Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1912
(1912)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 349]
| |||||||||||
Vergadering van 22 Mei 1912.Aanwezig de heeren: Kan. Dr. Jac. Muyldermans, bestuurder; V. dela Montagne, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris. De heeren: Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Bols, Karel de Flou, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Prof. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Prof. Dr. Willem de Vreese, Dr. Hugo Verriest, Is. Teirlinck, Prof. Dr. C. Lecoutere, Dr Eug. van Oye, Frank Lateur, Dr. Leo Goemans en Prof. Dr. J. Mansion, werkende leden; De heeren Is. Bauwens en Dr. Leo van Puyvelde, briefwisselende leden. De heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Kan. Amaat Joos en Prof. Dr. Julius Mac Leod, werkende leden, alsmede de heeren Alf. de Cock en Omer Wattez, briefwisselende leden, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen. De Bestendige Secretaris leest het verslag over de April-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de heer Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden: Door de Regeering (Departement van Wetenschappen en Kunsten), vanwege de Nederlandsche Regeering: Verslag der Staatscommissie ingesteld bij Koninklijk Besluit van 22 Juni 1909, nr 26Ga naar voetnoot(1). Met Nota's en Bijlagen, 's Gravenhage, 1912. | |||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||
Tijdschriften. - Académie Royale de Belgique. Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de la Classe des Beaux-Arts, nos 2 et 3, 1912. - Id. Bulletin de la Commission Royale d'Histoire. no 1, 1912. - Bibliographie de Belgique. Première partie: Livres, Périodiques nouveaux, Estampes, Cartes et Plans, nos 1-4, 1912. - Revue Sociale Catholique, no 7, 1912. - Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, no 4, 1912. - Revue de l'Université de Bruxelles, no 7, 1912. - Wallonia, no 4, 1912. - Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde, te Gent, nr 3, 1912 - Bulletin des Musées royaux, nos 3-4, 1912. - Arbeidsblad, nrs 6-7, 1912. - Maandschrift van Land- en Tuinbouw, nr 8, 1912. - Annales des travaux publics de Belgique, no 2, 1912. Door den Oudheidkundigen Kring van de Stad en het voormalig Land van Aelst: Soens (E.). - Cartularium en Renteboek van het Begijnhof Ste Katharina op den Zavel te Aalst. Aalst, 1912. (8e jaargang [1912] der Annalen van den Kring.) Door de Koninklijke Hoofdrederijkkamer Het Kersouwken, te Leuven: Stad Leuven. Koninklijklijke Hoofdrederijkkamer Het Kersouwken, gesticht in 1473. Letterkundige Bijdragen. Kamerjaar: Februari 1911-1912. Zonder pl. of j. (Tweevoud.) Door de ‘Académie Royale d'Archéologie de Belgique’, te Antwerpen: Annales, tome IV, 1e et 2e livraisons. Door de ‘Société de Littérature Wallonne’, te Luik: Colson (Osc.). - Bibliographie de la Littérature Wallonne contemporaine. I. Année 1905 et 1906, par Oscar Colson, Membre de l'Institut international de Bibliographie, Bibliothécaire de la ‘Société de Littérature wallonne’, Directeur de la revue ‘Wallonia’. Liége, 1912. Door de ‘Königlich preussische Akademie der Wissenschaften’ te Berlijn: Sitzungsberichte. 1912, nr i-xxi. Door de ‘Königlich Bayerische Akademie der Wissenschaften (Philosophisch-philologische und historische Klasse)’, te Munchen: Abhandlungen, 1 und 2, 1912. Sitzungsberichte. Nr 13, 14 und Schlussheft 1911; nr 1, 1912. Heigel (Karl Thedor v.). - Ueber den Bedeutungswandel der Worte Akademie und Akademisch. Ansprache gehalten in den öffentlichen Sitzung der K. Akademie der Wissenschaften am 18. November 1911. Von Karl Theodor v. Heigel, Präsident der K. Akademie der Wissenschaften. München, 1911. | |||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||
Door de ‘Könichlige Gesellschaft der Wissenschaften’, te Göttingen: Nachrichten. Philologisch-historische Klasse, 1911, Heft 4 und Beiheft; - Geschaftliche Mitteilungen, 1911, Heft 2.
Door ‘Badische Heimat’, te Freiburg im Breisgau: Alemannia. Band 4, Heft 1-2. Badische Heimat. Zeitschrift für Stadt und Land, Dorf und Eof. Nr 1-2, 1912.
Door de ‘Kaiserliche Akademie der Wissenschaften’, te Weenen: Sitzungsberichte. Philosophisch-Historische Klasse, 165. Band, Inhalt; - 166. Band, 5. Abhandlung; - 167. Band, Inhalt: - 168. Band, 7. Abhandlung; - 169. Band, 3. Abhandlung.
Door de ‘Ceské Akademie Cisare Frantiska Josefa pro Vedy, Slovesnost a Umeni’, te Praag: Kybal (Vlastimil). - Jindrich IV. a Evropa v letech 1609 a 1610. Napsal Vlastimil Kybal. V Praze. 1911. Tille (V.). - Roncesvalles. V Praze, 1912. Khol (Fr.). - Tadeas Haenke, jeho zivot, dilo a listy ze zamorskych krajin Napsal Fr. Khol. V Praze, 1911. Chaloupecky (Dr. Vaclav). - Ucet pokladnika arcibiskupstoi prazskeho z let 1382/83. K vydani upravil Dr. Vaclav Chaloupecky. V Praze, 1912. Navacek (Dr. V.J.). - Frantiska Palackého korrespondence a Zapisky K tisku pripravil Dr. V.J. Novacek. III. Korrespondence z let 1816-1826. V Praze, 1911. Straka (C.A.) - Albrecht z Valdstejna a jeho doba. Na zaklade korrespondence opata strahovského. Kaspara z Questenberka. Podava Cyrill Ant. Stkaka, bibliothekar kralovshé kanonie strahovské. V Praze, 1911 Celakovsky (Jaromir). - O ucasti pravnikuv a stavu ze zemi ceskych na kodifikaci obcanského prava rakouského. Sepsal Jaromir Celakovsky. V Praze, 1911. Chlumsky (Dr. Josep). - Pokus o mereni ceskyck zvuku a slabik v reci souvislé. Napsal Dr. Josef Chlumsky. S deviti obrazy pokusu. V Praze. 1911. Rozpravy Ceske Akademie Cisare Frantiska Josefa pro vedy, slovesnost a umeni. Trida II. (Mathematicko-prirodnicka.) Roenik XX (1911). V Praze, 1911. Bulletin international. Résumés des travaux présentés. Classe des Sciences mathématiques, naturelles et de la médecine. XVIe année (1911). Prague 1911. Almanach Ceske Akademie Cisare Frantiska Josefa pro vedy, slovesnost a umeni. Roenik XXII. V Praze, 1912. | |||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||
Door de ‘Académie Impériale des Sciences’, te St.-Petersburg: Bulletin, nos 7 en 8, 1912.
Door de ‘University of Pennsylvania’ te Philadelphia: Kerr (Mina). - Influence of Ben Jonson on English Comedy. 1598-1642. By Mina Kerr, Dean of Milwaukee-Downer College. New York, 1912.
Door de ‘Biblioteca Nacional de Bogota (Colombia)’: Fabo (Fray P.), Agustino Recoleto, Individuo Correspondiente de la Academia Nacional de Historia, de Bogotá, de la National de Historia de Venezuela y de la Sociedad Geográfica de Berlin. - Idiomas y etnografia de la Region Oriental de Colombia. Con las licencias necesarias. Barcelona, 1911.
Door den heer Kan. Dr. J. Muyldermans, bestuurder der Academie, te Mechelen: Muyldermans (Kan Dr. J.). - De Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal en Letterkunde, door Kan. Dr. J. Muyldermans, Lid der Koninklijke Vlaamsche Academie. Overdruk uit het Jaarboek der Gentsche Algemeene Katholieke Studenten-Vereeniging. 1912. Gent, 1912.
Door den heer V. dela Montagne, onderbestuurder der Academie, te Mechelen: Molhuysen (Dr. P.C.) en Blok (Prof. Dr. P.J.). - Nieuw Nederlandsch Biographisch Woordenboek, onder redactie van Dr. P.C. Molhuysen. Conservator aan de Rijks-Universiteits-Bibliotheek te Leiden, en Prof. Dr. P.J. Blok, Hoogleeraar aan de Rijks-Universiteit, te Leiden. Met medewerking van tal van geleerden. Eerste deel. Leiden, 1911.
Door den heer Dr. Jan te Winkel, buitenlandsch eerelid, te Amsterdam: Winkel (J. te). - Rede uitgesproken door Prof. Dr. J. te Winkel over Hendrik van Veldeke, op het XXXIe Taal- en Letterkundig Congres, te Maastricht. Maastricht, z.j.
Door Z.E. den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen: La Vie diocésaine. Bulletin du Diocèse de Malines. Tome VI, fasc. IV.
Door den heer H. Coopman, Thzn., te Brussel: Edmond Roeland en Piet Van Assche. Eene ‘Doe Stil Voort’ lezing Antwerpen, 1912.
Door den heer Dr. Jos. Cuvelier, te Brussel: Cuvelier (J.). - Le commerce, l'industrie et l'administration des Pays-Bas autrichiens au commencement du XVIIIe siècle, Enquête du | |||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||
Comte de Wynants (1728), par Joseph Cuvelier, Chef de la Section judiciaire aux Archives générales du Royaume à Bruxelles. Bruxelles, 1912.
Door den heer J. Lhoneux, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum, te Bergen: Lhoneux (J.). - Le mouvement littéraire hollandais en 1911. (Overdruk uit Revue germanique, 1912.)
Door den heer Dr. A.J.J. Vandevelde, bestuurder van het Gemeentelijk Laboratorium, te Gent: Vandevelde (A.J.J.). - Garungs-und Proteolyseerscheinungen bei mit Jodoform, Bromoform, Chloroform und Aceton versetzten Hefezellen. (Over druk uit Biochemische Zeitschrift, Band 40.)
Door de Redactie: Museum. Maandblad voor Philologie en Geschiedenis, nr 8, 1912. - De Vlaamsche Hoogeschool, nr 4. 1912. - Hoogstudent, Meimaand, 1912. - Het Boek, nr 9, 1912. - Zeitfragen, 6 Mai 1912. - Répertoire d'Art et d'Archéologie, no 9, 1912.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen: Wijk (Dr. N. van). - Franck's Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche Taal. Tweede druk, door Dr. N. van Wijk. Afl. 11. 's Gravenhage, 1912. Zentralblatt fur Bibliothekswezen, 1-4. Heft, 1912. - Gids, Mei 1912. - Sint-Lucas, nr 8, 1912. - Plantijn, nr 3, 1912.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen: Vlaamsche Arbeid, nrs 3-4, 1912. - Biekorf, nr 9, 1912. - Bijdragen tot de geschtedenis bijzonderlijk van het aloude hertogdom Brabant, April 1912. - St.-Cassianusblad, nr 5, 1912; Bijvoegsel, nrs 9-10. - Jong Dietschland, Jaarg., 1911-1912. - De Vlaamsche Gids, nr 3, 1912. - Onze Kunst, nr 5, 1912. - De Vlaamsche Kunstbode, nr 4, 1912. - De Maasgouw, nr 3 1912. - Neerlandia, nr 5, 1912. - Het Katholiek Onderwijs, nr 7, 1912. - De Opvoeder, nrs 13-15, 1912. - De Opvoeding, nr 5, 1912 - De Christene School, nrs 13-14, 1912. - De Schoolgids, nrs 17-21, 1912. - Studien, nr 3, 1912. - Volkskunde, nrs 3-4, 1912. - Dietsche Warande en Belfort, nrs 4 en 5, 1912. - Zeitschrift des Vereins für Volkskunde, nr 2, 1912. | |||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||
Ingekomen brief. - De Bestendige Secretaris stelt de Vergadering in kennis met den hieronder volgenden ingekomen brief:
Oude Glossen en hun beteekenis. Verhandeling door den heer Dr. Buitenrust Hettema, uit Zwolle, aan de Academie ter uitgave aangeboden. (Zie Verslagen en Mededeelingen, 1911, blz. 774; en 1912, blzz. 201-208.) - Als bepaald antwoord op een brief van den Bestendigen Secretaris, van 20 Maart ll., schrijft (12 Mei) de heer Buitenrust Hettema als volgt: ‘Op uw laatste schrijven moet ik U nog definitief antwoorden. Lang heb ik overwogen, en geraadpleegd die met mij voorstanders zijn van de vereenvoudigde spelling. Ons besluit was, dat een uitgave te beginnen van een Corpus Glossariorum Neerlandicorum van meer gewicht is als 't spellingskleed. Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. Zo zal ik dan, ook onder het invloedrijk aandringen van mijn vriend de Vreese, toegeven aan uw meerdeiheids-eis. Alleen zal men mij veroorloven onder het stuk een noot te plaatsen. waarin ik rekenschap geef, nu vooral in deze tijd - van mijn toegeven.....’ | |||||||||||
Mededeelingen door den Bestendige Secretaris.1o) Van de pers gekomen uitgave. - A] Den 22 April is van de pers gekomen: Jaarboek voor 1912. In dit boek zijn, behalve de gebruikelijke stukken en mededeelingen, verschenen:
| |||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||
B] Den 20 Mei is van de pers gekomen: Brabantsch Sagenboek, door A. de Cock en Is. Teirlinck. Derde deel: Historische Sagen.
Op genoemde dagen werd een exemplaar aan de heeren werkende en briefwisselende Leden gezonden, alsmede aan den Z.E. heer Pater van de Ven, S.J., stichter van het Van de Ven-Heremans-Fonds, en aan den Z.E. Pater Joz. Salsmans, S.J., stichter van het Salsmans-Fonds. De Bestendige Secretaris liet ook aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten de 74 exemplaren geworden, bestemd voor de verschillende inrichtingen, welke, door tusschenkomst van zijn Departement, de uitgaven der Koninklijke Vlaamsche Academie ontvangen.
2o) Ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen aangeboden verhandeling: Hans Vintler's ‘Pluemen der Tugend’ en Dirc Potter's ‘Blome der doechden’, door den heer K. van Gorp, uit Charleroi. - Het Bestuur verzendt dit stuk om advies naar de Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde - (Door het bestuur dier Commissie worden de heeren Dr. Leo Goemans en Prof. Dr. C. Lecoutere tot verslaggevers aangesteld.) | |||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||
Mededeelingen namens Commissiën.1o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - De heer V. dela Montagne, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Prof. Ad. de Ceuleneer, voorzitter; Jhr. Dr. Karel de Gheldere, ondervoorzitter; Karel de Flou, Jan Bols, Edw. Gailliard en Kan. Dr. Jac. Muyldermans, leden, en V. dela Montagne, lid-secretaris. Het verslag over de Maart-vergadering wordt goedgekeurd. Aan de dagorde staat:
De verslagen luiden als volgt: | |||||||||||
a) Verslag van den heer V. Dela Montagne.Dr. J. Cuvelier, sectie-overste aan het Belgisch Rijksarchief, biedt der Koninklijke Vlaamsche Academie, ter opneming in hare Verslagen en Mededeelingen, eene bijdrage aan. handelend over de Brusselsche tapijtwevers in de 15e eeuw. De bestanddeelen zijner bijdrage heeft hij ontleend aan een handschrift onlangs, met meer andere belangrijke stukken, aan het Rijksarchief geschonken door den heer Moeremans van Dilbeek. Het is het Register der Statuten en Ordonnanciën, alsmede der intredingen van het Groot- of Wolleweversambacht, van 1417 tot in de 18e eeuw Van het wollenweversambacht maakten de tapijtwevers deel uit tot 1447, zooals de schrijver in zijne inleiding duidelijk aantoont, steunende op zeer vernuftige beschouwingen en op de door het ms. verstrekte gege- | |||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||
vens. In het genoemd jaar werden zij tot een afzonderlijk gild opgericht. Van bijzonder belang is de door Dr. Cuvelier medegedeelde lijst der legwerkers of tapijtbewerkers, welke van 1417 tot de splitsing behoorden tot het Groot Ambacht. Te belangrijker, daar, zooals men weet, er over deze vroegste tapijtwevers weinig of bijna niets bekend is. Terecht doet de schrijver opmerken: ‘De vermaardheid die later een Pannemaeker, een Leyniers en zoo menige kunstenaars die naar teekeningen van een Rubens of een Teniers werkten, zoo ruim ten deel viel, zou den medewerkers van Roegier van der Weyden en van Orley zeer karig worden toegemeten. Hier en daar, sporadisch, een naam in eene rekening of in eene broederschapslijst, ziedaar dus wat wij tot nog toe van de Brusselsche tapijtwevers der 15e eeuw wisten.’ - Inderdaad enkele vijftiendeeuwsche namen slechts komen voor in de bekende werken van Wauters, Pinchart, Guiffrey en Dehaisnes. En de volledige naamlijsten van Brusselsche tapijtwevers door die geleerden uitgegeven, gaan slechts terug tot de 17e eeuw. Dr. Cuvelier is nu in staat gesteld eene lijst van 6 tot 700 namen uit te geven van die 15-eeuwsche tapijtbewerkers, wier voortbrengselen wereldberoemd en over gansch Europa verspreid waren, prijkten in paleizen en kerken, en tot in de krijgstenten der oorlogvoerende vorsten In hoe hooge mate die gelukkige vondst bijdragen zal tot identificeering van menigen kunstenaar-ambachtsman is bijna niet te overzien. En, men verlieze het niet uit het oog, de nomenclatuur strekt zich uit over bijna heel de 15e eeuw, aangezien, doet Dr. Cuvelier opmerken, de leerjongens te beginnen met 8 jaar, de meester skinderen zelfs te beginnen met 7 jaar, mochten aangenomen worden en dus de in 1445 en 1446 ontvangen leerknapen bij den aanvang der 16e eeuw nauwelijks nog den leeftijd van zestig jaar hadden bereikt, en hunne werkzaamheid dus de gansche tweede helft der 15e eeuw heeft kunnen aanhouden. Deze uitgave zal eene lijke bron van studie zijn voor onze kunsthistorici. Ik meen de opneming van de door den heer Cuvelier aangeboden bijdragen warm te mogen aanbevelen. | |||||||||||
b) Verslag van den heer Edw. Gailliard.Met den heer V. dela Montagne stel ik voor de mededeeling van Dr. Cuvelier in de Verslagen en Mededeelingen te laten opnemen. De oudste keure der Brusselsche tapijtwevers, welke van 1451 dagteekent en in het stuk wordt overgedrukt, is overigens een zeer belangrijke oorkonde Interessante vormen en ettelijke weinig bekende termen worden daarin aangetroffen. Jammer genoeg, dat Schrijver zijne bijdrage niet met eenige nota's daaromtrent heeft | |||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||
opgeluisterd. Wenschelijk ware het ook te vernemen, of onder de personen, wier namen in de ‘Lijst der meesters, knapen en leerknapen’ voorkomen, er geene zijn die bekende tapijtwerken hebben nagelaten. Laat ons de hoop koesteren dat Dr. Cuvelier ons, in een volgende mededeeling, daarover een en ander zal willen mededeelen.
- De Commissie beslist, dat, mits nadere goedkeuring der Academie in pleno vergaderd, genoemde verhandeling in de Verslagen en Mededeelingen mag opgenomen worden. - (Door de Academie goedgekeurd.)
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal en Letterkunde. - (Vergadering zonder bezwaar voor 's Lands Schatkist.) - De heer Th. Coopman, secretaris, legt het volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Kan. Dr. Jac. Muyldermans, voorzitter; Prof. Mr. Jul. Obrie, Pr. Dr. Willem de Vreese, Is. Teirlinck, Dr. Lod. Simons, Jan Bols, leden, en Th. Coopman, lid-secretaris.
Het verslag over de Maart-vergadering wordt goedgekeurd.
Voor dat tot de dagorde wordt overgegaan, deelt Prof. Dr. Willem de Vreese mede, dat hij dezen namiddag aan de Academie ter uitgave zal aanbreden een werk van zijn oudleerling, Dr. A. Jacob: Briefwisseling van, met en over Conscience van de jaren 1837-1851, met een inleiding en aanteekeningen. Daar dat werk natuurlijkerwijze naar de Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde zal worden verwezen ten fine van advies, en het werk tegen de plechtige Augustus-vergadering zou moeten klaar zijn, stelt de heer de Vreese voor, reeds bij voorbaat twee beoordeelaars aan te wijzen, die met bekwamen spoed verslag zouden uitbrengen. - Aldus wordt besloten. Als verslaggevers worden aangewezen de heeren Dr. Simons en Is. Teirlinck.
Aan de dagorde staat:
Aug. Beernaert-Fonds. Reglement. Voortzetting der bespreking. - De bespreking van het ontwerp van reglement, | |||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||
opgemaakt door Dr. Willem de Vreese, wordt voortgezet en ten einde gebracht. Aan het Bestuur zal worden verzocht, dit ontwerp, zooals het nu door de Commissie is aangenomen, te laten drukken en ronddeelen en het aan de dagorde der Academie in pleno te zetten.
3o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer Gustaaf Segers, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Prof. Dr. Willem de Vreese, voorzitter; Kan. Dr. Jac. Muyldermans, ondervoorzitter; Jan Bols, Prof. A. de Ceuleneer, Prof. Mr. Julius Obrie. Dr. Hugo Verriest, Prof. Dr. C. Lecoutere, leden, en Gustaaf Segers, lid-secretaris.
Het verslag over de Maart-vergadering wordt goedgekeurd.
Aan de Academie ter uitgave aangeboden verhandeling: ‘Eene proeve van Encyelopedisch Onderwijs, door L. Michel Thiery. - De verslagen door de heeren Kan. Am. Joos en Gustaaf Segers dienaangaande uitgebracht volgen hieronder: | |||||||||||
a.) Verslag van den heer Kan. Amaat Joos.Het boek dat ons ter uitgave wordt aangeboden, is een verzameling lessen volgens de concentrische methode in de ruimste beteekenis verstaan. ‘Het middelpunt of centrum, zegt de schrijver, is een bepaald leervak, meestal de moedertaal of de aardrijkskunde; het breidt zich gelijkmatig in alle richtingen uit, roert alle wetenschap of onderdeelen der wetenschap aan; het bekijkt en onderzoekt alles wat in den weg komt.’
Kan zulke methode goede uitslagen opleveren?.. Voorzeker; want, vermits de onderwijzer altijd uitgaat van het naaste bekende of gekende, zal hij licht verstaan worden; vermits hij veel vergelijkt, zal hij den leerling het middel aan de hand doen om het geleerde gemakkelijk te onthouden. Maar de onderwijzer moet een uitgebreide kennis hebben en kunnen beschikken over zeer veel aanschouwingsmiddelen. | |||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||
Kan die methode samengaan met het programma en de vastgestelde tafel van werkzaamheden?... Neen, de onderwijzer moet vrij zijn van allen band. Is die methode toepasselijk in al de graden van het onderwijs?.. Zij onderstelt zekere ontwikkeling bij de leerlingen, ze dient dus niet in den lageren graad, soms wel in den middelbaren, zeer dikwijls in den hoogeren. Het boek is in een goede taal geschreven en bevat veel wetenswaardige bijzonderheden. Ik ben een groote vriend van concentratie en, vermits het besproken geschrift aan menigen onderwijzer zal leeren hoe natuurlijk sommige lessen op en uit andere volgen kunnen, stel ik voor dat het gedrukt worde. | |||||||||||
b.) Verslag van den heer Gustaaf Segers.Het werk, dat onze Commissie aangeboden wordt, is van zeer ernstigen aard; ook heb ik het met zorg en, voeg ik er bij, met belangstelling gelezen en herlezen. De schrijver is zijne stof meester: hij heeft die alzijdig bestudeerd en is diep overtuigd van de waarde van het onderwijsstelsel, dat hij ontwikkelt en voorstaat. Dit is dan ook de eerste voorwaarde om te slagen. Schrijver hanteert de teekenpen met meer dan gewoon talent; er komen in het werk teekeningen, schetsen van kaarten, landschappen voor, die hem tot eer strekken; benevens houtsneden en photogravuren, die beide het boek hooge waarde bijzetten.
Nog eene andere schoone eigenschap stip ik met vreugde aan. De schrijver is een man der wetenschap. Zijne wetenschappelijke bijdragen en beschouwingen zijn merkwaardig. Hij is eveneens een vriend der poëzie: door gansch zijn werk waait een poëtische adem, die het hart verheft, terwijl hij den geest verlicht.
Met de methode, waar de schrijver de voorkeur aan geeft, heb ik niet geheel vrede.
‘De beteekenis, welke men gewoonlijk aan concentrisch onderwijs geeft’, zegt hij, ‘is niet breed genoeg, en daarom geef ik de voorkeur aan de uitdrukking concentratie, of beter nog, encyclopedisch onderwijs. Het middelpunt of centrum is een bepaald leervak, meestal de moedertaal of de aardrijkskunde; het breidt zich gelijkmatig in alle richtingen uit, roert alle deelen der wetenschap of onderdeelen der wetenschap aan, het bekijkt en onderzoekt alles wat in den weg komtGa naar voetnoot(1)’. | |||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||
Van dergelijke onderwijsmethode, ik herhaal het, ben ik geen aanhanger.
In treffende bewoordingen doet de schrijver den slechten kant van een onderwijsstelsel uitschijnen, dat al te zeer uit elkaar loopt, waarvan de vakken niet aansluiten. Zulk stelsel is tegenwoordig (volgens hem) al te veel in zwang.
‘In één schooldag volgen b.v. deze lessen op elkander: lezen: De Morgenstond (Conscience). - Fransche spreekles: L'hiver. - Rekenkunst: een vraagstuk over specifiek gewicht. - Schoonschrift: De hoofdletters V en W. - Aardtijkskunde: Italië - Teekenen: een gieter - Gezondheidsleer: de hygiene van het oor. - Geschiedenis: de eerstre kruistochtGa naar voetnoot(1)’.
Tegenover dit eenzijdig onderwijs stelt de schrijver het encyclopedisch onderwijs:
‘In de stad vloeit de Lei vreedzaam voort aan den voet van den St.-Blandinusberg. Beklim den zandheuvel: aan gene zijde rolt de Schelde in eene diepe bedding voort. Hier is het oogenblik om te concentreeren. Aardrijkskunde onderwijst ge eerst: hoofd- en bijrivier; stroomsnelheid; stroomop- en stroomafwaarts: Scheldedal, de zee, het nulpunt van Oostende, laagland en heuvel - De natuurwetenschap eischt haar aandeel: het evenwicht der vloeistoffen, de regen en de ondergrondsche waterlagen, de artesische put der Keizer Karelstraat, bornputten, sluizen; de waterreservoirs; stadswater, fonteinen, de zuigpomp en de brandweer - Gij plaatst u met uw klompje kinderen op de terrassen achter de St.-Pieterskerk. Geschiedkundige herinneringen doemen op in den geest: de visschers en de bootsgezellen; St. Amandus en St. Bavo, de abdij op den heuvel en de abdij in de laagte; de geheele wording van het oude Gandavum Als een kleurrijk panorama ontrolt zich de geschiedenis voór u. - De mathesis komt aan de beurt: inhoud der reservoirs, massa verbruikt water, jaargetallen en verloopen tijdruimte - Plannen en kaarten, opstand en platte grond geven gelegenheid tot teekenenGa naar voetnoot(2).
Enkele beschouwingen komen hier niet te onpas. Het onderwijs moet concentrisch zijn. Dit wil zeggen dat al de leervakken moeten samenwerken tot bereiking van het hoofddoel: de algemeene, harmonische ontwikkeling van geest en hart; de lichamelijke, verstandelijke, nationale en zedelijke opvoeding der leerlingen. De vakken hoeven elkander te steunen, te volledigen. Alles moet in elkander grijpen,
Het een door 't ander bloeien en rijpen.
| |||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||
Dit wil niet zeggen, dat het eene vak moet dienen om het andere te onderwijzen. Het voorbeeld, door den schrijver aangehaald, is verleidelijk; ik ben echter overtuigd, dat het, in de practijk, bijna niet kan toegepast worden, en in alle geval vele teleurstellingen moet berokkenen. Ook de moedertaal is, volgens mij, niet geschikt om haar als uitgangspunt tot het onderwijs der andere vakken te doen dienen. Stellig is zij het hoofdvak der lagere school. ‘Als Grundlage, Voraussetzung und Mittel der Gedankenmitteilung und Gedankenaustausches, gebührt nächst der Religionslehre der Sprache vor jedem andern Unterrichte der erste Platz’Ga naar voetnoot(1), lees ik in ‘Die Praxis der Volksschule, van KehrGa naar voetnoot(2), mijn pedagogisch brevier; en in het ‘Woordenboek der Nederlandsche Taal’, mijn geliefkoosd wetenschappelijk werk: ‘In het onderwijs ligt de toekomst der natie, en bij dat gewichtigste aller volksbelangen staat het onderricht in de moedertaal op den voorgrond, want daarin ligt het krachtigste middel tot ontwikkeling van den geest, tot waarachtige vorming van den menschGa naar voetnoot(3)’.
Het ligt niet op mijnen weg deze stelling te bewijzen; zij wordt, denk ik, niet ernstig betwist. De moedertaal moet gansch het onderricht beheerschen; alle onderricht moet taalonderricht zijn; niet alleen omdat de taal daardoor grondiger onderwezen wordt, maar, omdat de leerling de aan te leeren stof beter leert begrijpen: hij heeft de gelegenheid, wat hij geleerd heeft, met juiste, gepaste, geëvenredigde uitdrukkingen weer te geven. Slechts daardoor wordt het geleerde verwerkt en draagt het tot de geestesontwikkeling bij. Zulk onderwijs is, in den rechten zin des woords, vormend. Doch, de andere leervakken in verband met de moedertaal willen brengen, gelijk de heer Thiery dit met de aardrijkskunde doet, acht ik niet doelmatig. De moedertaal zou er door verliezen; de andere vakken zouden er door lijden. Zoo ook met het rekenen. De onderwijzer moet er zeker naar streven door het rekenonderwijs het redeneervermogen der leerlingen te ontwikkelen, den geest van orde, spaarzaamheid en wakkerheid te bevorderen. Op de spaar- en lijfrentkas, op de raffeisenkassen zal de aandacht gevestigd worden; eene sierlijke, duidelijke taal zal worden geëischt. Doch, dat men van het oplossen van een rekenkundig vraagstuk gebruik zou maken om b.v. de geschiedenis, de natuurwetenschap, enz. te willen onderwijzen, acht ik verkeerd. | |||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||
Dus geen encyclopedisch, maar wel concentrisch onderwijs. Dit laatste is vruchtdragend; is niet noodzakelijk eenzijdig. Stellig, tusschen de verschillende vakken van het leerplan hoeft er verband te bestaan, en hoe inniger dit verband is, des te beter. Ik geef toe dat dit verband niet zelden te wenschen overlaat: doch alwie met de practische moeilijkheden te worstelen heeft gehad, wie de hand aan het deeg heeft geslagen, weet hoe groot de afstand is tusschen theorie en practijk. Juist deze moeilijkheden van practischen aard beletten mij het stelsel van den heer Thiery bij te treden, hetwelk niet geheel nieuw is, maar veel heeft van de theorie, welke Jacotot (1770-1840) in zijn Enseignement universel ontwikkelt, en wiens machtspreuk Tout est dans tout, algemeen bekend is.
Nemen wij uit Eene Proeve van Encyclopedisch onderwijs, het hoofdstuk October Het is prachtig: ik zeg het rond en goed. Doch, als les, als les in de volksschool, is de stof al te uiteenloopend. Dáar bestaat het gevaar. De leerstof kan niet te bepaald, te scherp afgebakend wezen. Hij, die over de zwaluwen, over de verschillende planten, de Lünebürgerheide, de Asiatische steppen, de Siberische toendra's, de Hongaarsche puztas, de Amerikaansche prairieën, de woestijnlandschappen van Australië wil spreken, in dezelfde les, moet noodzakelijk verloren loopen. Dit alles belet mij geenszins te verklaren, ik herhaal het, dat het handschrift, dat ons wordt aangeboden, hoogst merkwaardig mag genoemd worden. Om den ernst, die het kenmerkt, om de ongebaande wegen, die het opent, is het zelfs een der merkwaardigste pedagogische verhandelingen, die hier te lande verschenen. Het geeft veel stof tot nadenken: en er komen menigvuldige wenken in voor, waar elkeen vrede mede moet hebben. B.v.:
‘Uwe eerste botanische les is niet de studie van de deelen der plant, omdat de meeste handboeken met dit punt aanvangen, maar de bloemen aan uw venster en de hoomen in den schooltuin moeten van in de laagste klasse vriendinnen en vrienden zijn van uwe leerlingen Vriest het, dan is het oogenblik gekomen om met smeltend ijs, alcohol en haarbuis het vriespunt te bepalen Het is nutteloos dat de leerlingen een opstelletje over den thermometer van buiten leeren; gij moet hun leeren zoo 'n instrument te maken, “vijlende met een zaag en zagende met een vijl”. Hang meteorologische toestellen op de speelplaats, laat dagelijks waarnemingen doen en de aanteekeningen tot eene curve vereenigen, en ik beloof u dat ze nooit meer een thermometer met een barometer zullen verwarren’Ga naar voetnoot(1). | |||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||
Neen; dit boek mag onze Vlaamsche onderwijzers niet onthouden worden. Zij zullen er veel, zeer veel uit leeren. Op de vraag van den schrijver, wiens sympathieke persoonlijklijkheid u door gansch het werk te gemoet komt: ‘Ik zeg niet, dat het zoo moet zun, maar vraag: kan het zoo niet wezen?’, antwoord ik: ‘Hadden wij ideale onderwijzers en ideale leerlingen, dan, voorzeker, zou uw werk heerlijke uitslagen opleveren. Het is een ideaal, en daarom juich ik uw streven toe, hoewel ik bij mijne meening blijf, dat het in den huidigen toestand niet kan bereikt worden’. Ik stel dus met aandrang voor, dat de Commissie voor onderwijs in en door het Nederlandsch de Koninklijke Vlaamsche Academie zou verzoeken Eene proeve van Encyclopedisch Onderwijs uit te geven, en ben overtuigd, dat onze letterkunde een degelijk werk over gezonde, aantrekkelijke, populaire wetenschap zal rijker zijn. Onze onderwijzers zullen er veel uit leeren, daar het hun veel zal te zien en te denken geven; het zal hun nieuwe gezichtspunten openen en hun den hoogen ernst van hun gewichtig, verantwoordelijk ambt beter leeren begrijpen. Ik zie echter niet in hoe het mogelijk zal zijn de talrijke, prachtige platen te drukken, die het handschrift opluisteren.
- Beide heeren verslaggevers beslissen tot de uitgave. De Commissie, mits nadere goedkeuring der Academie, sluit zich daarbij aan. In hare vergadering in pleno, wordt de Academie daarmede in kennis gesteld.
Voorstel door het Bestuur. Het Bestuur meent de aandacht op het volgende te moeten vestigen: bij het boek van den heer Thiery gaan ongeveer 230 teekeningen; het maken van de noodige blokjes zou tot zeer aanzienlijke kosten aanleiding geven. Het Bestuur heeft dan ook de eer aan de Academie voor te stellen, een Commissie van drie leden te benoemen, met last na te gaan, of de middelen waarover de Academie beschikt, toelaten tot het drukken over te gaan, en daaromtrent verslag in te dienen. - (De Vergadering beslist het onderzoek daarvan aan het Bestuur der Academie op te dragen.) | |||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||
Ter uitgave aangeboden verhandeling.Door den heer Prof. Dr. Willem de Vreese wordt aan de Academie ter uitgave aangeboden, namens zijn oud-leerling Dr. A. Jacob, een werk getiteld: Briefwisseling van, met en over Hendrik Conscience van de jaren 1837-1851, met een inleiding en aanteekeningen. Spreker herinnert er aan, dat hij van dit werk gewag gemaakt heeft, in de maand Maart, toen de Consciencefeesten in de Academie besproken werden: men was het er destijds over eens, dat het hoogst gewenscht was, dat de Academie bij die gelegenheid iets over Conscience kon uitgeven; Spreker heeft toen medegedeeld, dat daarop uitzicht bestond, doordien een zijner leerlingen bezig was aan een werk over Conscience, dat zeer belangrijk beloofde te worden; alsook dat de schrijver van dat werk het gaarne aan de Academie zou aanbieden, indien hij maar eenige zekerheid had, dat zijn werk, na gunstige beoordeeling, tegen de Consciencefeesten kon verschijnen. De Academie had daarmede hare instemming betuigd. Het is dát werk, dat thans door Dr. Willem de Vreese ter tafel wordt gebracht. Hij twijfelt er niet aan of het zal door de bevoegde critiek gunstig onthaald worden. Hij wijst er echter op, dat het niet mogelijk zijn zal, met het drukken bij tijds klaar te komen, indien de gewone weg wordt gevolgd. Dr. Willem de Vreese stelt daarom voor, dat, bij eenparig gunstig advies van de beoordeelaars, het Bestuur zal gemachtigd worden het werk onmiddellijk ter perse te laten gaan, en dat al het noodige zal worden gedaan, opdat het nog op den dag der Plechtige Vergadering in Augustus kunne verschijnen. Spreker meent, dat deze uitzonderlijke handelwijze gerechtvaardigd is door de omstandigheden, en door de buitengewone inspanning welke de schrijver van het aangeboden werk zich heeft getroost, om er mede klaar te komen. De | |||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||
Commissie, waarheen het werk behoort verzonden te worden, is natuurlijkerwijze die voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. Voor het geval de Academie het voorstel van spreker zou aannemen, heeft deze Commissie reeds bij voorbaat twee verslaggevers benoemd, die hebben toegezegd hun verslag vóór de aanstaande Bestuursvergadering in te leveren. Na een korte bespreking wordt het voorstel van Dr. Willem de Vreese met algemeene stemmen aangenomen, met dit voorbehoud, dat de aangenomen procedure in 't vervolg niet als een antecedent zal gelden. | |||||||||||
Dagorde.1o) Wedstrijden voor 1912. - Lezing der verslagen. (Art. 31 der Wet van 15 Maart 1887, gewijzigd door Koninklijk Besluit van 25 Maart 1891.) Worden ter tafel gelegd de verslagen over de prijsvraag: Geschiedenis van de spelling der lange klinkers in het Middelnederlandsch.
- Daar de verslagen over de andere ingezonden prijsantwoorden nog niet zijn ingediend en het niet mogelijk zal zijn die vóor de Juni-vergadering in druk aan de heeren werkende Leden mede te deelen; gezien overigens dat de Plechtige Vergadering dit jaar in Augustus plaats grijpt, stelt het Bestuur voor de stemming over de wedstrijden tot de Juli-vergadering te verdagen. - (Aangenomen.)
2o) Jaarlijksche Plechtige Vergadering: Zondag 4 Augustus. - Vaststelling van het programma. - Op voorstel van het Bestuur wordt het programma als volgt vastgesteld:
| |||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||
3o) Jaarlijksch Feestmaal der Academie: Zondag 4n Augustus. - De Vergadering beslist, dat de inrichting daarvan aan den heer Secretaris zal worden toevertrouwd.
4o) Geheime vergadering, te 3 uur. - Candidaten voor het lidmaatschap in de Academie. Voordracht van candidaten voor de twee openstaande plaatsen van briefwisselend lid en voor de openstaande plaats van buitenlandsch eerelid. Verslag namens de Commissie. Bespreking der candidaturen - De Bestuurder verklaart zich te zullen bepalen met te verwijzen naar het verslag van 20 April ll. over de vergadering door de Commissie tot voorstelling van Candidaten gehouden. (Dit verslag werd in druk aan de heeren werkende Leden vertrouwelijk medegedeeld.) Door den heer Prof. A. de Ceuleneer worden verschillende candidaturen voor de openstaande plaatsen voorgesteld. - Het Bestuur zal, vóor de Juni-vergadering, een gedrukte lijst van de bijgevoegde candidaten, met opgave van de door hen uitgegeven werken, aan de heeren werkende Leden vertrouwelijk laten geworden.
- Daar de Commissie tot het voorstellen van Candidaten in haar verslag verklaard heeft, dat zij eenparig van oordeel was, dat een haar gericht schrijven ter aanbeveling van zekere candidaturen niet in aanmerking komen kon, gezien het eene inmenging is in hare werkzaamheden, wordt die opvatting bestreden door de heeren Prof. Dr. C. Lecoutere, K. de Flou, Mr. Obrie, Prof. A. de Ceuleneer, Prof. Dr. W. de Vreese. Aan de bespreking wordt ook deel genomen door den heer Bestuurder en den Bestendigen Secretaris. - Ten slotte wordt door den heer de Ceuleneer de volgende vraag aan de Academie gesteld: ‘Is een werkend lid gerechtigd | |||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||
aan de Commissie tot voorstelling van Candidaten een schrijven te richten om candidaturen voor te stellen’. - Die vraag wordt door de meerderheid der Vergadering bevestigend beantwoord.
5o) Lezing door den heer Dr. Leo van Puyvelde: Onderzoek naar de oorzaken van wijzigingen in de Middeleeuwsche Iconographie. - Het uur te ver gevorderd zijnde, wordt die lezing tot de eerstvolgende vergadering uitgesteld.
De vergadering wordt te vier uur gesloten. |
|