, waarbij de heer Dr. W. Schlüter, uit Dorpat, de Academie hartelijk dank zegt voor de hem bewezen eer. Gaarne neemt hij het lidmaatschap der Academie aan, om de waardeering van zijn arbeid op het gemeenzaam gebied der Nederduitsche taalkunde.
| |
Mededeeling door den Bestendigen Secretaris
Jaarlijksch Feestmaal op 4 Augustus - In zijne vergadering van 10 Juli, heeft het Bestuur het instellen van de heildronken geregeld. - De heer Bestuurder geeft dienaangaande eenige inlichtingen aan de Vergadering. - (Goedgekeurd.)
| |
| |
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - De heer Edw. Gailliard, waarnemende secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Prof. Ad. de Ceuleneer, voorzitter; Jhr. Dr. Karel de Gheldere, ondervoorzitter; Jan Bols, Karel de Flou, Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Edw. Gailliard en Kan. Dr. Jac. Muyldermans, leden.
Het verslag over de Mei-vergadering wordt goedgekeurd.
Aan de dagorde staat:
1o) | Leven en werken der Zuidnederlandsche Schrijvers. - Voorstel door den heer V. dela Montagne over het hernemen van deze uitgave - Namens den heer V. dela Montagne, die verhinderd is de vergadering bij te wonen, geeft de heer Kan. Dr. Muyldermans lezing van het voorstel. - De Vergadering beslist het stuk te laten drukken en, ter bespreking in de September-vergadering, aan de heeren Leden mede te deelen. |
2o) | Lezing door den heer K. de Flou: Over liedjes uit den Franschen tijd. - De H.K. de Flou leest een beknopte verhandeling over de wijze waarop de censuur der drukpersvoortbrengselen in West-Vlaanderen uitgeoefend werd in den loop der jaren 1811 en 1812. Hij deelt aan de Vergadering verscheidene der marktliedjes mede, welke toen ten tijd al of niet de ambtelijke goedkeuring verwierven en geeft enkele bijzonderheden over Jan De Busschere, van Rousselare; Jan Lefevre, van Wareghem; Jan Garwig en Pieter Maes, van Brugge, allen toenmalige liedjesdichters. |
3o) | Mededeeling door den heer Edw. Gailliard, namens den heer Dr. Karel van den Haute, staatsarchivaris te Brugge: Een episode uit den Vlaamschen Taalstrijd, uit het jaar 1685: Het opdringen, ten jare 1684, in Vlaamsche steden, van het gebruik der Fransche taal in rechtszaken. - Door het verdrag van Aken (2 Mei 1668) waren ettelijke Vlaamsche steden tot de kroon van Frankrijk overgegaan. Het kon niet anders, of koning Lodewijk de XIVe zou alles aanwenden om de verfransching hier te lande meer en meer door te zetten. Inderdaad, in December
|
| |
| |
| 1684 werd een plakkaat uitgezonden, houdende bevel voor de ‘magistraeten van Westvlaenderen’ voortaan ‘te procederen inde Fransche tale’. |
Een krachtig protest ging daartegen op. De heeren baljuw en schepenen der zaal en kasselrij Iperen doen uitschijnen hoe ongerijmd de genomen maatregel is en hoe moeilijk uitvoerbaar; zij spreken ten slotte den wensch uit, dat oorlof worde verleend, zooals voorheen in de taal van het volk te pleiten, daar het gebruik van de volkstaal door allen wordt aangezien ‘comme le privilège qui est le plus cher et le plus naturel, comme il est le plus ancien’.
De Commissie beslist dat, mits nadere goedkeuring der Academie in pleno vergaderd, de lezing van den heer K. de Flou en de mededeeling van den heer Dr. K. van den Haute in de Verslagen en Mededeelingen mogen opgenomen worden. - (Door de Academie goedgekeurd.)
2o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer G. Segers, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Zijn aanwezig de heeren: Prof Dr. W. de Vreese, voorzitter; Kan. Dr. Jac. Muyldermans, ondervoorzitter; Jan Bols, Prof. Ad. de Ceuleneer, Prof. Mr. Julius Obrie, Kan. Amaat Joos, Dr. Hugo Verriest, Prof. Dr. C. Lecoutere, leden, en Gustaaf Segers, lid-secretaris.
Het verslag over de Mei-vergadering wordt goedgekeurd.
De Commissie onderzoekt, of het gewenscht is prijsvragen aan de orde te stellen en beslist dit voor dit jaar niet te doen.
Vervolgens leest de heer Segers een ontwerp van brief voor, door hem en den heer Kan. Joos opgesteld, en waarin de aandacht van den heer Minister van Wetenschappen en Kunsten gevestigd wordt op den ondergeschikten toestand, waarin de Vlaamsche kandidaat-inspecteur zich bevindt, voor het bekomen van het bewijsschrift van bekwaamheid.
De Commissie beslist dit ontwerp om advies naar het Bestuur der Academie te verzenden.
| |
| |
| |
Dagorde.
1o) 32e Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres, te Antwerpen. (25-29 Augustus 1912.) - Bij brieve van 26 Juni, noodigt de heer Frans van Laar, secretaris-penningmeester, namens het Hoofdcomiteit van de Regelingscommissie, de Koninklijke Vlaamsche Academie uit, zich op dat Congres door een afgevaardigde te laten vertegenwoordigen. - Op voorstel van het Bestuur, verzoekt de Academie den heer Frank Lateur zich daarmede te willen belasten.
2o) Wedstrijden voor 1912. - Lezing der verslagen. (Ingevolge art. 11 der Wet van 15 Maart 1888, gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 25 Maart 1891.) De heeren Leden van de verschillende keurraden hebben hunne verslagen bij den Bestendigen Secretaris ingediend. Naar gebruik heeft deze genoemde verslagen laten drukken en vóor de Juli-vergadering aan de heeren werkende Leden medegedeeld.
Lezing, door den Bestendigen Secretaris, over de verslagen betreffende de ingezonden prijsantwoorden. Stemming.
De Academie had, voor het jaar 1912, zes prijsvragen uitgeschreven. (Zie Verslagen en Mededeelingen, aargang 1910, blzz. 738-739.) Als antwoord op drie daarvan werden prijsverhandelingen ingezonden.
| |
Eerste prijsvraag.
Middelnederlandsch.
Gevraagd werd: Geschiedenis van de Spelling der lange klinkers in het Middelnederlandsch.
Prijs: 600 fr. of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
Steller van de vraag: de heer Prof. Dr. W. de Vreese.
Werden tot leden van den keurraad aangesteld de heeren: Prof. Dr. Willem de Vreese, Prof. Dr. C. Lecoutere en Prof. Dr. J. Mansion.
| |
| |
Is ingekomen een antwoord, onder kenspreuk:
Van dichten comt mi cleine bate,
Die lieden raden mi dat ict late.
De drie heeren verslaggevers zijn het eens, om aan de Academie voor te stellen het ingezonden prijsantwoord niet te bekronen. Gaarne erkennen zij echter dat dit stuk niet van verdienste ontbloot is. Alle drie meenen zelfs, dat de inzender toch wel over eenige der kwaliteiten beschikt, die noodig zijn om dien arbeid te ondernemen en tot een goed eind te brengen. Zij stellen dan ook voor de prijsvraag tot het jaar 1916 aan te houden.
De Vergadering neemt dat voorstel aan en verzendt dit, om nader advies, naar de Commissie voor Prijsvragen.
| |
Derde prijsvraag.
Letterkunde.
Gevraagd werd: Een onderzoek naar de populariteit van Vondel bij zijne tijdgenooten..
Prijs: 300 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
Steller van de vraag: de heer Prof. Dr. W. de Vreese.
Is ingekomen een antwoord, onder kenspreuk:
't Kan mijn schip niet qualick gaen
'k Sie mijn' sterr' in 't Oosten staen.
Werden tot leden van den keurraad aangesteld de heeren Prof. Dr. Willem de Vreese, Gustaaf Segers en V. dela Montagne.
De heer Dr. W. de Vreese, eerste verslaggever, verklaart gaarne hulde te brengen ‘aan den vlijtigen en nauwkeurigen arbeid van den inzender’. Deze heeft echter met precies dàt werk gemaakt, dat met de prijsvraag bedoeld werd. De ingezonden verhandeling kan dus niet bekroond worden. Het ware echter te betreuren, moest zoo een verdienstelijke arbeid in het
| |
| |
archief der Academie opgeborgen blijven. Prof. W. de Vreese stelt dan ook voor den inzender te beloonen met het drukken van zijn werk, mits hij voldoening geve aan zekere eischen door hem gesteld. De heeren G. Segers en V. dela Montagne, tweede en derde verslaggevers, vereenigen zich daaromtrent met Dr. de Vreese.
De heer Lecoutere betreurt dat hij, ten gevolge van het zoo laat inleveren der verslagen, geen gebruik heeft kunnen maken van het recht, dat art. 31 der Wet a in de leden der Academie waarborgt; hij had nl. de ingezonden verhandeling zelve willen opeischen ter inzage, aangezien het hem voorkwam, dat de verslaggevers een streng vonnis over het te beoordeelen werk hadden geveld. Na eenige bedenkingen in het midden gebracht te hebben over die beoordeelingen, bestrijdt hij de besluitselen, waartoe de verslaggevers komen. Het schijnt hem vooreerst toe dat, als het ingeleverde werk degelijke hoedanigheden genoeg bezit om door de Academie te worden uitgegeven, het insgelijks den uitgeloofden prijs verdient. Ten tweede twijfelt hij er wel aan, of de voorwaarden van den uitgeschreven wedstrijd aan de Academie toelaten een antwoord van eenig mededinger te drukken, zonder terzelfdertijd hem den prijs te gunnen; ten slotte vindt hij het een gevaarlijk antecedent, moest de Academie besluiten tot niet bekronen, maar wel tot uitgeven van het werk.
Hij legt het volgende voorstel ter tafel: Niet-bekronen, maar de prijsvraag opnieuw uitschrijven.
De heer de Vreese, den heer Lecoutere beantwoordende, betreurt evenzeer, dat deze de gelegenheid niet gehad heeft het ingezonden antwoord te onderzoeken; dan zou hij zeker gezien hebben, dat het noch onjuist, noch onrechtvaardig beoordeeld is. Spreker zet uitvoerig uiteen, dat alleen de uiterlijke zijde van het vraagstuk behandeld is, niet de innerlijke, waarop het immers aankwam. Hij verklaart niet in te zien waarom
| |
| |
het onmogelijk zijn zou, dat een ingezonden antwoord te weinig verdienste zou hebben. om bekroond te worden, en toch genoeg om te kunnen beloond worden met het drukken alleen, noch waarom dat een gevaarlijk antecedent zou te achten zijn; hij verzet zich echter niet tegen het aanhouden van de vraag.
De heer Segers zegt dat hij slechts weinig bij de zoo volledige ophelderingen van den heer Dr. de Vreese heeft te voegen.
Hij ook is van meening dat het antwoord op de prijsvraag niet afdoende is. Was Vondel populair bij zijne tijdgenooten? In welke mate was hij dit? Spreker is het met Dr. Lecoutere eens, dat wij daar slechts weinig documenten over bezitten. Hij blijft echter bij zijne meening, dat in Vondel's werk zelf daar meer over te vinden is, dan de schrijver er uit gehaald heeft.
De heer Segers zegt ten slotte, dat na er over nagedacht te hebben, hij moet erkennen, dat het ter pers leggen van het handschrift ernstige bezwaren oplevert. De schrijver zou zijn werk herzien wat taal en stijl betreft. Wij zijn echter door schade wijs geworden; daarom is Spreker, alles wel ingezien, overtuigd dat het best ware de vraag aan te houden.
- De Vergadering beslist dat de vraag zal aangehouden worden en verzendt de zaak naar de Commissie voor Prijsvragen.
| |
Vierde prijsvraag.
Letterkunde.
Gevraagd werd: De geschiedenis van de Kinderliteratuur in de Nederlanden, in verband met de Duitsche, Fransche en Engelsche. - Doel, vereischten en ontwikkeling.
Prijs: 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
Steller van de vraag: de heer Th. Coopman.
| |
| |
Kwamen in twee antwoorden, met kenspreuk:
a) | Essayons. |
b) | Für Kinder ist nur das Beste gut genug. |
Werden tot leden van den keurraad aangesteld, de heeren Is. Teirlinck (tot vervanging van den heer Th. Coopman en op dezes verzoek), Jan Bols en Alf. de Cock. (Zie Verslagen en Mededeelingen, jaarg. 1911, blz. 776.)
De heeren Teirlinck en de Cock de opdracht niet kunnende aannemen, werden vervangen door de heeren Gustaaf Segers en Kan. Amaat Joos. (Zie boven, blz. 18.)
Naar den heer G. Segers, eersten verslaggever, beantwoorden beide ingezonden verhandelingen rechtstreeks de prijsvraag op een wijze, die verdient erkend te worden. Vooral wordt de aandacht gevestigd op de zuivere taal waarin zij geschreven zijn. Met hem stellen de heeren Bols en Joos, tweede en derde verslaggevers voor, beide werken te bekronen, onder beding dat door de schrijvers gevolg zal gegeven worden aan de aan- en opmerkingen door de heeren keurders gemaakt.
De heer Dr. de Vreese heeft gebruik gemaakt van het recht, de antwoorden die ingekomen zijn op de prijsvraag over de Kinderliteratuur, in te zien, doordien hij uit de verslagen van de beoordeelaars den indruk heeft gekregen, dat deze wel wat al te zachtzinnig zijn geweest. Het lezen van de beide antwoorden heeft hem in die meening versterkt. Het antwoord met motto Essayons beslaat niet meer dan 83 bladzijden van een gewoon schoolschrift; trekt men daaraf 10 bladzijden voor de voorrede, 12 bladzijden voor een inleiding, waarin zeer gezonde dingen te lezen staan over ‘Doel, vereischten en ontwikkeling’, maar hier volkomen overbodig, 2 bladzijden voor een bronnenlijst en een inhoudstafel, dan blijven er geen 60 over voor den tekst zelf. Spreker wil gevraagd hebben, of het mogelijk is, zulk een uitvoerige vraag in zoo weinig ruimte te beantwoorden, en of zulk een beknopt antwoord zóó maar op één lijn kan gesteld worden met het andere, dat ongeveer zes maal zoo groot is; dat schijnt a priori
| |
| |
onmogelijk. Hij erkent, dat wat in het antwoord te lezen staat op zich zelve juist en nauwkeurig is, maar het is niet veel meer dan een opsomming van namen, titels en jaartallen.
Wat het tweede antwoord betreft, Spreker is het met de beoordeelaars eens over de verdienste van dat werk; maar het heeft een nogal groot gebrek: de schrijver behandelt beurtelings de Duitsche, Engelsche, Fransche en Nederlandsche kinderliteratuur, vrij wel los van elkander; dat is het immers niet wat gevraagd werd. Daarenboven: het hoofdstuk over de Nederlandsche kinderliteratuur omvat slechts 69 bladzijden, tegen 130 voor de drie andere samen. Er is hier dus een gebrek in de methode en in de verhouding, die Spreker doet aarzelen dat werk, hoe verdienstelijk overigens ook, te bekronen.
De heer Segers kan al de bedenkingen van Dr. W. de Vreese niet onvoorwaardelijk bijtreden. Volgens hem onderscheiden zich beide handschriften door ernstige verdienste.
Stelt men zich op het standpunt van Dr. de Vreese, en verlangt men eene beredeneerde studie der geschiedenis van de Kinderliteratuur, eene ontleding harer voornaamste voortbrengselen, dit alles methodisch gerangschikt, dan zouden wij er bij winnen de vraag aan te houden.
Doch, in dit geval moet de stof meer beperkt, nader bepaald wezen
Spreker heeft dus vrede met het voorstel: de vraag naar de Commissie voor prijsvragen te verzenden, alvorens die opnieuw uit te schrijven.
De heer Lecoutere wijst er op hoe, door hetgeen de heer de Vreese alsmede één der verslaggevers hebben uiteengezet, de Academie thans veel vollediger en nauwkeuriger is ingelicht over de wezenlijke waarde der ingezonden antwoorden. Het eene blijkt heelemaal
| |
| |
ontoereikend; het ander schijnt zoo onmethodisch aangelegd, dat de schrijver er van, dat grondgebrek niet zou kunnen verhelpen naar den wensch der Academie, zonder om zoo te zeggen een heel nieuw werk te leveren. Daarom stelt hij voor: aan geen der beide verhandelingen den prijs toe te kennen, en de prijsvraag later opnieuw uit te schrijven.
De heer Kan. Amaat Joos, overtuigd door de bezwaren door zijne medeleden ingebracht, verklaart zich bij het gedane voorstel aan te sluiten.
- De Vergadering beslist derhalve het voorstel naar de Commissie voor prijsvragen te verzenden.
| |
Prijsvraag door het Karel Boury-fonds uitgeschreven.
Voor Dichters en Toondichters.
Verlangd werden: Voor het Lager Onderwijs (Hoogste klasse), 25 Schoolliederen (gedichten en muziek), waaronder 10 inzonderheid voor meisjes. Gedichten en muziek behooren onuitgegeven te zijn.
Prijs: 500 fr., of 250 fr. voor den dichter, en 250 fr. voor den toondichter.
Bij niet toekenning van den prijs, mag die onder verscheidene mededingers verdeeld worden.
Twaalf antwoorden werden ingezonden. Zij dragen tot kenspreuk:
1] | Voor de kinderen:
De naam van 't schepsel, dat
Dees simple liederen miek.
|
| |
2] | ‘De Boozen zingen niet’ (Een bundel inhoudende den tekst van 27 schoolliederen, edoch zonder muziek.) |
| |
| |
3] | Geen rijker kroon dan eigen schoon. Muziek met begeleiding. |
4] | Hoïho! Enkel 12 liederen met muziek en begeleiding. |
5] | Voor Taal en Volk. Muziek met begeleiding. |
6] | Boontje om zijn loontje. |
7] | Na lijden komt verblijden, |
8] | Rust roest. (Zonder muziek.) |
9] | Vreugd voor de jeugd. |
10] | Vliegt de blauwvoet, Storm op zee. |
11] | Twee steentjes. (Enkel twee liederen ingezonden.) |
12] | Sursum corda! |
Werden tot leden van den keurraad aangesteld: voor de gedichten, de heeren: Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. Hugo Verriest en Dr. Eug. van Oye.
Voor de muziek, de heeren: Leo van Gheluwe, oud-bestuurder van het Muziekconservatorium van Brugge, te Gent, - Karel Mestdagh, bestuurder van genoemd Conservatorium, te Brugge, - en Oscar Roels, toonkundige, leeraar aan het Muziekconservatorium te Gent.
De eerste verslaggever Jhr. Dr. Karel de Gheldere stelt voor, wat de gedichten betreft, twee eerste prijzen toe te kennen: een eersten prijs met onderscheiding, aan Nr 5 (Voor Taal en Volk), en ook een eersten prijs aan Nr 12 (Sursum corda). Het bedrag dier prijzen te bepalen, dat laat hij aan de Academie over.
De heer Dr. Hugo Verriest, tweede verslaggever, verklaart zich daarmede niet te kunnen vereenigen. Volgens hem kan alleen Nr 5 (Voor Taal en Volk) bekroond worden. Bij deze zienswijze sluit zich de heer Dr. Eugeen van Oye, derde verslaggever, aan.
De drie heeren verslaggevers zijn het derhalve eens, om aan Voor Taal en Volk, of Nr 5, den prijs toe te kennen.
Met de muziek is het heel anders gesteld. Inderdaad, de heeren Leo van Gheluwe, Karel Mestdagh en Oscar Roels zijn eenparig van oordeel, dat niet eene reeks der inge- | |
| |
zonden liederen ‘de vereischte hoedanigheden bezit, om door de Academie bekroond te worden’.
Het Bestuur stelt voor:
1o) Een prijs van 250 fr. toe te kennen aan den schrijver van Voor Taal en Volk, of Nr 5.
De Vergadering neemt aan. De Bestendige Secretaris opent vervolgens den brief die bij de ingezonden gedichten gevoegd is. Het blijkt dat de schrijver is de heer Willem Gijssels, beambte der Great Eastern Railway C*, 13, Anspachlaan, te Brussel.
2o) Voor 1914 eene prijsvraag uit te schrijven voor toondichters, voor het schrijven van liederen op een zeker getal der thans bekroonde teksten. - Prijs: 250 frank. Te beantwoorden, uiterlijk 10 December 1913.
- Dit voorstel wordt om advies naar de Commissie voor Prijsvragen verzonden.
3o) Commissie voor Prijsvragen. - Benoeming eener Commissie van vijf leden, tot het voorstellen van prijsvragen. - Worden aangewezen de heeren: Prof. Dr. Willem de Vreese, als vertegenwoordiger der Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde; - Th. Coopman, als vertegenwoordiger der Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde; - Kan. Dr. Jac. Muyldermans, als vertegenwoordiger der Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie; - Prof Mr. Julius Obrie, als vertegenwoordiger der Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch; - en Edw. Gailliard, als bestendige secretaris. - De heer Th. Coopman zal, zooals vroeger, bij de Commissie dienst doen als secretaris.
4o) Plechtige vergadering van 4 Augustus. Lezing der voordrachten op die vergadering te houden. (Als toepassing van art. 14, § Zittingen, der Wet van 15 Maart
| |
| |
1887.) De heer Bestuurder geeft aan de heeren Leden kennis van de toespraak door hem op de Plechtige Vergadering te houden.
5o) Lezing door den heer Kan. Amaat Joos: Algemeene termen. - Het uur te ver gevorderd zijnde, wordt die lezing tot de Augustus-vergadering uitgesteld.
De vergadering wordt te 4 1/2 gesloten.
|
|