Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1912
(1912)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKleine verscheidenheden.93. - Verwoonen.Men kon tot het poorterrecht of burgerrecht in eene stad aangenomen worden, ‘by huwelicke, cope ende bewonene’: ‘Registre (de ao 1549) daerinne ghescreven staen de poorters ende poorterssen vander stede van Ypre by huwelicke, cope ende bewonene’. (L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, II, 549.) Aan een anderen kant echter, kon het poorterrecht door ‘Verwoonen’, ‘bi verwoonene’, verloren worden: ‘Sine vriheide vander steide verliezen’. (Zie onze Keure van Hazebroek, Ve deel, blz. 185, kol. 2.)
De ‘Coutume homologuée’ (1619) van Iperen bepaalde:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, I, 62: ‘Boven dien, elck wesende van gemelde bedde, mach poorter worden by bewoonen, soo verre hy huys ghehouden hebbende binnen de voorschreven stede, den tydt van dry continuele jaren, hem doet beschryven ten boecke vande poorterye....’ (Zie ook de ‘Costume’ van 1535, op. cit., I, 342.)
Uit een volgend artikel van genoemde ‘Costume’ blijkt evenwel, dat poorters buiten de stad mochten wonen: ‘Uytwoonende poorters’, op voorwaarde zich te doen ‘beschryven ten registre vanden clercq van de uytwoonende poorters’ en in de stad | |
[pagina 369]
| |
‘huys ende domicilie’ te kiezen, ‘alwaer alle dagingen ende insinuatien ghedaen sullen wesen’. (Id., op cit, I, 66. Zie de ‘Costume’ van 1535, op. cit., I, 346 en 350.)
Het ‘Verwoonen’ is dan ook niet met de Afwoning: ‘Ofwueninghe ende nonrezidencie’, gelijk te stellen, zooals wij het in onze genoemde Keure van Hazebroek (V, 186, kol. 1, nota) zeer ten onrechte gedaan hebben. Te Iperen, zooals wij boven zagen, was het aan poorters wel veroorloofd, op zekere voorwaarden, buiten de stad te wonen. Zulks was o.a. ook het geval te Brugge, alwaar de ‘Uytwoonende poorters’, ‘Buitenwonende poorters’ heettenGa naar voetnoot(1): deze waren echter verplicht ‘hemlieden te doen stellene ende scrivene inden bouc van de buten wonende poorters der voorseide stede’, op zekere tijden van het jaar ‘daer toe staendeGa naar voetnoot(2) huerlieder residencie’ in de stad te houden en aldaar ‘te kiesene ende noemene eenighe wuenste ofte domicilie, waer men hemlieden... zoude moghen dachvaerden ofte uproepen in justitien’. Uit hoofde van zulke ‘Ofwueninghe ende nonrezidencie’ diende bovendien een bepaald recht betaald te worden. (Zie Keure van Hazebroek, III, 235-237. - Men zie verder bij L. Gilliodts-van Severen, Cout. de Bruges, I, 22 en 553-554.)
Verdam heeft Afwoning verkeerd door Van woonplaats veranderen uitgelegd. ‘Elders wonen’, zooals die geleerde lexicograaf bij de gegeven uitlegging voegt, is het wél, edoch met de bedoeling van het ‘buiten wonen’ of ‘uytwonen’, uit de bovenstaande teksten op te maken. De tekst volgt:
A.E. Gheldolf. Cout. de Gand, I, 22: ‘Gheen ghedyde, niet meer afzetene dan inwonende, en vermoghen eenen poortere of inwonende te doen vanghene, bezetten of arresteren binnen der stede ende scependomme om rauwe onbewettighe ende ongheprevilegierden schulden, ten ware in 't cas van afwoninghe, latitatie, | |
[pagina 370]
| |
absentatie ende vlucht.’ (Cout. homologuée, van 1563, IVe rubriek, art. 13.)
Van het eigenlijke Fr. Changement de domicile is er hier geen spraak. Het bewijs daarvan ligt in de hieronder volgende plaats van het ‘Cahier primitif’ der Costume van Gent, van 1546, alwaar In 't cas van afwoninghe door Gheen ficx domicilie foveren binnen der stede vervangen is:
Gheldolf, op. cit., I, 228: ‘Men mach een poortere ende inwoonder deser stede niet vanghen, besetten noch arresteren binnen der selver stede, beluyck ende schependomme der selver, om rauwe, ongheprevilegierde ende onbewettigde schult..., ten waere dat sulcken poortere debituer gheen ficx domicilie foveerde binnen der selver stede, latiteerde, ofte hem absenteerde, soe dat men hem nievers dagelic en vonde, ofte daer merckelycke apparentie ofte inditie waere van syne vlucht...’
Met ‘Verwoonen’ was het heel anders gesteld. ‘Door wonen verbeuren’ (Muller, Rechtsbr. Utrecht, Gloss., blz. 98) zal dit wél niet zijn, maar, met het oog op het verlies van het burgerrecht van eene stad ‘bi verwoonene’, de daad in die stad zijne woonplaats niet meer te hebben, zijne woonplaats bepaald elders gevestigd te hebben. Ontfoeren (Ontvaten) = Weggaan (wellicht daaronder verstaan: om van woonplaats te veranderen), vinden wij daarvoor in den tekst hieronder:
Muller, Rechtsbronnen Utrecht, I, 16: ‘De borgher wil werden, de sel der stat gheven tuintich grote.. ende zweren der stat recht te houden. Ontfoer hi, ende hi jaer ende dach buten der stat licht ende vier, huysraet ende selve cost helde, so waer hi der borgerscappe quijt...’ (‘Liber albus’, 1340 of omstreeks dit jaar.)
Uuter poort trecken of varen te wonene heette dit in eene ordonnantie der Schepenen van Gent, van 1286:
A.E. Gheldolf, Cout. de Gand, I, 413: ‘Voort so wat poortere of poorterigghe die uuter poort trect of vaert te wonene ende syns poorterscip daermede quite wert of werden wille, dat hi moet gheven...’
Zijne stedige woen hebben is ‘daer een man dagelijcx te coste gaet ende nachteliex te bedde mit zijnen echten wive, indien hij een echt wijf heeft, anders die man alleen’ (Muller, Rechtsbr. Utrecht, I, 342), d.i. Dagelijcx binnen de stat woenen’ | |
[pagina 371]
| |
(Id., op. cit., I, 333). Welnu, het Voeren wter stat mit zijnre stediger woen was hetzelfde als ons ‘Verwoonen’:
Muller, op. cit., I, 343: ‘Item, waer enich man ... die wter stat voer mit zijnre hoechster weer ofte stediger woen..., die verboerde terstont zijne borgerscap.’ (1442.)
Door de ordonnantie ‘Vander hoechster weer ende stediger woen’, waaraan bovenstaande tekst ontleend is, werd breeder voorgeschreven, dat alle poorters van Utrecht, die ‘buten’ woonden, binnen den bepaalden tijd naar de stad moesten terugkeeren. (Men zie ook, op. cit., I, 236, het art. 1 van eene verordening van 3 April 1413.) Omtrent het ‘Verwoonen’ of ‘Verwoenen’, luidt het nu in dezer voege:
Id., op. cit., I. 343: ‘Item enich borger, die niet en quame off, na onser stat rechten, zijne borgerscap verwoende, dien en soudemen zijne borgerscap niet weder geven dan om zijn gelt, in allen schijn dan off hij nije te voeren borger geweest en hadde.’
Zijn ‘borgherscap verzunen ende verwoenen’ hebben wij daarvoor, op. cit., I, 160.
‘Verwoonen’ werd met ‘Verwonnen zijn’ verward en heeft aldus tot de verkeerde Fransche vertalingen Jugement en Eviction aanleiding gegeven:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, II, 232: ‘Item, zo zeiden ende maintenierden de goede liede van der castelrye van Yppre, dat, bi haren keuren, alle maniere van liede, poorters van Yppre of andre, die uter castelrye van Yppre scheeden zouden bij huwelike of bi verwoonene, dat die gheiven zouden den heere van onder wien zij scheeden zouden, ende der prochie daer ute zij scheeden zouden, den tiensten penninc van al haren goede bede erve ende katele...’ Rond 1383.) Id., op. cit, II, 234: ‘Maer zo wat late van der castelrye porter t' Yppre zoude becommen bi cope, bi verwoonene of bi huwelike, dat die schuldech zyn yssuwe te betaelne der castelrie van zulken goede als zy hadden ten tide dat zy late waren.’ (Rond 1383.)
Het valt niet eens te betwijfelen, dat er in die teksten geen spraak kan zijn van ‘poorters .. qui par mariage ou jugement avaient perdu la civilité de la châtellenie’, - of, wat ‘late van der castelrye’ betreft, van te worden ‘bourgeois de la ville, par achat, éviction ou mariage’.
Edw. Gailliard. | |
[pagina 372]
| |
94. - *Roeschalc.Dit w. zal ongetwijfeld Roeschale te lezen zijn; het is eene variante van het w. Roestegale = Ruiskal, Roet, Bitter uit de kave, Fr. Suie (De Bo, Westvl. Idiot.), en niet Cendres et escarbilles.
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, I, 428: ‘Item, dat niement asschene noch roeschalc (te lezen: roeschale) en bringhe of legghe up messenen....’ 1535.)
Het w. Messenen uit dien tekst, is de meervoudsvorm van Messe = Mes, d.i. Messing. Zie De Bo, vo Mes.
Id., op. cit, I, 428: ‘Messinghen buuten poorten. Item, dat niement gheene messenen en vergadere binnen den uutersten vesten deser stede...’ | |
95. - Reeuwen.Reeuwen = Afleggen: Een lijk afleggen (zie De Bo, Verdam, enz., vo Reeuwen); fr. Ensevelir (Envelopper le corps d'un mort dans un linceul). Het woord werd verkeerd door het Fr. Deuil vertaald:
L Gilliodts-van Severen. Cout. Salle et Chàtell. d'Ypres, I, blz. 170: ‘Item, dat de wedeware oft weduwe van eeneghen sterfhuysen.., ghehouden werden tdoode lichaeme van den overledene man of wyf mitten ghemeenen goede ter aerden te doene ende begravene; te wetene: te betalene treeuwen, tkisten ende de kiste mitten lynwadene dair up dienende, de processien die omme tlyck commen...’ (Cout. homol, 1535.)
De ‘Processien die omme tlyck commen’ heeten nog ten huidigen dage te Brugge De Koor, d.w.z. de gezamenlijke priesters, kerkdienaren en kerkzangers, voorafgegaan door kruisdrager en koralen, die stoetsgewijze het lijk gaan halen en de rouwstaatsie naar de kerk leiden: De koor is daar, Hij wordt met den koor begraven.
Edw. Gailliard. |
|