| |
| |
| |
Kleine verscheidenheden.
90. - Lexicographische monsters door den heer Karel de Flou.
A.
*Palingpek en *tarbotstrepen.
De keure der stad Nieupoort, verleend in 1163, bepaalt, onder meer, de rechten die toen geheven werden op den haring: ‘het palingpek en de tarbotstrepen’. Althans, zóo wordt ons dit door een geschiedschrijver verzekerd.
Wat is dan toch een palingpek? Oogenschijnlijk is het woord eene samenstelling van paling + pek; maar die woorden zeggen niets tot den geest.
Dewijl nu de keure waaruit die rare benaming herkomstig is, in het latijn is opgesteld, moet men wel die bron zelve gaan raadplegen om te weten te komen, wat er eigenlijk door het raadselachtige pek mag bedoeld zijn geweest.
De latijnsche tekst, laconisch maar duidelijk genoeg, spreekt als volgt:
‘de pisa anguillarum....; de repa zebuttis....’.
Hoe nu het welbekende pisa, fr. poise, mnl. waghe, tot pek is kunnen gemetamorphoseerd worden, laat zich alleen begrijpen door middel van de fransche overzetting poise d'anguilles die, met eene onvaste hand geschreven, naar *poix d'anguilles gelijkt en dan ook werkelijk onzen geschiedschrijver aldus voor de oogen geschemerd heeft. Deze, niet beseffende wat hij eraan hebben kon, heeft maar braafweg *poix door pek vertaald, zonder er zich om te bekreunen of paling en pek wel dingen waren die samen hoorden.
De Tarbotstrepen zijn ook maar zulke zee- of liever taalmonsters.
Door reta zebuttis was geene streep, maar een reep, eene samengeknoopte hoeveelheid bot, maar daarom noch geen tarbot, te verstaan.
| |
| |
Zoo komen nog elken dag woorden te voorschijn, naar welker oorsprong de wakkerste taalkenner te vergeefs in al de oudgermaansche dialecten zou mogen rondzoeken.
| |
B.
*Nukersavond.
‘Lettre van assignamente Jhan den Hoedemakere up de stede van Brugghe, van dat zoe minen here sculdich es of wezen zal van .cvij. scilden, die miin here hem sculdich es van lakenen te miins heren livree, sire ghesellen ende mier vrouwen, van Nukersavende. Ghegheven te Brugghe, den .xixe. dach van December, jnt jaer .xlix. (19 December 1349).’
Dit stuk, voorkomende onder nr 268 van het Cartulaire de Louis de Male, heeft den uitgever genoopt om er de volgende bedenking aan toe te voegen:
‘Le mot Nukersavende m'est inconnu; cette date correspond peut-être à Nuchtersavond ou jour des Innocents; ou bien Nukers a-t-il été écrit pour Neckers? Necker signifie sorcier, lutin.’
Behalve dat wij moeten doen opmerken dat Nuchtersavond een woord van des uitgevers eigen vinding is, moet al de rest van zelf vervallen, als men slechts even bedenkt dat er in de oorkonde van 19 December spraak is van de livrei van het hof van den graaf van Vlaanderen, die te leveren was van nu kersavonde, dit wil zeggen Kersavond van dit loopende jaar, dus binnen vijf dagen na heden. De livrei was die, welke bestemd was voor het jaar 1350, dat in kerkelijk opzicht reeds met Kersavond 1349 moest aanvangen.
| |
C.
*Snike.
Te Lisseweghe werd, indertijd, op den zerksteen van Jan Stiers fs Jans, die overleed anno 1560, bij wijze van zalige vermaning voor de levenden, het volgende gelezen:
Wij. als. Menschen. zijn. gheboren. te. snjkē. bemjndt. ende. bemerckt. den. aermen. voor. den. rycken.
Alzoo staat het gedrukt in Lisseweghe, son église et son abbaye, par Léopold van Hollebeke, blz. 232.
| |
| |
Zeker kan het woord *Snike aan veler scherpzinnigheid weerstand bieden, want had men dat opschrift niet verkeerd gelezen en kwalijk overgedrukt, zoo zou men daar nu geene misvattingen meer van te duchten hebben. Immers, als wij, menschen, maar geboren worden om te sujken [= zwijken, sterven], dan ondergaan wij slechts eene algemeene natuurwet, die ons nopen kan om minbedeelde stervelingen ter hulp te komen. Laat ons daarmêe beginnen door eventjes een taalgedrocht uit hunnen weg te ruimen.....
| |
91. - Ayeren en hayeren.
Het zoo zonderlinge woord Ayeren, waarover wij breedvoerig in onze Keure van Hazebroek (IV, 434-436 en V, 283) gehandeld hebben, is tot den vorm Agieren overgeloopen, nl. in de uitdrukking Commen tallen dinghedaghen ende dien agieren, waardoor zal te verstaan zijn: Naar den ‘dingedag’ (gerechtsdag, rechtszitting, Fr. Jour d'audience, Audience) komen, en aldaar verblijven (aanhoudend blijven) totdat de zitting zij afgeloopen; dus Fr. Prêter assistance (d.w.z.: présence), met de beteekenis van het Fr. Garder (Ne pas quitter, Accomplir, Observer). De bedoeling is wellicht dat de schepenen of rechters de zitting niet mochten verlaten, vooraleer de aldaar te bespreken zaken zouden zijn afgedaan, dit ‘affin que toutes bonnes genz qui aront à plaidier.... sachent l'eur et le jour de leurs plaix et qu'il ne conviengne point à chascune fois paier grosses doiturres pour assembler les esquevins’. (Raikem, Polain et Bormans, Cout. Liége, II, 213: La Paix de St.-Jacques, 1487.) Ziehier den tekst:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. Salle et Châtell. d'Ypres, I, blz. 118: ‘Hoe dat scepenen ghehouden zijn te agierne den dinghedach. Item, dat alle scepenen ghehouden syn te commene tallen dinghedaghen ende dien agierne als hi gheboden wert; elck die failliant ware up de boete van drye ponden par., ten ware dat sy noodsinnen betoogen costen.’ (Coutume homologuée, 1535.)
Bovenstaande tekst is ontleend aan de Coutume homologuée van 1535, verschenen in ‘De wetten, costumen, keuren ende statuten van de Sale ende Casselrie van Ypre’, gedrukt te Antwerpen, in het jaar 1535. Welnu, dezelfde bepaling komt
| |
| |
voor in de ‘Cueren die ghemaect zyn int Ypersche ambacht... den xxsten dach in Novembre int jaer M. iiijc xxij.’, edoch ons Agieren luidt aldaar Hayeren, nl. Hayeren den dinghedach:
Id., op. cit., I.. 316: ‘Van dat scepenen hayeren moeten den dinghedach. Item, dat elc scepen hayere den dinghedach als hi gheboden es, up de boete van iij lb., het ne ware dat hi nootzinen betoghen mochte.’ (Keure van 1422.)
Bij misslag werd hayen en haye gedrukt. In Register nr 64 van het Fonds der Kasselrij van Iperen, berustende op het Staatsarchief te Brugge, waaraan de tekst ontleend is, is inderdaad de letter y wel degelijk van het verkortingsteeken voorzien, dat er beteekent.
Er is meer.
In genoemd Register nr 64, komt in handschrift de boven vermelde Coutume homologuée van 1535 voor. Welnu, eerst werd er aldaar Ayeren geschreven. Tot tweemaal toe, heeft de schrijver, die zienlijk dit woord niet begreep, het doorgehaald, en eerst iets geschreven dat niet te verduidelijken is, om het ten slotte door Agieren te vervangen.
Edw. Gailliard.
| |
92. - Tansement en tassement, vertanseren, vertuuschen en verdwinghen.
Het woord Tassement en varianten, waaronder Vertassement (een voorbeeld onder nr 32 van onze Kleine Verscheidenheden, in Verslag. en Meded., jaarg. 1910, blz. 626), heeft eene dubbele beteekenis, te weten: 1o) die van Gewelddadigheid tegen personen, d.i. Tassement ofte foortse (Keure van Hazebroek, III, 84), Fr. Violences, Voies de fait; - en 2o) die van Afdreiging, Fr. Extorsion par menaces. Bij Verdam, Afdreigen: Enen iet afdreigen: Iemand iets door bedreiging afpersen, afzetten. Wij hebben daarover breedvoerig gesproken in onze genoemde Keure van Hazebroek, III, 6 en vlgg.
Naar teksten door ons aldaar aangehaald, heette de Afdreiging o.a. ‘Iemand by dreygement goedt ofte gelt doen geven’; in de Keure zelve Iemand ‘vertasseren’. De hieronder volgende tekst heeft: Tansement ofte verdreeghen, en wel inzonder- | |
| |
heid Yemende vertanseren, vertuuschen ofte doen gheven bi dreeghemente... ‘goed of ghelt’:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. Salle et Châtell. d'Ypres, I, 80: ‘Van tansemente ofte verdreeghene. - Item, so wie bevonden ware, dat hy yemende vertanseirde, vertuuschte ofte dade gheven bi dreeghemente eenich goed of ghelt, of syn gelaghe doen betalen, ofte andersins in wat maniere dat ware, dat soude wesen up criminelicke of arbitraerlick ghepugniert te wesene van der wet...’ (Cout. homol., 1535.)
Het ww. Vertuuschen (Vertuischen) komt hier zonderling voor. In den grond beteekent het: Door tuischen (Mijfelen om geld, Fr. Brelander) opmaken: ‘Haerlieder ghelt ende goedt grouvelic vertuusschen, verdoen ende dissiperen’ (Keure u.s., I, 393); wij hebben echter Vertuysschen met de eenvoudige beteekenis van Tuischen aangetroffen (Keure u.s., V, 409, kol. 2). Van die laatste beteekenis uitgaande, schijnt ons de uitdrukking Yemende vertuuschen, uit bovenstaanden tekst, te beteekenen: Iemand zijn geld afdoen met tuischen (met de bijgedachte van plegen van bedrog onder het spel). Men vergelijke met Aftuuscen, dat bij Verdam voorkomt: Enen iet aftuuscen: Iemand iets op bedrieglijke wijze afhandig maken, afzetten.
Door art. 101 van meergemelde Keure van Hazebroek wordt verbod gedaan, iemand boven een bepaalde som te vertasseren. De ‘Cueren die ghemaect zyn int Ypersche ambacht... den XXsten dach in Novembre int jaer M. iiijc xxij’, houden daaromtrent verbod ‘Yemene te vertanseren of verdwinghen’, namelijk ‘van X s.p. of van meer’:
L. Gilliodts-van Severen, op. cit., I, blz. 302: ‘Van tansemente. Item, so wie ghehouden ware wettelike dat hi yemene vertanseerde of verdwonghe van x s.p. of van meer, dat ware up eene boete van lx lb. p. jeghen den heere ende tansement weider te keerne dies beghert; ende beneden x s. up x lb. ende tansement weder te keerne dies beghert.’ (Keure van 1422.)
Yemene verdwinghen beteekent: Hem met geweld dwingen geld te geven, Geld afdwingen; nl. ‘by dreygement’, ofwel ‘by gewelde, fortse oft dreygementen’ (Keure van Hazebroek, III, 8) geld afdoen, wat op het Fr. Extorsion par menaces uitkomt.
Edw. Gailliard.
|
|